Advies van het Comité van de Regio’s — De Europese film in het digitale tijdperk
Advies van het Comité van de Regio’s — De Europese film in het digitale tijdperk
21.1.2015 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 19/70 |
Advies van het Comité van de Regio’s — De Europese film in het digitale tijdperk
(2015/C 019/15)
|
HET COMITÉ VAN DE REGIO’S,
1. | is het met de Europese Commissie eens dat de Europese filmindustrie behoefte heeft aan een stimulerende omgeving om haar volledige culturele en economische potentieel te kunnen verwezenlijken, en dat de betrokken actoren op alle niveaus hiervoor moeten worden gemobiliseerd: in de sector zelf, in de lidstaten, van lokaal tot nationaal niveau, en vaak ook in grensoverschrijdend verband. |
2. | De lokale en regionale overheden spelen een sleutelrol bij het bevorderen en benadrukken van de waarde van cultuur, de instandhouding van het cultureel erfgoed en de bevordering van artistieke innovatie(1), de vaststelling van culturele strategieën, de ontwikkeling van initiatieven voor de sector, en de totstandkoming van aangepaste infrastructuur. |
3. | De cultuursector draagt stevig bij tot de lokale en regionale ontwikkeling door Europese regio’s aantrekkelijker te maken, duurzaam toerisme te ontwikkelen en nieuwe duurzame werkgelegenheidskansen te scheppen(2). |
4. | Het CvdR herinnert eraan dat de overgang naar het digitale tijdperk nieuwe mogelijkheden biedt voor de interconnectie tussen verschillende Europese regio’s. Dit overgangsproces biedt de kans om een nieuw publiek aan te trekken, alternatieve inhoud te baat te nemen, nieuwe diensten te verlenen, inhoud uit verschillende regio’s zichtbaarder te maken en de interregionale culturele samenwerking te ondersteunen. Er moet tevens rekening mee worden gehouden dat de digitale omwenteling kosten met zich meebrengt die voor de territoriale overheden een grote uitdaging kunnen zijn. |
I. BELEIDSAANBEVELINGEN
Algemene opmerkingen
5. | Het CvdR verbindt zich ertoe bij te dragen aan de ontwikkeling en follow-up van de nieuwe strategie voor de Europese filmsector waartoe de Commissie het startsein heeft gegeven in haar mededeling „Steun aan culturele en creatieve sectoren ten behoeve van groei en banen in de EU”(3), en die erop is gericht het concurrentievermogen van deze snel groeiende sectoren te versterken, en andere sectoren zoals innovatie en informatietechnologieën te laten meeprofiteren van deze ontwikkeling. |
6. | Het CvdR wenst actief deel te nemen aan de werkzaamheden van het Europees Filmforum, om een debat op gang te brengen over de steeds snellere ontwikkeling van de audiovisuele sector, en een dialoog aan te gaan met alle partijen die betrokken zijn bij het filmbeleid. De uitwisseling van beste praktijken moet vooral zorgen voor een verbetering van de Europese concurrentievoordelen, de uitvoering van gemeenschappelijke projecten en respect voor de culturele diversiteit en de vraag van de burgers/consumenten. Ook moet worden gezorgd voor een doeltreffende EU-brede bescherming van minderjarigen, en zouden films toegankelijk moeten worden gemaakt voor slechthorenden en slechtzienden. |
7. | Het CvdR benadrukt dat het huidige debat moet worden gevoerd in samenhang met een ander initiatief van de Commissie, „Een digitale agenda voor Europa”(4). |
8. | Het CvdR is ingenomen met het door de Commissie gekozen tijdstip voor de publicatie van haar initiatief, aangezien het nieuwe programma „Creatief Europa” en met name het subprogramma Media voor de audiovisuele sector, begin 2014 van start zijn gegaan. Een van de voornaamste doelstellingen van Media is de vraag naar films te versterken, hun grensoverschrijdende distributie te bevorderen en het potentiële publiek in de Europese Unie en de rest van de wereld te bereiken. |
9. | Het CvdR onderstreept de noodzaak van een gecoördineerde aanpak om in te spelen op de nieuwe uitdagingen in verband met de snelle evolutie van de Europese filmsector, door enerzijds een doeltreffend antwoord te geven op de toenemende kloof tussen het Europese publiek en het culturele aanbod in het algemeen(5), en anderzijds zich aan te passen aan het gebruik van digitale media door datzelfde publiek(6). Het is van essentieel belang dat de sector erin slaagt de verschillende soorten verbindingswijzen (streaming, VOD-platforms, enz.) en toestellen (smartphones, tablets, aangesloten televisies) weet te bereiken en te exploiteren, om de verspreidingsmogelijkheden van Europese films te vergroten en zo een nieuw publiek te bereiken. |
10. | Gezien het onschendbare beginsel van de culturele diversiteit enerzijds en het concurrentievermogen anderzijds, is het zaak een gecoördineerde aanpak te ontwikkelen voor de lokale, regionale, nationale, interregionale en Europese exploitanten, om iets te doen aan de structurele gebreken van de Europese filmindustrie bij het bereiken van potentieel publiek in de Europese Unie en wereldwijd, die door de Commissie als volgt worden samengevat:
|
11. | De in de mededeling voorgestelde maatregelen lijken geen problemen op te leveren wat de inachtneming van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel betreft. Vanuit het oogpunt van de multilevel governance daarentegen zouden de regionale en lokale en regionale overheden systematisch moeten deelnemen aan het bedenken, uitvoeren en opvolgen van maatregelen die zijn bedoeld om de Europese filmindustrie te doen evolueren. |
Evaluatie van het financieringskader — Regelingen voor overheidsfinanciering
12. | Het CvdR stelt vast dat de lidstaten met meer dan 600 nationale, regionale en lokale steunmaatregelen(7) een brede waaier aan ondersteunende maatregelen voor de productie van films, televisieprogramma’s en andere audiovisuele werken hebben opgezet, op basis van zowel culturele als economische overwegingen, waarbij de belangrijkste culturele doelstelling is ervoor te zorgen dat de regionale en lokale culturen en hun creatieve potentieel in de audiovisuele media tot uiting komen. |
13. | Het CvdR deelt de mening van de Commissie dat de algehele complementariteit en samenhang van de overheidssteun moeten worden versterkt om de efficiëntie ervan in het algemeen te verbeteren. Dit zou de regionale, nationale, interregionale en supranationale financieringsniveaus moeten omvatten en betrekking moeten hebben op de financiering van alle verschillende activiteiten. |
14. | Voor de lokale en regionale overheden is het van belang dat de mogelijkheid blijft bestaan om territoriale clausules in te voeren voor de uitgaven, wat essentieel is om de kritische massa aan activiteiten te genereren die nodig is om de dynamiek van de ontwikkeling en consolidatie van de filmindustrie veilig te stellen. |
15. | Het CvdR wijst erop dat de investeringsfondsen voor de regionale ondersteuning van de audiovisuele sector op lokaal en regionaal niveau een structurerend effect hebben, vooral dankzij de invoering van financieringsmechanismen voor audiovisuele producties en coproducties. |
16. | Volgens de studie over de economische en culturele gevolgen van territoriale clausules in steunregelingen voor de filmindustrie verstrekken de lidstaten bovendien jaarlijks 1 miljard euro aan bijkomende steun door middel van belastingprikkels voor de filmindustrie(8). |
17. | Het CvdR verzoekt de overheden om de invoering van belastingprikkels voor films en audiovisuele werken te bestuderen, bijvoorbeeld door belastingvrijstellingen te verlenen aan particuliere partners. |
18. | De Europese Commissie stelt terecht dat het evenwicht tussen de uitgaven voor productie, distributie en promotie van films moet worden hersteld. |
19. | Het is inderdaad zo dat bij de verdeling van de beschikbare budgetten over productie en distributie/promotie, deze laatste activiteiten er bekaaid afkomen. Toch kunnen de bedragen die hiervoor worden uitgetrokken in de VS niet als voorbeeld worden genomen om te pleiten voor een meer evenwichtige verdeling. Alom wordt toegegeven dat financiële steun nodig is om de Europese audiovisuele productie te steunen, en dat producenten moeite hebben voldoende startkapitaal bijeen te brengen om hun projecten te concretiseren, met als rechtstreeks gevolg dat sommige films ondergefinancierd zijn en de kwaliteit erop achteruit gaat. Meer middelen uittrekken voor promotie en distributie zou de problemen in verband met de onderfinanciering van films niet oplossen, en zou ook niet helpen om een groter publiek te bereiken. Hoewel hogere budgetten voor distributie en promotie op zich wenselijk zijn, mag dit in geen geval ten koste gaan van de productiebudgetten van Europese films. |
20. | De moeilijkheden die Europese films vaak hebben om een publiek te vinden vloeien soms voort uit het feit dat, tijdens het uitwerken van het filmproject, niet een bepaald publiek voor ogen wordt gehouden. Films die van begin af aan — al tijdens het schrijven van het scenario — op een nichepubliek zijn gericht hebben over het algemeen minder moeite hun publiek te bereiken dan films die op het grote publiek zijn gericht. Zoals de Commissie opmerkt is dit soms ook het gevolg van de te beperkte promotiebudgetten, die een brede vertoning van films onmogelijk maken. |
21. | Het CvdR herinnert eraan dat iedere film een prototype is en dat onmogelijk met zekerheid kan worden voorspeld of een film een succes wordt. |
22. | Veel films zouden baat hebben bij een langere ontwikkeling alvorens in productie te worden genomen. Daarom moet er extra ontwikkelingssteun komen, in aanvulling op de steun van het programma „Creatief Europa” en het subprogramma Media. |
Evaluatie van het financieringskader — De betrokkenheid van nieuwkomers in de waardeketen
23. | Het CvdR is van mening dat de geleidelijke convergentie, het veranderende gedrag van consumenten en de opkomst van nieuwe bedrijfsmodellen van invloed zijn op de financiering van audiovisuele producties. De trend bij VOD-platforms om steeds meer te investeren in originele inhoud bewijst dat deze nieuwe spelers potentiële investeerders in audiovisuele inhoud zijn. |
24. | Het CvdR benadrukt dat de nieuwe actoren (VOD-platforms, telecommunicatie-exploitanten, over-the-top operatoren, enz.) die Europese inhoud gebruiken, bijdragen aan de financiering en aan dezelfde regels moeten voldoen als nationale operatoren, zodat sprake is van een eerlijke concurrentie tussen nationale operatoren en operatoren van buiten Europa, en om ervoor te zorgen dat er meer geld is voor de financiering van alternatieve inhoud, en de culturele diversiteit gewaarborgd is. |
25. | Het CvdR wil een debat voeren met alle betrokken actoren om het land-van-oorsprongbeginsel dat is opgenomen in de richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn)(9), opnieuw te evalueren. Daarbij moet de werking van dit beginsel worden beoordeeld tegen de achtergrond van de veranderingen die het audiovisuele landschap momenteel ondergaat. |
26. | Het CvdR bevestigt de beginselen die zijn opgenomen in het Unesco-verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, zoals het recht van staten en gemeenschappen om gepaste maatregelen te nemen voor de bescherming en bevordering van de culturele diversiteit, met name in de vorm van steun voor de uitgave, productie en verspreiding van inhoud, ongeacht de gebruikte drager (traditionele tv-uitzendingen, on-demanddiensten, internet, enz.). |
27. | Het CvdR is van mening dat de gegevens die worden verzameld door arthouse-bioscopen (in het kader van het Media-programma) en de statistieken van grote internet-exploitanten, de VOD-sector en openbare omroepen (en commerciële zenders die overheidssteun ontvangen, of om de concurrentie niet te verstoren) beschikbaar moeten worden gesteld aan de regionale en nationale filmindustrie. Er moet een einde worden gemaakt aan het huidige gebrek aan transparantie waardoor de overheid moeite heeft wetgeving vast te stellen voor nieuwe operatoren en hen algemene verplichtingen op te leggen die wel gelden voor publieke omroepen, via beheerscontracten of andere middelen. |
Vormgeving van een innovatief ondernemingsklimaat
28. | Het CvdR kijkt uit naar de resultaten van de openbare hoorzitting in het kader van het groenboek „Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld: groei, creatie en waarden”(10) van de Europese Commissie, om te zien in hoeverre de AVMD-richtlijn(11) nog beantwoordt aan haar doelstellingen, namelijk om de productie, distributie, beschikbaarheid en aantrekkingskracht voor de markt van Europese werken in de digitale interne markt te bevorderen. |
29. | Het CvdR wijst op het verschil in behandeling in de AVMD-richtlijn tussen enerzijds lineaire audiovisuele diensten, waarvoor de Europese omroepen worden verplicht een bepaald percentage Europese en onafhankelijke producties in hun programmering op te nemen, en anderzijds de niet-lineaire audiovisuele diensten, waarvoor deze verplichting minder strikt is geformuleerd. De opkomst van niet-lineaire diensten (VOD) en de opgedane ervaringen kunnen helpen om de doeltreffendste methoden aan te wijzen en toe te passen om de opname van Europese producties in deze diensten te bevorderen. |
30. | Als gevolg van de snelle ontwikkeling van de sector zou de Europese Commissie proefprojecten moeten opzetten met betrekking tot de volgorde waarin films worden uitgebracht in de verschillende media, om te kijken of het huidige systeem van mediavensters moet worden versoepeld (bijvoorbeeld door de invoering van een „day and date”-systeem). Het CvdR onderstreept dat lokale actoren en rechthebbenden moeten worden beschermd door middel van een adequaat bedrijfsmodel, terwijl de nieuwe mogelijkheden van de digitale technologieën worden benut en de toegankelijkheid tot de inhoud voor alle burgers wordt verbeterd. Ook moet rekening worden gehouden met het nieuwe gedrag en de verwachtingen van consumenten, die altijd en overal onmiddellijk toegang wensen te krijgen tot nieuwe inhoud, en tegelijkertijd moet de ontwikkeling en versterking van nieuwe bedrijfsmodellen voor de financiering en distributie van deze inhoud mogelijk worden gemaakt. |
31. | Het CvdR benadrukt dat moet worden gewerkt aan een modern kader voor auteursrecht dat de deponering en onlinebeschikbaarheid van films in de EU bevordert, zodat de daadwerkelijke erkenning en vergoeding van houders van rechten gewaarborgd blijft. Tegelijkertijd moet het kader duurzame prikkels voor creativiteit, culturele diversiteit en innovatie geven, de keuze vergroten en wettelijke oplossingen toegankelijk maken voor eindgebruikers, nieuwe bedrijfsmodellen levenskansen bieden en daadkrachtiger bijdragen tot het bestrijden van illegale aanbieding en piraterij(12). |
Versterking van de creatieve omgeving
32. | Het CvdR is het met de Commissie eens dat Europa talenten moet koesteren en professionele vaardigheden in de Europese filmindustrie moet ontwikkelen, en dat creatieve partnerschappen tussen filmscholen en bedrijven moeten worden aangemoedigd. Het wijst in dit verband op het belang van de steun die wordt verleend in het kader van de programma’s Creatief Europa en Erasmus+. |
33. | Het CvdR hamert nogmaals op het belang van een meer proactieve benadering ter ondersteuning van synergiewerking tussen culturele en creatieve sectoren en met sociale of economische actoren op andere gebieden. Zo kunnen nieuwe, innoverende activiteiten worden bevorderd, zoals multimedia, sociale media, digitale uitgeverij en creatief toerisme(13). |
Toegankelijkheid en het bereiken van nieuw publiek
34. | Het CvdR onderstreept dat het voor Europese films van groot belang is nieuw publiek te zoeken en te creëren, en is het met de Europese Commissie eens dat instrumenten moeten worden ontwikkeld die zowel meer toegangsmogelijkheden bieden tot Europese films, met name niet-nationale films, als zorgen voor een grotere vraag naar die films. |
35. | Het is inderdaad nuttig om informatie over de voorkeuren van het publiek te verzamelen om zo de factoren die kunnen bijdragen tot het succes van een film, nauwkeuriger te kunnen sturen. Hoewel films die nationale en regionale overheidssteun hebben genoten zich meestal tot een lokaal publiek richten, is het echter niet zo dat wanneer het lokale aspect van een productie wordt uitgegomd, deze meer kans heeft om een commercieel succes te worden in andere Europese landen, en daar een publiek te vinden. Het CvdR is van mening dat alleen films die succesvol zijn in eigen land de belangstelling van een buitenlandse distributeurs kunnen wekken en kans maken om in andere landen te worden uitgebracht. Het zou contraproductief zijn te denken dat films moeten worden gemaakt volgens „de Europese kleinste gemene deler”. De culturele diversiteit vraagt juist dat specifieke lokale en regionale kenmerken onder de aandacht worden gebracht, omdat het deze specifieke kenmerken zijn die de Europese identiteit vormen. |
36. | Het CvdR denkt dat de digitale revolutie tot een grotere flexibiliteit qua distributie zal leiden, door i.p.v. het traditionele distributiesysteem alternatieven te bieden die beantwoorden aan de vraag van de burgers om inhoud sneller en op meer dragers te kunnen bekijken. |
37. | Het is absoluut zaak dat de overheden de nationale VOD-platforms via nationale of regionale beleidsmaatregelen aanmoedigen om Europese films een prominentere plaats te geven in hun catalogi, door speciale strategieën of promotiecampagnes uit te voeren. |
38. | Het CvdR onderstreept dat coproducties — vaak onontbeerlijk voor de financiële en artistieke totstandkoming van Europese films — ook ten goede komen aan de circulatie van films, en kunnen worden verbeterd wanneer coproducenten zelf beter anticiperen op de releasevoorwaarden in de verschillende landen waaruit de coproducenten afkomstig zijn. |
39. | Het CvdR is ingenomen met de constructieve dialoog die heeft plaatsgevonden in het kader van „Licenties voor Europa”, vooral over de behoefte en de procedures om het Europees cinematografisch erfgoed te digitaliseren, restaureren en toegankelijk te maken voor de burgers. Dit zou moeten gebeuren op onderling verbonden platforms, zodat de erfgoedinstellingen de in hun archieven opgeslagen werken kunnen vrijgeven terwijl de rechthebbenden een rechtvaardig deel van de inkomsten krijgen. |
40. | Deze platforms zouden moeten zorgen voor een betere beschikbaarheid van meer nagesynchroniseerde en ondertitelde films van een bepaald land in meer talen(14), nog steeds met als doel het Europees cinematografisch erfgoed voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk te maken. |
41. | Het CvdR hamert erop dat de filmindustrie moet worden gemoderniseerd via digitaliserings- en opleidingsprojecten, met inschakeling van de Europese structuurfondsen. De filmindustrie moet bijdragen aan een lokale en regionale ontwikkelingsstrategie ten behoeve van de burgers, rekening houdend met de culturele en taalkundige diversiteit en de uiteenlopende nationale audiovisuele landschappen. |
42. | Het CvdR benadrukt dat filmeducatie een ondergefinancierd terrein blijft, en dat hiervoor Europese middelen moeten worden vrijgemaakt. Dit is een sleutelsector, die jongeren bewust kan maken dat er niet alleen maar Amerikaanse films worden gemaakt; de filmkunst is bovendien een vorm van cultuur die jongeren kan inwijden in de vele gezichten van de Europese identiteit. |
43. | Het is van belang dat de Commissie in haar filmbeleid het gewicht van de territoriale dimensie erkent en aangeeft dat overheidsfinanciering van audiovisuele werken op lokaal, regionaal en interregionaal niveau gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld om de culturele diversiteit te beschermen. De Europese Verdragen en het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen zouden volledig van toepassing moeten zijn. |
Gedaan te Brussel, 4 december 2014.
De voorzitter van het Comité van de Regio’s
Michel LEBRUN