Home

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2015 over de stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland (2015/2001(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2015 over de stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland (2015/2001(INI))

4.11.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 407/35


P8_TA(2015)0225

De stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2015 over de stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland (2015/2001(INI))

(2016/C 407/04)

Het Europees Parlement,

gezien zijn resoluties van 13 december 2012 met de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden betreffende de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland(1), van 12 september 2013 over de druk die Rusland uitoefent op landen van het Oostelijk Partnerschap (tegen de achtergrond van de komende top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius)(2), van 6 februari 2014 over de top EU-Rusland(3), van 18 september 2014 over de situatie in Oekraïne en de stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland(4) en van 12 maart 2015 over de moord op de Russische oppositieleider Boris Nemtsov en de toestand van de democratie in Rusland(5),

gezien de conclusies en verklaringen van de Europese Raad, de Raad Buitenlandse Zaken en de G7-leiders in de afgelopen 18 maanden over de situatie in Oekraïne en over de betrekkingen met Rusland,

gezien de akkoorden die op 5 en 19 september 2014 en 12 februari 2015 in Minsk zijn bereikt(6),

gezien de slotverklaring van de NAVO-topontmoeting op 5 september 2014 in Wales,

gezien de resoluties die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 27 maart 2014(7) en de VN-Veiligheidsraad op 17 februari 2015(8) hebben aangenomen,

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0162/2015),

A.

overwegende dat de EU er sinds tal van jaren naar streeft een voor beide partijen gunstig strategisch partnerschap met Rusland tot stand te brengen, gebaseerd op gedeelde waarden en beginselen, zoals democratie en de rechtsstaat, en gemeenschappelijke belangen; overwegende dat de EU blijft openstaan voor een dergelijke relatie en een daartoe leidende dialoog, en weer tot een samenwerkingsrelatie met Rusland wenst te komen indien de Russische autoriteiten hun internationale en juridische verplichtingen nakomen;

B.

overwegende dat de EU — in reactie op en ondanks de schending van de territoriale integriteit van Georgië door Rusland in 2008, de aanhoudende bezetting van de Georgische regio's Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië, en het feit dat Rusland niet al zijn verplichtingen uit hoofde van het bestand uit 2008 nakomt — voor een model van intensievere samenwerking heeft gekozen om betrekkingen met Rusland te blijven onderhouden, tot wederzijds voordeel; overwegende dat een aantal initiatieven voor nauwere samenwerking zijn opgezet of verdiept — zoals de gemeenschappelijke ruimten, het Partnerschap voor modernisering, de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland, en de mensenrechtendialoog — in plaats van beperkende maatregelen te nemen;

C.

overwegende dat Rusland — door illegaal de Krim te annexeren, wat door de EU scherp werd veroordeeld en niet zal worden erkend, en een gewapend conflict tegen Oekraïne te voeren, met de rechtstreekse en zijdelingse deelname van militaire en veiligheidsdiensten, en door dit soevereine en onafhankelijke buurland opzettelijk te destabiliseren — zijn betrekkingen met de EU ernstig schade heeft toegebracht doordat het de grondbeginselen van de Europese veiligheid in gevaar heeft gebracht door grenzen te minachten en zijn internationale verplichtingen heeft geschonden, met name het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki, het memorandum van Boedapest, het uit 1990 daterende Handvest van Parijs voor een nieuw Europa en de bilaterale overeenkomst inzake vriendschap, samenwerking en partnerschap; overwegende dat de humanitaire situatie op de Krim en in het oosten van Oekraïne aanzienlijk is verslechterd en verscheidene duizenden mensen er het leven hebben verloren;

D.

overwegende dat Rusland direct of indirect betrokken is bij een aantal „bevroren conflicten” in zijn nabuurschap — in Transnistrië, Zuid-Ossetië, Abchazië en Nagorno-Karabach — die een ernstige belemmering vormen voor de ontwikkeling en stabiliteit van de betrokken buurlanden en hun toenadering tot de Europese Unie;

E.

overwegende dat de Russische Federatie 89 Europese politici, waaronder huidige en voormalige leden van het Europees Parlement, en ambtenaren op een zwarte lijst heeft geplaatst en hen de toegang tot Rusland ontzegt;

F.

overwegende dat Rusland — tegen de geest van goede nabuurschapsbetrekkingen in en in strijd met het internationaal recht en de internationale regels en normen — op basis van een doctrine volgens welke het het recht meent te hebben Russische landgenoten in het buitenland te beschermen, opzettelijk acties heeft ondernomen om zijn buurlanden te destabiliseren door middel van illegale handelsembargo's of het afsluiten van integratieverdragen met separatistische en afgescheiden regio's;

G.

overwegende dat de EU, in reactie op de illegale inlijving van de Krim en de hybride oorlogvoering tegen Oekraïne door Rusland, een gefaseerde reeks beperkende maatregelen heeft genomen; overwegende dat een aantal andere landen soortgelijke sancties hebben getroffen in reactie op de Russische agressie;

H.

overwegende dat er op de lange termijn een constructieve relatie tussen de EU en Rusland moet worden nagestreefd, in beider belang en teneinde gemeenschappelijke mondiale uitdagingen aan te pakken, zoals klimaatverandering, nieuwe technologische ontwikkelingen en de bestrijding van terrorisme, extremisme en georganiseerde misdaad; overwegende dat de samenwerking tussen de EU en Rusland op bepaalde terreinen, zoals de noordelijke dimensie en de grensoverschrijdende samenwerking, positieve resultaten oplevert; overwegende dat Rusland een constructieve rol heeft gespeeld in de recente onderhandelingen met Iran;

I.

overwegende dat deze doelgerichte beperkende maatregelen niet tegen de Russische bevolking gericht zijn maar tegen bepaalde personen en ondernemingen die banden hebben met de Russische leiders en die in de economie en de defensiesector rechtstreeks profiteren van het huidige conflict met Oekraïne, en dat zij tot doel hebben een verandering te bewerkstelligen in het beleid van de Russische regering ten aanzien van de gemeenschappelijke buurlanden en haar acties aldaar; overwegende dat de sancties in verband met de destabilisering in het oosten van Oekraïne moeten worden opgeheven zodra Rusland de bepalingen van de akkoorden van Minsk volledig heeft uitgevoerd; overwegende dat deze sancties moeten worden verscherpt indien Rusland besluit de directe dan wel indirecte destabilisering van Oekraïne en de schending van de territoriale integriteit van dat land voort te zetten; overwegende dat de sancties in verband met de illegale inlijving van de Krim zullen worden gehandhaafd totdat het schiereiland aan Oekraïne is teruggegeven;

J.

overwegende dat de Russische Federatie een volwaardig lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en een ondertekenaar van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is, en zich als zodanig heeft verplicht tot eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de mensenrechten; overwegende dat de EU de Russische toetreding tot en deelname aan verschillende internationale organisaties en fora, zoals de G8, de G20 en de WTO, krachtig heeft gesteund; overwegende dat de opname van Rusland in deze organen spanningen heeft veroorzaakt vanwege Ruslands herhaaldelijke schending van de regels, waarvan voorbeelden te vinden zijn in het feit dat het WTO-normen en -verplichtingen niet naleeft (door een aantal discriminerende maatregelen te treffen tegen afzonderlijke EU-lidstaten en andere landen in de nabuurschap), meer dan duizend uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens niet heeft uitgevoerd en fundamentele mensenrechten niet garandeert; overwegende dat het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland geen zoden aan de dijk heeft gezet en geen concrete resultaten heeft opgeleverd;

K.

overwegende dat de rechtsstaat, als een van de grondbeginselen van de EU, niet alleen de eerbiediging van de democratie en de mensenrechten impliceert, maar ook de naleving van het internationaal recht, de garantie dat de wetgeving daadwerkelijk wordt nageleefd en toegepast, alsook de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht; overwegende dat aan deze voorwaarden niet wordt voldaan in Rusland, waar de autoriteiten nalaten de rechtsstaat te handhaven en de grondrechten te eerbiedigen en waar de politieke rechten, de burgerlijke vrijheden en de mediavrijheid de jongste jaren achteruit zijn gegaan; overwegende dat er onlangs wetgeving met meerduidige bepalingen is aangenomen, die gebruikt worden om de oppositie en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld verder aan banden te leggen; overwegende dat de recente goedkeuring van de wet waarbij „homoseksuele propaganda” strafbaar wordt gesteld, heeft geleid tot een toename van homofoob geweld, geweld tegen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (lhbti's) en haatzaaiende taal, waar de autoriteiten niet tegen optreden; overwegende dat er sinds de illegale inlijving van de Krim sprake is van een ernstige verslechtering wat betreft de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, op het schiereiland, waarvan vooral de Krim-Tataarse gemeenschap de dupe is;

L.

overwegende dat Aleksej Navalny, een vooraanstaande oppositieleider, aangeklaagd en veroordeeld is op basis van vervalste bewijzen en voortdurend geïntimideerd en lastiggevallen wordt, onder meer door de gevangenneming van zijn broer; overwegende dat de door hem voorgezeten Vooruitgangspartij belet wordt deel te nemen aan de volgende parlementsverkiezingen; overwegende dat Nadia Savtsjenko, een lid van het Oekraïense parlement, onrechtmatig en in strijd met het internationaal recht wordt vastgehouden in Rusland;

M.

overwegende dat de Russische Federatie in de corruptieperceptie-index op plaats 136 van de 175 staat, waardoor het land grote zorgen baart met betrekking tot internationale corruptie en het witwassen van geld, wat een bedreiging vormt voor de Europese economieën en hun integriteit;

N.

overwegende dat Rusland actief gebruikmaakt van hybride oorlogvoering en daarbij de grens tussen (para)militaire activiteiten en politiek activisme doelbewust vervaagt;

O.

overwegende dat de Russische Federatie in de World Media Freedom Index 2014 op plaats 148 van de 180 prijkt; overwegende dat de financiering van door de staat gecontroleerde media aanzienlijk uitgebreid en opgevoerd is; overwegende dat de initiatieven en activiteiten van mensenrechtenactivisten, onafhankelijke maatschappelijke organisaties, politieke opponenten, onafhankelijke media en gewone burgers vaak worden beperkt of gedwarsboomd; overwegende dat de ruimte voor onafhankelijke en pluralistische meningsuitingen kleiner is geworden en voortdurend in het gedrang is; overwegende dat het Europees Fonds voor Democratie de kwestie van pluraliteit van de Russische media wil aanpakken en samen met zijn partners verzocht wordt nieuwe media-initiatieven te ontwikkelen;

P.

overwegende dat de onverantwoordelijke acties van Russische gevechtsvliegtuigen in de buurt van het luchtruim van EU- en NAVO-lidstaten de veiligheid van de burgerluchtvaart in het gedrang brengen en een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid van het Europese luchtruim; overwegende dat Rusland provocerende grootschalige militaire manoeuvres heeft uitgevoerd in de onmiddellijke nabijheid van de EU, terwijl er openlijk wordt gedreigd met Russische militaire en zelfs nucleaire aanvallen; overwegende dat Rusland zijn deelname aan de onderhandelingen in het kader van het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa heeft opgeschort en het INF-verdrag heeft geschonden;

Q.

overwegende dat energie een centrale en strategische rol speelt in de betrekkingen tussen de EU en Rusland en een sleutelinstrument van het Russische buitenlandse beleid is; overwegende dat de EU tegen druk van buitenaf bestand kan worden gemaakt door de energievoorziening te diversifiëren en de afhankelijkheid van Rusland te verminderen; overwegende dat de EU met één stem moet spreken en sterke onderlinge solidariteit aan de dag moet leggen wat haar energiezekerheid betreft;

R.

overwegende dat de Russische Federatie de Euraziatische Economische Unie actief bevordert; overwegende dat dit economische integratieproject niet als concurrentie voor de Europese Unie dient te worden beschouwd;

1.

herhaalt dat Ruslands directe en indirecte betrokkenheid bij het gewapende conflict in Oekraïne en de illegale annexatie van de Krim, samen met de schending van de territoriale integriteit van Georgië alsmede economische dwang en politieke destabilisering jegens zijn Europese buurlanden, een doelbewuste schending van de democratische beginselen en fundamentele waarden en het internationaal recht vormen; meent in dit verband dat de EU niet zomaar weer tot de orde van de dag kan overgaan en geen andere keuze heeft dan haar betrekkingen met Rusland kritisch tegen het licht te houden, wat inhoudt dat er zo snel mogelijk een „soft-power”-noodplan moet worden opgesteld om het agressieve en verdeeldheid zaaiende beleid van Rusland te pareren, alsmede een omvattend plan betreffende haar toekomstige betrekkingen met dat land en haar Oost-Europese partners; onderstreept dat het conflict in het oosten van Oekraïne alleen langs politieke weg kan worden opgelost;

2.

benadrukt dat Rusland, vanwege zijn optreden op de Krim en in het oosten van Oekraïne, momenteel niet langer als een „strategische partner” behandeld of beschouwd kan worden; wijst erop dat strategische partnerschappen gebaseerd moeten zijn op wederzijds vertrouwen en eerbiediging van het internationaal recht, dat berust op democratie, staatssoevereiniteit, vrije keuze van de interne constitutionele orde en de koers voor het buitenlands beleid, territoriale integriteit van de staat, en eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten en de beginselen van de internationale handel en de diplomatie;

3.

vindt het uiterst verontrustend dat Rusland zich nu openlijk opstelt en handelt als een uitdager van de internationale democratische gemeenschap en haar rechtsorde, niet in de laatste plaats door te trachten de grenzen in Europa met geweld te hertekenen; is ongerust over de toenemende sfeer van haat jegens activisten van de oppositie, mensenrechtenverdedigers, minderheden en buurlanden, en de verslechtering van de situatie van de mensenrechten en de rechtsstaat in Rusland; veroordeelt de intimidatie van kritische stemmen door middel van geweld, rechtszaken, opsluiting en andere maatregelen van de staat;

4.

veroordeelt de willekeurige maatregel om Europese politici en ambtenaren de toegang tot het Russische grondgebied te ontzeggen, en benadrukt dat de Russische leiders herhaaldelijk het internationaal recht met voeten treden, universele normen schenden en transparantie in de weg staan; is van mening dat dit contraproductief is en nefast is voor de reeds zwakke communicatiekanalen tussen de Europese Unie en Rusland; benadrukt dat de geviseerde Europese politici en ambtenaren op de hoogte moeten worden gebracht van de redenen voor het ontzeggen van toegang tot het Russische grondgebied en het recht moeten hebben om beroep aan te tekenen tegen dergelijk besluit bij een onafhankelijke rechtbank;

5.

is van mening dat op de lange termijn een constructieve en voorspelbare relatie tussen de EU en Rusland mogelijk en wenselijk is, tot wederzijds voordeel, met name gezien de bestaande betrekkingen op het gebied van politiek, handel, vervoer en energie, intermenselijke contacten, onder meer via Erasmus+ en de gemeenschappelijke maatregelen(9), grensoverschrijdende samenwerking, samenwerking inzake klimaatverandering en milieu, en sectorale samenwerking, voor ogen houdend dat wederzijdse sancties schadelijk zijn voor beider economieën, dat gemeenschappelijke uitdagingen en belangen op het wereldtoneel aandacht vergen, en dat de verdeeldheid zaaiende kijk op de veiligheid in Europa kan worden overstegen door een intensievere dialoog; is in dit verband ingenomen met het positieve resultaat van de samenwerking tussen de EU en Rusland op uiteenlopende gebieden zoals de bestrijding van terrorisme, extremisme en georganiseerde misdaad, het Partnerschap van de noordelijke dimensie, de nucleaire gesprekken met Iran en het vredesproces in het Midden-Oosten; roept Rusland op constructief mee te werken om een oplossing te vinden voor het conflict in Syrië;

6.

onderstreept dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland voortaan op eerbiediging van het internationaal recht en dialoog gebaseerd moeten zijn, waarbij de EU bereid is de samenwerking met de autoriteiten in Moskou op een aantal terreinen van gemeenschappelijk belang te hervatten of weer op te starten; beklemtoont dat een hervatting van de samenwerking te overwegen valt op voorwaarde dat Rusland de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne — met inbegrip van de Krim — eerbiedigt, de akkoorden van Minsk onverkort uitvoert (wat de volledige grenscontrole door de Oekraïense autoriteiten, de onvoorwaardelijke terugtrekking van Russische troepen en wapens, en een onmiddellijke stopzetting van de bijstandverlening aan rebellengroeperingen inhoudt), en de destabiliserende militaire en veiligheidsactiviteiten aan de grenzen van EU-lidstaten staakt; onderstreept dat de OVSE zich heeft bewezen als een structuur die een bijdrage aan het oplossen van de crisis kan leveren; benadrukt dat een mogelijke hervatting van de samenwerking niet ten koste mag gaan van de internationale beginselen, Europese waarden en normen en internationale verbintenissen; beklemtoont dat de EU duidelijk moet aangeven wat ze van Rusland verwacht, met name inzake de eerbiediging van het internationaal recht en contractuele verplichtingen en het handelen als een voorspelbare partner, welke maatregelen zij na 31 december 2015 zal treffen, mocht Rusland zijn verplichtingen niet nakomen (of vóór die datum, indien er zich ter plaatse ernstige ontwikkelingen voordoen), en welke samenwerking zij bereid is te hervatten indien de voorwaarden vervuld zijn; benadrukt dat bij een dergelijke samenwerking de internationale normen inzake mensenrechten volledig dienen te worden gerespecteerd;

7.

prijst de solidariteit en eenheid waarvan de lidstaten blijk hebben gegeven in de context van Ruslands illegale annexatie van de Krim en 's lands rechtstreekse betrokkenheid bij de oorlog in Oekraïne, waardoor er responsmaatregelen genomen en verder uitgebreid konden worden, verbonden aan de volledige uitvoering van de akkoorden van Minsk; roept de lidstaten ertoe op het behoud van deze eenheid als een absolute prioriteit te beschouwen en zich te onthouden van bilaterale betrekkingen en overeenkomsten die deze eenheid zouden kunnen schaden of als zodanig zouden kunnen worden uitgelegd; herhaalt dat eenheid van optreden en solidariteit onder de lidstaten en met kandidaat-lidstaten van essentieel belang zijn om te waarborgen dat het EU-beleid echt geloofwaardig, legitiem en doeltreffend is en dat de EU externe uitdagingen en druk het hoofd kan bieden, en tegelijkertijd bevorderlijk zijn voor een diepere en constructievere relatie met de landen van het Oostelijk Partnerschap;

8.

onderstreept in dit verband dat de verdieping van de Europese integratie en de samenhang tussen het interne en externe beleid van de EU de sleutel vormt tot een coherenter, doeltreffender en succesvoller buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, mede ten aanzien van Rusland; verzoekt de lidstaten derhalve door te gaan met en zich harder in te spannen voor de daadwerkelijke eliminering van knelpunten in de besluitvorming en, ook met de kandidaat-lidstaten, de consolidatie van het gemeenschappelijke beleid, met name op het gebied van handel, financiële diensten en transacties, migratie, energie, beheer van de buitengrenzen, informatiebeveiliging en cyberveiligheid;

9.

roept de EU en haar lidstaten andermaal op om de bepalingen en instrumenten van het Verdrag van Lissabon ten volle te benutten om de toekomstgerichtheid en het strategische karakter van het Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te versterken; is er voorts stellig van overtuigd dat in alle onderdelen van het externe optreden van de EU de mensenrechten centraal moeten staan, als voorwaarde om ervoor te zorgen dat de EU als wereldspeler gerespecteerd wordt en geloofwaardig overkomt;

10.

herhaalt ervan overtuigd te zijn dat het energiebeleid een belangrijk element van het externe beleid van de EU vormt; steunt daarom nadrukkelijk de snelle totstandbrenging van een robuuste Europese energie-unie, en met name onderlinge verbindingen tussen nationale energienetwerken, om de afzonderlijke lidstaten veel minder afhankelijk te maken van externe energieleveranciers, en in het bijzonder Rusland; is er vast van overtuigd dat de uitdagingen voor en de kwetsbaarheid van de Europese solidariteit vanwege het gebruik van energie als politieke en diplomatieke pasmunt, alsmede de blootstelling van afzonderlijke lidstaten en kandidaat-lidstaten hieraan, slechts doeltreffend kunnen worden aangepakt via de volledige toepassing van de EU-wetgeving inzake energie, en met name de tenuitvoerlegging van het derde energiepakket en de voltooiing van een vrije, transparante, geïntegreerde, gesynchroniseerde, energiezuinige en veerkrachtige Europese interne energiemarkt, met een passend aandeel hernieuwbare energie en een gediversifieerde voorziening, waarop de mededingingswetgeving ondubbelzinnig van toepassing moet zijn; roept de EU ertoe op adequate steun te verlenen aan de verdragsluitende partijen van de energiegemeenschap, die zich hebben verbonden tot de tenuitvoerlegging van het energieacquis van de EU, teneinde hun onderhandelingspositie ten aanzien van externe energieleveranciers te versterken;

11.

benadrukt dat het gezien de agressieve houding van Rusland noodzakelijk en belangrijk is de samenwerking met het land op defensiegebied op te schorten, en verzoekt de lidstaten en de kandidaat-lidstaten geen besluiten te nemen die dit eendrachtige standpunt in gevaar kunnen brengen; is daarom van mening dat de overeenkomsten inzake samenwerking op defensiegebied met Rusland, ook al zijn die bilateraal, zorgvuldig moeten worden beoordeeld op EU-niveau, teneinde een passende en samenhangende benadering uit te werken; wijst in dit verband op het belang van de samenwerking tussen de EU en de NAVO;

12.

is ernstig bezorgd over het steeds verder inperken van de media- en internetvrijheid, de verscherping van de controle op onlinemedia, het gebruik van dwang ter beteugeling van onpartijdige berichtgeving, en de uitholling van journalistieke normen in Rusland, alsook over het alsmaar grotere monopolie van staatsmedia op de informatie die beschikbaar is voor het Russischtalige publiek in het buitenland; veroordeelt het verbod op uitzendingen van Oekraïense en Tataarse tv-zenders op de Krim;

13.

dringt nogmaals aan op de ontwikkeling van versterkte vermogens voor analyse van en toezicht op Russische propaganda, met name in het Russisch, om in verschillende EU-talen verspreide opzettelijk gekleurde informatie te kunnen oppikken en er snel en gepast op te kunnen reageren; verzoekt de Commissie onverwijld voldoende financiële middelen uit te trekken voor concrete projecten om Russische propaganda en desinformatie binnen en buiten de EU te bestrijden en het brede publiek in de oostelijke partnerlanden objectieve informatie te verstrekken, alsmede passende instrumenten voor strategische communicatie te ontwikkelen; is in dit verband verheugd over de conclusies van de Europese Raad van 20 maart 2015 betreffende een actieplan om desinformatiecampagnes tegen te gaan; roept de Commissie en de lidstaten op ook een gecoördineerd mechanisme te ontwerpen ter vergroting van de transparantie van en voor gegevensvergaring, toezicht en rapportage in verband met financiële, politieke of technische ondersteuning van Rusland aan politieke partijen en andere organisaties in de EU, teneinde 's lands inmenging in en invloed op het politieke leven en de publieke opinie in de EU en haar oostelijke buurlanden te beoordelen en passende maatregelen te treffen;

14.

is ernstig bezorgd over de recente neiging bij de door de staat gecontroleerde media in Rusland om historische gebeurtenissen uit de twintigste eeuw te herschrijven en te herinterpreteren, zoals de ondertekening van het Molotov-Ribbentroppact en de geheime protocollen ervan, evenals het gebruik van selectieve geschiedschrijving voor hedendaagse politieke propaganda;

15.

is ten zeerste bezorgd over de door het Russische bestuur gedulde, steeds intensiever wordende contacten en samenwerking tussen Europese populistische, fascistische en extreemrechtse partijen en nationalistische krachten in Rusland; erkent dat dit een gevaar vormt voor de democratische waarden en de rechtsstaat in de EU; verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten in dit verband tegen deze dreigende vorming van een „nationalistische internationale” op te treden;

16.

is ernstig bezorgd over de steun en financiering die Rusland biedt aan radicale en extremistische partijen in de EU-lidstaten; beschouwt een recente bijeenkomst van extreemrechtse partijen in Sint-Petersburg als een belediging van de nagedachtenis van miljoenen Russen die hun leven hebben gegeven om de wereld te redden van het nazisme;

17.

vraagt de EU steun te verlenen aan projecten met het oog op de bevordering en ontwikkeling van hoge journalistieke normen, mediavrijheid en betrouwbare, objectieve informatie in Rusland, alsmede het ontkrachten van propaganda in de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap; verzoekt de Commissie voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen voor initiatieven om Russischtalige alternatieven voor de door de staat gecontroleerde Russische media te ontwikkelen teneinde het Russischtalig publiek geloofwaardige en onafhankelijke informatiebronnen te bieden;

18.

herhaalt dat de compromisloze eerbiediging van de rechtsstaat een kernbeginsel van de EU is, en dringt erop aan dit strikt, snel en onvoorwaardelijk toe te passen, zo de regels worden overtreden; verzoekt de Commissie met dezelfde vastberadenheid het beginsel van vrije en eerlijke mededinging op de interne markt toe te passen, ook in de zaak tegen Gazprom; is van oordeel dat de EU en haar lidstaten meer moeten benadrukken dat Rusland zijn lidmaatschap van de WTO constructief moet benaderen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen volledig moet nakomen, onder meer door een einde te maken aan ongerechtvaardigde handelsbeperkingen en zonder onderscheid toegang tot zijn markt te bieden;

19.

roept Rusland op volledig met de internationale gemeenschap mee te werken aan het onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17, en veroordeelt elke poging of beslissing om degenen die daarvoor verantwoordelijk worden gehouden, amnestie te verlenen of hun vervolging uit te stellen; herhaalt zijn verzoek aan Rusland om het wrak en alle zwarte dozen van het in Smolensk neergestorte Poolse regeringsvliegtuig onmiddellijk over te dragen; roept alle EU-instellingen ertoe op deze verzoeken in bilaterale contacten met de Russische autoriteiten aan de orde te stellen;

20.

roept de regering van de Russische Federatie op de omvang en de ernst van het geweld tegen en de intimidatie van lhbti's in Rusland te erkennen, en zich te engageren om stappen te ondernemen om een eind te maken aan deze misstanden en de bepalingen van wet nr. 135-FZ van 29 juni 2013 (de wet op homopropaganda), die verspreiding van informatie over lhbti-relaties verbiedt, in te trekken; roept de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten op het vraagstuk van de homofobie en het geweld tegen lhbti's en activisten bij de desbetreffende Russische functionarissen aan te kaarten, ook op het hoogste niveau; roept de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten — overeenkomstig de EU-richtsnoeren van juni 2003 — op het genot van alle mensenrechten door lhbti's te bevorderen en te beschermen, bij te dragen aan de bestrijding van elke vorm van geweld tegen lhbti's door bijstand of genoegdoening te vragen voor de slachtoffers van dergelijk geweld, initiatieven van maatschappelijke organisaties en de overheid met het oog op het toezicht op geweldsincidenten te steunen en rechtshandhavingspersoneel te scholen;

21.

spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de verslechterende toestand van de mensenrechten — waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering en de rechten van lhbti's — en de rechtsstaat in Rusland en op de Krim na de illegale inlijving daarvan, voor ogen houdend dat de ontwikkeling van een echt en onafhankelijk maatschappelijk middenveld een verrijking van de samenleving vormt; veroordeelt met klem het aanhoudende hardhandige optreden van de regering tegen andersdenkenden, middels het optreden tegen onafhankelijke ngo's via de zogenoemde „wet buitenlandse agenten”, en de aanhoudende en veelvormige onderdrukking van activisten, politieke tegenstanders en critici van het regime; vestigt met name de aandacht op de moord op Anna Politkovskaja, Natalia Estemirova, Boris Nemtsov, Sergej Magnitski, Alexander Litvinenko en anderen; verlangt dat alle moorden op politieke activisten, journalisten en klokkenluiders naar behoren en onafhankelijk worden onderzocht, dat de verantwoordelijken voor het gerecht worden gebracht als blijk van de compromisloze strijd tegen straffeloosheid, en dat er gerichte beperkende maatregelen worden overwogen indien de ingestelde onderzoeken niet aan de internationale normen voldoen; herhaalt zijn verzoek aan de Raad zijn toezegging gestand te doen om deze beginselen te verdedigen, en op basis van een voorstel dat onverwijld door de vv/hv moet worden ingediend, beperkende maatregelen te treffen jegens de functionarissen die betrokken zijn bij de goed gedocumenteerde zaak-Magnitski; onderstreept dat de verplichting van Rusland om de normen op het gebied van de mensenrechten en de rechtsstaat na te leven rechtstreeks voortvloeit uit zijn lidmaatschap van de VN, de Raad van Europa en de OVSE;

22.

benadrukt dat het belangrijk is politieke en financiële steun te blijven verlenen aan onafhankelijke activisten uit het maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers, bloggers, onafhankelijke media, vrijmoedige academici, prominente personen en ngo's, teneinde democratische waarden, fundamentele vrijheden en de mensenrechten in Rusland en op de bezette Krim te bevorderen; verzoekt de Commissie ambitieuzere financiële steun voor Russische maatschappelijke organisaties uit de bestaande externe financieringsinstrumenten te programmeren; spoort de Unie ertoe aan de hand te reiken aan Russische functionarissen en maatschappelijke organisaties die geneigd zijn de politieke en diplomatieke betrekkingen met de EU vanuit een op partnerschap en samenwerking gebaseerde invalshoek te bekijken; onderstreept dat de intermenselijke contacten zo veel mogelijk moeten worden bevorderd en dat, ondanks de huidige stand van de betrekkingen, een intensieve dialoog en nauwe samenwerking tussen Europese en Russische studenten en onderzoekers, tussen maatschappelijke organisaties en tussen lokale overheden in stand moeten worden gehouden, teneinde spanningen weg te nemen en wederzijds begrip te kweken;

23.

vraagt de Commissie regelgeving voor te stellen die zorgt voor volledige transparantie van de politieke financiering en financiering van politieke partijen in de EU in overeenstemming met de aanbevelingen van de Raad van Europa, met name wat betreft politieke of economische belanghebbenden van buiten de EU;

24.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de regering en het parlement van de Russische Federatie, en de regeringen en parlementen van de landen van het Oostelijk Partnerschap.