Home

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 8 mei 2014 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst (Zaak M.6905 — INEOS/Solvay/JV) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2984 final) Voor de EER relevante tekst

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 8 mei 2014 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst (Zaak M.6905 — INEOS/Solvay/JV) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2984 final) Voor de EER relevante tekst

15.11.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 407/8


SAMENVATTING VAN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2014

waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst

(Zaak M.6905 — INEOS/Solvay/JV)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2984 final)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 407/06

Op 8 mei 2014 heeft de Commissie een besluit vastgesteld met betrekking tot een concentratiezaak op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(1), en met name artikel 8, lid 2, van die verordening. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van het besluit, in voorkomend geval in de vorm van een voorlopige versie, is in de authentieke taal van de zaak te vinden op de website van directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html

I. INLEIDING

1.

Op 16 september 2013 heeft de Europese Commissie (hierna „Commissie”) een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 (hierna de „concentratieverordening”)(2) ontvangen. Daarin was meegedeeld dat INEOS AG („INEOS”, Zwitserland) en Solvay NV („Solvay”, België) (hierna samen de „aanmeldende partijen”), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over een gemeenschappelijke onderneming door de overdracht van activa(3).

II. DE PARTIJEN EN DE OPERATIE

2.

INEOS is de moedermaatschappij van een groep ondernemingen die actief zijn in de productie van petrochemische producten, speciale chemicaliën en olieproducten. Haar dochteronderneming INEOS ChlorVinyls is een Europese producent van chlooralkaliproducten en een leverancier van polyvinylchloride (pvc).

3.

Solvay is de moedermaatschappij van een groep ondernemingen die internationaal actief zijn in onderzoek, ontwikkeling, productie, marketing en verkoop van chemicaliën en kunststoffen. SolVin is een Europese leverancier van pvc-harsen, waarin Solvay zeggenschap uitoefent over 75 % van de aandelen (min één aandeel) terwijl de resterende 25 % (plus één aandeel) in handen van BASF is. Hierna worden de namen Solvay en SolVin gebruikt om dezelfde groepsidentiteit aan te duiden.

4.

Op 6 mei 2013 ondertekenden de aanmeldende partijen een intentieverklaring om hun Europese chloorvinyl- en daarmee verbonden activiteiten in een gemeenschappelijke onderneming onder te brengen, waarin elke partij een belang van 50 % zal aanhouden (hierna de „transactie”). De intentieverklaring voorziet in uitstapmechanismen waarbij INEOS het belang van 50 % van Solvay in de gemeenschappelijke onderneming zou verwerven: de uitstapregeling zou worden uitgeoefend tussen drie en zes jaar vanaf de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming, waarna INEOS de enige eigenaar van de activiteiten zou zijn. Na zes jaar bestaan van de gemeenschappelijke onderneming zou INEOS in elk geval de enige eigenaar van deze onderneming worden. De transactie werd openbaar gemaakt op 7 mei 2013.

5.

De Commissie is van oordeel dat de transactie op grond van de intentieverklaring een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening vormt en aanleiding geeft tot een gemeenschappelijke onderneming met alle functies van een onderneming in de zin van artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening.

III. EUROPESE DIMENSIE

6.

De betrokken ondernemingen behaalden in 2011 samen een totale wereldwijde omzet van meer dan 5 000 miljoen EUR. Elke onderneming afzonderlijk heeft een Europese omzet van meer dan 250 miljoen EUR en behaalt niet meer dan twee derde van haar totale Europese omzet in een en dezelfde lidstaat. De transactie heeft dan ook een Europese dimensie.

IV. PROCEDURE

7.

Op basis van de uitkomsten van het marktonderzoek tijdens fase I formuleerde de Commissie ernstige twijfels ten aanzien van de verenigbaarheid van de transactie met de interne markt en stelde zij op 5 november 2013 een besluit tot inleiding van de procedure vast overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening. Op 22 november 2013 hebben de aanmeldende partijen hun schriftelijke opmerkingen ingediend ten aanzien van het besluit overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c).

8.

Op 18 november 2013 werd de termijn voor vaststelling van een definitief besluit in deze zaak op verzoek van de aanmeldende partijen verlengd met tien werkdagen.

9.

Op 21 januari 2014 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Vervolgens werd toegang tot het dossier verleend. De aanmeldende partijen antwoordden op 5 februari 2014 op de mededeling van punten van bezwaar.

10.

Op 5 februari 2014 werd aan de aanmeldende partijen een „letter of facts” gezonden. De aanmeldende partijen antwoordden op 12 februari 2014 op de letter of facts.

11.

Op verzoek van de aanmeldende partijen vond op 10 februari 2014 een hoorzitting plaats.

12.

Op 13 februari 2014 verlengde de Commissie met instemming van de aanmeldende partijen de termijn voor vaststelling van een definitief besluit met tien werkdagen.

13.

Op 27 februari 2014 dienden de aanmeldende partijen een eerste reeks maatregelen in (hierna de „verbintenissen van 27 februari 2014”). Deze verbintenissen werden niet onderworpen aan een markttest en werden vervangen door een herziene reeks verbintenissen die op 7 maart 2014 werd ingediend, hetgeen aanleiding gaf tot een automatische verlenging met 15 werkdagen van de termijn voor de vaststelling van een definitief besluit in deze zaak. Deze maatregelen werden vervolgens gewijzigd op 10 en 11 maart 2014 (hierna de „verbintenissen van 11 maart 2014”).

14.

Op 12 maart 2014 werd een markttest verricht om te beoordelen of de gewijzigde maatregelen passend zouden zijn om de bezwaren van de Commissie met betrekking tot de mededinging weg te nemen.

15.

Op 13 april 2014 dienden de aanmeldende partijen een definitieve reeks van herziene verbintenissen in met daarin verdere verbeteringen.

16.

Het Adviescomité besprak het ontwerp van besluit op 22 april 2014 en bracht een gunstig advies uit.

V. BEOORDELING

17.

De zaak heeft betrekking op een groot aantal markten betreffende de productie van pvc(4). De productie van pvc is een geïntegreerde keten van processen, waarin chlorine en ethyleen gebruikt worden als voornaamste inputs, zoals omschreven in onderstaande figuur.

Figuur 1

Overzicht van de processen en tussenproducten die betrokken zijn bij de productie van pvc

Image

Bron: Formulier CO

18.

Bij de transactie zijn de volgende markten horizontaal betrokken: i) suspensie-pvc („S-PVC”), ii) natriumhypochloriet, iii) butadieen, iv) raffinaat 1, v) chlorine, vi) vloeibare bijtende soda, vii) vinylchloridemonomeer („VCM”), viii) zoutzuur, ix) emulsie-PVC („E-PVC”), x) methyleenchloride en xi) chloroform. Dit geeft ook aanleiding tot horizontale overlappingen in verbindingen met ethyleen, pygas, propyleen, butadieen, ethyleendichloride („EDC”) en S-PVC.

19.

Bij de transactie zijn een aantal markten verticaal betrokken: i) propyleen en allylchloride, ii) chlorine en EDC, iii) chlorine en chlorineproductietechnologieën, iv) chlorine en electrocoating, v) zout en bijtende soda, vi) zout en natriumhypochloriet, vii) chlorineproductietechnologieën en bijtende soda, viii) chlorineproductietechnologieën en natriumhypochloriet, ix) electrocoating en bijtende soda, x) electrocoating en natriumhypochloriet, xi) EDC- en EDC/VCM-technologieën, xii) EDC en VCM, xiii) VCM- en EDC/VCM-technologieën, xiv) EDC-katalysatoren en EDC, xv) E-PVC en VCM, xvi) S-PVC en S-PVC-technologieën, xvii) S-PVC en PVC-additieven, xviii) E-PVC en PVC-additieven, xix) S-PVC en S-PVC-verbindingen, xx) koolstoftetrachloride en perchloorethyleen, xxi) koolstoftetrachloride en HFC-365mfc.

20.

De Commissie is van oordeel dat de transactie bezwaren doet rijzen wat betreft de concurrentie op het gebied van de horizontale overlappingen op de S-PVC- en natriumhypochlorietmarkten. De Commissie heeft geen bezwaren geopperd wat de resterende betrokken markten betreft. Deze andere markten zullen derhalve niet worden besproken in deze samenvatting(5).

1. Omschrijving van de productmarkt

21.

S-PVC wordt gebruikt voor zowel harde (ongeplastificeerde) als buigzame (geplastificeerde) eindtoepassingen. Harde toepassingen betreffen buizen, hulpstukken en profielen (waaronder raam- en deurprofielen). Tot de buigzame toepassingen behoren isolatiefolies en -bladen voor draden en kabels. S-PVC heeft vele andere toepassingen zoals de vervaardiging van flessen.

22.

De Commissie concludeert dat de relevante productmarkt voor de beoordeling van de gevolgen van de transactie de totale markt voor de productie en levering van commodity S-PVC is, met inbegrip van alle k-waarden en met uitsluiting van copolymeren in het algemeen en high impact S-PVC. Een aantal differentiërende factoren tussen de verschillende graden van commodity S-PVC wordt echter — indien van belang — in aanmerking genomen voor de beoordeling van de mededinging. Daarnaast houdt de Commissie om redenen die verband houden met de aanbodzijde, bij haar berekening van marktaandelen op basis van capaciteit voor elke pvc-leverancier rekening met het vermogen en de prikkels die daartoe aanzetten, om capaciteit die voorheen voor andere types S-PVC werd gebruikt, in te zetten voor de productie van commodity S-PVC.

23.

Natriumhypochloriet wordt in verschillende sterkten aangewend voor een aantal toepassingen. Het wordt als ontsmettingsmiddel en bleekmiddel gebruikt in huishoudelijke en industriële toepassingen en voor waterbehandeling. Het grootste deel van de natriumhypochlorietproductie in de EER is een onvermijdelijk bijproduct in de productie van chlorine („fatale” natriumhypochloriet). Wanneer de vraag het volume van de als bijproduct van het productieproces van chlorine aangemaakte „fatale” natriumhypochloriet overschrijdt, kan natriumhypochloriet ook doelbewust worden vervaardigd („vrijwillige” natriumhypochloriet).

24.

De Commissie is op basis van vroegere zaken van oordeel dat natriumhypochloriet een enkele productmarkt vormt.

2. Omschrijving van de geografische markt

25.

Wat de markt voor commodity S-PVC betreft, concludeert de Commissie dat de geografische omvang van de markt regionaal is en enger dan de volledige EER. Kwalitatief en kwantitatief bewijsmateriaal in het dossier van de Commissie wijst op de regio Noordwest-Europa (hierna „NWE”), met daarin België, Luxemburg, Nederland, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Zweden, Noorwegen en als alleenstaande cluster het Verenigd Koninkrijk, waar de concurrentievoorwaarden homogeen zijn. Voor de toepassing van dit besluit is het echter niet noodzakelijk een definitief standpunt in te nemen over de vraag of deze regionale markt alleen NWE inhoudt dan wel een ruimer geografisch gebied beslaat (de zogenoemde „NWE+-cluster”, dat wil zeggen NWE plus Oostenrijk, Finland, Italië en Zwitserland), aangezien de transactie in de twee vormen van marktafbakening resulteert in een ernstige belemmering van de daadwerkelijke mededinging.

26.

Wat de markt voor natriumhypochloriet betreft, concludeert de Commissie rekening houdend met de specifieke kenmerken van het Beneluxgebied en het ontbreken van ernstige handelsbelemmeringen, dat de relevante geografische markt voor natriumhypochloriet in dit geval kan worden geacht regionaal te zijn, met inbegrip van het hele Beneluxgebied.

3. Beoordeling uit mededingingsoogpunt

27.

Wat commodity S-PVC betreft, zijn INEOS en Solvay respectievelijk de grootste en de tweede grootste leverancier in NWE. In 2012 bedroeg het marktaandeel van INEOS op basis van verkoop en capaciteit [30-40] % terwijl het marktaandeel van Solvay in hetzelfde jaar ongeveer [20-30] % bedroeg. De transactie zou zowel voor NWE als NWE+ leiden tot het ontstaan van een onbetwiste marktleider met marktaandelen van [50-60] % onder alle criteria (verkoop en capaciteit).

28.

De Commissie heeft ook kwalitatieve en kwantitatieve aanwijzingen gevonden dat INEOS uitgaande van haar huidige positie in de NWE/NWE+-markt enige mate van marktmacht kan uitoefenen. Meer in het bijzonder bekleedt INEOS momenteel een sterke positie in de commodity S-PVC-markt, hetgeen ten dele het resultaat is van twee vroegere fusies die de Commissie op basis van de toenmalige beschikbare informatie goedgekeurd heeft. De Commissie heeft bewijzen gevonden dat de verwerving van Tessenderlo door INEOS geleid heeft tot een prijsstijging met [0-10] % in NWE.

29.

Daarnaast is de Commissie tot de bevinding gekomen dat SolVin de belangrijkste concurrentiefactor voor INEOS vormt en dat de overige leveranciers van commodity S-PVC in NWE en de EER-leveranciers van buiten deze regio niet geprikkeld worden, zelfs niet wanneer zij collectief optreden, om hun output voldoende uit te breiden zodat zij een prijsverhoging van de gemeenschappelijke onderneming zouden kunnen compenseren. Voorts speelt de invoer momenteel geen rol van belang op de markt voor commodity S-PVC en is het onwaarschijnlijk dat deze in de toekomst zodanig toeneemt dat hiermee concurrentiedruk wordt uitgeoefend op het gedrag van een gecombineerde entiteit INEOS/Solvay na de transactie.

30.

Op basis van een economische analyse die in fase II is verricht, heeft de Commissie ten slotte geoordeeld dat de variabele efficiëntieverbeteringen waarop de aanmeldende partijen zich beroepen, niet voldoen aan de drie cumulatieve criteria die in de richtsnoeren horizontale fusies(6) zijn bepaald.

31.

De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat de transactie de graad van marktmacht waarover INEOS beschikt, zou kunnen consolideren en zou kunnen leiden tot een aanzienlijke verstoring van de daadwerkelijke concurrentie door niet-gecoördineerde effecten met als gevolg dat er een dominante speler aantreedt die in staat zou zijn en ertoe zou worden geprikkeld de prijzen te verhogen en de output te beperken in de commodity S-PVC-markt, ongeacht of deze nu als NWE dan wel als NWE+ wordt omschreven.

32.

Wat natriumhypochloriet betreft, zou de transactie de eerste en de tweede leverancier in de Beneluxregio samenvoegen en een duidelijke marktleider doen ontstaan met een gezamenlijk marktaandeel van [60-70] %. Ten gevolge hiervan zou de concurrentie tussen deze twee grote marktspelers ophouden te bestaan. Er zou slechts één belangrijke speler overblijven, namelijk Akzo met [20-30] %.

33.

Bijgevolg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de transactie zal leiden tot een aanzienlijke verstoring van de daadwerkelijke concurrentie door het ontstaan van een dominante speler die in staat zal zijn en waarschijnlijk ertoe wordt geprikkeld, hogere prijzen op te leggen en de output in de natriumhypochlorietmarkt in de Benelux te beperken.

4. Conclusie

34.

Het besluit uit hoofde van artikel 8 leidt derhalve tot de conclusie dat de transactie de daadwerkelijke mededinging in de interne markt op significante wijze zou belemmeren ten gevolge van de horizontale niet-gecoördineerde effecten hiervan op de markten voor commodity S-PVC in NWE/NWE+ en de natriumhypochlorietmarkt in de Benelux.

VI. VERBINTENISSEN

1. Beschrijving van de verbintenissen

35.

De uiteindelijk aanvaarde verbintenissen werden op 11 maart 2014 door de partijen ingediend en op 13 april 2014 herzien.

36.

Deze verbintenissen bestaan uit de afstoting door een voorafgaande verkoop van i) de verticaal geïntegreerde pvc-keten van INEOS bestaande uit de membraanelektrolysecel, de EDC/VCM-fabriek en de bijbehorende productieactiva (waaronder activa voor natriumhypochlorietproductie) die in bedrijf zijn bij INEOS te Tessenderlo, België (maar met uitsluiting van de in het bedrijf gevestigde kwikelektrolysecel en de bijbehorende activa voor de productie van bijtende potas) en de S-PVC-fabrieken van INEOS te Mazingarbe (Frankrijk) en Beek Geleen (Nederland) (het „LVM-pakket”) en; ii) de verticaal geïntegreerde pvc-keten van INEOS bestaande uit chlorine- en EDC-activa te Runcorn (Verenigd Koninkrijk) en VCM/S-PVC-activiteiten te Wilhelmshaven (Duitsland) (het „Wilhelmshaven/Runcorn-pakket”).

37.

Deze verbintenissen nemen de overlapping op het gebied van geïnstalleerde S-PVC-capaciteit nagenoeg volledig weg. Bovendien zijn de drie aangeboden S-PVC-fabrieken zeer goed gelegen in NWE. Het overnemen van stroomopwaartse activa met goede toegang tot belangrijke inputs strookt met de resultaten van het marktonderzoek en de markttest waaruit blijkt dat verticale integratie en ethyleenaanbod van groot belang zijn om daadwerkelijk te concurreren op de commodity S-PVC-markt. Deze verbintenissen nemen ook de volledige overlapping op de natriumhypochlorietmarkt in de Benelux weg.

38.

Op basis van bovenstaande elementen en rekening houdend met het beding inzake initiële verkoop heeft de Commissie geconcludeerd dat de verbintenissen van 11 maart 2014, als herzien op 13 april 2014, toereikend waren om de bezwaren met betrekking tot de mededinging ten gevolge van de transactie weg te nemen.

VII. CONCLUSIE EN VOORSTEL

39.

Bij besluit uit hoofde van artikel 8, lid 2, wordt geconcludeerd dat onder voorwaarde van volledige naleving van de verbintenissen van 11 maart 2014 de transactie de daadwerkelijke mededinging in de interne markt of in een belangrijk gedeelte daarvan niet op significante wijze belemmert. Bijgevolg verklaart de Commissie de transactie overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-overeenkomst verenigbaar met de interne markt en met de EER-overeenkomst.