Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub (COM(2016) 597 final — 2016/0276 (COD))

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub (COM(2016) 597 final — 2016/0276 (COD))

10.3.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 75/57


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub

(COM(2016) 597 final — 2016/0276 (COD))

(2017/C 075/11)

Rapporteur:

Alberto MAZZOLA

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 26.9.2016; Europees Parlement, 3.10.2016

Rechtsgrondslag

Artikelen 172, 173, 175 en 182 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

29.11.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

15.12.2016

Zitting nr.

521

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

172/0/3

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité kan zich volledig vinden in het initiatief van de Europese Commissie om de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) te verlengen en de financiering ervan te verhogen. Het onderschrijft de doelstellingen van het EFSI en het belang ervan om investeerders en projectontwikkelaars stabiliteit en zekerheid te garanderen. Het is er ook voorstander van de tijdschema’s en financiering van het EFSI uit te breiden om een nog langere termijn te bestrijken, teneinde te zorgen voor stelselmatige en ononderbroken interventies.

1.2.

Het Comité is ingenomen met de positieve resultaten van het eerste EFSI-jaar, waarin de verwachte investeringen meteen zijn aangetrokken. Het vindt in het bijzonder het „investeringsvenster” voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo-venster) een succes. De waarnemingspost Interne Markt van het Comité zou het EFSI-gebruik ten gunste van die ondernemingen constant moeten monitoren met behulp van impactindicatoren.

1.3.

Het Comité vindt dat met EFSI 2.0 moet worden gestreefd naar een groter aandeel particulier kapitaal, meer dan de in het eerste jaar behaalde 62 %. In dit verband zou voorzichtig moeten worden overwogen om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot andere financieringstakken dan banken: de obligatiemarkt en verzekerings- en pensioenfondsen. Europese en internationale verzekerings- en pensioenfondsen kunnen essentieel zijn voor investeringen.

1.4.

Het is belangrijk dat de nadruk blijft liggen op marktgerichtheid, waarbij goed wordt gekeken naar de sociale en werkgelegenheidsgevolgen van het EFSI en waarbij de additionaliteit van het EFSI ten aanzien van andere EU-instrumenten en normale EIB-activiteiten wordt versterkt. Het Comité betreurt het dat het EFSI er niet voor zorgt dat de middelen geïnvesteerd worden in de landen met de grootste behoeften. Er zou sprake moeten zijn van een geografisch evenwichtige EFSI-dekking in de hele EU, die rekening houdt met de algemene economische bedrijvigheid in elke lidstaat, het scheppen van nieuwe banen en het vraag- en marktgestuurde karakter van het initiatief. Vooraf zouden geen quota moeten worden vastgesteld en tussen de betrokken sectoren zou voldoende flexibiliteit behouden moeten blijven.

1.5.

Volgens het Comité zouden de interventies uit hoofde van EFSI 2.0 zich op basis van het beschikbare investeringspotentieel moeten richten op sectoren van de toekomst, zoals industrie 4.0, slimme energie, netwerken van digitale en vervoersinfrastructuur, milieubescherming en grensoverschrijdende projecten, waaronder grootschalige Europese projecten in sectoren met de hoogste economische bbp-multipliers, zonder de landbouw uit het oog te verliezen, teneinde een maximale groei- en werkgelegenheidsimpact te realiseren, eventueel met benutting van andere EU-Fondsen. De interventies zouden zich ook moeten richten op voor tweeërlei gebruik bestemde technologieën met betrekking tot de veiligheids- en defensie-industrie; de lijst met van de EIB uitgesloten sectoren zou dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd.

1.6.

De Europese investeringsadvieshub (EIAH) zou moeten worden versterkt, haar activiteiten in de lidstaten moeten intensiveren en een proactieve rol moeten gaan spelen in met name de minst begunstigde regio’s. Ook de rol van de nationale stimuleringsbanken zou moeten worden versterkt en er zouden territoriale bijstandsplatforms moeten worden opgericht. Verder zou moeten worden overwogen de structuur- en investeringsfondsen aan te wenden voor de medefinanciering van EFSI-projecten (vlekkeloos en zonder bureaucratische belemmeringen) en om te zorgen voor beter overleg met de lokale en regionale overheden.

1.7.

Het Comité pleit ervoor om de sociale dimensie van het EFSI te verstevigen door meer projecten te financieren op bijvoorbeeld het gebied van onderwijs, scholing en beroepsopleiding, stimulering van vaardigheden en levenslang leren, ontwikkeling van creatieve en culturele industrieën, innovaties in de gezondheidszorg en geneeskunde, sociale dienstverlening, sociale huisvesting en kinderopvang, toeristische infrastructuur en milieubescherming. Het investeringsplan voor Europa zou de COP21-verbintenissen duidelijk moeten ondersteunen.

1.8.

De bekendheid van de EFSI-financiering zou moeten worden vergroot met een grootschalige, Europabrede informatiecampagne in het veld, door bij de gefinancierde initiatieven — met name die voor kleine en middelgrote ondernemingen — een EFSI-logo te gebruiken en meer met de lokale en regionale overheden te overleggen.

1.9.

Omdat het welslagen van het EFSI voor het maatschappelijk middenveld en het merk „Europa” van groot belang is, wil het Comité graag regelmatig worden geraadpleegd, zodat het informatieve rapporten over financiële en investeringsactiviteiten en het functioneren van het Garantiefonds kan uitbrengen. Speciale aandacht zal uitgaan naar het scheppen van banen, de impact op het milieu, alsmede naar evaluatierapporten van onafhankelijke deskundigen over de toepassing van de EFSI-verordening en verslagen over de bewerkstelligde veranderingen. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van duidelijke sociaaleconomische en milieu-indicatoren en moet de meerwaarde van het initiatief worden toegelicht.

1.10.

Gezien de vele gunstige effecten van sociale investeringen voor met name de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën verdient de vraag hoe een koppeling kan worden aangebracht tussen het „plan-Juncker 2” en de doelstellingen van het pakket sociale-investeringsmaatregelen, nadere overweging.

2. Huidige situatie ten aanzien van het EFSI en ontwikkeling

2.1.

Op 28 juni 2016 heeft de Europese Raad geconcludeerd: „Het investeringsplan voor Europa, met name het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), heeft al concrete resultaten opgeleverd en vormt een belangrijke stap om particuliere investeringen aan te trekken en tegelijkertijd slim gebruik te maken van schaarse begrotingsmiddelen.”

2.2.

Sinds de presentatie van het investeringsplan voor Europa in november 2014 keren de groei en ook enigszins het vertrouwen in de economie terug. Desalniettemin zijn er nog 22 miljoen werklozen, blijven de investeringen 15 % achter bij die van voor de crisis in 2008 en is er jaarlijks 300 miljard EUR extra aan investeringen nodig om weer op het niveau van voor de crisis uit te komen. Voor het vierde opeenvolgende jaar is er in de EU sprake van bescheiden herstel, met een groei van het bbp van 2 % in 2015. Hoewel grotere investeringsprojecten niet onmiddellijk macro-economische effecten kunnen sorteren, levert het met het investeringsplan onverdeeld aanvaarde commitment al concrete resultaten op.

2.3.

Tijdens het eerste operationele jaar van het EFSI is de soliditeit van het initiële plan gebleken. Het Fonds, dat door de EIB-groep wordt geïmplementeerd en medegefinancierd, ligt op schema om zijn doel te bereiken, namelijk om uiterlijk medio 2018 ten minste 315 miljard EUR aan extra investeringen in de reële economie te mobiliseren. De in het eerste jaar goedgekeurde verrichtingen hadden een waarde van meer dan 115 miljard EUR, waarvan 62 % afkomstig was van particuliere investeerders. Het meest recente cijfer (van 15 november 2016) bedraagt 154 miljard EUR of 49 % van het verwachte totaal(1).

2.4.

De markt is bijzonder snel gebruik gaan maken van het kmo-venster van het EFSI, waarvan de resultaten de verwachtingen ver overtroffen. Om die reden is het kmo-venster in juli 2016 binnen de bestaande parameters van Verordening (EU) 2015/1017 opgeschaald met 500 miljoen EUR. Aan het eind van het eerste jaar was voor meer dan 47 miljard EUR aan verrichtingen ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen goedgekeurd, 64 % van het voor de gehele periode van drie jaar verwachte totaal.

2.5.

Het EFSI geeft als gezamenlijk maar zelfstandig beheerd initiatief van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank ook steun voor de financiering van innovatie- en infrastructuurprojecten in tal van sectoren: onderzoek en ontwikkeling (20 %), energie (22 %), digitalisering (12 %), vervoer (7 %), milieu en efficiënt hulpbronnengebruik (4 %) en sociale infrastructuur (4 %) (cijfers van 15 november 2016).

2.6.

Het Comité heeft de lancering van het investeringsplan voor Europa toegejuicht en zijn waardering uitgesproken voor „de veranderde toon, waarbij het pad van bezuinigingen en begrotingsconsolidatie wordt verlaten”. Het merkte op: „Het investeringsplan is een stap in de goede richting, maar werpt wel een aantal serieuze vragen op over de relatieve omvang ten opzichte van Europa’s enorme behoefte aan investeringen, over de hoge mate van de verwachte hefboomwerking, over de mogelijke stroom van geschikte investeringsprojecten, over de betrokkenheid van het mkb, met bijzondere aandacht voor de micro- en kleine bedrijven, en over de termijnen van het plan.”(2) Helaas heeft het EFSI echter niet gezorgd voor investeringen in de meest behoeftige landen. Lidstaten die onderworpen worden aan de procedure bij buitensporige tekorten van het correctieve deel van het stabiliteitspact, komen niet in aanmerking voor enige flexibiliteit (Ecofin 2012 en Ecofin 2014).

2.7.

Het Comité heeft tijdens een op 10 november 2016 gehouden hoorzitting zijn voordeel gedaan bij de grotendeels positieve ervaringen en meningen van vertegenwoordigers van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld ten aanzien van het EFSI.

3. De voorstellen van de Commissie

3.1.

De Commissie stelt voor om de looptijd van het EFSI met twee jaar te verlengen (tot 2020) en de EU-garantie van 16 naar 26 miljard EUR en de EIB-bijdrage van 5 naar 7,5 miljard EUR op te trekken. Doel daarvan is om gedurende de looptijd voor ongeveer 500 miljard EUR aan investeringen te mobiliseren. Daartoe stelt de Commissie ook voor om het Garantiefonds met 1,1 miljard EUR te verhogen naar 9,1 miljard EUR. Deze stijging zal voornamelijk worden gefinancierd met de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) en de inkomsten uit de EFSI-gerelateerde EIB-verrichtingen.

3.2.

In het kader van EFSI 2.0 zijn voor de volgende prioritaire sectoren meerjarige strategische doelstellingen geformuleerd om investeringen voor groei te ondersteunen, in lijn met de begrotingsprioriteiten van de EU:

strategische infrastructuur met investeringen op digitaal en energiegebied in overeenstemming met het EU-beleid;

vervoersinfrastructuur in industriecentra, milieu, onderwijs en onderzoek en innovatie;

investeringen ter bevordering van de werkgelegenheid, in het bijzonder via financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen en maatregelen rond jeugdwerkgelegenheid;

menselijk kapitaal, cultuur en gezondheid.

3.3.

Volgens de Commissie moet het initiatief de EIB en het EFSI in staat stellen om op deze terreinen financierings- en investeringsverrichtingen uit te voeren met een groter financieringsbedrag en, in het geval van de EIB, met betrekking tot risicovollere maar economisch houdbare projecten dankzij de ontvangen EU-garantie. Het multipliereffect kan hier voor elke euro aan garantie 15 EUR aan projectinvesteringen genereren — in totaal ten minste 500 miljard EUR tussen nu en het einde van het huidige meerjarig financieel kader.

3.4.

De voornaamste door de Commissie voorgestelde veranderingen ten aanzien van Verordening (EU) 2015/1017 betreffen:

versterking van de additionaliteit van projecten, waaronder grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en bijbehorende dienstverlening, die specifiek zijn aangemerkt als projecten die additionaliteit bieden;

vergroting van de penetratie van het EFSI in minder ontwikkelde en/of overgangsregio’s en vergemakkelijking van het combineren van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), Horizon 2020 en de CEF met EFSI-steun;

ondersteuning van minder ontwikkelde en overgangsregio’s door expliciet te verwijzen naar alle sectoren die niet onder de andere algemene doelstellingen vallen;

meer concentratie van EFSI-steun voor projecten om de COP21-doelstellingen en de prioriteiten ten aanzien van klimaatverandering te realiseren;

mogelijkheid om defensiegerelateerde investeringsprojecten in het EFSI op te nemen gezien het aanzienlijke economische multipliereffect;

bevordering van de met het EFSI beoogde sectorale en geografische diversificatie met behoud van de nadruk op marktgerichtheid;

transparanter beheer van het EFSI.

4. Algemene opmerkingen

4.1.

Het Comité is ingenomen met en kan zich volledig vinden in het initiatief van de Commissie om de looptijd en financiering van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) te verlengen. Het onderschrijft de doelstellingen van het EFSI en het belang ervan voor het stimuleren van de investeringsontwikkeling in de EU. Het herhaalt hier wat het eerder(3) heeft gezegd over de noodzaak van een Europees plan voor groei en banen dat een ambitieuzer EFSI integreert met andere communautaire groeiprogramma’s, met name Horizon 2020, de CEF en de structuurfondsen. Het staat achter de benutting van andere EU-Fondsen om de investeringsgarantie in de desbetreffende sectoren financieel te ondersteunen.

4.2.

Het specifieke karakter van de betrokken subsidieprogramma’s en overheidsinvesteringen moet worden behouden en mag niet ondermijnd worden, omdat ze van belang zijn en veel kansen bieden voor groei en werkgelegenheid.

4.3.

Het Comité is ingenomen met de positieve resultaten van het eerste EFSI-jaar, waarin de verwachte investeringen meteen zijn aangetrokken. Het wacht nog op een uitgebreidere kwalitatieve en kwantitatieve analyse van die resultaten. Het vindt het „investeringsvenster” voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo-venster) een succes. Het EFSI beantwoordt aan de opmerkingen van het Comité over de rol ervan ten aanzien van risicokapitaal en de noodzaak om de groei van de werkgelegenheid en van met name kleine en middelgrote ondernemingen te financieren(4).

4.4.

Volgens het Comité is het succes van het EFSI wat kleine en middelgrote ondernemingen betreft, deels het gevolg van de aanhoudende problematische geldoverdracht van banken naar bedrijven. Een bewijs daarvan zijn de bij de ECB onaangeroerd gebleven deposito’s. In dit verband zou de waarnemingspost Interne Markt van het Comité het EFSI-gebruik ten gunste van die ondernemingen constant moeten monitoren met behulp van impactindicatoren.

4.5.

Het Comité vindt dat met EFSI 2.0 moet worden gestreefd naar een groter aandeel particulier kapitaal, indien mogelijk meer dan de in het eerste jaar behaalde 62 %. In dit verband zou voorzichtig moeten worden overwogen om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot andere financieringstakken dan banken: financiële sectoren, de obligatiemarkt en verzekerings- en investeringsfondsen(5). Het Comité is het ermee eens dat een aanvullend fonds nodig is dat er in de eerste plaats op is gericht om particuliere investeringen aan te trekken. Op Europees niveau beheren institutionele beleggers activa ter waarde van 13 500 miljard EUR(6). Daarvan wordt minder dan 1 % in infrastructuur geïnvesteerd.

4.6.

Het Comité verzoekt de Europese instellingen om na te gaan of lidstaten die zich in een moeilijke situatie bevinden, meer flexibiliteit kan worden geboden, zodat zij hun overheidsinvesteringen kunnen uitbreiden en via het EFSI infrastructuur en onderzoek, kwaliteitsvol onderwijs, kinderopvang, gezondheidszorg en sociale dienstverlening kunnen financieren.

4.6.1.

Om de gewenste veranderingen teweeg te brengen, dienen de regels van de interne markt voor kapitaal te worden gewijzigd, zoals Solvabiliteit II dat infrastructuurinvesteringen door Europese verzekerings- en pensioenfondsen belemmert. In Canada bijvoorbeeld beloopt het aandeel van dergelijke fondsen in die investeringen — waaronder Europese infrastructuur — 15 % van de beheerde activa. Met een door de CEF, de EIB en verzekeringsfondsen gefinancierd platform zouden deze problemen kunnen worden verkleind en zouden deze fondsen adequaat gebruikt kunnen worden.

4.7.

Voor het succes van EFSI 2.0 is het volgens het Comité belangrijk dat het marktgestuurde karakter ervan behouden blijft en de additionaliteit ervan ten aanzien van andere EU-instrumenten en de EIB-kernactiviteiten wordt versterkt. Elk afzonderlijk project moet niet alleen consistent zijn met het EU-beleid, maar ook op de eigen merites en verwachte economische resultaten worden beoordeeld.

4.8.

Het is dus noodzakelijk om de additionaliteit van EFSI-projecten te verstevigen en zo de financierbaarheid van risicovollere projecten te vergroten. Bovendien moet een van de ontvankelijkheidscriteria zijn dat de gesteunde projecten marktfalen en suboptimale investeringsomstandigheden helpen aanpakken, en een ander dat grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en gerelateerde diensten specifiek worden aangemerkt als projecten die intrinsiek aan het additionaliteitsvereiste voldoen, zodat het investeringsplan de Europese economie daadwerkelijk aanzwengelt en de werkgelegenheid en sociaaleconomische samenhang bevordert.

4.9.

Het Comité pleit er nadrukkelijk voor om het EFSI intensiever te benutten voor projecten op het gebied van onderwijs, scholing en beroepsopleiding, stimulering van vaardigheden en levenslang leren, ontwikkeling van creatieve en culturele industrieën, gezondheidszorg, en sociale en toeristische infrastructuur.

4.10.

Er zou moeten worden toegewerkt naar een geografisch evenwichtige EFSI-dekking in de hele EU, die rekening houdt met de algemene economische bedrijvigheid in elke lidstaat en het vraag- en marktgestuurde karakter van het initiatief. Vooraf zouden geen quota moeten worden vastgesteld en bij de middelentoewijzing tussen sectoren zou voldoende flexibiliteit behouden moeten blijven. Ook het Comité vindt het zinvol om de Europese investeringsadvieshub (EIAH) te versterken, zodat die haar activiteiten in de lidstaten opvoert. Verder kan het zich vinden in de mogelijkheid om de structuur- en investeringsfondsen aan te wenden voor de medefinanciering van EFSI-projecten (vlekkeloos en zonder bureaucratische belemmeringen).

4.10.1.

De rol van de EIAH en van de nationale stimuleringsbanken zou moeten worden vergroot, teneinde ervoor te zorgen dat technische bijstand doelgerichter op lokaal niveau in de EU wordt verleend en de communicatie tussen de lokale en regionale overheden en EFSI 2.0 verbetert.

4.10.2.

De nationale stimuleringsbanken zijn voor het succes van het EFSI essentieel. Via het EFSI steunden de EU en de nationale overheden nieuwe en bestaande projecten die anders financieel niet uitvoerbaar zouden zijn. Zij zouden dat meer en meer moeten gaan doen. Het gaat hier met name over projecten met niet-kwantificeerbare gebruiks- en vraagrisico’s. Sommige van die risico’s kunnen worden verkleind door voor een deel gebruik te maken van door nationale stimuleringsbanken verstrekte garanties. In veel gevallen kunnen aanvankelijk onverhandelbare transacties zo wel aan institutionele beleggers worden verkocht.

4.11.

Het Comité staat achter het idee om de bijdragen van de lidstaten aan het EFSI niet mee te tellen bij de berekening van het begrotingstekort, en zou graag zien dat dit principe ook voor investeringsprogramma’s gaat gelden, bijvoorbeeld in de vorm van een volwaardige gouden regel voor strategische overheidsinvesteringen.

4.12.

Om zowel Europese als buitenlandse investeringen aan te trekken(7) (in de verordening zou moeten worden bepaald dat dit op basis van wederkerigheid moet gebeuren) en om daadwerkelijk een hefboomeffect van 1:15 te realiseren tussen garanties en investeringen, zouden niet alleen de Europese economie en groei moeten worden aangezwengeld, maar zou ook de volledige implementatie van de derde pijler van het investeringsplan moeten worden versneld door structurele hervormingen door te voeren, investeringsbelemmeringen uit de weg te ruimen en de EFSI-bijdrage daarin te integreren.

4.13.

De bekendheid van de EFSI-financiering zou moeten worden vergroot met een grootschalige informatiecampagne in het veld en door het EFSI-logo te plaatsen op elke door het EFSI gesteunde financieringsovereenkomst, met name als daar kleine en middelgrote ondernemingen bij betrokken zijn. Het Comité beschouwt de monitoring van financiële en investeringsactiviteiten en van het functioneren van het Garantiefonds als belangrijk voor het hele door hem vertegenwoordigde maatschappelijk middenveld en voor de lokale en regionale overheden. Hetzelfde geldt voor de evaluatie van de toepassing van de EFSI-verordening en de wijzigingen daarvan door onafhankelijke deskundigen. De desbetreffende verslagen en rapporten zouden daarom niet alleen aan het Europees Parlement en de Raad, maar ook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio’s moeten worden voorgelegd.

5. Specifieke opmerkingen

5.1.

Wat prioritaire sectoren betreft, zou EFSI 2.0 op basis van het potentiële investeringsvolume evenwichtige en flexibele financiering moeten verschaffen aan diverse economische sectoren, met name energie en digitalisering, circulaire economie en COP21-doelstellingen, duurzaam vervoer en grensoverschrijdende netwerken, alsmede aan sectoren als landbouw, bio-economie, productie-industrie en dienstverlening in minder ontwikkelde en overgangsregio’s, teneinde de hoogst mogelijke werkgelegenheidsimpact te bereiken. De financiering zou zich ook moeten richten op voor tweeërlei gebruik bestemde technologieën met betrekking tot de veiligheids- en defensie-industrie ter ondersteuning van de ontwikkeling van één sterke, helder gedefinieerde Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) met „een grotere mate van coördinatie en gemeenschappelijke planning om toe te werken naar een Europese defensie-unie”(8).

5.1.1.

Het Comité beveelt in het bijzonder aan om steun te verlenen voor de digitalisering van de productie-industrie (industrie 4.0) en voor de veilige en uniforme ontwikkeling van cloudnetwerken en datacentra.

5.2.

Ten aanzien van het beheer van het EFSI zou het volgens het Comité zinvol zijn om de vertegenwoordigers van de Europese Commissie (behalve die van DG ECFIN) en de EIB in het beheerscomité te laten rouleren, zodat daarin ook medewerkers zitting kunnen hebben van DG’s die bevoegd zijn voor sectoren als vervoer, digitalisering en milieu, met het oog op een evenwichtige financiering van alle sectoren. Het investeringscomité, dat besluit welke projecten door de EU-garantie zullen worden gesteund, moet volledig onafhankelijk zijn en transparante besluiten nemen zonder tussenkomst van de EIB, de Commissie of andere openbare of particuliere betrokkenen. Dit comité zou ook moeten worden uitgebreid met sectorspecifieke deskundigen die specialistische kennis kunnen inbrengen over de situatie op geografische interventiemarkten.

5.3.

Via het EFSI is veel meer financiering beschikbaar dan via andere communautaire initiatieven, wat investeringen mogelijk maakt in grootschalige Europese projecten ter waarde van meer dan 10 miljard EUR, die hoofdzakelijk met particulier kapitaal worden gesteund(9). Voor de implementatie van deze projecten acht het Comité het nodig de proactieve rol van de Europese Commissie te versterken, zodat zij de gezamenlijke lancering van diverse Europese programma’s kan ondersteunen en een geschikt regelgevingskader kan vaststellen, met name op het gebied van vervoer, energie en ICT-netwerken, waar de economische bbp-multipliers het hoogst zijn.

5.4.

Binnen het EFSI zou meer nadruk moeten worden gelegd op de digitale deeleconomie in Europa, de bevordering van Europese investeringsplatforms om de groei van start-ups in deze sector te stimuleren, en op het scheppen van kwaliteitsvolle arbeidsplaatsen. De rechten van werknemers en de bescherming van consumenten moeten worden gewaarborgd.

Brussel, 15 december 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS