Home

Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de Cambodjaanse wetsvoorstellen inzake ngo's en vakbonden (2015/2756(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de Cambodjaanse wetsvoorstellen inzake ngo's en vakbonden (2015/2756(RSP))

11.8.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 265/144


P8_TA(2015)0277

De Cambodjaanse wetsontwerpen inzake ngo's en vakbonden

Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de Cambodjaanse wetsvoorstellen inzake ngo's en vakbonden (2015/2756(RSP))

(2017/C 265/18)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Cambodja,

gezien de verklaring van de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging van 22 juni 2015,

gezien de slotopmerkingen van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties van 27 april 2015 over het tweede periodieke verslag over Cambodja,

gezien het verslag van 15 augustus 2014 van de speciale rapporteur van de VN over de mensenrechtensituatie in Cambodja,

gezien de verschillende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name Verdrag nr. 87 betreffende de vakbondsvrijheid en de bescherming van het vakbondsrecht en Verdrag nr. 98 betreffende het recht om zich te organiseren en het recht om collectief te onderhandelen,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Cambodja van 1997,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het krachtige maatschappelijk middenveld — met name activisten die zich bezighouden met landrechtenkwesties, vakbondsleden, journalisten en leden van de oppositie — een belangrijke corrigerende rol heeft gespeeld;

B.

overwegende dat de regering van Cambodja op 5 juni 2015 haar goedkeuring heeft gehecht aan het wetsvoorstel inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties; overwegende dat dit wetsvoorstel op 16 juni 2015 is voorgelegd aan de nationale assemblee van Cambodja;

C.

overwegende dat de EU de belangrijkste partner van Cambodja is als het gaat om ontwikkelingshulp, en dat voor de periode 2014 — 2020 een bedrag van 410 miljoen EUR aan Cambodja is toegewezen; overwegende dat de EU steun verleent aan diverse mensenrechteninitiatieven van Cambodjaanse niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en andere maatschappelijke organisaties en tevens waarnemers heeft gestuurd naar verkiezingen op nationaal en gemeentelijk niveau en bijdragen heeft geleverd ter ondersteuning van het verkiezingsproces; overwegende dat Cambodja in hoge mate afhankelijk is van ontwikkelingshulp;

D.

overwegende dat de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging heeft verklaard dat het maatschappelijk middenveld in Cambodja niet betrokken is geweest bij de totstandbrenging van de nieuwe wetgeving inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties;

E.

overwegende dat enkele bekende ngo's hebben aangegeven dat deze wetgeving volgt op eerdere pogingen, die naar aanleiding van binnenlandse en internationale kritiek zijn ingetrokken, om een wet te realiseren die ongerechtvaardigde beperkingen oplegt ten aanzien van het recht op vrijheid van vereniging en het recht op vrijheid van meningsuiting en die een rechtsgrond biedt om politiek ongewenste ngo's willekeurig op te heffen of de mogelijkheid te ontnemen zich te laten registreren, waaronder ngo's die mensenrechtenactivisten in dienst hebben;

F.

overwegende dat het recht op vrijheid van meningsuiting is neergelegd in artikel 41 van de grondwet van Cambodja en het recht op het ontplooien van politieke activiteiten in artikel 35 daarvan;

G.

overwegende dat het recht van vreedzame vergadering is neergelegd in de grondwet van Cambodja, in artikel 20 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens en in artikel 21 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

H.

overwegende dat het recht om deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden is neergelegd in artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en overwegende dat het recht van vreedzame vergadering, neergelegd in artikel 22 van dat verdrag, een belangrijk hulpmiddel en vaak ook een onontbeerlijke voorwaarde is voor die deelname; overwegende dat transparantie en controleerbaarheid essentiële elementen zijn voor een goed functionerende democratie;

I.

overwegende dat het land naar verwachting jaarlijks voor 600 tot 700 miljoen USD aan ontwikkelingsprojecten zal mislopen als de wet wordt aangenomen; overwegende dat de wet zal leiden tot beperktere budgetten, waardoor het voor internationale ngo's moeilijker zal worden kosteneffectieve projecten te realiseren;

J.

overwegende dat het wetsvoorstel inzake vakbonden een schending betekent van het recht zich te organiseren en een ernstige inbreuk vormt op de rechten van onafhankelijke vakbonden, waaronder de bestaande vakbonden; overwegende dat het wetsvoorstel een onredelijk hoge drempel opwerpt voor de oprichting van een vakbond (20 % van de werknemers moet lid worden); overwegende dat ambtenaren van het Ministerie van Werkgelegenheid krachtens het voorstel verregaande bevoegdheden krijgen inzake de goedkeuring van stakingen en dat zij registratie van vakbonden kunnen opschorten op ondeugdelijke gronden en zonder dat daarvoor deugdelijke procedures gelden; overwegende dat het wetsvoorstel huishoudelijk personeel het recht ontzegt om vakbonden op te richten en aan vakbondsleiders eisen stelt inzake geletterdheid die discriminerend uitpakken voor vrouwen en mensen van buitenlandse afkomst, contacten met ngo's verbiedt en veel te lage boetes stelt op overtreding van de arbeidswetgeving door werkgevers;

K.

overwegende dat de Cambodjaanse autoriteiten in mei 2014 een raadpleging hebben georganiseerd waaraan arbeidsrechtenorganisaties konden deelnemen, maar dat er in latere stadia van het wetgevingsproces geen raadplegingen meer hebben plaatsgevonden; overwegende dat uit verschillende mededelingen van ambtenaren in de media valt af te leiden dat het wetsvoorstel inzake vakbonden in 2015 zal worden aangenomen;

L.

overwegende dat er in Cambodja ongeveer 5 ngo's geregistreerd staan die actief zijn op het gebied van de mensenrechten, gezondheidszorg, het maatschappelijk middenveld en de landbouw;

M.

overwegende dat premier Hun Sen tijdens een vergadering met de EU-ambassadeur in Cambodja, Jean-François Cautain, op 16 juni 2015 heeft verklaard dat de nationale assemblee voornemens is een raadpleging te organiseren over het wetsvoorstel inzake ngo's en dat hij wenst dat daarbij het maatschappelijk middenveld en de ontwikkelingspartners betrokken zullen worden;

1.

dringt er bij de regering van Cambodja op aan het wetsvoorstel inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties in te trekken;

2.

verzoekt de regering van Cambodja met klem de legitieme en nuttige rol die het maatschappelijk middenveld, de vakbonden en de politieke oppositie vervullen in de algemene economische en politieke ontwikkeling van Cambodja te erkennen; wijst erop dat het maatschappelijk middenveld een van de belangrijkste pijlers is waarop de ontwikkeling van ieder land rust; benadrukt dat de wet inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties een omgeving moet creëren waarbinnen maatschappelijke organisaties een bijdrage kunnen blijven leveren aan de ontwikkeling van Cambodja;

3.

dringt er bij de regering van Cambodja op aan het wetsvoorstel inzake vakbonden in te trekken, het huidige wetsvoorstel openbaar te maken en deskundigen en vakbondsleden te raadplegen met het oog op herziening van het voorstel, om dit in overeenstemming te brengen met het internationale recht en de verdragen van de IAO, met name Verdrag nr. 87 betreffende de vakbondsvrijheid en de bescherming van het vakbondsrecht en Verdrag nr. 98 betreffende het recht om zich te organiseren en het recht om collectief te onderhandelen, alvorens het opnieuw aan de nationale assemblee voor te leggen;

4.

steunt de verklaring van de speciale VN-rapporteur dat dergelijke wetgeving uitsluitend behoort te worden vastgesteld via een proces waaraan wordt deelgenomen door een zo groot mogelijk aantal belanghebbenden, om te waarborgen dat de inhoud van de wetgeving breed wordt gedragen;

5.

wenst dat de maatschappelijke organisaties en burgers van Cambodja bij alle nieuwe wetgeving worden geraadpleegd en voldoende tijd krijgen om deze te evalueren, zodat zij hun gekozen vertegenwoordigers hun standpunten kenbaar kunnen maken voordat er over de nieuwe wetgeving gestemd wordt;

6.

dringt erop aan dat alle wetsvoorstellen in overeenstemming zijn met de internationaal erkende vrijheden van meningsuiting, vereniging en vergadering, die Cambodja dient te eerbiedigen omdat het land het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft geratificeerd, en dat die wetsvoorstellen geen onnodige beperkingen voor maatschappelijke organisaties inhouden die ten koste gaan van hun vermogen om doeltreffend en vrij te opereren;

7.

spoort de regering van Cambodja aan te blijven werken aan het versterken van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging;

8.

verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het verzoek om intrekking van het wetsvoorstel inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties en het wetsvoorstel inzake vakbonden te steunen en deze kwestie onverwijld met de regering van Cambodja te bespreken;

9.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, het secretariaat van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten, de VN-mensenrechtenraad en de regering en de nationale assemblee van het Koninkrijk Cambodja.