Home

Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 3/2015 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 3/2015 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

26.3.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/6


Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 3/2015 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen

(2015/C 101/02)

I. INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 5 november 2013 aan het Europees Parlement en de Raad haar voorstel doen toekomen voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval met het oog op de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 26 februari 2014 advies uitgebracht, en het Comité van de Regio’s op 3 april 2014.

Het Europees Parlement heeft op 16 april 2014(1) in eerste lezing over zijn wetgevingsresolutie gestemd en heeft 43 amendementen aangenomen.

3.

De Raad en het Europees Parlement zijn onderhandelingen aangegaan om te komen tot een akkoord in tweede lezing. Deze onderhandelingen zijn afgesloten op 17 november 2014.

4.

De voorzitter van de Commissie ENVI van het Europees Parlement heeft op 25 november 2014 in een brief aan het voorzitterschap laten weten dat hij en de rapporteur, indien de Raad diens aldus overeengekomen standpunt, na bijwerking door de juristen-vertalers, formeel aan het Europees Parlement doet toekomen, de plenaire vergadering zullen aanbevelen om het standpunt van de Raad tijdens de tweede lezing door het Parlement zonder amendementen te aanvaarden.

5.

Op 17 december 2014 heeft de Raad zijn politiek akkoord bevestigd over de tekst van deze richtlijn zoals die door de twee instellingen is overeengekomen.

II. DOELSTELLING

De richtlijn betreft in de eerste plaats lichte plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron, waartoe de meerderheid van de in de EU verbruikte plastic draagtassen behoort en die minder vaak worden hergebruikt dan dikkere tassen. Zij heeft tot doel de negatieve gevolgen van deze draagtassen voor het milieu te beperken, afvalpreventie aan te moedigen en tot een efficiënter hulpbronnengebruik te komen.

III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

A. Algemeen

Na de stemming ter plenaire vergadering hebben het Europees Parlement en de Raad onderhandeld als doel in tweede lezing een akkoord te bereiken op basis van een standpunt van de Raad in eerste lezing dat het Parlement als zodanig zou kunnen goedkeuren. De tekst van het standpunt van de Raad in eerste lezing is een volledige weerspiegeling van het tussen de medewetgevers bereikte compromis.

B. Belangrijkste punten

De belangrijkste elementen van het met het Europees Parlement bereikte compromis worden hieronder toegelicht:

1.

De vast te stellen maatregelen met het oog op het terugdringen van het verbruik van lichte plastic draagtassen bevatten één of beide van de volgende benaderingen:

de vaststelling van maatregelen om ervoor te zorgen dat het jaarlijkse verbruik uiterlijk op 31 december 2019 maximaal 90, en uiterlijk op 31 december 2025 maximaal 40, lichte plastic draagtassen per persoon bedraagt (of het equivalent in gewicht);

de vaststelling van maatregelen om ervoor te zorgen dat uiterlijk vanaf 31 december 2018 deze lichte plastic draagtassen niet meer gratis aan consumenten worden verstrekt, tenzij er even doeltreffende instrumenten worden aangewend.

Zeer lichte plastic draagtassen kunnen van die maatregelen worden uitgesloten. Deze worden omschreven als plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 15 micron die worden gebruikt om hygiënische redenen of als primaire verpakking voor onverpakte levensmiddelen als dat voedselverspilling helpt te voorkomen.

2.

Publieksvoorlichting — De Commissie en de lidstaten moedigen, ten minste in het eerste jaar van de uitvoering van deze richtlijn, actief voorlichtings- en bewustmakingscampagnes aan over de negatieve gevolgen voor het milieu van een buitensporig gebruik van lichte plastic draagtassen.

3.

Toekomstige stappen — Twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad waarin het effect van het gebruik van onder invloed van zuurstof afbreekbare plastic tassen op het milieu wordt onderzocht, alsmede een verslag betreffende de verschillende mogelijkheden om het gebruik van zeer lichte plastic draagtassen terug te dringen. De Commissie dient zes en een half jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn een verslag in waarin de doeltreffendheid van de maatregelen op EU-niveau ter bestrijding van zwerfvuil, ter verandering van consumentengedrag en ter bevordering van afvalpreventie wordt beoordeeld. Als uit de beoordeling blijkt dat de vastgestelde maatregelen niet doeltreffend zijn, onderzoekt de Commissie andere mogelijke manieren om tot een vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen te komen, waaronder de vaststelling van realistische en haalbare streefcijfers op EU-niveau. Al die verslagen moeten in voorkomend geval van wetgevingsvoorstellen vergezeld gaan.

IV. CONCLUSIE

Het standpunt van de Raad is een volledige weerspiegeling van het compromis dat is bereikt in de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad, met de goedkeuring van de Commissie. Dit compromis is bevestigd door de brief van 25 november 2014 van de voorzitter van de Commissie ENVI aan de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers.