Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over slimme steden als motor van een nieuw Europees industriebeleid (initiatiefadvies)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over slimme steden als motor van een nieuw Europees industriebeleid (initiatiefadvies)

17.11.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 383/24


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over slimme steden als motor van een nieuw Europees industriebeleid

(initiatiefadvies)

(2015/C 383/05)

Rapporteur:

mevrouw RONDINELLI

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft op 22 januari 2015 besloten om, overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde, een initiatiefadvies op te stellen over:

„Slimme steden als motor van een nieuw Europees industriebeleid”.

De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 juni 2015 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 1 en 2 juli 2015 gehouden 509e zitting (vergadering van 1 juli 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 149 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Tegen de achtergrond van de toenemende verstedelijking beschouwen de EU en de lidstaten steden als „laboratoria voor een dynamischer en meer gedigitaliseerd Europa” waarin wordt geëxperimenteerd met maatregelen die in staat zijn groei te genereren met banencreatie en sociale ontwikkeling.

1.2.

Stedelijke duurzaamheid zal tot stand komen door een doordachte combinatie van gebruiksklare en innovatievere technologieën, geïntegreerde platformen (op Europees, nationaal en gemeentelijk niveau), moderne infrastructuren, energie-efficiëntie, herinrichting van doeltreffendere diensten op grond van de behoeften van de burgers en gebruikers, en integratie tussen een slim elektriciteitsnet, internet en meetinstrumenten.

1.3.

Steden kunnen als geavanceerde, op grote schaal actieve laboratoria voor innovatie bijdragen aan de industriële en sociaaleconomische „wedergeboorte” van de EU en een echte industriële, financiële en sociale revolutie op gang brengen.

1.4.

In dit opzicht is het EESC van mening dat slimme steden de motor van een nieuw Europees industriebeleid kunnen worden dat in staat is invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van specifieke productiesectoren door de voordelen van de digitale economie op grote schaal te verbreiden. Onder anderen vicevoorzitter van de Commissie Maroš ŠEFČOVIČ heeft in zijn toespraak in de voltallige vergadering van het EESC van 22 april 2015 verklaard dat slimme steden voor de EU een prioriteit voor ontwikkeling vormen en heeft benadrukt dat de burgemeesters van steden graag willen investeren in de gemeenschappen van de toekomst.

1.5.

Om in dit opzicht resultaten te boeken, is het van cruciaal belang de weg in te slaan naar een geavanceerder en doeltreffender model dan de modellen die tot nu toe zijn toegepast, waarvan de maatregelen zeer gefragmenteerd zijn. Daarom stelt het EESC de andere Europese instellingen en de nationale regeringen voor het concept van slimme steden te koppelen aan een duurzaam en geïntegreerd ontwikkelingsmodel dat toepasbaar is voor een stad, eiland, gebied of industriële zone, en op samenhang en gelijktijdige integratie van zes „faciliterende pijlers” stoelt:

technologieën en instrumenten voor energie-efficiëntie en integratie van hernieuwbare bronnen;

verspreiding van technologische platformen en interoperabiliteit om nieuwe systemen van digitale diensten tot stand te brengen;

nieuwe digitale diensten om de levens- en arbeidskwaliteit van burgers en bedrijven te verbeteren;

aanpassing van infrastructuren en herinrichting van steden;

opleiding en voorlichting van burgers, bedrijven en de overheidssector met het oog op digitale vaardigheden;

een model van economische en financiële duurzaamheid voor investeringen.

1.6.

De gelijktijdige aanwezigheid van deze zes pijlers moet als een vast en onontbeerlijk onderdeel van een strategisch plan voor slimme steden worden gezien. Het is eveneens onontbeerlijk dat dit model wordt toegepast in een beleidskader waarin de hoogste veiligheidsnormen worden gehandhaafd voor de netwerken, computersystemen, toepassingen en instrumenten die de basis van de ecosystemen van digitale diensten vormen.

1.7.

Om dit voorstel naar concrete acties te vertalen, acht het EESC het van essentieel belang dat de EU en de lidstaten niet alleen het maatschappelijk middenveld betrekken, maar ook hun beleidsacties op elkaar afstemmen, de nodige overheidsmiddelen voor deze acties uittrekken en in dit kader mogelijkheden voor publiek-private partnerschappen creëren.

1.8.

Het EESC is met name van mening dat, om volledig duurzame innovaties in te voeren die de levenskwaliteit en het welzijn van de burgers verbeteren, investeringen in slimme steden moeten worden ondersteund door de synergie tussen bestaande Europese, nationale en regionale overheidsmiddelen te benutten en de mogelijkheden die het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) biedt te gebruiken.

1.9.

Om deze processen ten uitvoer te leggen, stelt het EESC voor dat:

de Europese Commissie een „uniek Europees toegangscentrum gespecialiseerd in slimme steden” in het leven roept, waar de algemene bevoegde diensten, de lidstaten, het EESC en het Comité van de Regio’s bij betrokken zijn;

in elke lidstaat bijgevolg „één loket voor technische en financiële toegang voor slimme steden” wordt ingesteld dat systematisch met het „uniek Europees toegangscentrum gespecialiseerd in beleid en middelen voor slimme steden” is verbonden. Deze loketten moeten bestemd zijn voor lokale publieke en private belanghebbenden voor de ondersteuning van bevorderende acties op nationaal niveau en van afzonderlijke steden die zijn ingesteld door adviesgroepen samengesteld uit leden van organisaties van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners;

binnen de op te richten „Europese investeringsadvieshub” (EIAH) van het EFSI een speciale afdeling voor slimme steden wordt gevormd;

het Europees innovatiepartnerschap voor slimme steden en gemeenschappen zodanig wordt uitgebreid dat ook het maatschappelijk middenveld en het EESC deelnemen.

1.10.

Het EESC acht het opportuun op basis van deze nieuwe instrumenten een Europees platform voor projecten tot stand te brengen met de door het EFSI nagestreefde kenmerken, dat de ontwikkeling en integratie van projecten voor slimme steden in alle lidstaten bevordert en de financieringsmogelijkheden voor de projecten ondersteunt via de integratie tussen de beschikbare overheidsmiddelen, betrouwbare private middelen en de toepasbare garantievormen binnen het EFSI.

1.11.

Voor het EESC is het van wezenlijk belang een gemeenschappelijke markt van slimme steden te bevorderen, onder andere door middel van een geharmoniseerd regelgevingskader dat de volgende elementen omvat:

een herziening op Europees niveau van de instrumenten voor publiek-private partnerschappen om deze aantrekkelijker te maken voor bedrijven en hun actiegebied uit te breiden naar onder andere centrale ondersteunende diensten voor de digitale economie;

instrumenten voor innovatieve aanbestedingen en precommerciële inkoop;

gelijkvormige mechanismen die de steden op transparante wijze in staat stellen gebruik te maken van de economische middelen die ontstaan uit kostenbesparingen en uit de nieuwe diensten ontwikkeld door de platformen die in het kader van slimme steden worden bevorderd, en die de herinvestering hiervan in volgende innovatieve projecten stimuleren.

1.12.

Voor het EESC zijn de betrokkenheid en de deelname van organisaties van het maatschappelijk middenveld en het overleg tussen de sociale partners essentiële factoren, niet alleen om de strategische en projectgerichte plannen vast te stellen die verbonden zijn met de tenuitvoerlegging van het duurzaam en geïntegreerd model voor de ontwikkeling van slimme steden, maar ook om zeker te stellen dat deze plannen tot economische voordelen voor de burgers en betere leef- en arbeidsomstandigheden leiden.

2. Achtergrond

2.1.

De toenemende verstedelijking op internationaal (in het kader van Millenniumontwikkelingsdoel 11 verwezenlijken de Verenigde Naties momenteel het project „United Smart Cities” dat erop gericht is alle steden ter wereld duurzaam, inclusief, bestand tegen rampen en veilig te maken) en Europees(1) niveau hangt steeds meer samen met de verspreiding van slimme steden (Europese Unie — Regionaal beleid, Steden van morgen, oktober 2011) omdat in die context het merendeel van de burgers (72 % van de bevolking van de EU (359 miljoen inwoners) thans in steden woont; in 2020 zal dit 80 % zijn (gegevens van de Europese Commissie)) en van de productieactiviteiten de economische, individuele en sociale belangen naar zich toe trekt. Overigens wordt de overgang naar dit nieuwe model in een Europese context, die wordt gekenmerkt door talrijke kleinere stadscentra en door een industriële geschiedenis waarin fysieke ketens en bedrijfsnetwerken centraal staan, sowieso ook in grotere gebieden en districten verwacht en bevorderd.

2.2.

De toegenomen aandacht voor deze thema’s vanwege nationale en lokale beleidsmakers blijkt duidelijk uit een intensivering van bilaterale partnerschapsovereenkomsten tussen Europese slimme steden en gemeenten uit andere continenten die nog naar duurzaamheid moeten bewegen. Dergelijke overeenkomsten zijn erop gericht eerdere positieve ervaringen te kopiëren of goede praktijken te bevorderen en te delen. Zo heeft de Chinese regering twaalf steden aangewezen die een samenwerkingsovereenkomst voor duurzame stadsontwikkeling (http://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/12_cities.pdf) met enkele van de meest slimme steden van Europa hebben gesloten. Bovendien zijn we getuige van een algemene verbreiding van projecten en initiatieven inzake slimme stadsontwikkeling die spontaan door regeringen en/of burgers (bijv. het Handvest van Malaga, 7 februari 2011 (http://www.catmed.eu/pag/fr/11/la-charte-de-malaga) of door verenigingen, organisaties of netwerken op Europese schaal, zoals Eurocities (http://www.eurocities.eu) en het Burgemeestersconvenant (http://www.burgemeestersconvenant.eu), worden opgezet.

2.3.

De Europa 2020-strategie bevordert het ontstaan van slimme steden in heel Europa door investeringen in ICT-infrastructuur, voor de groei van het menselijk kapitaal en in oplossingen die de door nieuwe technologieën en digitalisering geboden mogelijkheden ten volle benutten om de volgende doelstellingen te verwezenlijken: de duurzaamheid en kwaliteit van het leven en werk van burgers en bedrijven verbeteren; de efficiëntie en toegankelijkheid van diensten vergroten; armoede, werkloosheid, sociale uitsluiting, milieuverontreiniging en -aantasting terugdringen.

2.4.

Met de Verklaring van Venetië voor een digitaal Europa (http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/news/digital-venice-2014) hebben de nationale regeringen de doelstelling om de overgang van hun economieën naar het digitale tijdperk te bevorderen kracht bijgezet. Zij zijn immers van oordeel dat dit de kern kan worden van een nieuw industrieel beleidsmodel, waarbij informatie- en communicatietechnologieën naast de toegang tot financiële instrumenten en tot energiebronnen een essentiële input zijn voor elke vorm van productie van goederen en diensten.

2.5.

In dit opzicht worden de steden door de lidstaten beschouwd als „laboratoria voor een dynamischer en digitaler Europa” die de mogelijke motor achter deze veranderingen kunnen zijn. Voor de EU zijn slimme steden plaatsen waar maatregelen gericht op groei met werkgelegenheid kunnen worden uitgetest, omdat hier digitale technologieën met innovatieve infrastructuren en nieuwe diensten kunnen worden gecombineerd.

2.6.

De transformatie van steden tot slimme steden zal invloed hebben op technologische vernieuwing, intelligente vervoersmiddelen, energie-efficiëntie, en het leven van burgers, werknemers en bedrijven, doordat ze verschillende veranderingen meebrengt op het vlak van bijvoorbeeld telewerk, digitale democratie en een toegenomen transparantie, en zal leiden tot een actievere deelneming aan het besluitvormingsproces.

2.7.

Ter gelegenheid van de conferentie die het EESC op 10 november 2014 organiseerde met als titel „Slimme steden — Naar een Europese economische heropleving door maatschappelijke innovatie” (http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.events-and-activities-smart-cities-civic-innovation) hebben beleidsmakers, burgemeesters van de steden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld besproken hoe deze slimme steden „gidsinstrumenten” kunnen worden voor de ontwikkeling van een nieuw industrieel beleid in Europa; hoe ze groei en werkgelegenheid kunnen ondersteunen; op welke manieren de actoren van het maatschappelijk middenveld kunnen bijdragen aan het ontwerp van de strategieën, en welke beleidsinstrumenten er nodig zijn om investeringen in slimme steden in de hele EU te stimuleren.

2.8.

Opdat de slimme steden een motor voor de ontwikkeling van een nieuw Europees industrieel beleid zouden worden(2), moet er volgens het EESC op drie maatregelen worden gefocust:

2.8.1.

Een geavanceerder en efficiënter ontwikkelingsmodel voor de slimme steden vaststellen dat de huidige versnippering kan doorbreken en een samenhangende visie op de projecten kan bevorderen, en dat veel meer behelst dan enkel de integratie tussen ICT, mobiliteit en energie-efficiëntie. Hierbij moet in het bijzonder worden gewezen op initiatieven die op lokaal niveau verschillend kunnen worden ingevuld en die erop gericht zijn de huidige impact op het bbp, de groei, de werkgelegenheid, de productiviteit (kwantitatieve economische indicatoren), en de levenskwaliteit en het geestelijke en lichamelijke welzijn van het individu (kwalitatieve economische indicatoren) voort te zetten.

2.8.2.

Investeringen in de slimme steden bevorderen vanuit een logica van publiek-privaat partnerschap dat vooral de verschillende beschikbare Europese fondsen benut en deze laat samenvallen met de uitvoering van het EFSI (Voorstel voor een verordening van de EC tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1291/2013 en (EG) nr. 1316/2013 (COM(2015) 10 final), teneinde op Europees niveau een ontwikkelingsmodel te hanteren dat wordt gekenmerkt door het vermogen om gelijktijdig opbrengsten op het vlak van de maatschappij, het milieu, de productie en de werkgelegenheid te genereren (de Commissie verwacht een groei van 2,8 miljoen arbeidsplaatsen tegen 2018 („Start-Up Europe”, EESC-conferentie van 10 november 2014) en private mede-investeerders het vooruitzicht te bieden dat hun kapitaal zal worden terugbetaald.

2.8.3.

De aanwezigheid en rol van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners bij het uitzetten van de strategie van de slimme steden, bij de tenuitvoerlegging en bij de daaropvolgende monitoring ervan versterken. Dit is van essentieel belang om de leef- en arbeidsomstandigheden van burgers en bedrijven te verbeteren.

3. Een duurzaam en geïntegreerd ontwikkelingsmodel voor slimme steden in het tijdperk van de digitale economie

3.1.

De studie van het Europees Parlement(3) toont aan dat de huidige strategieën of initiatieven erop gericht zijn de steden op minstens een van de volgende domeinen slimmer te maken: de governance van de betrokkenheid van de burgers, het verband met de nationaliteit, de leefomstandigheden, de mobiliteit, de economie en het milieu. Impliciet betekent dit dat een slimmestadproject ook mogelijk is wanneer slechts een van deze kenmerken aanwezig is. Vervolgens stelt de studie drie soorten „fundamentele elementen van een slimme stad” vast: technologisch, menselijk, institutioneel.

3.2.

Voor het EESC is het van essentieel belang om een nieuw duurzaam, productief en inclusief model voor de slimme stad tot stand te brengen, waarbij de slimme stad niet langer wordt gezien als een project inzake „informatietechnologie”, „verbetering van het milieu” of „energie-efficiëntie”, maar als een onderdeel van een nieuw Europees industrieel beleid waarbij de groei die tot werkgelegenheid en maatschappelijke ontwikkeling leidt, het dividend is van de digitale transformatie van onze economieën.

3.3.

De verwezenlijking van dit model houdt niet alleen verband met een meer geïntegreerde visie op slimmestadprojecten, maar ook met:

een kleinere versnippering van de strategieën van de lidstaten en van de Commissie;

een grotere standaardisering en integratie van operationele programma’s, fundamentele elementen, en Europese en nationale financiële instrumenten voor de ontwikkeling van slimme steden;

de ontwikkeling van financiële oplossingen die een hefboomeffect op de private middelen hebben, onder andere door het gebruik van publieke middelen voor risicobeperking;

de bevestiging van een beleid voor strategische overheidsopdrachten dat erop gericht is product- en dienstklassen vast te stellen die de door burgers, overheid en bedrijven waargenomen efficiëntie verbeteren en het onderscheidende concurrentievermogen van een grondgebied en/of netwerk en/of bedrijfssector verhogen.

3.4.

Bij dit alles is het EESC zich bewust dat een Smart-strategie op het niveau van een stad, eiland, gebied of industrieel district kan worden uitgerold en stelt het de Europese instellingen en de nationale regeringen voor om een ontwikkelingsmodel voor slimme steden vast te stellen met programma’s die zich kenmerken door samenhang en de gelijktijdige integratie van de zes ondersteunende pijlers (in Italië is dit model, voortgekomen uit een voorstel dat is uitgewerkt door de vereniging Amerigo („International Cultural Exchange Programs Alumni”) en door Enam („European Network of American Alumni Associations”) de inspiratiebron voor alle activiteiten die zijn gericht op de definitie van een strategie voor slimme steden in de context van het zogenaamde plan-Juncker door het ministerie voor Economische Ontwikkeling):

beschikbaarheid van technologieën en instrumenten voor energie-efficiëntie en de integratie van hernieuwbare bronnen, zoals bijvoorbeeld intelligente infrastructuur voor elektriciteit (slimme netten) waarmee de volgende doelen kunnen worden bereikt: ondersteuning en stimulering van energiebesparingsplannen met de integratie van ad-hoctoepassingen en oplossingen; het bevorderen van het gebruik van een gecombineerd aanbod van voorzieningsbronnen, zowel privé als publiek; integratie met infrastructuren voor connectiviteit en bevordering van de verspreiding van een openbaar toegankelijk internetsignaal;

verspreiding van platforms voor technologie en connectiviteit om met behulp van telecommunicatie- en ICT-infrastructuren te komen tot de opzet van nieuwe systemen voor digitale diensten waarmee de volgende doelen kunnen worden bereikt: zorgen voor een volledig dekkende connectiviteit, onder meer door integratie met slimme netwerken; stimulering van de verspreiding van het „Internet of Everything” dat in verbinding staat met sensoren, toepassingen en diensten; het benutten van publieke en private open data en de digitale stedelijke agenda; tegelijkertijd zorgen voor de hoogste veiligheidsstandaarden voor IT-oplossingen en -toepassingen en privacy ten aanzien van gegevens van burgers, bedrijven en de overheid;

ontwikkeling van nieuwe ecosystemen voor digitale diensten om de levenskwaliteit van de burgers te verhogen en de productiviteit van ondernemingen te verbeteren door onderling verbonden Smart-diensten en -toepassingen, ondersteund door connectiviteitsplatforms en slimme netten. Deze ecosystemen voor digitale diensten zouden, ingezet in meerdere sectoren (bijv. mobiliteit, e-health, digital tourism, industrie 4.0), het ontstaan en de versterking kunnen bevorderen van een Europese industrie voor slimme steden, met name daar waar de grote technologische bedrijven de versnelde toepassing mogelijk maken van oplossingen die worden ontwikkeld en aangeboden door kleinschaliger ondernemingen zoals start-ups;

projecten ter verbetering van de infrastructuur en een nieuwe inrichting van de stedelijke omgeving. Men kan bijvoorbeeld denken aan nieuwe bestemmingen voor stadsdelen door aanpassing en omvorming van openbare gebouwen en infrastructuur voor productieve, milieugerichte en maatschappelijke doeleinden. Doel is hier niet alleen de toegevoegde waarde ervan te vergroten, maar ook een rijkere gebruikservaring dankzij de verspreiding van efficiënte en aangesloten technologieën en de verspreiding van methoden voor indirecte openbare aanbesteding;

projecten voor scholing en uitbreiding van digitale competenties van burgers, bedrijven en binnen de publieke sector. Zo kunnen innovaties volledig worden benut en ingezet voor zo veel mogelijk eindgebruikers;

programma’s voor de economisch-financiële houdbaarheid van investeringen die zich duidelijk onderscheiden: inkomsten uit diensten, benutting van infrastructuur en doelmatigheidsoperaties; instrumenten voor de herverdeling van de winsten tussen netwerkbeheerders, investeerders, ontwikkelaars van Smart-oplossingen en -toepassingen, en gebruikers; instrumenten voor publieke en private financiering waarmee de implementatie van deze nieuwe aanpak mogelijk wordt gemaakt.

3.5.

Projecten waarin bovengenoemde elementen worden gecombineerd, kunnen leiden tot economische groei en werkgelegenheidsgroei, levenskwaliteit, eenvoudiger contact met en tussen bestuurlijke diensten, energiebesparing voor de publieke en private sector, benutting van spill-overeffecten en kennis van de systematiek achter bedrijven.

3.6.

Slimme steden die op deze manier tot stand zijn gekomen, brengen hoogwaardige publieke diensten voort en leiden tot een betere levensstandaard en meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven, nieuwe werkgelegenheidskansen door een meer innovatief ecosysteem voor ondernemingen, en een duurzamer milieu. Deze resultaten kunnen worden bereikt met minder inzet van niet-terugvorderbare publieke middelen dankzij de betrokkenheid van private financiers, strategische planning van dienstensystemen waarmee nieuwe inkomstenbronnen kunnen worden aangeboord en de opzet van netwerken waarin grote industriële groepen verbonden zijn met kleine en middelgrote ondernemingen.

3.7.

Dit scenario biedt talloze mogelijkheden en het EESC acht het van essentieel belang dat de veiligheid van netwerken, computersystemen, toepassingen en inrichtingen die aan de basis liggen van ecosystemen van digitale diensten hierbij de passende aandacht krijgt. De wijziging van steden in slimme steden vereist dat de naar hun aard vaak zeer gevoelige gegevens waarop de diensten zijn gebaseerd met grote discretie, integriteit en hulpvaardigheid worden verzameld en behandeld.

3.8.

Bovendien is het van essentieel belang dat op Europees niveau de discussie wordt bevorderd tussen de lidstaten over de veiligheidsstandaarden die van toepassing zijn bij de verbinding van verschillende diensten en toepassingen binnen het „Internet of Everything” om te voorkomen dat deze diensten en toepassingen worden onderbroken, beschadigd raken of geheel verloren gaan met ernstige schade voor personen, de volksgezondheid, de bescherming van het privéleven en economische activiteiten tot gevolg. Uiteindelijk zou dit ook onomkeerbare schade toebrengen aan de beeldvorming van alle initiatieven die gericht zijn op de opzet van slimme steden.

4. Slimme steden, een instrument voor een Europees platform voor industriebeleid

4.1.

Door de zes ondersteunende pijlers te integreren kunnen slimme steden het ideale instrument worden om een nieuw soort investeringen te stimuleren, die niet alleen een positieve maatschappelijke invloed hebben op externe factoren, maar ook een winstmechanisme creëren waardoor ze economisch en financieel volledig levensvatbaar worden.

4.2.

De effecten van deze initiatieven kunnen door een Europees investeringsplan voor slimme steden worden vermenigvuldigd als de volgende drie factoren aanwezig zijn: een beleid dat de schaalbaarheid van oplossingen stimuleert, wat weer afhankelijk is van de standaardisatie van de onderdelen ervan; de bevordering van een gemeenschappelijke markt van slimme steden om te voorkomen dat de aanpak per land verschilt en de identificatie van gemeenschappelijke instrumenten in reactie op eventuele knelpunten; en een samenhangende financiële aanpak.

4.3.

De schaalbaarheid van de oplossing, ofwel de mogelijkheid om bestaande oplossingen uit te breiden of te repliceren, houdt tegenwoordig vooral verband met experimentele micro-infrastructuren en intelligente verkeerssystemen en is afhankelijk van de betrokkenheid van grote technologieproviders en de samenwerking tussen steden. Andere experimentele initiatieven zijn, hoe belangrijk ze ook zijn voor de kwaliteit van de voorgestelde oplossingen of de betrokkenheid van gewone burgers of bedrijven, zo specifiek dat de reproduceerbaarheid ervan beperkt blijft.

4.4.

Het EESC meent dat de schaalbaarheid van de oplossingen op Europees niveau een van de belangrijkste factoren vormt om voldoende private investeringen binnen partnerschappen met publieke investeringen aan te trekken en zo het beleid voor slimme steden geschikt te maken voor de groei van werkgelegenheid, bbp, productiviteit en kwaliteit van leven.

4.5.

In het bijzonder is het EESC van mening dat:

hoewel steden een verregaande autonomie hebben in hun keuze voor de subcomponenten van de zes ondersteunende pijlers die het best afgestemd zijn op de lokale behoeften en bestemmingen, moeten projecten voor slimme steden resulteren in repliceerbare en schaalbare oplossingen;

een dergelijke repliceerbaarheid en schaalbaarheid moet ook worden nagestreefd door de opkomst te stimuleren van de technische normen voor interoperabiliteit, uitwisseling en open ondersteunende oplossingen, om zo maximale flexibiliteit op lokaal niveau te combineren met de mogelijkheid om de ontwikkeling van oplossingen van algemeen nut te stimuleren, die echter ook aan specifieke behoeften kunnen worden aangepast;

de mate van de economische en financiële levensvatbaarheid van slimme investeringen kan worden verhoogd, waardoor het voor grote ondernemingen, kmo’s en bedrijven in oprichting makkelijker wordt om, met name als onderdeel van een netwerk met de grote ondernemingen, geavanceerde oplossingen voor Europese ontwikkelingsprogramma’s voor te stellen;

ook de efficiëntie en effectiviteit van publieke en private middelen kunnen worden verhoogd door publieke middelen toe te wijzen voor de financiering van subcomponenten of componenten van projecten met het grootste risico op marktfalen, en private middelen toe te wijzen aan projecten met een positief of een hoog rendement;

de effectiviteit van dit proces op sociaaleconomisch vlak kan worden verhoogd door middel van samenwerkingsplatforms tussen steden, die gericht zijn op replicatie en benutting van goede praktijken.

4.6.

Een combinatie van deze maatregelen kan leiden tot de oprichting van een gemeenschappelijke markt van slimme steden die van de EU 's werelds eerste testplatform van het hierboven beschreven ontwikkelingsmodel zou maken, wat aanzienlijke invloed kan hebben op:

het totaal aan investeringen waar grote, middelgrote en kleine ondernemingen in het kader van een publiek-privaat partnerschap toegang toe zouden kunnen hebben;

de bevordering en integratie, binnen de strategische projecten, van een stelsel van bedrijven in oprichting, innovatieve bedrijven en onderzoek, wat aanzienlijke spill-overeffecten kan hebben op het gebied van technologie, organisatie- en sociale modellen en de werkgelegenheid;

het daaruit voortvloeiende vermogen om private financiële middelen te mobiliseren, aangetrokken door een homogener beleidskader op Europese schaal en door het juiste gebruik van publieke middelen als hefboom en risicobeperking.

5. Investeringen en economische en financiële duurzaamheid

5.1.

Er bestaat geen specifiek fonds voor slimme steden, noch op het niveau van de EU noch op dat van de lidstaten. Wel is er een reeks uiteenlopende mogelijkheden voor toegang tot financiering in het kader van specifieke programma’s (afgezien van de programma’s van de afzonderlijke lidstaten die zijn gebaseerd op de geïntegreerde aanpak van de nationale middelen en de structuurfondsen (EFRO, ESF, Elfpo), zijn er Europese fondsen voor de financiering van bijzondere aspecten van een slimme stad, zoals Horizon 2020, de Connecting Europe Facility (Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen), en de Cosme-, Urban- en Life-programma’s). Aangezien het huidig wetgevingskader de centralisatie van de middelen en het onderbrengen ervan in één enkel fonds niet mogelijk maakt, is het volgens het EESC van essentieel belang dat het niveau van de coördinatie tussen de betrokken instellingen wordt opgetrokken, een sterkere synergie tot stand wordt gebracht tussen de door de instellingen bevorderde beleidsvormen, en de instellingen, de steden en de openbare en particuliere belanghebbenden op een heldere en uniforme wijze met elkaar communiceren.

5.2.

Omdat het noodzakelijk is een duurzaam ontwikkelingsmodel met geïntegreerde maatregelen te ontwikkelen, bestaat volgens het EESC het risico dat een dergelijk doel niet volledig wordt bereikt wegens de versnippering van bevoegdheden en middelen binnen zowel de Commissie (niet minder dan zes directoraten-generaal houden zich bezig met slimme steden), als de lidstaten, waar de taken en verantwoordelijkheden niet altijd op even duidelijke wijze zijn verdeeld over de centrale, regionale en gemeentelijke overheden.

5.3.

Het EESC beveelt de Commissie daarom aan een „uniek Europees toegangscentrum gespecialiseerd in beleid en middelen voor slimme steden” op te richten, met deelname van de betrokken directoraten-generaal, de lidstaten, het Comité van de Regio’s en het EESC, en dit toegangscentrum te belasten met:

het centraliseren van de richtinggevende beleidsmaatregelen om onder meer ook versnippering en bureaucratie tegen te gaan;

het waarborgen van de politieke en bestuurlijke coördinatie tussen de EU, de lidstaten en de gemeenten bij de tenuitvoerlegging van het model en de daarmee verband houdende beleidsvormen;

het verstrekken van homogene informatie aan de overheden die voornemens zijn slimme maatregelen ten uitvoer te leggen, door onder meer te zorgen voor meer transparantie met betrekking tot de beschikbare financiële middelen en door een duidelijke koppeling te maken tussen deze middelen en de desbetreffende begrotingslijnen;

het helpen op gang brengen van Europese partnerschappen tussen publieke en private ondernemingen;

het bevorderen van de participatie van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld;

het verbeteren van de wederzijdse uitwisseling van informatie over goede praktijken;

het op nationaal niveau helpen verspreiden van het geïntegreerd en duurzaam ontwikkelingsmodel voor slimme steden.

5.4.

Het unieke Europese toegangscentrum voor slimme steden moet zorgen voor synergie met het EFSI. Wat dit laatste betreft, pleit het EESC er nogmaals voor(4) dat met het EFSI steun wordt gegeven aan strategische infrastructuurprojecten die een economische en sociale meerwaarde creëren en aldus bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen die de EU(5) heeft vastgesteld voor de voltooiing van de interne markt op het gebied van vervoer, telecommunicatie, digitale infrastructuur, energie, stads- en plattelandsontwikkeling, sociale ontwikkeling, milieu en natuurlijke hulpbronnen.

5.5.

Dergelijke projecten zijn essentieel voor de totstandbrenging van slimme steden. Zij kunnen ervoor zorgen dat het economisch en industrieel potentieel van de strategieën voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling beter wordt benut, de Europese wetenschappelijke en technologische basis aldus wordt versterkt en de samenleving de vruchten ervan plukt.

5.6.

Met een koppeling tussen het unieke Europese toegangscentrum en het EFSI wordt het mogelijk gemaakt om project- en financiële platforms op Europees, nationaal en sectoraal niveau op te richten. Daarom beveelt het EESC aan om ook voor de slimme steden een Europees projectplatform op te zetten om het vraagstuk van de financierbaarheid op homogene wijze te benaderen via de geïntegreerde aanpak van de beschikbare overheidsmiddelen en de mogelijke private middelen en de activering van gepaste publieke vormen van risicobeperking. Met een dergelijk platform moet het gemakkelijker worden om projecten op te sporen, te clusteren en te financieren die door meerdere lidstaten worden bevorderd en stroken met het slimmestadmodel dat het EESC de Commissie ter aanneming voorstelt.

5.7.

Om de opkomst van dit soort projecten te bevorderen, beveelt het EESC alle lidstaten aan „één loket voor technische en financiële toegang voor slimme steden” op te richten, teneinde:

een zo hoog mogelijk niveau van coördinatie met het unieke Europees toegangscentrum voor slimme steden in stand te houden en aldus de verspreiding op nationaal niveau van de richtinggevende beleidsmaatregelen te waarborgen;

de lokale behoeften te vertalen naar vereisten en projecten die onder de ondersteunende pijlers vallen;

te zorgen voor een beter gebruik van de door de overheid als „fonds perdu” of met rentesubsidie verstrekte middelen voor de financiering van initiatieven binnen de diverse ondersteunende pijlers;

steun te verlenen aan de opzet van beter geschikte instrumenten voor publiek-private partnerschappen en voor inkoop om een snelle, efficiënte en effectieve interactie met het bedrijfsleven te kunnen bevorderen;

vast te kunnen stellen welke financiële architectuur het meest geschikt is om te zorgen voor een geïntegreerde aanpak van de door de overheid verstrekte middelen en de middelen die particuliere investeerders, met een eventuele aanvullende garantie van het EFSI, ter beschikking kunnen stellen.

5.8.

Het EESC pleit ervoor om binnen de op te richten Europese investeringsadvieshub — die gepaard dient te gaan met het EFSI en tot doel moet hebben de lidstaten te helpen bij het vaststellen van de maatregelen die het meest geschikt zijn om een projectpijplijn te realiseren en alle instrumenten te activeren die noodzakelijk zijn om projecten te kunnen financieren — een speciale afdeling voor slimme steden in te stellen en te voorzien van de meest geschikte deskundigheid en bevoegdheden om alle dimensies van de projecten in aanmerking te kunnen nemen.

6. Acties inzake burgerparticipatie, rol van het maatschappelijk middenveld en herziening van het wetgevingskader ter verbetering van de beleidsvorming

6.1.

Het EESC wijst erop dat de vereisten inzake de vaststelling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerde ontwikkelingsmodel voor slimme steden verband houden met de noodzaak dat de instellingen een langetermijnvisie ontwikkelen en daarbij de belanghebbenden (burgers, verenigingen van het maatschappelijk middenveld en sociale partners) volledig betrekken bij de lopende veranderingsprocessen, alsmede met de noodzaak dat processen op het gebied van de ontwikkeling van slimme steden doeltreffend en op innovatieve wijze worden beheerd.

6.2.

De Europese, nationale en lokale instellingen die betrokken zullen zijn bij de strategische planning van de slimmestadmaatregelen, zullen een strategische langetermijnvisie voor deze programma’s moeten vaststellen. Met behulp van het geïntegreerd ontwikkelingsmodel kan tegemoet worden gekomen aan de behoeften van alle belanghebbenden en worden gezorgd voor een zo groot mogelijke inclusiviteit in combinatie met economische en financiële duurzaamheid van de initiatieven.

6.3.

De steden zullen een slimme rol als „strategische planner en toezichthouder” moeten spelen en ervoor moeten zorgen dat een vruchtbare, gestructureerde en voortdurende dialoog tot stand wordt gebracht tussen de diverse betrokkenen uit het bedrijfsleven, de financiële instellingen, de industrie, de maatschappij en het verenigingsleven, opdat de geplande initiatieven volgens een zeker tijdschema worden verwezenlijkt en de mogelijkheid bestaat om zich aan de veranderingen en ontwikkelingen aan te passen.

6.4.

De ontwikkeling van de steden tot slimme steden is alleen mogelijk als die berust op een permanente dialoog met het maatschappelijk middenveld en bij deze dialoog alle vertegenwoordigers van de collectieve, particuliere en algemene belangen zijn betrokken, zowel in de fase waarin de behoeften worden vastgesteld, als bij de omzetting van deze behoeften in vereisten en bij het toezicht op de efficiëntie van de maatregelen die worden genomen om aan deze behoeften te voldoen. Deze acties voor burgerparticipatie moeten op Europees, nationaal en lokaal niveau worden bevorderd.

6.5.

Met het oog daarop stelt het EESC voor dat:

het initiatief European Innovation Partnership for Smart Cities and Communities (http://ec.europa.eu/eip/smartcities/), op 14 oktober 2013 ingediend door de „High Level Group of the European Innovation Partnership for Smart Cities and Communities”, wordt uitgebreid tot de participatie van de instanties van het maatschappelijk middenveld, waaronder het EESC, alsmede van de instanties die binnen de voor de zes pijlers aangegeven gebieden van het slimmestadmodel werken en alle instanties die zich inzetten voor de oplossing van de vraagstukken op het gebied van mobiliteit, ICT en milieu, die ook nu al vertegenwoordigd zijn;

elke lidstaat het ontstaan bevordert van belangenbehartigingsacties met betrokkenheid van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zowel in de fase waarin de behoeften en de vereisten worden vastgesteld en strategieën worden uitgewerkt met behulp van de instelling van raadgevende groepen binnen de „eenloketsystemen inzake technische en financiële toegang voor slimme steden”, als op het niveau van de afzonderlijke belanghebbende steden;

het wetgevingskader wordt vereenvoudigd en aangevuld met een gemeenschappelijke Europese wetgeving, bij voorkeur in de vorm van een richtlijn, met als doel:

de instrumenten voor publiek-private partnerschappen te herzien en aantrekkelijker te maken voor het bedrijfsleven, en de daaronder vallende activiteiten uit te breiden tot diensten, die de spil vormen van de digitale economie;

de instrumenten voor innovatieve inkoop en precommerciële inkoop te verbeteren;

homogene mechanismen binnen de stedelijke besturen te introduceren die het mogelijk maken om op transparante wijze gebruik te maken van een bepaald deel van de kasstroom die wordt verkregen met de nieuwe diensten die binnen de slimmestedenplatforms worden bevorderd, zoals de diensten die voortvloeien uit het commercieel gebruik van open publieke en particuliere data en van open diensten; de slimme steden moeten ertoe worden aangezet om een deel van de gegenereerde besparingen en van de met de benutting van de infrastructuren en de dienstverlening verkregen inkomsten opnieuw te investeren in de versterking en uitbreiding van de Smart-projecten.

Brussel, 1 juli 2015.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE