Home

Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2015 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2013

Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2015 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2013

30.9.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/381


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 29 april 2015

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2013

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2013,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0112/2015),

A.

overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (hierna de „gemeenschappelijke onderneming”) in mei 2008 bij Verordening (EG) nr. 521/2008 als publiek-privaat partnerschap werd opgericht voor de periode tot 31 december 2017 met het oog op de ontwikkeling van markttoepassingen, teneinde aldus extra inspanningen van de industrie voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën te vergemakkelijken;

B.

overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming drie leden telt: de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof (hierna de „industriegroepering”) en de Onderzoeksgroepering N.ERGHY (hierna „de onderzoeksgroepering”);

C.

overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming voor de gehele periode 470 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, waarvan het voor de lopende kosten bestemde gedeelte niet hoger mag zijn dan 20 000 000 EUR;

D.

overwegende dat de industriegroepering 50 % van de lopende kosten dient bij te dragen en de onderzoeksgroepering een twaalfde, en dat zij beiden moeten bijdragen aan de operationele kosten met bijdragen in natura die minstens gelijk zijn aan de financiële bijdrage van de Unie;

Financieel en begrotingsbeheer

1.

neemt kennis van de verklaring van de Rekenkamer dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor 2013 op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële voorschriften;

2.

merkt voorts op dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2013 vastleggingskredieten ter hoogte van 74,5 miljoen EUR en betalingskredieten ter hoogte van 69,7 miljoen EUR omvat; merkt verder op dat het benuttingspercentage voor de vastleggingskredieten en betalingskredieten respectievelijk 98,9 % en 56,7 % bedroeg; wijst erop dat het niveau van de betalingskredieten lager is dan het voorgaande jaar, wat het gevolg is van het uitstellen van de financiering van drie projecten;

Oproepen tot het indienen van voorstellen

3.

wijst erop dat het programma van de gemeenschappelijke onderneming op 31 december 2013 130 subsidie-overeenkomsten omvatte die voortvloeiden uit vijf jaarlijkse oproepen plaatsvindend in de periode 2008-2012; wijst erop dat deze subsidies in totaal neerkwamen op 365 miljoen EUR, ofwel 81 % van de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor onderzoeksactiviteiten ten bedrage van 452,5 miljoen EUR;

4.

wijst erop dat nog eens 23 subsidieovereenkomsten zijn ondertekend in het kader van de oproep 2013-1, alsmede nog eens twee subsidies in het kader van de oproep 2013-2, ten bedrage van respectievelijk 75 200 000 EUR en 7 000 000 EUR;

5.

verzoekt de gemeenschappelijke onderneming een verslag in te dienen bij de kwijtingsautoriteit over de bijdragen van alle leden anders dan de Commissie, onder meer over de toepassing van de methode voor beoordeling, samen met een beoordeling door de Commissie;

Juridisch kader

6.

wijst erop dat het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie werd vastgesteld op 25 oktober 2012 en in werking trad op 1 januari 2013, maar dat de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen, bedoeld in artikel 209 van het nieuwe Financieel Reglement, pas op 8 februari 2014 in werking trad; wijst erop dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming op 30 juni 2014 werden gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen;

7.

neemt kennis van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(1) en het politieke akkoord dat zij vervolgens hebben bereikt over de afzonderlijke kwijting voor gemeenschappelijke ondernemingen overeenkomstig artikel 209 van het Financieel Reglement;

8.

vraagt de Rekenkamer een volledige en passende financiële analyse te presenteren van de rechten en verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming voor de periode vanaf de start van de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 tot heden;

Internecontrolesystemen

9.

wijst erop dat de interneauditcapaciteit van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig het strategisch controleplan 2011-2013 van DIA/IAC voor de gemeenschappelijke onderneming, in de loop van 2013 één controle van „Subsidiebeheer: onderhandeling, overeenkomstsluiting en voorfinanciering” verrichtte, en daarnaast andere diensten op het gebied van kwaliteitsborging en advisering verleende;

10.

stelt met bezorgdheid vast dat in het eindverslag over het subsidiebeheer werd gewezen op de noodzaak om de subsidietoekenningstermijn en de termijn voor het afsluiten van de onderhandelingen te verkorten en om bepaalde aspecten van de procedure van de gemeenschappelijke onderneming voor controles van de financiële duurzaamheid te verduidelijken; stelt vast dat een actieplan is uitgewerkt om gevolg te geven aan deze aanbevelingen, alsmede om rekening te houden met de gevolgen van de nieuwe juridische context en de nieuwe regels van Horizon 2020, en verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de tenuitvoerlegging van het actieplan;

11.

wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming, samen met de Gemeenschappelijke Ondernemingen Artemis, Clean Sky, Eniac en IMI, onderworpen was aan een IT-risicobeoordeling van de gemeenschappelijke IT-infrastructuur, uitgevoerd door de dienst Interne Audit van de Commissie;

12.

neemt kennis van de specifieke maatregelen die de gemeenschappelijke onderneming heeft getroffen om belangenconflicten te voorkomen ten aanzien van haar drie voornaamste belanghebbenden: leden van de raad van bestuur, deskundigen en werknemers, waaronder een duidelijke omschrijving van wat gezien wordt als een belangenconflict, een databank die alle informatie bevat die gerelateerd is aan belangenconflicten, alsmede een proces voor het beheren ervan; merkt op dat de schriftelijke procedure inzake de specifieke maatregelen in 2014 is ingediend bij de raad van bestuur; merkt op dat de Commissie verzocht de vaststelling van de specifieke maatregelen uit te stellen om een geharmoniseerd model voor de maatregelen te kunnen opzetten, gezien de horizontale aard van het onderwerp; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming deze specifieke maatregelen op korte termijn vast te stellen;

13.

wijst erop dat de tweede tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming door de Commissie tussen november 2012 en mei 2013 is verricht; wijst erop dat het verslag verschillende aanbevelingen bevat, zoals de aanbeveling om meer middelen te besteden aan de activiteiten door administratieve functies te delen met andere gemeenschappelijke ondernemingen en/of opnieuw onder te brengen bij de Commissiediensten, de onderzoeksstrategie ter voortzetting van de gemeenschappelijke onderneming in Horizon 2020 meer toe te spitsen op de drie hoofdbeginselen (afstemming op het EU-beleid, terreinen waarop Europa leider is of kan worden, aanpassing aan veranderende behoeften van de sector) en het aanpassingsvermogen te versterken; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming een actieplan opstelt om aandacht te besteden aan deze aspecten;

Toezicht en rapportage

14.

wijst erop dat met het besluit voor het zevende kaderprogramma(2) een monitoring- en rapportagesysteem werd ingevoerd dat betrekking heeft op de bescherming, verspreiding en overdracht van onderzoeksresultaten; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2013 haar eigen capaciteit voor toezicht op en verslaglegging over de onderzoeksresultaten van haar projecten en voor de beoordeling van haar programma-uitvoering heeft versterkt door het inhuren van een functionaris voor kennisbeheer en -beleid; wijst erop dat een nieuw ontwikkelde IT-applicatie werd ingevoerd om de resultaten van de voltooide projecten te analyseren en samen te vatten en dat op de website werd gerapporteerd over de eerste publieke foreground-producten van die projecten;

15.

verzoekt de gemeenschappelijke onderneming bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over de sociaaleconomische voordelen van de reeds voltooide projecten; verzoekt om dit verslag samen met een beoordeling door de Commissie bij de kwijtingsautoriteit in te dienen;

16.

merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming de mogelijkheid onderzoekt om voor de monitoring in verband met de bescherming, verspreiding en overdracht van onderzoeksresultaten het IT-systeem van de Commissie te benutten en om haar resultaatrapportage uit te bouwen overeenkomstig de opmerkingen in het jaarlijks voortgangsverslag 2012 van de Commissie over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen(3);

17.

herinnert eraan dat de kwijtingsautoriteit de Rekenkamer reeds eerder heeft verzocht een speciaal verslag op te stellen over de capaciteit van de gemeenschappelijke ondernemingen en hun particuliere partners, om zo de toegevoegde waarde en de doelmatige uitvoering van de Europese programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie te waarborgen.