Home

Resolutie (EU) 2016/1529 van het Europees Parlement van 28 april 2016 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2014

Resolutie (EU) 2016/1529 van het Europees Parlement van 28 april 2016 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2014

14.9.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/268


RESOLUTIE (EU) 2016/1529 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 28 april 2016

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2014

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2014,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0091/2016),

A.

overwegende dat volgens zijn jaarrekening de definitieve begroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna de „Autoriteit”) voor het begrotingsjaar 2014 21 582 772 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 15 % betekent ten opzichte van 2013, wat verklaard kan worden door het feit dat de Autoriteit recent werd opgericht; overwegende dat 40 % van de begroting van de Autoriteit wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

B.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voor het begrotingsjaar 2014 (hierna het „verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2014 betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

1.

herinnert eraan dat het Europees Parlement bij de totstandbrenging van een nieuw en omvattend Europees systeem voor financieel toezicht (ESFS) in de nasleep van de financiële crisis, en bij de oprichting van de Autoriteit als onderdeel van het ESFS in 2011, een belangrijke stuwende kracht is geweest;

2.

onderstreept dat de rol van de Autoriteit bij de bevordering van een gemeenschappelijke toezichtsregeling voor de gehele interne markt essentieel is voor het waarborgen van financiële stabiliteit, een beter geïntegreerde, transparantere, meer doelmatige en veiligere financiële markt, alsook voor een hoger niveau van consumentenbescherming in de Unie;

3.

benadrukt dat de werkzaamheden van de Autoriteit van zuiver technische aard zijn en dat belangrijke politieke besluiten voorbehouden zijn aan de wetgever van de Unie;

Follow-up van de kwijting voor 2013

4.

maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat naar aanleiding van de in het verslag van de Rekenkamer van 2012 geformuleerde opmerking die in het verslag van 2013 als „nog af te handelen” aangemerkt was, corrigerende maatregelen getroffen zijn en dat de opmerking in het verslag van de Rekenkamer nu als „niet van toepassing” aangemerkt is; merkt voorts op dat naar aanleiding van twee in het verslag van de Rekenkamer van 2013 geformuleerde opmerkingen, corrigerende maatregelen zijn getroffen en deze twee opmerkingen nu als „afgerond” aangemerkt zijn, en een als „niet van toepassing” aangemerkt is;

5.

stelt vast dat de Autoriteit aanvullende goedkeuringsprocedures heeft ingevoerd om onduidelijkheid bij de toestemming voor juridische verbintenissen te vermijden; neemt met name kennis van de stelselmatige herziening van de financiële circuits binnen de Autoriteit, de invoering van specifieke opleidingen op het gebied van financiën en aanbestedingen voor al het personeel dat betrokken is bij financiële circuits, alsook de versterking van de financiële en begrotingsprocedures, met bijzondere aandacht voor naleving binnen de financiële circuits;

Vastleggingen en overdrachten

6.

maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat het algemene niveau van de overgedragen vastgelegde kredieten 26 % bedroeg, en 66 % voor met name titel III; wijst erop dat die overdrachten voornamelijk in verband staan met de meerjarige IT-investeringen om de informatiecapaciteit van de Autoriteit op te bouwen en haar in staat te stellen het problematische tijdschema van de richtlijn Solvabiliteit II(1) naar behoren uit te voeren;

7.

stelt vast dat door de aanzienlijke verlaging van de begroting van de Autoriteit voor 2015 de begroting 2014 moest worden gerationaliseerd om de beschikbare middelen doeltreffend en doelmatig te gebruiken en de gevolgen voor lopende IT-projecten tot een minimum te beperken;

8.

verneemt van de Autoriteit dat de omvang van het merendeel van het aantal kwesties in verband met overdrachten in de loop van 2016 zal afnemen wanneer de IT-capaciteit van de Autoriteit naar verwachting bijna haar volwassen omvang zal hebben bereikt; merkt met name op dat het merendeel van de overdrachten verband houdt met contractuele verplichtingen die de Autoriteit in 2014 is aangegaan maar waarvan de levering van de diensten gedeeltelijk in 2015 plaatsvond; stelt voorts vast dat, naast de IT-projecten, de overdrachten betrekking hadden op vergoedingen voor deskundigen uit hoofde van het „Common Supervisory Culture”-project, alsook vergaderingen, dienstreizen en vertalingen in het kader van de exploitatie; roept de Autoriteit op het beheer van externe contracten in de toekomst te verbeteren en in overeenstemming te brengen met een duurzaam en stabiel begrotingsbeleid;

9.

dringt er bij de Autoriteit op aan de omvang van de naar het volgende jaar over te dragen vastleggingskredieten in de toekomst zo laag mogelijk te houden;

Overschrijvingen

10.

maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat een deel van de overgedragen vastgelegde kredieten verband houdt met begrotingsoverschijvingen in november en december 2014; wijst erop dat deze overschrijvingen in verband staan met de verhoging van de operationele begroting met 1 100 000 EUR (19 %), via overschrijvingen vanuit de begroting voor personeel ten bedrage van 858 828 EUR en vanuit administratieve uitgaven ten bedrage van 266 360 EUR; onderkent dat deze overschrijvingen bedoeld waren ter compensatie van tekorten in de begroting van de Autoriteit voor 2015 ten gevolge van aanzienlijke bezuinigingen;

Begrotings- en financieel beheer

11.

stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 100 %, wat betekent dat het streefdoel van de Autoriteit is bereikt en wat overeenkomt met een toename van 3,26 % ten opzichte van 2013; stelt voorts vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 74,1 % bedroeg en daarmee 6 % van het streefdoel verwijderd is gebleven en overeenkomt met een toename van 5,21 % ten opzichte van 2013;

12.

onderkent dat de Autoriteit een herziening van de begrotings- en aanbestedingsprocedures doorgevoerd heeft teneinde deze volledig in de algehele plannings- en coördinatieprocedures te integreren, met het oog op een betere afstemming van de voor een bepaald jaar beschikbare begrotingsmiddelen;

13.

concludeert dat de gemengde financieringsregeling van de Autoriteit, die sterk afhankelijk is van bijdragen van de nationale bevoegde autoriteiten, inadequaat, inflexibel en omslachtig is en een potentiële bedreiging vormt voor haar onafhankelijkheid, met name omdat 60 % van haar begroting wordt gefinancierd door de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten; dringt er daarom bij de Commissie op aan om in het voor het tweede kwartaal van 2016 geplande witboek en in een uiterlijk 2017 in te dienen wetgevingsvoorstel een andere financieringsregeling voor te stellen die gebaseerd is op een afzonderlijke begrotingslijn in de Uniebegroting en op de volledige vervanging van de bijdragen van nationale autoriteiten door vergoedingen die door marktdeelnemers betaald worden;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

14.

onderkent dat de Autoriteit een 100 % bezettingsgraad bereikt heeft van de in de personeelsformatie voorziene ambten; stelt vast dat in totaal 49 wervingscampagnes zijn georganiseerd en 27 nieuwe medewerkers bij de Autoriteit in dienst zijn getreden, waarmee het totaal op 129 personeelsleden van 26 verschillende nationaliteiten is gebracht;

15.

wijst erop dat het streefcijfer voor de essentiële prestatie-indicator (KPI) voor personeelsopleiding op 100 % gesteld was en dat slechts 80 % van het personeel een beroepsopleiding heeft kunnen volgen; betreurt het dat de KPI voor personeelsopleiding in 2015 niet is aangehouden als gevolg van begrotingsbesparingen met een impact op het opleidingsbudget van de Autoriteit en haar capaciteit om een dergelijke verbintenis in de toekomst aan te gaan;

Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

16.

verneemt van de Autoriteit dat de cv's, intentieverklaringen en belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur, alsook van de raad van toezichthouders, gepubliceerd zijn op de website van de Autoriteit;

17.

verzoekt de Autoriteit bijzondere aandacht te besteden aan de bescherming van klokkenluiders in het kader van de op de korte termijn aan te nemen richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan;

18.

verzoekt de Autoriteit haar procedures en vaste praktijken ter bescherming van de financiële belangen van de Unie te verstevigen en actief mee te werken aan een resultaatgerichte kwijtingsprocedure;

19.

spoort de Autoriteit voorts aan het beleid inzake belangenconflicten onder de aandacht van zijn personeel te brengen, naast de lopende bewustmakingsactiviteiten en de opname van integriteit en transparantie als verplichte onderwerpen in aanwervingsprocedures en beoordelingsgesprekken;

20.

betreurt het te moeten erkennen dat de Autoriteit niet in staat is geweest om de wetgever van de Unie over alle details van haar lopende werkzaamheden voldoende en uitgebreid op de hoogte te houden;

21.

betreurt het te moeten vaststellen dat in sommige gevallen documenten pas aan de wetgever van de Unie zijn doorgezonden nadat die naar het grotere publiek gelekt waren, en acht dit onaanvaardbaar;

22.

verzoekt de Autoriteit in navolging van de Europese Bankautoriteit te zorgen voor meer transparantie door al haar bijeenkomsten met belanghebbende derde partijen bekend te maken;

Interne controles

23.

stelt vast dat de Autoriteit alle relevante aanbevelingen heeft uitgevoerd die de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS) in zijn beperkte evaluatie van de uitvoering van de internecontrolenormen van de Autoriteit heeft gedaan; neemt kennis van de vooruitgang die de Autoriteit heeft geboekt op het gebied van interne controle, met name de versterkte processen inzake planning, evaluatie en verslaglegging, de aanvullende veiligheidsmaatregelen en de ontwikkeling van een strategie voor de fraudebestrijding in de periode 2015-2017; stelt evenwel vast dat de invoering van een documentbeheersysteem met daarbij behorende procedures, alsook de uitvoering van de resterende delen van de bedrijfscontinuïteitscapaciteit van de Autoriteit in 2015 zouden worden afgerond; verzoekt de Autoriteit de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de vorderingen bij de uitvoering van die maatregelen;

Interne audit

24.

merkt op dat in 2014 de IAS een audit heeft verricht van de plannings- en begrotingsprocedures van de Autoriteit en zes aanbevelingen heeft gedaan waarvan een als „zeer belangrijk” aangemerkt was; onderkent dat de Autoriteit een speciaal actieplan heeft opgesteld om alle aanbevelingen van de IAS op te volgen;

25.

stelt met tevredenheid vast dat eind 2014 geen kritieke of zeer belangrijke maatregelen getroffen moesten worden op grond van voorgaande audits van de IAS;

Overige opmerkingen

26.

wijst erop dat de Autoriteit bij de uitvoering van haar werkzaamheden bijzondere aandacht moet besteden aan de handhaving van de veiligheid en deugdelijkheid van de financiële sector, het waarborgen van de verenigbaarheid met het Unierecht, de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en de naleving van de basisbeginselen van de interne markt voor financiële diensten; onderstreept dat de Autoriteit, op die basis, moet streven naar ondubbelzinnige, consistente en coherente uitkomsten die niet nodeloos ingewikkeld zijn;

27.

wijst erop dat het van bijzonder belang is dat de door de Autoriteit opgestelde bepalingen zodanig zijn ontworpen dat deze ook door kleinere entiteiten kunnen worden toegepast;

28.

benadrukt dat, bij alle aangelegenheden in verband met de middelen van de Autoriteit, ervoor moet worden gezorgd dat het mandaat consistent moet kunnen worden uitgeoefend en dat de praktische beperkingen van onafhankelijk, betrouwbaar en doeltreffend toezicht niet van budgettaire aard zijn;

29.

onderkent dat de opbouwfase van het ESFS nog steeds niet voltooid is en wijst er in dit verband op dat voor de reeds aan de Autoriteit toevertrouwde taken alsook voor in de lopende wetgeving beoogde taken voldoende personeel, wat zowel de omvang als opleidingsniveau en financiële middelen betreft, nodig is om de voorwaarden voor een adequaat toezicht te scheppen; onderstreept dat, om de kwaliteit van de toezichtswerkzaamheden te handhaven, de uitbreiding van het takenpakket in zeer veel gevallen gepaard moet gaan met de beschikbaarstelling van meer middelen; benadrukt niettemin dat iedere eventuele verhoging van de aan de Autoriteit toegewezen middelen terdege moet worden onderbouwd en waar mogelijk vergezeld moet gaan van rationaliseringsmaatregelen;

30.

benadrukt dat de Autoriteit zich zorgvuldig moet houden aan de haar door de wetgever van de Unie toegekende taken en niet mag proberen haar mandaat de facto daarbuiten uit te breiden, en er tegelijkertijd voor moet zorgen dat alle taken volledig worden uitgevoerd; onderstreept dat de Autoriteit, bij de uitvoering van haar taken en in het bijzonder bij de opstelling van technische normen en technisch advies, het Europees Parlement stelselmatig en uitgebreid op de hoogte dient te houden van haar werkzaamheden; betreurt het dat dit in het verleden niet altijd is gebeurd;

31.

benadrukt dat de Autoriteit bij het opstellen van uitvoeringswetgeving, richtsnoeren, vragen en antwoorden of soortgelijke maatregelen altijd het door de wetgever van de Unie toegekende mandaat moet eerbiedigen en niet mag proberen normen vast te stellen op gebieden waar nog wetgevingsprocedures lopen;

32.

verzoekt de Autoriteit de communicatie met het Parlement over ontwerpadviezen of technische normen in verband met de afstemming van prudentiële formules aan te vullen met een volledige omschrijving van de in dergelijke afstemmingen gebruikte gegevens en methodologie;

33.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 28 april 2016(2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.