Home

Resolutie van het Europees Parlement van 28 oktober 2015 over de Europese structuur- en investeringsfondsen en goed economisch bestuur: richtlijnen voor de uitvoering van artikel 23 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (2015/2052(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 28 oktober 2015 over de Europese structuur- en investeringsfondsen en goed economisch bestuur: richtlijnen voor de uitvoering van artikel 23 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (2015/2052(INI))

20.10.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 355/45


P8_TA(2015)0385

De Europese structuur- en investeringsfondsen en gezond economisch bestuur

Resolutie van het Europees Parlement van 28 oktober 2015 over de Europese structuur- en investeringsfondsen en goed economisch bestuur: richtlijnen voor de uitvoering van artikel 23 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (2015/2052(INI))

(2017/C 355/06)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie over de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 (COM(2014)0494) (hierna „de richtsnoeren”),

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name de artikelen 4, 162 en 174 tot en met 178 en 349,

gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad(1) (hierna „de GB-verordening”),

gezien de verklaring van de Commissie over artikel 23 die is opgenomen in de verklaringen inzake Verordening (EU) nr. 1303/2013(2),

gezien zijn resolutie van 8 oktober 2013 over de gevolgen van de bezuinigingen op de begroting voor regionale en lokale overheden met betrekking tot de uitgaven in het kader van de EU-Structuurfondsen in de lidstaten(3),

gezien zijn resolutie van 20 mei 2010 over de bijdrage van het cohesiebeleid aan de verwezenlijking van de Lissabon- en EU 2020-doelstellingen(4),

gezien zijn resolutie van 26 februari 2014 over het zevende en achtste voortgangsverslag van de Europese Commissie over het cohesiebeleid van de EU en het strategisch verslag 2013 over de uitvoering van de programma's 2007-2013(5),

gezien zijn resolutie van 22 oktober 2014 inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2014(6),

gezien het zesde verslag van de Commissie over economische, sociale en territoriale cohesie, getiteld „Investeringen ter bevordering van banen en groei: bevorderen van ontwikkeling en goed bestuur in de regio's en steden van de EU” van 23 juli 2014,

gezien het document „Cohesiebeleid: strategisch verslag 2013 over de uitvoering van de programma's 2007-2013” van de Commissie van 18 april 2013 (COM(2013)0210),

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 12 februari 2015 over de richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) te koppelen aan gezond economisch bestuur,

gezien de in januari 2014 door het Parlement gepubliceerde studie getiteld „Europees economisch bestuur en cohesiebeleid” (Directoraat-generaal intern beleid, Directoraat B: Structuur- en Cohesiebeleid),

gezien de briefing van het Parlement van december 2014 getiteld „De Europese structuur- en investeringsfondsen en gezond economisch bestuur: richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van artikel 23 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen” (Directoraat-generaal intern beleid, Directoraat B: Structuur- en Cohesiebeleid),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0268/2015),

A.

overwegende dat het cohesiebeleid een op het VWEU gebaseerd beleid en een uiting van Europese solidariteit is, gericht op het versterken van de economische, sociale en territoriale cohesie in de EU en in het bijzonder op het verkleinen van de ongelijkheden tussen regio's, waarbij een evenwichtige en harmonieuze sociaaleconomische ontwikkeling wordt bevorderd; overwegende dat het ook een investeringsbeleid is dat een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei;

B.

overwegende dat voor het huidige wetgevingskader voor het cohesiebeleid zeer specifieke taken, doelstellingen en horizontale beginselen gelden, hoewel er koppelingen tot stand worden gebracht met de EU-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, het Europees semester en de geïntegreerde Europa 2020-richtsnoeren, alsook met de relevante landenspecifieke aanbevelingen en de aanbevelingen van de Raad;

C.

overwegende dat het huidige rechtskader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) gericht is op het verbeteren van de coördinatie, complementariteit en synergieën met ander EU-beleid en andere EU-instrumenten;

D.

overwegende dat er bewijs is dat goed bestuur en efficiënt werkende openbare instellingen van essentieel belang zijn voor duurzame economische groei op de lange termijn, werkgelegenheid en sociale en territoriale ontwikkeling, hoewel er minder bewijs beschikbaar is over de macro-economische factoren die van invloed zijn op de manier waarop het cohesiebeleid ten uitvoer wordt gelegd;

E.

overwegende dat economische en financiële onvoorspelbaarheid en rechtsonzekerheid kunnen leiden tot een afname van publieke en particuliere investeringen, waardoor de verwezenlijking van de doelstellingen van het cohesiebeleid in het gedrang komt;

F.

overwegende dat de richtsnoeren betrekking hebben op het eerste onderdeel van maatregelen waarmee de doeltreffendheid van de ESI-fondsen gekoppeld wordt aan gezond economisch bestuur overeenkomstig artikel 23 van de GB-verordening; overwegende dat dit verband houdt met een herprogrammering en een schorsing van betalingen die niet verplicht zijn, in tegenstelling tot het tweede onderdeel van artikel 23 van de GB-verordening waarin de schorsing van vastleggingen of betalingen verplicht is wanneer de lidstaten geen corrigerende actie ondernemen in het kader van het economisch bestuur;

G.

overwegende dat de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen door de lidstaten niet goed vordert, hetgeen blijkt uit de beoordelingen door de Commissie van de vooruitgang met de uitvoering van de 279 landenspecifieke aanbevelingen van 2012 en 2013, waarin wordt aangetoond dat er volledig uitvoering is gegeven aan of substantiële vooruitgang is geboekt met de uitvoering van 28 landenspecifieke aanbevelingen (10 %), dat er enige vooruitgang is geboekt met de uitvoering van 136 aanbevelingen (48,7 %), maar dat er weinig of geen vooruitgang is geboekt met de uitvoering van 115 aanbevelingen (41,2 %);

Koppelen van doeltreffendheid van de ESI-fondsen aan gezond economisch bestuur

1.

benadrukt het belang van de instrumenten en middelen van het cohesiebeleid voor de handhaving van het aantal investeringen met Europese meerwaarde in de lidstaten en de regio's om meer werkgelegenheid te scheppen en de sociaaleconomische omstandigheden te verbeteren, met name waar de investeringen drastisch zijn teruggelopen als gevolg van de economische en financiële crisis;

2.

is van oordeel dat de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de ESI-fondsen niet dient e worden belemmerd door de mechanismen voor economisch bestuur, maar erkent dat zij van belang zijn om bij te dragen aan een stabiele macro-economische omgeving en een efficiënt, doeltreffend en resultaatgericht cohesiebeleid;

3.

is van mening dat artikel 23 van de GB-verordening uitsluitend bij wijze van laatste redmiddel moet worden gebruikt om bij te dragen aan een efficiënte besteding van de ESI-fondsen;

4.

benadrukt het meerjarige en langetermijnkarakter van de programma's en doelstellingen van de ESI-fondsen, in tegenstelling tot de jaarlijkse cyclus van het Europees semester; wijst in dit verband op de noodzaak om de duidelijkheid van de mechanismen voor de tenuitvoerlegging van het Europees semester te waarborgen, en dringt aan op nauwe coördinatie tussen deze twee processen en tussen de organen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging ervan;

5.

benadrukt dat de Commissie een witboek moet indienen waarin rekening wordt gehouden met de gevolgen van overheidsinvesteringen op de lange termijn en waarin een indeling van kwalitatief hoogwaardige investeringen wordt vastgesteld, zodat de investeringen die de beste langetermijneffecten opleveren duidelijk herkenbaar zijn;

6.

wijst er nogmaals op dat het cohesiebeleid een cruciale rol heeft gespeeld en dat in het kader van dit beleid adequaat is gereageerd op de macro-economische en budgettaire beperkingen in de context van de huidige crisis, door middel van de herprogrammering van meer dan 11 % van het beschikbare budget tussen 2007 en 2012, om tegemoet te komen aan de meest dringende behoeften en om bepaalde interventies te versterken; benadrukt in dit verband dat het cohesiebeleid in diverse lidstaten goed was voor meer dan 80 % van de overheidsinvesteringen in de periode 2007-2013;

7.

verzoekt de Commissie meer analytische gegevens te verstrekken over de gevolgen en het belang van de macro-economische mechanismen voor regionale ontwikkeling, voor de doeltreffendheid van het cohesiebeleid en voor de interactie tussen het Europees kader voor economisch bestuur en het cohesiebeleid, alsook om specifieke informatie te verstrekken over de manier waarop het cohesiebeleid een bijdrage levert aan de relevante landenspecifieke aanbevelingen en aanbevelingen van de Raad;

8.

verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van de in de regels van het stabiliteits- en groeipact ingebouwde flexibiliteit;

Herprogrammering overeenkomstig artikel 23 van de GB-verordening

Algemene overwegingen

9.

benadrukt eens te meer dat elk besluit betreffende herprogrammering of schorsing uit hoofde van artikel 23 van de GB-verordening alleen in uitzonderlijke situaties dient te worden gebruikt, doordacht en degelijk onderbouwd moet zijn en voorzichtig dient te worden uitgevoerd, en dat hierin de programma's of prioriteiten in kwestie moeten worden aangeduid, teneinde transparantie te waarborgen en controles en herzieningen mogelijk te maken; benadrukt voorts dat dergelijke besluiten niet dienen te leiden tot een verergering van de problemen waarmee de lidstaten en regio's worden geconfronteerd als gevolg van de sociaaleconomische omstandigheden of hun geografische locatie en specifieke kenmerken in de zin van de artikelen 174 en 349 VWEU;

10.

is van oordeel dat in de gedurende de huidige programmeringsperiode goedgekeurde partnerschapsovereenkomsten en -programma's rekening is gehouden met de relevante landenspecifieke aanbevelingen en de relevante aanbevelingen van de Raad, zodat het gerechtvaardigd is om herprogrammeringen op middellange termijn te vermijden tenzij de economische situatie aanzienlijk verslechtert;

11.

benadrukt dat frequente herprogrammeringen een averechts effect zouden hebben en moeten worden vermeden, teneinde het fondsenbeheer niet te verstoren en de stabiliteit en voorspelbaarheid van de meerjarige investeringsstrategie niet te ondermijnen en elk negatief gevolg, onder meer voor de opname van de ESI-fondsen, te voorkomen;

12.

is ingenomen met de voorzichtige benadering van de Commissie met betrekking tot herprogrammering en haar voornemen om herprogrammeringen tot het absolute minimum te beperken; verzoekt om een systeem voor vroegtijdige waarschuwing om de betrokken lidstaten op de hoogte te stellen van de instelling van de herprogrammeringsprocedure overeenkomstig artikel 23 van de GB-verordening, en benadrukt dat de toezichtscommissie moet worden geraadpleegd vóór elk verzoek om herprogrammering;

13.

verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat een uitvoerige analyse uit te voeren van alle beschikbare opties naast de toepassing van artikel 23 van de GB-verordening om kwesties aan te pakken die aanleiding kunnen geven tot een verzoek om herprogrammering;

14.

betreurt de onevenredige verhoging van de administratieve lasten en daaruit voortvloeiende kosten voor alle betrokken bestuursniveaus, gezien de krappe termijnen en de complexiteit van de herprogrammeringsprocedure op grond van artikel 23 van de GB-verordening; waarschuwt voor overlappingen van herprogrammeringsprocedures op grond van artikel 23 van de GB-verordening met daaropvolgende cycli van het Europees semester; verzoekt de Commissie te overwegen de toepassing van de termijnen opnieuw te beoordelen overeenkomstig de in artikel 23, lid 16, bedoelde evaluatie;

Horizontale beginselen uit hoofde van de GB-verordening

15.

spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat in de richtsnoeren niet uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene en horizontale beginselen als bedoeld in de artikelen 4 en 8 van de GB-verordening, en herinnert eraan dat bij de lezing van artikel 23 van de GB-verordening rekening moet worden gehouden met en voldaan moet worden aan deze beginselen, in het bijzonder de beginselen van partnerschap en meerlagig bestuur, en de verordening en het gemeenschappelijk strategisch kader als geheel; verzoekt de Commissie in dit verband duidelijk te maken hoe specifiek rekening zal worden gehouden met deze beginselen bij de toepassing van de bepalingen van artikel 23 van de GB-verordening;

De subnationale dimensie van artikel 23 van de GB-verordening

16.

benadrukt dat de toename van de staatsschuld hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door het beleid van de regeringen van de lidstaten, en vreest ten zeerste dat het onvermogen om macro-economische kwesties op nationaal niveau behoorlijk aan te pakken nadelig kan uitpakken voor de subnationale autoriteiten en de begunstigden en aanvragers van ESI-fondsen;

17.

wijst er nogmaals op dat de regels inzake thematische concentratie als vastgelegd in het cohesiebeleid 2014-2020 een zekere mate van flexibiliteit toestaan in de aanpak van de behoeften van de lidstaten en regio's, en merkt op dat de toepassing van artikel 23 van de GB-verordening beperkingen kan stellen aan deze flexibiliteit; wijst er nogmaals op dat de belangrijkste territoriale uitdagingen in aanmerking moeten worden genomen, alsook het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 4, lid 3, van de GB-verordening;

18.

verzoekt de Commissie de impact en kosteneffectiviteit op regionaal en lokaal niveau van alle op grond van artikel 23 van de GB-verordening vastgestelde maatregelen in nauwe samenwerking met de lidstaten te evalueren, overeenkomstig artikel 5 van de GB-verordening;

19.

benadrukt dat de lokale en regionale autoriteiten actief moeten worden betrokken bij elke herprogrammering, en is van mening dat, aangezien de ESI-fondsen samenhangen met gezond economisch bestuur, het Europees semester een territoriale dimensie moet krijgen door die autoriteiten er ook bij te betrekken;

20.

verzoekt de Commissie om artikel 23 van de GB-verordening te lezen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, door rekening te houden met de situatie in de lidstaten en regio's die te kampen hebben met sociaaleconomische problemen en waar ESI-fondsen een aanzienlijk deel van de investeringen uitmaken, hetgeen des te evidenter is in een crisissituatie; benadrukt dat de lidstaten en regio's, en met name die met een achterstand, niet nog harder mogen worden getroffen;

Institutionele coördinatie, transparantie en verantwoording

21.

wijst er opnieuw op dat goede institutionele coördinatie van essentieel belang is om te kunnen zorgen voor de juiste aanvullende beleidsmaatregelen en beleidssynergie, evenals een goede en stabiele interpretatie van het kader voor gezond economisch bestuur en de interactie daarvan met het cohesiebeleid;

22.

verzoekt om passende informatie-uitwisseling tussen de Commissie, de Raad en het Parlement en om de organisatie van een debat op het juiste politieke niveau, teneinde te komen tot een gemeenschappelijk begrip van de interpretatie van de voorwaarden voor de toepassing van artikel 23 van de GB-verordening; wijst in dit verband nogmaals op de noodzaak van een specifieke Raadsformatie die zich concentreert op het cohesiebeleid en belast is met de besluiten die op grond van artikel 23 van de GB-verordening worden genomen;

23.

acht het van essentieel belang om transparantie en verantwoording te waarborgen door ervoor te zorgen dat het Parlement democratisch toezicht kan uitoefenen op het bestuurssysteem in het kader van artikel 23 van de GB-verordening, waarmee belangrijke beperkingen worden gesteld aan de bottom-up-aanpak die een belangrijk kenmerk van het cohesiebeleid is;

Schorsing van betalingen

24.

wijst er opnieuw op dat de schorsing van betalingen een kwestie is waarover de Raad beslist op basis van een voorstel dat de Commissie kan goedkeuren wanneer de betrokken lidstaat geen doeltreffende actie onderneemt; benadrukt de belangrijke juridische waarborgen uit hoofde van artikel 23 van de GB-verordening om de uitzonderlijkheid van het schorsingsmechanisme te garanderen;

25.

onderstreept het straffende karakter van een schorsing van betalingen en verzoekt de Commissie om met de grootst mogelijke terughoudendheid en strikt in overeenstemming met artikel 23, lid 6, van de GB-verordening gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid om een schorsing van betalingen voor te stellen, nadat alle relevante informatie en elementen die naar voren komen in het kader van en alle standpunten die zijn geformuleerd via de gestructureerde dialoog naar behoren in aanmerking zijn genomen;

26.

is, in de context van de criteria om te bepalen welke programma's worden geschorst en om het niveau van schorsing voor het eerste onderdeel vast te stellen, ingenomen met de in de richtsnoeren gehanteerde voorzichtige aanpak, waarin rekening wordt gehouden met de economische en sociale omstandigheden van de lidstaten door verzachtende factoren in overweging te nemen die vergelijkbaar zijn met die welke worden overwogen bij de schorsingen uit hoofde van artikel 23, lid 9, van de GB-verordening;

27.

verzoekt de Commissie om een tijdschema vast te stellen voor het intrekken van de schorsing als bedoeld in artikel 23, lid 8, van de GB-verordening;

De rol van het Parlement in het kader van artikel 23 van de GB-verordening

28.

betreurt dat in de richtsnoeren nergens wordt verwezen naar de rol van het Parlement, ondanks het feit dat de GB-verordening volgens de gewone wetgevingsprocedure is aangenomen en ondanks de aanhoudende verzoeken van het Parlement om de democratische verantwoording en controle in de context van het economisch bestuur te versterken;

29.

is van mening dat de betrokkenheid van het Parlement, als de voornaamste democratische kracht die garant staat voor de correcte toepassing van artikel 23, lid 15, van de GB-verordening, formeel moet worden vastgelegd, door middel van een duidelijke procedure die het Parlement in staat stelt in alle fasen geraadpleegd te worden over de goedkeuring van verzoeken om herprogrammering of van voorstellen en besluiten inzake de schorsing van vastleggingen of betalingen;

30.

benadrukt dat er behoefte is aan constante, duidelijke en transparante samenwerking op interinstitutioneel niveau, en is van mening dat een dergelijke procedure ten minste de volgende stappen moet omvatten:

de Commissie moet het Parlement onmiddellijk op de hoogte stellen van de landenspecifieke aanbevelingen en de aanbevelingen van de Raad die in het kader van de ESI-fondsen relevant zijn, alsook van de programma's voor financiële bijstand, of respectieve wijzigingen, die aanleiding kunnen geven tot een verzoek om herprogrammering overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de GB-verordening;

de Commissie moet het Parlement onmiddellijk op de hoogte stellen van elk verzoek om herprogrammering overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de GB-verordening en van elk voorstel voor een besluit tot schorsing van betalingen overeenkomstig artikel 23, lid 6, van de GB-verordening, zodat het Parlement zijn standpunt kenbaar kan maken in de vorm van een resolutie alvorens verdere stappen te ondernemen;

de Commissie moet rekening houden met het standpunt van het Parlement en alle elementen die naar voren komen in het kader van of standpunten die zijn geformuleerd via de gestructureerde dialoog overeenkomstig artikel 23, lid 15, van de GB-verordening;

de Commissie moet door het Parlement worden verzocht om aan te geven of de standpunten van het Parlement in aanmerking zijn genomen tijdens het proces, alsook om toelichting te geven bij eventuele andere follow-up naar aanleiding van de gestructureerde dialoog;

het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité moeten op de hoogte worden gesteld van en gehoord worden over verzoeken om herprogrammering;

het Parlement, de Raad en de Commissie moeten een dialoog aangaan in het kader van de toepassing van artikel 23 van de GB-verordening, door te zorgen voor interinstitutionele coördinatie en passende informatie-uitwisseling, zodat toezicht kan worden gehouden op de toepassing van elk van de procedures uit hoofde van artikel 23 van de GB-verordening;

31.

verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over het effect van en de bereikte resultaten bij de toepassing van artikel 23 van de GB-verordening in het kader van de evaluatie van de toepassing ervan in overeenstemming met lid 17 van dit artikel, onder meer door te beschrijven in hoeverre een verzoek om herprogrammering gebaseerd was op de tenuitvoerlegging van de relevante landenspecifieke aanbevelingen of aanbevelingen van de Raad, of het effect van de beschikbare ESI-fondsen voor de lidstaten uit hoofde van de programma's voor financiële bijstand op de groei en het concurrentievermogen heeft vergroot, alsook door gegevens te verstrekken over alle geschorste bedragen en de programma's in kwestie;

o

o o

32.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de lidstaten en hun regio's.