Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's /* COM/2014/0203 final - 2014/0118 (NLE) */


TOELICHTING

De geleidelijke openstelling van bepaalde programma’s en agentschappen van de Unie voor de deelname van partnerlanden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) is een van de vele maatregelen om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. De Commissie heeft dit aspect van het beleid uitvoeriger uiteengezet in haar mededeling van december 2006 over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s[1].

De Raad heeft deze aanpak in zijn conclusies van 5 maart 2007 goedgekeurd[2].

Op basis van de mededeling van de Commissie en van zijn conclusies heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren verstrekt om met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Moldavië, Oekraïne, Palestina en Tunesië te onderhandelen over kaderovereenkomsten over de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s[3].

De Europese Raad van juni 2007 heeft opnieuw bevestigd dat het ENB van cruciaal belang is[4] en heeft zijn goedkeuring gehecht aan een voortgangsverslag van het voorzitterschap[5], dat aan de Raad op 18 en 19 juni 2007 was voorgelegd, en aan de daarmee verband houdende conclusies van de Raad[6]. In het verslag wordt verwezen naar de richtsnoeren van de Raad voor onderhandelingen over de desbetreffende aanvullende protocollen.

In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, getiteld "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden"[7], die werd bekrachtigd door de conclusies van de Raad van 20 juni 2011, wordt voorts benadrukt dat de EU de deelname van partnerlanden aan EU-programma's wenst te bevorderen.

Momenteel zijn er protocollen ondertekend met Armenië, Georgië, Israël, Jordanië, Moldavië, Marokko en Oekraïne.

In december 2013 maakte Tunesië zijn belangstelling kenbaar om deel te nemen aan het ruime aanbod van programma’s die openstaan voor ENB-partnerlanden. De tekst van het protocol waarover met Tunesië is onderhandeld, is als bijlage opgenomen.

De Commissie dient hierbij een voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol. Dit protocol omvat een kaderovereenkomst inzake de algemene beginselen voor de deelname van Tunesië aan programma’s van de Unie. De overeenkomst omvat standaardbepalingen die gelden voor alle partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid waarmee dergelijke protocollen zullen worden gesloten.

Overeenkomstig artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zal het Europees Parlement worden gevraagd de sluiting van dit protocol goed te keuren.

Tegelijkertijd dient de Commissie een voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol.

De Raad wordt verzocht het aangehecht voorstel voor een besluit goed te keuren.

2014/0118 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's (hierna: “het protocol” genoemd) is namens de Unie ondertekend op […].

(2) Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen voor de deelname van Tunesië aan bepaalde programma's van de Unie. Het bij het protocol vastgestelde horizontale kader vormt een maatregel voor economische, financiële en technische samenwerking, die toegang geeft tot bijstand, met name financiële bijstand, die door de Unie op grond van de programma's van de Unie wordt verleend. Dit kader geldt alleen voor de programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door Tunesië. De ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

(3) Het protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's (hierna "het protocol" genoemd) wordt namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die namens de Europese Unie en haar lidstaten wordt gemachtigd tot het verrichten van de in artikel 10 van het protocol bedoelde kennisgeving, waarmee de instemming van de Europese Unie en haar lidstaten om door het protocol gebonden te zijn, tot uitdrukking wordt gebracht.

De datum van inwerkingtreding van het protocol wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie door het secretariaat-generaal van de Raad.

Artikel 3

De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie de specifieke voorwaarden voor de deelname van Tunesië aan een bepaald programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie houdt de bevoegde werkgroep van de Raad op de hoogte.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] COM(2006) 724 definitief van 4 december 2006.

[2] Conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 5 maart 2007.

[3] Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […] (beperkte verspreiding), doc. nr. 10412/07.

[4] Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 21 en 22 juni 2007, doc. nr. 11177/07.

[5] Voortgangsverslag van het voorzitterschap over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, doc. nr. 10874/07.

[6] Conclusies van de Raad over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken en externe Betrekkingen van 18 juni 2007, doc. nr. 11016/07.

[7] COM(2011) 303 definitief van 25 mei 2011.

BIJLAGE PROTOCOL bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's

De EUROPESE UNIE, hierna “de Unie” genoemd,

enerzijds,

en

de REPUBLIEK TUNESIË, hierna "Tunesië" genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk “de partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Tunesië heeft een Euro-mediterrane overeenkomst gesloten waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd), die op 1 maart 1998 in werking is getreden.

(2) De Europese Raad van Brussel van 17 en 18 juni 2004 heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de Commissievoorstellen voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004.

(3) In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van zijn instemming met dit beleid.

(4) De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene en alomvattende aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 4 december 2006 (COM (2006) 724 definitief), die tot doel heeft de ENB-partnerlanden, naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen.

(5) Tunesië heeft de wens geuit aan een aantal programma’s van de Unie deel te nemen.

(6) De specifieke voorwaarden en regelingen voor de deelname van Tunesië aan de verschillende programma’s, met inbegrip van de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in onderling overleg tussen de Europese Commissie, die handelt namens de Unie, en Tunesië,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Tunesië mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige programma’s van de Unie die overeenkomstig de bepalingen tot vaststelling van die programma’s voor het land openstaan.

Artikel 2

Tunesië verstrekt een financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma's waaraan het deelneemt.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van Tunesië mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de programma's waaraan Tunesië een financiële bijdrage levert, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen die Tunesië aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Tunesië worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma's voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

Artikel 5

De specifieke voorwaarden en regelingen voor de deelname van Tunesië aan de verschillende programma’s, met inbegrip van de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in onderling overleg tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Tunesië, op grond van de criteria die in deze programma's zijn bepaald.

Als Tunesië op grond van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument of van een soortgelijke toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Tunesië, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een EU-programma verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Tunesië van de bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld.

Artikel 6

In de in artikel 5 bedoelde overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer.

Er worden gedetailleerde bepalingen in opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

Artikel 7

Dit protocol geldt voor de looptijd van de Euro-mediterrane overeenkomst.

Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.

Elk van beide partijen kan de overeenkomst opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Het protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Opzegging van het protocol door een partij is niet van invloed op de in de artikelen 5 en 6 bedoelde controles.

Artikel 8

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Tunesië aan programma’s van de Unie.

Artikel 9

Dit protocol is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Tunesië.

Artikel 10

In afwachting van de inwerkingtreding van het protocol komen de partijen overeen dat zij dit protocol voorlopig toepassen vanaf de datum van ondertekening ervan, onder voorbehoud van voltooiing van de noodzakelijke procedures.

Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de partijen elkaar via diplomatieke kanalen ervan in kennis stellen dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.

Artikel 11

Dit protocol vormt een integrerend onderdeel van de Euro-mediterrane overeenkomst gesloten waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Tunesië, anderzijds.

Artikel 12

Dit protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Arabische, de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel,

Voor de Europese Unie Voor de Republiek Tunesië