Home

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD OVER DE EXTERNE EIB-ACTIVITEITEN IN 2014 MET EU-BEGROTINGSGARANTIE

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD OVER DE EXTERNE EIB-ACTIVITEITEN IN 2014 MET EU-BEGROTINGSGARANTIE

Brussel, 16.12.2015

COM(2015) 649 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

OVER DE EXTERNE EIB-ACTIVITEITEN IN 2014 MET EU-BEGROTINGSGARANTIE

{SWD(2015) 285 final}


1.INLEIDING

Overeenkomstig de Besluiten 1080/2011/EU1 en 466/2014/EU2 van het Europees Parlement en de Raad van respectievelijk 25 oktober 2011 en 16 april 2014 is een EU-garantie aan de Europese Investeringsbank (EIB) verleend voor verliezen op EIB-financieringsverrichtingen voor projecten buiten de Unie over respectievelijk de periode 2007-2013 en de periode 2014-2020 (hierna de "besluiten" of de "EU-garantie" genoemd). In het kader van deze besluiten moet de Commissie elk jaar verslag uitbrengen over de externe EIB-activiteiten met EU-begrotingsgarantie waarbij de jaarverslagen van de EIB als input worden gebruikt. Omdat Besluit 1080/2011/EU met zes maanden is verlengd tot en met 30 juni 2014 en Besluit 466/2014/EU betrekking heeft op de periode 2014-2020, is het voorliggende verslag over 2014 opgesteld op basis van deze twee rechtsgrondslagen. In dit verslag wordt ook een samenvatting gegeven van de EIB-verrichtingen voor eigen risico die in 2014 in de onder de besluiten vallende regio's hebben plaatsgevonden. De EIB-verrichtingen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), alsmede in landen en gebieden overzee (LGO) worden in een afzonderlijk jaarverslag behandeld.

Het nieuwe Besluit 466/2014/EU van 16 april 2014 (hierna het "mandaat" genoemd) voorziet in een maximumplafond van 30 miljard EUR voor de EU-garantie: een vast plafond van 27 miljard EUR en een optioneel aanvullend bedrag van 3 miljard EUR. Na de tussentijdse evaluatie van het mandaat besluiten het Europees Parlement en de Raad over de activering van het optionele bedrag en over de regionale verdeling ervan. In het nieuwe besluit blijven de drie overkoepelende doelstellingen voor de verlening van de EU-garantie ongewijzigd: stimulering van de groei in de lokale particuliere sector, ontwikkeling van sociale en economische infrastructuur, en klimaatactie. De achterliggende doelstelling is de bevordering van regionale integratie. Met de ondertekening van de garantieovereenkomst op 25 juli 2014 is het mandaat in werking getreden.

Nadere informatie en statistische tabellen over de bovenbedoelde activiteiten, onder meer op project-, sector-, landen- en regionaal niveau, zijn te vinden in het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie (het "SWD", Staff Working Document). In 2014 is het EIB-resultatenmetingskader (afgekort als ReM) voor het derde achtereenvolgende jaar toegepast. In het voorliggende verslag wordt informatie over de binnen dat kader verwachte resultaten van de EIB-financieringsverrichtingen van 2014 verstrekt. In het SWD wordt een aantal daadwerkelijk behaalde resultaten gepresenteerd op basis van de eerste ReM-projectvoltooiingsevaluaties en op basis van casestudy's over verrichtingen van vóór de ReM die het punt van voltooiing hebben bereikt.

2.VOORNAAMSTE RESULTATEN

In de bijlage bij het verslag over de externe EIB-activiteiten met EU-begrotingsgarantie in 20133 wordt een beeld geschetst van de EIB-financieringsverrichtingen die van 2007 tot en met 30 juni 2014 buiten de EU hebben plaatsgevonden. In het verslag wordt geconcludeerd dat het mandaat van Besluit 1080/2011/EU op 30 juni 2014 uiteindelijk voor 99 % is benut, ondanks het moeilijke bedrijfsklimaat in diverse delen van de wereld.

In de onder het besluit vallende regio's was met de ondertekende overeenkomsten een bedrag van in totaal 6,8 miljard EUR gemoeid, bijna evenveel als het voorgaande jaar. Daarbij is de financiering met EU-garantie iets teruggelopen tot 4,2 miljard EUR en is de financiering met EIB-eigenrisicofaciliteiten met 0,2 miljard EUR gestegen tot 2,6 miljard EUR. Met name in de nabuurschapsregio en in de pretoetredingslanden is sterk gepresteerd.

De EIB heeft opnieuw blijk gegeven van haar commitment aan de EU-klimaatactieagenda. In september 2015 heeft het EIB-bestuur een klimaatactiestrategie voor alle EIB-acties in en buiten de EU vastgesteld. Ook is het de bedoeling om de EIB-klimaatstrategie voor de landen van het externeleningmandaat (ELM) vóór eind 2015 bij te werken. De EIB-verrichtingen in de onder het besluit vallende regio's blijven met 2,1 miljard EUR, ofwel 31 % van de totale financiering voor de in 2014 getekende klimaatactieovereenkomsten, ruim boven de in het besluit vastgestelde drempel van 25 %. In de ALA-regio lag dit percentage nog hoger (bijna 40 %).

In 2014 is het ReM-kader voor het derde achtereenvolgende jaar toegepast. De EIB heeft aangegeven dat, binnen dat kader, van alle nieuwe verrichtingen van 2014 in de mandaatregio's hetzij een uitstekende hetzij een goede bijdrage aan de verwezenlijking van de mandaatdoelen wordt verwacht. Van meer dan 90 % van de nieuwe projecten worden hetzij uitstekende hetzij goede resultaten verwacht op het gebied van impact, kwaliteit en soliditeit, en van meer dan 85 % van de nieuwe projecten wordt hetzij een hoge hetzij een significante EIB-additionaliteit verwacht. Het EIB-verslag over de resultaten van haar verrichtingen buiten de EU (dat ook de verrichtingen in de ACS en de LGO omvat), is in 2014 op haar website gepubliceerd.

In het nieuwe besluit is nadruk gelegd op een nauwe afstemming tussen de externe activiteiten van de EIB en de externe beleidslijnen, programma's en instrumenten van de EU. In dit verband wordt erop gewezen dat de EIB in 2014 opnieuw nauw heeft samengewerkt met de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om de consistentie en coherentie van de EIB-acties met de externe beleidslijnen van de EU te versterken. Daarbij heeft de Commissie samen met de EIB en in overleg met de EDEO gewerkt aan een herziening van de regionale technische operationele richtsnoeren, die in mei 2015 aan het Parlement en de Raad zijn toegezonden.

3.FINANCIERINGSVERRICHTINGEN

3.1.OVERZICHT VAN HET EIB-FINANCIERINGSVOLUME IN DE ONDER HET BESLUIT VALLENDE REGIO'S4

In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het volume van de EIB-financiering in 2014 in de regio's die onder de besluiten vallen.



Tabel 1: EIB-financieringsverrichtingen van 2014

Landen

Verrichtingen met EU-garantie

EIB-verrichtingen voor eigen risico

Totaal

(in miljoen EUR)

Brede garantie

Dekking tegen politieke risico's

Totaal

Pretoetredingslanden

621

0

621

1 815

2 436

Mediterrane landen

1 122

260

1 382

230

1612

Oostelijk nabuurschap, Rusland

1 016

160

1 176

0

1 176

Azië en Latijns-Amerika

670

150

820

550

1 370

Zuid-Afrika

175

0

175

0

175

Totaal

3 603

570

4 174

2 595

6 769

Opmerking: Naast de bovenvermelde bedragen aan door de EIB verstrekte eigen middelen

hebben in het Middellandse-Zeegebied ook aandelenkapitaal- en microfinancieringsverrichtingen met middelen van derden ten belope van 52 miljoen EUR plaatsgevonden.

Het aandeel van de activiteiten met EU-garantie in het totale volume is in 2014 met 4 % afgenomen tot 4,2 miljard EUR (tegen 4,4 miljard EUR in 2013), ofwel 61 % van de totale financiering over 2014 in de onder het besluit vallende regio's. Het aandeel van de eigenrisicoactiviteiten van de EIB is met 4 % gestegen tot 2,6 miljard EUR. Meer dan 90 % van de verrichtingen die de EIB in 2014 voor eigen risico heeft gefinancierd, heeft in de pretoetredings- en in de ALA-landen plaatsgevonden en de rest (9 %) in het Middellandse-Zeegebied. In het oostelijk nabuurschap (Oekraïne, zie hieronder) en Zuid-Afrika heeft alle financiering een EU-garantie gekregen.

In 2014 viel 86 % van de leningen met EU-garantie onder de brede garantie (3,6 miljard EUR), die voor verrichtingen met nationale en lagere overheden wordt gebruikt, en 14 % onder de dekking tegen politieke risico's (0,6 miljard EUR) die voor verrichtingen in de particuliere sector wordt gebruikt.

Tabel 2: Cumulatieve ondertekende overeenkomsten (netto), afgezet tegen de

plafonds van het huidige EU-mandaat over de periode 2014-2020

Miljoen EUR

Plafond

Netto ondertekend (in miljoen EUR)

Netto ondertekend in % v.h. plafond

Pretoetreding

8 739

200

2 %

Middellandse Zee

9 606

390

4 %

Oostelijk nabuurschap en Rusland

4 831

1 090

23 %

Azië en Latijns-Amerika

3 407

415

12 %

Zuid-Afrika

416

-

0 %

Totaal in mandaatregio's

27 000

2 095

8 %

In de tweede helft van het jaar is onder het nieuwe ELM bijna de helft van het totale volume (2,1 miljard EUR) in het oostelijk nabuurschap vastgelegd, waar de ondertekening van de meeste overeenkomsten als gevolg van geopolitieke ontwikkelingen was uitgesteld tot het laatste kwartaal. 23 % van het subplafond 2014-2020 voor het oostelijk nabuurschap is gebruikt voor de ondertekening van zes nieuwe verrichtingen in Oekraïne ter waarde van in totaal 940 miljoen EUR.

Ook in 2014 heeft de Syrische overheid geen rente en aflossing betaald op de leningen. In verband daarmee is in 2014 een bedrag van 60,22 miljoen EUR uit het garantiefonds aan het EIB uitgekeerd en is het totale door het fonds uitgekeerde bedrag eind 2014 uitgekomen op 142,72 miljoen EUR.


Diagram 1: Jaarlijkse volumeontwikkeling van de door de EIB uit eigen middelen verstrekte leningen

Met 6,7 miljard EUR ligt de waarde van de in 2014 ondertekende overeenkomsten iets (2 %) boven het gemiddelde van de jaren daarvoor (6,6 miljard EUR).

Daarbij ging het om 42 projecten met EU-garantie (zelfde aantal als in 2013) en 23 projecten met eigen risico voor het EIB (26 projecten in 2013).

Tabel 3: Aantal verrichtingen in 2014 per regio (alle middelen)

Regio

Middelen van derden

Met EU-garantie

Eigen risico EIB

Totaal

Pretoetreding

8

19

27

Middellandse Zee5

7

12

1

20

Oostelijk nabuurschap en Rusland

12

0

12

Azië en Latijns-Amerika

8

3

11

Zuid-Afrika

2

0

2

Totaal

7

42

23

72

Zoals tabel 4 laat zien, zijn de pretoetredingslanden in 2014 de voornaamste begunstigden van EIB-financiering buiten de EU gebleven met 2,4 miljard EUR aan ondertekende overeenkomsten, ofwel 36 % van de totale financiering in de betrokken regio's. Bij deze regio lag een sterke nadruk op de verlening van financiële steun voor innovatie en groei aan met name kmo's (het mkb) en de particuliere sector. In het kader van het mandaat is de financiering van projecten die gericht zijn op een hechtere integratie met Europese infrastructuurnetwerken, ook een hoofdprioriteit geweest.

Tabel 4: Sectorale verdeling van de EIB-financieringsverrichtingen van 2014 in de

onder het besluit vallende regio's (alle middelen)

Pretoetreding

Middellandse Zee

Oostelijk nabuurschap

Azië en Latijns-Amerika

Zuid-Afrika

Totaal

Kredietlijnen

1 260

280

595

250

2 385

Energie

243

885

180

635

175

2 118

Vervoer

348

158

55

268

828

Stedelijke ontwikkeling/gemengde infrastr.

300

135

105

100

640

Industrie

165

170

335

Water, riolering

20

85

71

118

293

Landbouw, visserij, bosbouw

100

100

Onderwijs

70

70

Diensten

52

52

Totaal

2 436

1 664

1 176

1 370

175

6 820

In 2014 is de EIB-financiering met EU-garantie en voor eigen risico in de mediterrane landen ten opzichte van het voorgaande jaar verdrievoudigd tot 1,6 miljard EUR. Daarvan is 1,3 miljard EUR gestoken in essentiële infrastructuurprojecten, waaronder de modernisering van wegen en scholen, en in klimaatactieprojecten op het gebied van hernieuwbare energie (thermische zonne-energie in Israël en Marokko) en energie-efficiëntie (warmtekrachtcentrale in Egypte). Steunverlening voor de ontwikkeling van de particuliere sector blijft ook een belangrijke prioriteit in de regio. Met vijf nieuwe kredietlijnovereenkomsten (280 miljoen EUR) met Tunesië, Egypte en Libanon heeft de steun aan het mkb zijn hoogste punt bereikt sinds de Arabische Lente. Daarbovenop komen nog middelen van derden ten belope van 52 miljoen EUR. Dat bedrag is in micro-ondernemingen gestoken via dienstverleners op microfinancieringsgebied en in aandelenfondsen voor de diversificatie van de lokale financiële sectoren.

In het oostelijk nabuurschap is de totale waarde van de ondertekende overeenkomsten uitgekomen op 1,2 miljard EUR, het op een na hoogste jaarvolume na het record van 2013 (1,8 miljard EUR). In Rusland zijn de activiteiten vanwege de EU-sancties stilgevallen. In Oekraïne zijn overeenkomsten ter waarde van 940 miljoen EUR getekend, waarmee de EIB haar bijdrage heeft geleverd aan het EU-actieplan voor Oekraïne. Om de toezegging van 3 miljard EUR aan financiering in de periode 2014-2016 gestand te kunnen doen, zijn de samenwerking met de Oekraïense autoriteiten, de dialoog tussen de Commissie en EIB en de coördinatie met andere investeerders geïntensiveerd. Onder meer zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector kredietlijnen beschikbaar gesteld waarbij de middelen via de overheid worden doorgesluisd, is een kaderlening voor snel herstel en wederopbouw verstrekt en is steun verleend voor een gaspijpleidingsproject en voor de bouw van de Beskyd-spoorwegtunnel die deel uitmaakt van een pan-Europese corridor.

In Azië, Centraal-Azië en Latijns-Amerika is de totale waarde van de ondertekende overeenkomsten (1,4 miljard EUR) opnieuw gestegen, met 0,2 miljard EUR ten opzichte van 2013. Met 58 % van alle in 2014 ondertekende overeenkomsten heeft de nadruk opnieuw gelegen op klimaatactie en duurzame energie. Voorts is een kredietlijn van 150 miljoen EUR met een commerciële bank in Mexico geopend en is met Mongolië een eerste overeenkomst ter waarde van 50 miljoen EUR getekend voor investeringen in water, sanitatie en de behandeling van afvalwater. Ook is een tranche van 70 miljoen EUR getekend voor de Tadzjieks-Kirgizische interconnectie van elektriciteit. Dit project is van groot belang voor de regionale samenwerking en heeft een voor de Centraal-Aziatische landen uitzonderlijke omvang.

In Zuid-Afrika zijn twee leningovereenkomsten (voor in totaal 175 miljoen EUR) gesloten voor de financiering van zonne-energiecentrales. Dit bedrag is lager dan in 2013 (260 miljoen EUR).

3.2.BIJDRAGE AAN DE EU-BELEIDSDOELSTELLINGEN

Het besluit voorziet in drie horizontale, overkoepelende doelstellingen voor alle regio's die onder de EU-begrotingsgarantie vallen:

i)ontwikkeling van de lokale particuliere sector, met name steun aan het mkb;

ii)ontwikkeling van sociale en economische infrastructuur;

iii)beperking van en aanpassing aan klimaatverandering.

Voorts moeten de activiteiten passen binnen de in artikel 21 VEU vastgelegde algemene beginselen van het externe optreden en bijdragen tot de regionale integratie van de partnerlanden, waaronder de economische integratie tussen pretoetredingslanden, nabuurschapslanden en de Unie.

De Commissie en de EIB hebben, in samenwerking met de EDEO, de regionale technische operationele richtsnoeren voor de EIB-verrichtingen met EU-garantie in 2014-2020 bijgewerkt6. De richtsnoeren bieden een leidraad voor de afstemming van de EIB-verrichtingen in de verschillende regio's op beleidslijnen, programma's en instrumenten van de EU. De richtsnoeren zijn in mei 2015 aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden. De bijdrage aan de mandaatdoelstellingen is voor de verrichtingen van 2014 in het kader van zowel het mandaat als de eigenrisicofaciliteiten weergegeven in het volgende diagram. Bijna de helft van de verrichtingen draagt bij aan meer dan één doelstelling. Dat geldt met name voor de klimaatactieprojecten.

Diagram 2: Bijdrage aan de mandaatdoelstellingen (in % en in geldelijke bijdrage)

Ontwikkeling van de lokale particuliere sector, en met name steun aan het mkb

De EIB steunt de ontwikkeling van de lokale particuliere sector op verschillende manieren, doorgaans met kredietlijnen voor lokale financiële intermediairs (vooral banken) die de bedragen doorsluizen naar het mkb, met participaties in private-equityfondsen en in risicokapitaal voor bedrijven met een hoog groeipotentieel, met aandelenkapitaalfinanciering voor aanbieders van microfinanciering en met rechtstreekse leningen aan grotere bedrijven.

In 2014 heeft de EIB 2,7 miljard EUR aan financiering verstrekt in het kader van 39 verrichtingen ter ondersteuning van de ontwikkeling van de particuliere sector in mandaatregio's. Bij 33 van de 39 verrichtingen ging het om nieuwe overeenkomsten die in 2014 voor het eerst zijn gesloten. De meeste ervan (21) waren intermediaire verrichtingen, met name kredietlijnen voor het mkb en midcaps. Evenals in de voorgaande jaren zijn de kredietlijnen merendeels in de pretoetredingslanden toegekend in het kader van de EIB-pretoetredingsfaciliteit voor eigen risico waaruit bedrijven steun ontvangen voor modernisering, voor uitbreiding en voor de toepassing van EU-normen. In het Middellandse-Zeegebied zijn vier nieuwe microfinancieringsinvesteringsvehikels en private-equityfondsen gelanceerd. Daarnaast is in acht gevallen rechtstreekse financiering voor de ontwikkeling van de lokale particuliere sector beschikbaar gesteld (waaronder voor drie infrastructuurprojecten).

Ontwikkeling van sociale en economische infrastructuur

De EIB heeft in totaal 4,1 miljard EUR aan financiering verstrekt. Bij 41 verrichtingen ging het om nieuwe projecten ter waarde van 3,7 miljard EUR om sociale en economische infrastructuur in diverse sectoren (energie, vervoer, water en sanitatie, gezondheid, onderwijs en stedelijke ontwikkeling) te ontwikkelen. De EIB heeft in 2014 overeenkomsten gesloten voor 15 nieuwe projecten in de energiesector, waarvan zes energieopwekkingsprojecten. Ook heeft de EIB steun verleend voor de ontwikkeling van elektriciteits- en gasnetten in twee projecten die er uitsluitend op gericht waren elektriciteitsnetten uit te breiden en te verbeteren om de betrouwbaarheid en efficiëntie te verhogen en meer huishoudens en bedrijven te bereiken. Zeven nieuwe EIB-projecten hadden betrekking op de vervoerssector, zes op de water- en rioleringssector en vijf op stedelijke ontwikkeling. Nadere informatie over de gefinancierde projecten is te vinden in het SWD.

Beperking van en aanpassing aan klimaatverandering.

De EIB-steun voor klimaatactie is in 2014 met in totaal 2,1 miljard EUR, ofwel 31 % van de totale waarde van de ondertekende overeenkomsten in de mandaatregio's op een hoog niveau gebleven. Dit niveau is gelijk aan het record van vorig jaar en ligt ruim boven het EIB-streefcijfer van 25 % van de totale kredietverlening7.

De kredietverlening voor klimaatactie had voor het overgrote deel (88 %) betrekking op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en duurzaam vervoer. Slechts 2 % van de EIB-kredietverlening voor het klimaat ging naar de aanpassingscomponent. Dit komt doordat de ontwikkelingslanden een gebrek aan interesse tonen voor leningen in het kader van de aanpassing aan klimaatverandering en doordat deze sector weinig aantrekkelijk is voor particuliere investeerders. Daar de onder het besluit vallende regio's echter bijzonder kwetsbaar zijn voor de huidige klimaatvariabiliteit en voor toekomstige klimaatverandering, zorgt de EIB er in toenemende mate voor dat de bestendigheid tegen klimaatverandering een integrerend onderdeel van de projecten is. In dat verband wordt onder meer steun gegeven voor technische bijstand en passende planningsmaatregelen en voor specifieke aanpassingsinvesteringen, zoals maatregelen om overstromingen te beheersen en te voorkomen.

In Azië is de kredietverlening voor klimaatactie met bijna 68 % van de toegekende financiering op een hoog niveau gebleven. In Latijns-Amerika is dit percentage op 54 % en in Zuid-Afrika op 100 % van de nieuwe financieringsverrichtingen uitgekomen. In het Middellandse-Zeegebied was 31 % van de in 2014 toegekende financiering gericht op de ondersteuning van klimaatactie. In de pretoetredingslanden en de regio's van het oostelijk nabuurschap zijn ook aanzienlijke bedragen aan klimaatactiefinanciering voor projecten uitgetrokken, maar is het totale procentuele aandeel lager omdat daar andere belangrijke leenprioriteiten zijn gesteld, met name de ontwikkeling van de particuliere sector.



Tabel 5: Kredietverlening voor klimaatactie in 2014 in de onder het besluit vallende regio's

Miljoen EUR

Klimaatactie onder

Totaal klimaatactie

In % van de totale financiering

mandaat

eigenrisicofaciliteiten

Middellandse Zee

505

-

505

31 %

Pretoetreding

273

227

500

21 %

Azië

45

400

445

68 %

Latijns-Amerika

200

150

350

54 %

Zuid-Afrika

175

-

175

100 %

Oostelijk nabuurschap en Rusland

137

-

137

12 %

Centraal-Azië

-

-

-

0 %

Totaal in mandaatregio's

1 334

777

2 112

31 %

In % van de totale financiering

32 %

30 %

Regionale integratie

In 2014 heeft de EIB in totaal 23 financieringsovereenkomsten ter ondersteuning van de regionale integratie getekend. Daarmee was een bedrag van 1,6 miljard EUR gemoeid (1,1 miljard EUR in 2013). In de pretoetredingslanden is de regionale integratie gesteund met acht kredietlijnen (795 miljoen EUR) die de internationale samenwerking en de economische convergentie in de richting van de EU moeten bevorderen. In de vervoerssector moeten projecten de grensoverschrijdende mobiliteit bevorderen (253 miljoen EUR) en in de energiesector moeten projecten in landen met weinig natuurlijke energiebronnen zorgen voor een betere toegang tot energie (293 miljoen EUR).

3.3.IMPACT EN MEERWAARDE VAN DE EIB-VERRICHTINGEN

Het ReM-kader maakt het mogelijk de EIB-financieringsverrichtingen tijdens de gehele levenscyclus ervan te beoordelen. Het kader helpt bij het selecteren van solide projecten, waarvan op basis van concrete resultaten wordt uitgemaakt of zij stroken met de EU-prioriteiten en waarbij de betrokkenheid van de EIB een meerwaarde biedt. Tijdens de projectbeoordelingsfase worden resultaatindicatoren vastgesteld met uitgangssituatie-indicatoren en streefcijfers voor de verwachte economische, sociale en ecologische uitkomsten van de verrichting. De werkelijk behaalde resultaten worden gedurende de gehele projectduur aan deze gespecificeerde prestatiebenchmarks getoetst en op twee belangrijke momenten gerapporteerd: bij de voltooiing van het project en drie jaar na de voltooiing van het project ("post-voltooiing") voor rechtstreekse verrichtingen, aan het einde van de investeringsperiode en aan het einde van de bestaansduur van private-equityfondsen, en aan het einde van de toewijzingsperiode voor intermediaire leningen.

Projecten worden beoordeeld op basis van drie "pijlers":

i)in pijler 1 wordt de verwachte bijdrage aan de prioriteiten van de EU en van de landen beoordeeld, alsook of het project subsidiabel is op grond van de mandaatdoelstellingen van de EIB;

ii)in pijler 2 wordt de kwaliteit en soliditeit van de verrichting beoordeeld, uitgaande van de verwachte resultaten;

iii)in pijler 3 wordt de verwachte financiële en niet-financiële additionaliteit van de EIB beoordeeld.

In 2014 hebben acht binnen het ReM-kader goedgekeurde projecten het punt van voltooiing bereikt. De resultaten van de ReM-projectvoltooiingsevaluaties zijn samengevat in het SWD. Aangezien het enkele jaren zal duren voordat ReM-verrichtingen daadwerkelijk resultaat opleveren, worden in het SWD zes geselecteerde casestudy's over de daadwerkelijke resultaten van projecten in uitvoering gepresenteerd. De verwachte resultaten van de EIB-financieringsverrichtingen van 2014 in de onder het mandaat vallende regio's worden hieronder gepresenteerd en besproken. Om dubbeltelling van projecten en verwachte resultaten te voorkomen, vermeldt het verslag alleen de verwachte resultaten en additionaliteit van "nieuwe" projecten, d.w.z. de projecten waarvoor de eerste financieringsovereenkomsten in 2014 zijn getekend (64 in totaal).

Diagram 3: ReM-beoordelingen per pijler voor nieuwe verrichtingen in 2014

De bijdrage aan de doelstellingen (ReM-pijler 1) is bij meer dan 40 % van de nieuwe overeenkomsten van 2014 aangemerkt als "uitstekend". Dit houdt in dat ervan uit wordt gegaan dat een grote bijdrage zal worden geleverd aan zowel de nationale ontwikkelingsdoelstellingen als de EU-prioriteiten voor het land en/of de regio in kwestie. De resterende verrichtingen hebben in pijler 1 het predicaat "goed" gekregen. De projecten waarvan een "goede" bijdrage wordt verwacht, stroken met de mandaatdoelstellingen en kunnen een grote bijdrage leveren aan ofwel de nationale ofwel de EU-ontwikkelingsdoelstellingen, alsook een gematigde bijdrage aan de andere doelstellingen.

Voor rechtstreeks gefinancierde projecten (ReM-pijler 2) berust de beoordeling op de soliditeit van het project en op de economische, financiële, ecologische en sociale duurzaamheid. Voor intermediaire verrichtingen berust de beoordeling op de verwachte resultaten, gewogen naar risicoafwegingen waarbij de soliditeit van de intermediair en de kwaliteit van de operationele omgeving worden gemeten.

Uit pijler 2 blijkt dat van 14 % van de nieuwe verrichtingen een uitstekende bijdrage wordt verwacht: voor de rechtstreekse verrichtingen wordt gerekend op een economisch rendement van meer dan 15 %, en voor de intermediaire verrichtingen (kredietlijnen) op een uitzonderlijke verbetering van de toegang tot financiering en een uitzonderlijke ontwikkeling van de financiële sector, in een omgeving die door beperkte risico's wordt gekenmerkt. Van ruim 76 % van de nieuwe verrichtingen is de bijdrage aangemerkt als "goed". Het gaat om rechtstreekse verrichtingen met een gemiddeld economisch rendement van 10 % à 15 % in het geval van infrastructuurprojecten en om intermediaire verrichtingen die bijdragen tot de verbetering van de toegang tot financiering en tot de ontwikkeling van de financiële sector, zij het in een risicovolle omgeving met minder kans op resultaat. Zes projecten hebben het predicaat "aanvaardbaar" gekregen. Dit komt hoofdzakelijk door de risicovolle omgeving, die van invloed is op de kans dat de beoogde resultaten daadwerkelijk worden behaald.

Additionaliteit (ReM-pijler 3) wordt gemeten aan de hand van het verschil tussen de EIB-bijdrage aan een investeringsproject en de standaardmarktfinanciering, en wel in drie dimensies: de toereikendheid van de financiële middelen die een project nodig heeft, de technische EIB-bijdrage, en het effect op de verhoging van de normen en de stimulering van bijdragen uit andere bronnen. Van alle verrichtingen van 2014 is aangenomen dat ze kredietnemers een voordeel opleveren dat ze niet zouden hebben genoten bij marktfinanciering. Uit de ReM blijkt dat van 14 % van de nieuwe verrichtingen van 2014 een hoge additionaliteit wordt verwacht, waarbij doorgaans de langste schuldlooptijd die de kredietnemer op de markt wordt geboden, met meer dan 100 % wordt verlengd, ten minste 80 % van de economische levensduur van de te financieren activa wordt bestreken, en voor de verrichtingen een hoofdrol is weggelegd in de ondersteuning van de voorbereiding, structurering en/of uitvoering van het project. Aangenomen wordt dat nog eens 70 % een goede bijdrage zal leveren en een significante additionaliteit biedt, waarbij doorgaans een significante financiële additionaliteit wordt gecombineerd met significante technische en sectorale bijdragen of normen en borging. De 14 % getekende verrichtingen waarvan een gematigde additionaliteit wordt verwacht, waren doorgaans standaardproducten waarvoor slechts een beperkte bijdrage aan het ontwerp, de structurering of de uitvoering van het project nodig was.

4.EIB-SAMENWERKING MET ANDERE PARTIJEN

4.1. SAMENWERKING MET DE COMMISSIE

In het mandaat is vastgelegd dat de Commissie, de EDEO en de EIB onderling moeten samenwerken en de externe activiteiten van de EIB en de externe beleidsdoelstellingen van de EU nauwer op elkaar moeten afstemmen om een optimale synergie tussen de EIB-financiering en de EU-begrotingsmiddelen te bewerkstelligen, met name door een regelmatige en systematische dialoog en door vroegtijdige uitwisseling van informatie over beleidslijnen, strategieën en ontwerpprojecten. In 2014 is het (in 2013 herziene) memorandum van overeenstemming tussen de Commissie, de EDEO en de EIB voor de samenwerking en coördinatie in de onder het mandaat vallende regio's van toepassing gebleven. In dit verband zijn onder meer informatie over ontwerpprojecten en contactinformatie uitgewisseld.

In het kader van (de operationalisering van) het nieuwe mandaat 2014-2020 hebben de Commissie en de EIB in juli 2014 een herziene garantieovereenkomst en een terugvorderingsovereenkomst uitonderhandeld en ondertekend.

In haar operationele plan heeft de EIB in het kader van het EU-initiatief tot verlening van steun aan Oekraïne 3 miljard EUR voor Oekraïne vastgelegd voor de periode 2014-2016. Overeenkomstig de besluiten en conclusies van de Raad heeft de EIB alle initiërende en due-diligenceactiviteiten voor verrichtingen in Rusland opgeschort. In juni 2014 hebben Georgië, Moldavië en Oekraïne associatieovereenkomsten met de EU getekend.

In het zuiden heeft de EIB haar partnerschap met de Europese Commissie in het kader van de NIF (Investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid) vernieuwd en een nieuwe risicokapitaalfaciliteit van 300 miljoen EUR voorgesteld. De EIB zal zelf maximaal 200 miljoen EUR uit eigen middelen investeren. Daarnaast zou de EU een bijdrage moeten leveren.

Met Cambodja en Bhutan zijn in 2014 twee nieuwe kaderovereenkomsten getekend waarmee de weg is gebaand voor EIB-verrichtingen in deze landen.

De EIB heeft in 2014 verder actief aan de regionale gecombineerde mechanismen deelgenomen. Zij heeft nauw met de Commissie samengewerkt in de technische groep van deskundigen van het EU-platform voor gecombineerde mechanismen in de context van externe samenwerking (Eubec). In dit verband heeft zij actief samengewerkt met de technische groep die richtsnoeren opstelt voor de mobilisatie, mede via PPP's, van middelen uit de particuliere sector, en met de technische groep voor financiering in het kader van klimaatverandering.

De EIB heeft in 2014 vier "publieke beleidsdoelen" (PBD's) vastgesteld, die moeten leiden tot een verdere vergroting van de coherentie tussen EIB-activiteiten en EU-beleidslijnen. Zonder afstand te nemen van de rapportagevereisten van het mandaat, is dit volgens de EIB een goede gelegenheid om de rapportage en communicatie van de EIB over haar kredietverrichtingen in en buiten de EU te harmoniseren. De vier PBD's zijn: innovatie, financiering van mkb en midcaps, infrastructuur en milieu. Daarnaast heeft de EIB twee horizontale doelen vastgesteld die betrekking hebben op klimaatverandering en op economische en sociale cohesie in de EU.

Naar aanleiding van de plenaire vergadering in november 2013 in Jakarta van het OESO-Wereldforum inzake transparantie en inlichtingenuitwisseling voor belastingdoeleinden heeft de EIB in maart 2014 een addendum bij het NCJ-beleid (beleid inzake niet-coöperatieve rechtsgebieden) goedgekeurd en gepubliceerd8. Met dit addendum wordt voor rechtsgebieden die hebben toegezegd adequate corrigerende actie tegen de door het OESO-Wereldforum vastgestelde tekortkomingen te ondernemen, een beperkte opschorting van de toepassing van de relocatievereisten ingevoerd, zulks conform vergelijkbare instellingen. Wel gelden strikte termijnen en voorwaarden.

De EIB is in 2014 ook gastvrouw geweest voor een compliancetop met alle internationale financiële instellingen, de FATF, het OESO-Wereldforum, de ECB, de EBA en Transparency International en voor een seminar van het maatschappelijk middenveld met NGO's over NCJ's en belastingheffing.

4.2. SAMENWERKING MET DE EUROPESE OMBUDSMAN

Met het memorandum van overeenstemming dat in 2008 is gesloten tussen de EIB en de Europese Ombudsman (EO), is de basis gelegd voor de twee fasen van het EIB-klachtenmechanisme — het interne klachtenmechanisme (EIB-CM) en het externe klachtenmechanisme (EO) — dat door de raad van bestuur van de EIB in 2010 is goedgekeurd na een uitgebreide openbare raadpleging. Het memorandum bevat een uniforme uitleg van het doel en de consistentie van de toepassing van dit mechanisme met betrekking tot het interne en het externe deel. Daarbij ligt bijzondere nadruk op het volgende:

•het bestaan van een doeltreffend intern EIB-CM voor de behandeling van klachten die door externe partijen bij de EIB zijn ingediend, in alle bedrijfsonderdelen van de EIB;

•voor klachten over verrichtingen buiten de EU, waaronder de externe mandaten, maakt de EO stelselmatig gebruik van zijn bevoegdheid om op eigen initiatief onderzoek te verrichten bij klachten van niet-EU-burgers of -inwoners;

•het toepassingsgebied van de EO-evaluatie, met erkenning van het EIB-CM als vereiste eerste stap.

De EO heeft in 2014 twee klachten verwerkt waarin de EIB werd beschuldigd van wanbeheer bij projecten in ELM-landen. In het geval van Bosnië en Herzegovina stelde de EO de klager in het gelijk. De EIB zoekt samen met de EO nog naar een passende oplossing. In het geval van Egypte is geen wanbeheer geconstateerd en is het dossier in 2014 door de EU gesloten.

4.3. SAMENWERKING MET IFI'S

De samenwerking met andere IFI's (internationale financiële instellingen) is een integrerend onderdeel van de EIB-activiteiten en gaat van het voeren van onderling overleg en een dialoog over institutionele, horizontale en thematische kwesties tot het verbeteren van vormen van operationele cofinanciering en werkverdeling. De dialoog tussen IFI's vindt grotendeels binnen gespecialiseerde werkgroepen plaats. Deze komen periodiek bijeen om beste praktijken te delen of specifieke kwesties te behandelen.

In 2014 heeft de EIB samen met andere multilaterale ontwikkelingsbanken (MOB's) gewerkt aan de ontwikkelingsagenda na 2015, en met name aan een gemeenschappelijke aanpak voor de taken op het gebied van ontwikkelingsfinanciering.

De EIB-routekaart voor het Middellandse-Zeegebied die op de Femip-bijeenkomst van ministers in Athene is bekrachtigd, fungeert als richtsnoer voor de EIB-samenwerking in het zuidelijk nabuurschap.

Een ander hoogtepunt in 2014 was de aankondiging van het Camena-klimaatactiebudget in het kader van het Femip-trustfonds met 15 miljoen GBP aan financiering van het VK voor de opbouw van capaciteit en de voorbereiding van nieuwe klimaatinvesteringen in het zuiden. De eerste uit Camena gefinancierde projecten worden naar verwachting in 2015 goedgekeurd.

De samenwerking tussen de EIB en het secretariaat van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied is in 2014 geïntensiveerd met de ondertekening van een vernieuwd memorandum van overeenstemming dat de continuïteit in het al nauwe partnerschap tussen de twee instellingen moet waarborgen.

De EIB is een partnerschap met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) aangegaan in het kader van onderzoek naar de wijze waarop de werkgelegenheidseffecten van EIB-infrastructuurprojecten kunnen worden gemaximaliseerd, dit in het bredere kader van het ILO-programma voor werkgelegenheidsintensieve investeringen.

In 2014 heeft de EIB de werkzaamheden van de groep voor de opstelling van het gezamenlijk verslag van 2013 over MOB-klimaatfinanciering gecoördineerd en het verslag voor de klimaattop van de secretaris-generaal van de VN in New York gepubliceerd. In het kader daarvan was de EIB betrokken bij de OESO-werkzaamheden op het gebied van de actualisering van de Rio Markers voor klimaatfinanciering en heeft zij namens de MOB-groep een bijdrage geleverd aan de tweejaarlijkse UNFCCC-beoordeling van klimaatfinanciering in december 2014.

In het kader van het mandaat is circa 48 % van de ondertekende overeenkomsten gecofinancierd met andere IFI's en is bij 20 % van de verrichtingen in 2014 een gift ontvangen uit de EU-begroting. Naast twee met de AFD en de KfW gecofinancierde verrichtingen heeft de EIB in 2014 leiding gegeven aan zes andere verrichtingen, waarmee zij de grootste NIF-financier is geworden. Sinds de totstandkoming van de NIF is zij hetzij als leidende financier hetzij als cofinancier betrokken geweest bij 66 % van de door het NIF-bestuur goedgekeurde projecten. Bij de regionale gecombineerde EU-faciliteiten zijn de EIB-leningen voor de NIF, het bedrag van 10,18 miljoen EUR voor de investeringsfaciliteit voor de westelijke Balkan en het bedrag van 5 miljoen EUR voor de Aziatische investeringsfaciliteit in 2014 aangevuld met 132,7 miljoen EUR aan EU-begrotingsmiddelen.

(1)PB L 280 van 27.10.2011, blz. 1.
(2)PB L 135 van 8.5.2014, blz. 1.
(3)COM(2014) 674.
(4)Besluiten 466/2014/EU en 1080/2011/EU.
(5) Eén verrichting is zowel voor eigen risico van de EIB als in het kader van het ELM gefinancierd. Deze verrichting is geregistreerd als zijnde voor eigen risico van de EIB.
(6) Zie SWD(2015) 106 final van de Commissie.
(7) Krachtens artikel 3, lid 7, van Besluit 466/2014/EU moet het EIB-volume van de projecten ter beperking van en aanpassing aan klimaatverandering ten minste 25 % van de totale financieringsverrichtingen van de EIB uitmaken.
(8)http://www.eib.org/about/documents/ncj-policy-addendum.htm