Home

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

1.7.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 240/62


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

(2016/C 240/10)

Rapporteur:

Marco DUS (IT/PSE), gemeenteraadslid van Vittorio Veneto, Treviso

Referentiedocument:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen

COM(2015) 337 final

I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. In de effectbeoordeling van de Commissie worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel van 57 % bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/… van het Europees Parlement en de Raad ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht.

De veiling van rechten blijft de algemene regel en kosteloze toewijzing de uitzondering. Derhalve, en zoals bevestigd door de Europese Raad, mag het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, niet worden verlaagd. De gemeenschappelijke doelstelling voor het optimaal functioneren van de EU-ETS zou moeten zijn om door te gaan met een geleidelijke stijging van het percentage te veilen rechten. In de effectbeoordeling van de Commissie worden nadere gegevens over het te veilen aandeel verstrekt en wordt gepreciseerd dat dit aandeel bestaat uit namens de lidstaten geveilde rechten, inclusief voor nieuwkomers gereserveerde rechten die niet zijn toegewezen, rechten voor de modernisering van de elektriciteitsopwekking in bepaalde lidstaten en rechten die op een later tijdstip worden geveild aangezien zij in de bij Besluit (EU) 2015/… van het Europees Parlement en de Raad ingestelde marktstabiliteitsreserve zijn ondergebracht. De emissierechten die beschikbaar zijn voor kosteloze toewijzing zouden gelijk moeten zijn aan de benodigde rechten van de efficiëntste ondernemingen die een risico op koolstoflekkage lopen, en gebaseerd op ambitieuze benchmarks die wel technisch en economisch haalbaar zijn op industriële schaal.

Motivering

Ten opzichte van de tekst in het richtlijnvoorstel mag men ambitieuzer zijn. Het CvdR wenst dat het Europees klimaatbeleid altijd op de lange termijn gericht is, te allen tijde rekening houdt met de verhouding tussen de kosten en de doeltreffendheid, en zorgvuldig recht doet aan de gehele waardeketen gezien de sterke onderlinge verbondenheid van de verschillende industriële sectoren.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

De lidstaten moeten, in overeenstemming met de staatssteunregels, voorzien in een gedeeltelijke compensatie voor bepaalde installaties in bedrijfstakken of deeltakken waarvan is vastgesteld dat zij zijn blootgesteld aan een aanzienlijk risico op koolstoflekkage door kosten in verband met in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissies. Om verstoring van de mededinging tussen ondernemingen van verschillende lidstaten te voorkomen, moeten de compensaties ten behoeve van elke afzonderlijke onderneming dwingend en homogeen geregeld zijn in de hele Europese Unie. Het protocol en de bijbehorende besluiten die door de Conferentie van de partijen in Parijs zijn goedgekeurd, moeten voorzien in dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Daarom moeten veilingopbrengsten ook worden gebruikt voor klimaatfinancieringsacties in kwetsbare derde landen, waaronder de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Welk bedrag voor klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde voorgenomen nationaal vastgestelde bijdragen, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. Elke lidstaat zou een minimumpercentage van niet minder dan 20 % van de veilingopbrengsten moeten vaststellen dat rechtstreeks beheerd wordt door lokale en regionale overheden voor maatregelen ter beperking van de gevolgen van de klimaatverandering (bijv. i.v.m. hydrogeologische risico’s.) waarmee deze overheden steeds vaker te maken hebben, en voor adequate maatregelen om de infrastructuur voor de transmissie van elektrische en thermische energie aan te passen aan de groeiende mogelijkheden voor de productie van energie uit hernieuwbare bron. Het zou ook mogelijk moeten zijn om gebruik te maken van de opbrengsten van de emissiehandel in de lidstaten om klimaatrisico’s op lokaal en regionaal niveau te voorkomen en om maatregelen in te voeren ter bescherming tegen en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Lidstaten moeten de veilinginkomsten ook gebruiken ter bevordering van het verwerven van vaardigheden en de reallocatie van arbeid die wordt getroffen door de overgang naar andere banen in een economie die koolstofarmer wordt.

Motivering

De rol van lokale en regionale overheden in dit beleid moet worden benadrukt in plaats van onderbelicht. Het CvdR stelt voor dat de lidstaten ervoor zorgen dat de inkomsten van de veiling van de emissierechten rechtstreeks door de lokale en regionale instanties worden beheerd voor maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering, met name ten aanzien van de hydrogeologische risico’s waaraan de lokale en regionale instanties steeds vaker het hoofd moeten bieden in noodsituaties.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor de CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

De voornaamste stimulans op lange termijn van deze richtlijn voor de CO2-afvang en -opslag (alle vormen van CCS), nieuwe hernieuwbare energietechnologieën, energie-efficiëntie en baanbrekende innovatie in koolstofarme technologieën en processen (zoals CO2-afvang en –gebruik — CCU) is het signaal dat deze verstuurt betreffende de koolstofprijs en dat voor CO2-emissies die permanent worden opgeslagen of vermeden, geen rechten hoeven te worden ingeleverd. Ter aanvulling van de middelen die al worden ingezet om de demonstratie van commerciële faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energietechnologieën te versnellen, moeten de EU-ETS-rechten ook worden gebruikt als gegarandeerde beloning voor het inzetten van faciliteiten voor CO2-afvang en -opslag, nieuwe hernieuwbare energietechnologieën en industriële innovatie op het gebied van kostenefficiënte CCU of koolstofarme technologieën en processen in de Unie, indien CO2 in voldoende mate wordt opgeslagen of vermeden en op voorwaarde dat er een overeenkomst over kennisdeling is. Het grootste deel van die steun moet afhangen van de geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, terwijl bepaalde steun kan worden verleend indien vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie. Het maximale percentage van de projectkosten dat kan worden ondersteund, kan verschillen naargelang de categorie van het project.

Motivering

Het is van belang rechtstreeks te verwijzen naar energie-efficiëntie en alle technologieën die de afvang en het gebruik van CO2 betreffen (CCU), als grondstof voor andere industriële processen, omdat er al enige experimenten lopen die, mochten ze technologisch rijp genoeg zijn, deze technologieën veel interessanter maken dan CCS. Voorts vestigt het CvdR de aandacht op aspecten in verband met veiligheid, vooral op de lange termijn, die deze systemen moeten kunnen garanderen.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een beheerscomité en in het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

Een moderniseringsfonds moet worden ingesteld met 2 % van de totale EU-ETS-rechten en geveild overeenkomstig de regels en modaliteiten voor veilingen die op het bij Verordening (EU) nr. 1031/2010 vastgestelde gemeenschappelijke veilingplatform plaatsvinden. Lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, moeten in aanmerking komen voor financiering uit het moderniseringsfonds en mogen tot 2030 afwijken van het beginsel van volledige veiling voor elektriciteitsopwekking door gebruik te maken van de mogelijkheid van kosteloze toewijzing om reële investeringen die hun energiesector moderniseren op een transparante manier te bevorderen en tegelijkertijd verstoringen van de interne energiemarkt te vermijden. Evenzo zou het moderniseringsfonds open moeten staan voor NUTS 2-gebieden in lidstaten die met duidelijke interne onevenwichtigheden te kampen hebben, om het herstel en de modernisering van de energie te bevorderen. De regels voor het beheer van het moderniseringsfonds moeten voorzien in een samenhangend, alomvattend en transparant kader om de efficiëntst mogelijke uitvoering te garanderen en moeten rekening houden met de behoefte aan een eenvoudige toegang voor alle deelnemers. De werking van de beheersstructuur moet zijn afgestemd op het doel om een passend gebruik van de financiële middelen te waarborgen. De beheersstructuur moet bestaan uit een investeringsraad en een beheerscomité en in het besluitvormingsproces moet naar behoren rekening worden gehouden met de deskundigheid van de EIB, tenzij steun wordt verleend aan kleine projecten met leningen van een nationale stimuleringsbank of met subsidies via een nationaal programma dat de doelstellingen van het moderniseringsfonds deelt. Investeringen die uit het fonds worden gefinancierd, moeten door de lidstaten worden voorgesteld. Om ervoor te zorgen dat de investeringsbehoeften in minder kapitaalkrachtige lidstaten adequaat worden aangepakt, zal bij de verdeling van de financiële middelen in gelijke mate rekening worden gehouden met criteria op het gebied van geverifieerde emissies en bbp. De middelen zullen verdeeld worden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en met inachtneming van het recht van de lidstaten om hun eigen energiebronnen te bepalen. De financiële steun uit het moderniseringsfonds kan in verschillende vormen worden verleend.

Motivering

Het CvdR wil dat het moderniseringsfonds wordt opengesteld voor maatregelen in NUTS 2-gebieden. Het CvdR onderschrijft het solidariteitsbeginsel en het voornemen om rechten kosteloos toe te wijzen voor de modernisering van de energiesector in lidstaten met in 2013 een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 60 % van het EU-gemiddelde, maar wil dat er bij de toewijzing van die rechten ook gekeken wordt naar het bbp per capita van NUTS 2-regio’s, omdat in lidstaten met grote onevenwichtigheden het nationale bbp per hoofd van de bevolking een te beperkt uitgangspunt zou zijn. In artikel 194, lid 2, VWEU is bepaald dat de lidstaten zelf tussen de verschillende energiebronnen mogen kiezen.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

De Europese Raad heeft bevestigd dat de modaliteiten, inclusief de transparantie, van de optionele kosteloze toewijzing om de energiesector in bepaalde lidstaten te moderniseren, moeten worden verbeterd. Investeringen met een waarde van 10 miljoen EUR of meer moeten door de betrokken lidstaat via een concurrerend biedingsproces worden geselecteerd op basis van duidelijke en transparante regels, zodat de kosteloze toewijzing wordt gebruikt ter bevordering van reële investeringen om de energiesector in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van de energie-unie te moderniseren. Investeringen met een waarde van minder dan 10 miljoen EUR moeten ook in aanmerking komen voor financiering uit de kosteloze toewijzing. De betrokken lidstaat moet dergelijke investeringen op basis van duidelijke en transparante criteria selecteren. Er moet een openbare raadpleging over de resultaten van dat selectieproces plaatsvinden die vooral rekening houdt met de standpunten van lokale en regionale overheden. In het stadium van de selectie van investeringsprojecten en van de uitvoering ervan moeten de burgers naar behoren worden geïnformeerd.

Motivering

De rol van lokale en regionale overheden in dit beleid moet worden benadrukt in plaats van onderbelicht. Daarom stelt het CvdR voor om de verplichting in te voeren dat gedurende openbare raadplegingen ook specifiek de lokale en regionale overheden worden ondervraagd over de resultaten van de processen van de optionele kosteloze toewijzing voor de modernisering van de energiesector.

Wijzigingsvoorstel 6

Nieuwe overweging 13 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Het tijdens de COP21 bereikte Akkoord van Parijs legt alle partijen de verplichting op om het akkoord snel en ambitieus te ratificeren en uit te voeren. In dit verband moeten alle initiatieven of campagnes, ook op lokaal en regionaal niveau of hierop gericht, die kunnen bijdragen tot de beoogde beperking van de uitstoot van broeikasgassen, beter worden benut.Een instrument om op het milieubeleid toe te zien en om goede praktijken en op lokaal en regionaal niveau uitgevoerde projecten uit te wisselen (bijv. in het kader van het Burgemeestersconvenant), zou van nut kunnen zijn om de subsidiariteit en de medeverantwoordelijkheid van alle bestuurslagen te bevorderen.

Motivering

Het CvdR wil dat het Akkoord van Parijs snel gevolgd wordt door officiële ratificering en een rigoureuze toepassing. De EU-ETS kan een van de belangrijkste mechanismen vormen voor het beperken van de uitstoot en dus voor het bereiken van de doelstellingen, maar mag niet het enige EU-instrument zijn. Het CvdR hecht aan de samenhang van het intersectoraal beleid en het klimaatbeleid met de andere Europese beleidsgebieden (vooral de terreinen die gestimuleerd worden door de structuurfondsen), maar het is ook van mening dat een speciaal lokaal instrument dit aspect kan begunstigen en de rol van het CvdR kan benadrukken.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 1, punt 4, onder a)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden drie nieuwe alinea’s toegevoegd:

a)

aan lid 1 worden drie nieuwe alinea’s toegevoegd:

„Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten 57 %.

„Met ingang van 2021 bedraagt het aandeel van de door de lidstaten te veilen emissierechten ten minste 57 %. Om de EU-ETS optimaal te laten functioneren, kan gedacht worden aan een verplichte verhoging van het percentage te veilen rechten, maar uitsluitend als de internationale context dit toelaat en zonder het concurrentievermogen van Europese bedrijven in gevaar te brengen.

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn („het moderniseringsfonds”).

Tussen 2021 en 2030 wordt 2 % van de totale hoeveelheid emissierechten geveild om een fonds voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de modernisering van de energiesystemen van bepaalde lidstaten in te stellen, zoals vastgesteld in artikel 10 quinquies van deze richtlijn („het moderniseringsfonds”).

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.”.

De totale resterende hoeveelheid door de lidstaten te veilen emissierechten wordt overeenkomstig lid 2 verdeeld.”.

Motivering

Het CvdR is van mening dat het aandeel van de te veilen rechten, dat in de periode 2013-2020 57 % bedroeg, geleidelijk moet worden verhoogd en dat duidelijke termijnen moeten worden vastgesteld om de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen die zijn vastgelegd te bevorderen. Het CvdR meent immers dat ambitieuze doelstellingen van fundamenteel belang zijn om vooruitgang op dit terrein te boeken en is daarom verheugd over de verhoging van de jaarlijkse reductiefactor naar 2,2 % vanaf 2021. Desondanks, en om het risico op koolstoflekkage te vermijden en het Europese concurrentievermogen in stand te houden, staat het Comité ook achter het besluit om een deel van de kosteloze toewijzing in stand te houden. Toch moeten deze maatregelen als een uitzondering worden beschouwd en geleidelijk worden herzien en geactualiseerd naarmate de andere economieën in de wereld soortgelijke emissiereductie-instrumenten invoeren.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 1, punt 5), onder f)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

In lid 8 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

In lid 8 worden de eerste, de tweede en de derde alinea vervangen door:

„400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilig afvangen en geologisch opslaan van CO2 en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie binnen het grondgebied van de Unie.

„400 miljoen emissierechten worden beschikbaar gesteld om innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in industriële bedrijfstakken zoals bedoeld in bijlage I te ondersteunen en om het opzetten en exploiteren te helpen stimuleren van commerciële demonstratieprojecten die zich bezighouden met het milieutechnisch veilige en kosteneffectieve afvangen en geologisch opslaan van CO2of met het afvangen en gebruiken van CO2 in industriële processen (CCU) en van demonstratieprojecten inzake innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en voor energie-efficiëntie binnen het grondgebied van de Unie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

De emissierechten worden beschikbaar gesteld voor innovatie op het gebied van koolstofarme industriële technologieën en processen, alsmede ter ondersteuning van demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een breed gamma technologieën inzake CO2-afvang en -opslag en innovatieve hernieuwbare energie die commercieel nog niet levensvatbaar zijn, op geografisch gezien evenwichtig gespreide locaties. Ter bevordering van innovatieve projecten mag tot 60 % van de relevante kosten van de projecten worden gesubsidieerd, waarvan tot 40 % niet afhankelijk hoeft te zijn van geverifieerde vermijding van broeikasgasemissies, op voorwaarde dat vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt, rekening houdend met de ingezette technologie.

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/… ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

Vóór 2021 vullen daarnaast 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten uit de bij Besluit (EU) 2015/… ingestelde marktstabiliteitsreserve alle overige bestaande middelen in dit lid voor hierboven bedoelde projecten aan, met projecten in alle lidstaten, inclusief kleinschalige projecten. Projecten worden geselecteerd op basis van objectieve en transparante criteria.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.”.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast te stellen.”.

Motivering

Het is van belang rechtstreeks te verwijzen naar energie-efficiëntie en alle technologieën die de afvang en het gebruik van CO2 betreffen (CCU), als grondstof voor andere industriële processen, omdat er al enige experimenten lopen die, mochten ze technologisch rijp genoeg zijn, deze technologieën veel interessanter maken dan CCS.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 1, punt 6, nieuw artikel 10 quater, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

1. Voor de modernisering van de energiesector kunnen lidstaten waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

1. Voor de modernisering van de energiesector kunnen lidstaten en de NUTS 2-gebieden van de lidstaten met overduidelijke interne onevenwichtigheden, waarvan in 2013 het bbp per hoofd van de bevolking tegen marktwisselkoersen in EUR minder dan 60 % van het EU-gemiddelde bedroeg, in afwijking van artikel 10 bis, leden 1 tot en met 5, een voorlopige kosteloze toewijzing verstrekken aan installaties voor elektriciteitsproductie.

Motivering

Het CvdR wil dat het moderniseringsfonds wordt opengesteld voor maatregelen in NUTS 2-gebieden. Het CvdR onderschrijft het solidariteitsbeginsel en het voornemen om rechten kosteloos toe te wijzen voor de modernisering van de energiesector in lidstaten met in 2013 een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 60 % van het EU-gemiddelde, maar wil dat er bij de toewijzing van die rechten ook gekeken wordt naar het bbp per capita van NUTS 2-regio’s, omdat in lidstaten met grote onevenwichtigheden het nationale bbp per hoofd van de bevolking een te beperkt uitgangspunt zou zijn.

II. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

1.

wijst erop dat het belangrijk is om de lokale en regionale overheden bij dit thema te betrekken, aangezien zij zich het best van de problematiek bewust zijn vanwege de vooraanstaande rol die zij spelen in de strijd tegen de klimaatverandering, doordat zij van nature de instanties zijn die het dichtst bij de burger staan en de eerste instanties zijn die in actie moeten komen in geval van noodsituaties op milieugebied;

2.

zou graag zien dat alle belangrijke mondiale spelers (ondernemingen, de financiële sector, regeringen, de VN, ngo’s en het maatschappelijk middenveld) met elkaar samenwerken opdat noodsituaties op milieu- en klimaatgebied gecoördineerd en efficiënt worden aangepakt, overeenkomstig de afspraken van de COP21 in Parijs; neemt in dit verband kennis van Commissiemededeling COM(2016) 110 final „Wat na Parijs?”, waarop in een toekomstig CvdR-advies dieper zal worden ingegaan; betreurt het evenwel dat er maar vrij zwak wordt verwezen naar de rol van een hervormde ETS bij de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en dat de regionale dimensie van dit proces niet wordt erkend;

3.

beschouwt het resultaat van de COP21 als positief wat betreft de wil om samen aan een ambitieuze doelstelling te werken, en onderschrijft het besluit om de doelstellingen om de vijf jaar te herzien zodat deze steeds actueel zijn. Het benadrukt echter de gemiste kans om het risico van koolstoflekken op mondiaal niveau aan te pakken en om oplossingen te verschaffen;

4.

benadrukt dat het belangrijk is om het ETS-systeem steeds meer te integreren met maatregelen ter stimulering van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en wijst er in dit verband op dat de desbetreffende regels vereenvoudigd en geharmoniseerd moeten worden;

5.

merkt op dat de EU-ETS-richtlijn een bestaand EU-beleidsinstrument is in het kader van de milieuwetgeving van de EU. De voorgestelde gewijzigde richtlijn doet geen vragen rijzen met betrekking tot de naleving van het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het bestrijden van de klimaatverandering en de gevolgen daarvan duidelijk een grensoverschrijdende kwestie is; de doelstellingen van de richtlijn kunnen dus beter worden nagestreefd op EU-niveau omdat ze door de afzonderlijke lidstaten alleen niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt. Daarbij komt dat de voorgestelde gewijzigde richtlijn niet verder gaat dan wat formeel of inhoudelijk nodig is om de beoogde vermindering van de broeikasgassenuitstoot in de EU tegen 2030 op kostenefficiënte wijze te bereiken, en dus in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel;

6.

erkent dat de in de Europa 2020-strategie vastgestelde doelstellingen prioriteit hebben en acht deze zeker verenigbaar met de doelstelling om een sterke, concurrerende en toonaangevende Europese industrie in stand te houden waar voorschriften niet als bestraffend worden gezien, maar als prikkel voor meer efficiëntie en modernisering. Daarom wordt de Commissie verzocht na te denken over een „koolstofvoetafdruk” voor producten en over manieren om tot duurzamere consumptie te komen;

7.

wijst erop dat het belangrijk is om het verschil tussen vraag en aanbod op de emissierechtenmarkt aan te pakken, teneinde ertoe bij te dragen dat de prijs van CO2-emissies meer wordt beïnvloed door de emissiereducties op middellange en lange termijn en dat investeringen in koolstofarme technologieën worden gestimuleerd. Voorts is de marktstabiliteitsreserve bedoeld om voor meer flexibiliteit te zorgen in het aanbod van rechten die geveild worden in de tijd tussen twee handelsperiodes in. Tegen deze achtergrond zouden de met het richtlijnvoorstel geplande wijzigingen moeten helpen om grote schommelingen in de hoeveelheid te veilen rechten te voorkomen en te garanderen dat deze hoeveelheid in de verschillende jaren eerlijk wordt verdeeld;

8.

het CvdR verwelkomt het voorstel van de Commissie tot bijwerking van de geldende wetgeving inzake de emissiehandelregeling (EU-ETS), alsook de keuze voor een richtlijn als wetgevingsinstrument;

9.

onderschrijft de opmerkingen van de Europese Rekenkamer dat er „in de uitvoering van de EU-ETS ernstige tekortkomingen zijn aangetroffen” en doet aanbevelingen ter verbetering van de integriteit en de tenuitvoerlegging van die regeling, waarbij het concept industriële efficiëntie wordt opgenomen om het concurrentievermogen van de Europese economie ten volle in stand te houden;

10.

zoals reeds vermeld in eerdere CvdR-adviezen(1) is een van de tot nu toe bij de EU-ETS geconstateerde problemen de koolstofprijs, die vaak als niet efficiënt wordt beschouwd. In verband hiermee moet de EU blijven streven naar een correcte prijsstelling op internationaal niveau en schommelingen uitsluitend ten gevolge van speculatie verhinderen;

11.

herinnert eraan dat de richtlijn tot instelling van de EU-ETS deel uitmaakt van een groter pakket maatregelen en niet de mogelijkheid mag uitsluiten dat lidstaten ook een koolstofbelasting invoeren, met als doel innovatie te stimuleren via concurrentievoordelen, zoals bijvoorbeeld in Zweden en Noorwegen het geval is;

12.

is het eens met het beginsel dat alle economische sectoren, waaronder ook de bedrijfstakken waarop de EU-ETS-regeling niet van toepassing is, moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de emissiereducties, waarbij het milieu duurzamer moet worden gemaakt en tegelijkertijd sociale duurzaamheid moet worden gegarandeerd. Het Comité moedigt lidstaten dus aan om zich meer in te zetten voor sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, daar deze meer dan 50 % van de uitstoot veroorzaken. Daarom wordt voorgesteld nog eens te kijken naar de subsidies voor de diverse sectoren, om de markt aan te zetten tot innovatieve en efficiënte oplossingen, of het aantal sectoren dat onder de EU-ETS valt uit te breiden, bijv. door de uitstoot op te nemen van de vervoerssector (zee- en wegvervoer) en de bouwsector;

13.

dringt erop aan dat met de hervorming de mechanismen voor de vergoeding van de indirecte kosten van de industrie in de gehele EU geharmoniseerd worden (om verstoring van de interne markt ten gevolge van regionale concurrentie te voorkomen) en dat de regeling de best presterende bedrijven beloont;

14.

hoopt dat de invoering van een ETS door China vanaf 2017(2) ook andere mondiale actoren aanmoedigt en de wereldwijde overgang naar een economie zonder uitstoot van broeikasgas versnelt en leidt tot een geleidelijke afschaffing van de regeling van de kosteloze toewijzing van rechten. Als alternatief voor kosteloze toewijzing zouden echter in de eerste plaats verschillende soorten steun en stimuleringsmaatregelen voor de omschakeling van fossiele energieproductie op hernieuwbare energiebronnen moeten worden overwogen;

15.

waardeert de wil om de bestaande wetgeving te verbeteren door deze transparanter te maken door middel van frequenter bijgewerkte, betrouwbare en gecontroleerde gegevens. Daarom verzoekt het CvdR dat de benchmarks, die in technisch en economisch opzicht realistisch moeten zijn, vóór de handelsperiode worden bijgewerkt en worden gebaseerd op solide gegevens van het bedrijfsleven;

16.

acht het van fundamenteel belang dat de toewijzing van overheidsmiddelen voor het klimaatbeleid ook na 2020 voortduurt, en zou graag zien dat deze een steeds centralere plaats in het financieringskader van de EU innemen, reeds vanaf de tussentijdse evaluaties voor de belangrijkste Europese financieringsprogramma’s en met name het Horizon 2020-programma;

17.

stelt voor gebruik te maken van de hefbomen van het Europees buitenlands en handelsbeleid (met name de vrijhandelsovereenkomsten) om de overgang van derde landen naar de EU-ETS te versnellen. Zo wordt aan een internationaal kader gewerkt dat de verwezenlijking van bredere doelstellingen mogelijk maakt;

18.

hoopt dat zo snel mogelijk een begin kan worden gemaakt met de uitbreiding van de EU-ETS naar door de luchtvaart geproduceerde emissies, waarmee een voortdurende vermindering van de emissies zou worden bevorderd, onder andere dankzij technologische vooruitgang die de Europese luchtvaartmaatschappijen concurrerender zal maken op mondiaal niveau en tot de koplopers op het gebied van duurzaamheid zal maken.

Brussel, 7 april 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA