Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens (initiatiefadvies)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens (initiatiefadvies)

19.8.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/17


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens

(initiatiefadvies)

(2016/C 303/03)

Rapporteur:

mevr. Emmanuelle BUTAUD-STUBBS

Op 21 januari 2016 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het onderwerp:

„Fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens”

(initiatiefadvies).

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 april 2016 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 mei 2016 gehouden 517e zitting (vergadering van 25 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 188 stemmen vóór en 1 stem tegen, is goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1

De kwestie van waardig werk in mondiale voorzieningsketens (MVK’s) zoals textiel — kleding en schoeisel, elektronica, mineralen en agro-industrie is inderdaad een delicaat onderwerp voor alle publieke en particuliere actoren op nationaal en internationaal niveau bij het beheer van die ketens.

1.2

Het EESC heeft zijn werkwijze aangepast om zijn advies uit te brengen vóór de 105e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (IAC) in Genève over fatsoenlijk werk in MVK’s.

Het doet de volgende aanbevelingen:

1.3

De Commissie moet een alomvattende en ambitieuze strategie ontwikkelen om met al haar intern (toegang tot EU-overheidsopdrachten, etikettering enz.) en extern beleid (handel, ontwikkeling, nabuurschapsbeleid enz.) fatsoenlijk werk in de MVK's te promoten.

1.4

Goedkeuring van een gemeenschappelijke taal, gemeenschappelijke definities en beoordeling van de statistische gegevens onder de diverse stakeholders (OESO, IAO, WTO, Commissie, Wereldbank en IMF(1)) om verwarring en verkeerde interpretaties te vermijden en om tot een samenhangend beleid te komen van de bij dit onderwerp betrokken publieke organen met hun respectieve bevoegdheden.

1.5

Rekening houdende met de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten is erkenning en bevordering nodig van de in de bestaande „tool box” beschikbare goede praktijken en initiatieven: de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, de sectorale zorgvuldigheidsrichtsnoeren van de OESO (textiel en kleding, mineralen, landbouw en financiën), handelsbijstand, financiële steun om schade te compenseren, gedragscodes, labels, normen en instrumenten voor zelfbeoordeling. Het doel is te zorgen voor geleidelijk, consistent en duurzaam beleid voor verantwoord beheer van de ketens.

1.6

Bevordering van praktische en geschikte, risicogebaseerde benaderingen die rekening houden met de specifieke aard van de mondiale waardeketen (MWK) en de MVK’s (lineair of modulair, eenvoudig of complex, met een korte of lange organisatiestructuur).

1.7

Promotie, op basis van een evaluatie van de bestaande praktijken, van het multistakeholdermodel, waarbij publieke en particuliere actoren, sociale partners, ngo’s, deskundigen enz. betrokken zijn, teneinde het beste door de OESO-richtsnoeren geïnspireerde actiepakket te ontwikkelen om risico’s te identificeren, te voorkomen en te matigen, en communicatie en rapportage over het actieplan te bevorderen. De maatregelen in de actieplannen kunnen het volgende omvatten: zowel wetgevende als niet-wetgevende maatregelen, best practices, financiële prikkels, toegang tot opleiding en capaciteitsopbouw voor de sociale dialoog en inbreng van de vakverenigingen.

1.8

Aandringen op een specifiek denkproces over het soort transparantie-instrumenten die zouden kunnen worden gebruikt om de consument te informeren over de sociale productieomstandigheden.

1.9

Tijdens de aanstaande conferentie van de IAO moet worden gesproken over de mogelijkheden die er voor de IAO bestaan om een actieve rol te spelen bij het garanderen van waardig werk in de mondiale voorzieningsketens, zoals de ontwikkeling en goedkeuring van alle relevante en passende instrumenten die met het engagement van alle belanghebbenden zullen bijdragen tot een daadwerkelijke verbetering van de arbeidsvoorwaarden.

2. Fatsoenlijk werk in de mondiale voorzieningsketens: definities, context en inzet

2.1 Definities

2.1.1

Mondiale waardeketen (MWK): Dit concept kwam in het midden van de jaren 90 op ter beschrijving van het volledige scala van activiteiten die nodig zijn om een product vanaf het ontwerpstadium, met behulp van grondstoffen en halffabrikaten, marketing, distributie en ondersteuning tot bij de consument te brengen(2).

MWK's strekken ertoe een proces te verbeteren (de producent benut betere technologie ter wille van efficiëntieverhoging) en tot functionele verbetering (de mogelijkheid voor een producent om ontwerpen, merken en marketingvaardigheden te ontwikkelen). Uit een aantal voorbeelden blijkt echter dat dit niet altijd het geval is.

Een duurzaam en verantwoord beheer van MWK's staat bovenaan op de internationale agenda (OESO, IAO, G7, G20, EU, VN) gegeven de toename, via de MWK's, van handel en investeringen in de wereld en de significante sociale gevolgen van uitbestedingen, ook weer via MWK's, en grensoverschrijdende coördinatie van de mondiale productie door leidende ondernemingen. Sommige gevolgen zijn positief, bijv. beter betaalde banen, een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen, meer werkgelegenheid, ontwikkeling van vaardigheden en verspreiding van kennis en technologie. Andere geven aanleiding tot bezorgdheid, zoals onzekere banen, slechte arbeidsomstandigheden (ook op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk), het ontbreken van sociale rechten (inclusief sociale zekerheid), en schending van mensenrechten en fundamentele arbeidsrechten.

Dit leidt tot ontwikkeling en gebruik van diverse instrumenten op nationaal en internationaal niveau, zoals de IAO-conventies, de OESO-richtsnoeren en VN-richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten (zie ook par. 2.3.3), en beleidskaders, zoals de agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling(3) en de begeleidende Addis Abeba-agenda voor financiering van ontwikkeling(4) ter ondersteuning van de naleving van arbeidsnormen en de promotie van fatsoenlijk werk, alsmede de verdere ontwikkeling van handel, investeringen, de particuliere sector en toeleveringsketens.

2.1.2

Mondiale voorzieningsketen (MVK): deze bestaat uit verbonden organisaties, middelen en processen voor aanmaak van en levering van producten of verlening van diensten aan de consument. De MVK is dus het gedeelte van een MWK dat gewijd is aan „sourcing” en niet aan het ontwerp of de distributie van goederen of diensten.

Een algemene discussie over fatsoenlijk werk in MVK's zal plaatsvinden tijdens de zitting van juni 2016 van de Internationale Arbeidsconferentie (hoogste besluitvormingsorgaan van de IAO). Die discussie is bedoeld als hulpmiddel voor de IAO-leden (regeringen, werkgevers en werknemers) om een beter inzicht te krijgen in hoe MVK's nationale en lokale economieën kunnen helpen om inclusief en duurzaam te groeien en bij te dragen tot de oprichting en groei van bedrijven, alsmede tot het bevorderen van kwaliteitsbanen en de naleving van arbeidsnormen. Onderhavig advies is bedoeld als bijdrage aan die discussie.

2.1.3

Fatsoenlijk werk: Dit werd gedefinieerd door de IAO-leden en goedgekeurd door de Internationale Arbeidsconferentie in haar verklaring over sociale rechtvaardigheid voor een eerlijke globalisering(5) — het concept bestrijkt ook nationale en lokale programma’s die zijn ingevoerd om vier strategische doelstellingen te verwezenlijken:

bevordering van banencreatie, ontwikkeling van vaardigheden en duurzame middelen van bestaan;

waarborging van de rechten op het werk, en dat met name voor kansarme en arme werknemers;

uitbreiding van de sociale bescherming van mannen en vrouwen om te voorzien in de nodige compensatie in geval van verloren of lagere inkomsten en toegang tot adequate gezondheidszorg;

bevordering van de sociale dialoog via de betrokkenheid van sterke en onafhankelijke werkgevers- en werknemersorganisaties.

De IAO heeft als wereldwijde normgevende organisatie een aantal conventies goedgekeurd die van belang zijn voor de MVK's. Deze omvatten fundamentele arbeidsnormen (bijv. bevordering van de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, promotie van non-discriminatie op het werk en een verbod op dwang- en kinderarbeid), alsmede conventies op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidsinspecties en andere. Ratificeert een land, dan is het verplicht om zijn wetgeving en praktijken in overeenstemming met die conventies te brengen. Bovendien blijkt uit de IAO-verklaring van 1998 over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk(6) dat de aangesloten staten verplicht zijn om de fundamentele arbeidsnormen te eerbiedigen in wetgeving en praktijk, zelfs indien zij de desbetreffende verdragen niet geratificeerd hebben.

2.2 Structuur en gewicht van MWK's en MVK's in de internationale handel

2.2.1

Het aandeel in de wereldhandel van MWK's is snel toegenomen en volgens de WTO, de OESO, de IAO en de UNCTAD 2013(7), bedraagt dit tussen de 60 % en 80 % van de internationale handel wereldwijd en staat het voor meer dan 20 % van de banen(8). De sectoren waarop deze onderling verbonden organisatorische componenten zoals ontwerp, productie, distributie en consumptie, aangedreven door multinationale ondernemingen, betrekking hebben zijn onder meer landbouw, industrie (bijv. auto-industrie, luchtvaart, textiel, kleding, speelgoed en elektronica) en diensten (bijv. callcenters, informatietechnologie).

2.2.2

De MWK's variëren ook qua vorm en structuur: sommige ketens zijn veeleer kort (d.w.z. een beperkt aantal activiteiten) en andere langer met economische, sociale en financiële banden tussen bedrijven die in vele en afgelegen landen gevestigd zijn (van de VS, tot de EU en Azië). Volgens Gary GEREFFI(9) bestaan er drie dominante soorten governance voor MWK's: 1) door kopersoverwegingen gedomineerd, 2) uit kostenoverwegingen geïnitieerd (geldt voor de meeste en ook voor kleding en schoeisel) en 3) producent geïnitieerd met een aantal technologische vaardigheden van leveranciers in ontwikkelingslanden, inclusief ontwerp en innovatie (elektronica).

2.2.3

De MVK is als onderdeel van de MWK gebaseerd op de band tussen kopers en leveranciers en potentiële onderaannemers. Die „keten” kan verschillende vormen aannemen: verticaal geïntegreerd, één dominante partij, modulair (de grootste leveranciers kunnen onafhankelijk van de dominante partij opereren) of marktgebaseerd (grondstoffen).

2.3 Beheer van MVK’s in de strategie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO): hoofdrolspelers en tool box

2.3.1

De EU omschrijft MVO als „de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat zij op de samenleving hebben”(10).

2.3.2

Op basis van een aantal problemen in de afgelopen twintig jaar, met name in sectoren zoals elektronica, sportartikelen en kleding, zijn door met name de OESO de volgende punten geïdentificeerd als cruciaal voor een duurzaam beheer van een multinational als leidende onderneming en van haar MWK en MVK:

a)

identificatie van de risico’s van zware inbreuken op mensen- en arbeidsrechten, milieuschade en corruptie;

b)

voorkoming van dergelijke risico’s via een op zorgvuldigheid gebaseerde aanpak en duurzaam beheer door middel van het individuele risicoprofiel van een land en van een leverancier(11);

c)

risicomatiging middels coherent, krachtig en duurzaam MVO-beleid betreffende de voorzieningsketen: keuze van de leverancier, eisen aan en contracten met bestaande leveranciers, sociale audits en strengere criteria voor de beoordeling van vooruitgang;

d)

rapportage aan en communicatie met de verschillende stakeholders binnen de onderneming, zoals vakbonden, en buiten de onderneming, zoals ngo’s en overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid op het werk of de uitvoering van de IAO-conventies inzake de verbetering van het duurzame beheer van MVK’s.

2.3.3

Er is een groot aantal openbare en particuliere, nationale, Europese en internationale organisaties en instanties die momenteel werken rond deze thema’s, in het bijzonder na het drama van het Rana Plaza (Bangladesh), waarbij meer dan 1 100 werknemers in 2013 de dood vonden:

a)

op nationaal niveau vallen te noemen, naast wetgevingsmaatregelen op het gebied van fatsoenlijk werk en mensenrechten (zoals de Britse „Moderne slavernij”-wet 2015 met bepalingen over transparantie in voorzieningsketens)(12), de regeringen en parlementen die met de steun van de sociale partners, belanghebbenden als ngo’s en de nationale contactpunten van de OESO verschillende initiatieven ontwikkelen en uitvoeren (bijv. nationale actieplannen inzake bedrijfsleven en mensenrechten of MVO, en andere recente initiatieven, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland inzake zorgvuldigheid („due diligence”);

b)

op EU-niveau is er actie ondernomen op diverse interne en externe beleidsterreinen, zowel in het kader van bredere partnerschappen met derde landen als via sectorale initiatieven. Zo omvatten de hoofdstukken handel en duurzame ontwikkeling in de recent gesloten en uitgevoerde handels- en investeringsakkoorden van de EU bindende verbintenissen voor partijen om de fundamentele arbeidsnormen te respecteren (onder meer door te streven naar ratificatie van de fundamentele IAO-conventies en naar meer binnenlandse arbeidsbescherming), om de IAO-verdragen die zij hebben geratificeerd, daadwerkelijk uit te voeren en om fatsoenlijk werk, eerlijkehandelsprogramma’s en MVO-praktijken te bevorderen. Ook wordt gestreefd naar invoering van een mechanisme voor monitoring door het maatschappelijk middenveld (naast de intergouvernementele instanties), met inbegrip van de sociale partners, om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van deze bepalingen en partijen te adviseren over kwesties i.v.m. onder meer handel en arbeid. Tariefpreferenties voor ontwikkelingslanden via de SAP +- regeling voorzien in een 0-tarief op meer dan 66 % van de tariefposten voor kwetsbare landen, die een bindende verbintenis aangaan voor de ratificatie en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van 27 internationale basisverdragen, waaronder de acht fundamentele IAO-conventies(13). De EU voert ook een MVO-strategie uit, de herziening van richtlijn 2013/34/EU inzake niet-financiële verslaglegging (milieu- en sociale kwesties, mensenrechten en corruptiebestrijding, samenstelling van raden van bestuur enz.); het Duurzaamheidspact van Bangladesh (een door de EU geleid initiatief voor meer respect voor arbeidsrechten, gezondheid en veiligheid en op het werk, veiligheidsnormen voor gebouwen in de sector confectiekleding van het land)(14); een nieuwe handels- en investeringsstrategie van de EU, inclusief verantwoord beheer van MVK’s(15), waarop door het huidige Nederlandse voorzitterschap de nadruk wordt gelegd.

c)

Op internationaal niveau worden besprekingen gevoerd en werkzaamheden uitgevoerd door de OESO (bijv. voorbereiding van de zorgvuldigheidsrichtsnoeren voor duurzaam MVK-beheer in de kleding- en schoeiselsector(16), richtsnoeren voor multinationals(17), het formuleren van richtsnoeren voor verantwoord beheer van landbouwketens(18)), de VN (het Global Compact en de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten(19)), de IAO (herziening van de tripartiete verklaring over multinationals en sociaal beleid, en de voorbereiding van de discussie binnen de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2016, gewijd aan fatsoenlijk werk in MVK’s).

Verschillende particuliere initiatieven zijn ontplooid, op permanente of tijdelijke basis, bijv. voor het verbeteren van de gezondheid en veiligheid in kledingfabrieken in Bangladesh na de ramp in het Rana Plaza (Overeenkomst van Bangladesh inzake gebouwen- en brandveiligheid)(20).

2.3.4

Al deze publieke en private actoren zijn betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van verschillende instrumenten ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en rechten op het werk:

regulering, wetten, verdragen,

gedragscodes,

sociale dialoog, ook in een grensoverschrijdende context(21),

certificaten aangaande MVO en verantwoordingsplicht,

financieringssystemen om slachtoffers schadeloos te stellen,

andere initiatieven van multistakeholders,

hulp- en ontwikkelingsprogramma’s, met inbegrip van capaciteitsopbouw (gezondheid en veiligheid op het werk, sociale dialoog, tenuitvoerlegging van IAO-verdragen enz.).

3. Beoordeling van een aantal goede praktijken in twee verschillende economische sectoren

3.1 De MVK kleding en schoeisel

3.1.1

Deze MVK omvat verschillende actoren en productieprocessen. De regio Azië-Stille Oceaan is goed voor een bedrag van 601 miljard USD aan kleding, textiel en schoeisel, wat neerkomt op 60 % van de totale wereldhandel en China heeft het leeuwendeel. Landen zoals Bangladesh en Cambodja raken meer gespecialiseerd in de productie en uitvoer van kleding en schoeisel met respectievelijk 89,2 % en 77,4 % van de totale goederenuitvoer in 2014(22). Dit is hoofdzakelijk te wijten aan de sterke stijging van de lonen in de kleding- en textielindustrie in China, waardoor internationale kopers zijn gaan zoeken naar nieuwe leveranciers in Azië.

Volgens de IAO(23) bedroegen de gemiddeld inkomens in de meeste landen in 2014 minder dan 200 USD per maand. Maandelijkse minimumlonen voor ongeschoolde textielwerkers: in China (zo’n 297 USD), de Filipijnen, Maleisië, Indonesië (247 USD), Thailand, Vietnam (145 USD), India (136 USD) en Cambodja (128 USD), Pakistan (119 USD), Bangladesh (71 USD) en Sri Lanka (66 USD).

De belangrijkste risico’s zijn het ontbreken van een leefbaar loon, gedwongen of kinderarbeid, slechte arbeidsverhoudingen door de zwakke bescherming van de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, slechte gezondheid en veiligheid op het werk, ontoereikende arbeidsinspectie, onderontwikkelde bedrijfsongevallenverzekeringen, waterverontreiniging, blootstelling aan chemische stoffen en de uitbuiting van vrouwelijke arbeidskrachten.

3.1.2

Op 24 april 2013 resulteerde de instorting van het Rana Plaza-gebouw, gebruikt door kledingfabrieken in Bangladesh, in de dood van 1 136 werknemers, hoofdzakelijk vrouwen. De omvang van de ramp, het gevolg van de zeer slechte staat van het gebouw en het ontbreken van nooduitgangen, heeft geleid tot een uitzonderlijke mobilisatie van overheden (de EU en haar lidstaten, de VS, Canada, Noorwegen), internationale organisaties (IAO, OESO en Wereldbank), internationale en lokale actoren met een ambitieus maatregelenpakket ter bevordering van nationale maatregelen op korte termijn (compensatie voor de families van de slachtoffers, inspectie van kledingfabrieken en corrigerende maatregelen, nieuwe vormen van auditing, herziening van de arbeidswetgeving), nationale maatregelen op middellange termijn (bijv. de ontwikkeling van onafhankelijke vakbonden en versterking van arbeidsinspectie) en systematische maatregelen ter bevordering van een verantwoord beheer van MVK’s.

Voorbeeld: Beoordeling van de vooruitgang die is geboekt in de confectiekledingsector in Bangladesh na de instorting van het Rana Plaza (januari 2016)

De overeenkomst van Bangladesh inzake gebouwen en brandveiligheid: ondertekend door 220 kledingkopers.

De Alliantie voor veiligheid van de arbeiders in Bangladesh: in mei 2013 opgericht door 26, voornamelijk Noord-Amerikaanse houders van kledingmerken.

341 nieuwe vakbonden zijn opgericht in de kledingsector in Bangladesh (aantal per januari 2016) (132 in 2014).

Tot januari 2016 werden inspecties uitgevoerd in 3 734 op de export gerichte kledingfabrieken. Die werden gecontroleerd op structurele en brand- en elektriciteitsveiligheid.

235 nieuwe inspecteurs werden aangeworven(24).

Het programma Beter werk voor Bangladesh: 38 fabrieken die kleding leveren aan 17 merkhouders en grossiers.

Compensatie voor slachtoffers: 24,1 miljoen USD voor 3 490 claims.

3.1.3

De OESO werkt aan zorgvuldigheidsrichtsnoeren voor de kleding- en schoeiselsector.

3.1.4

In samenwerking met internationale donoren, regeringen, werknemers en werkgevers voert de IAO projecten uit in de kledingsector (bijv. in Azië), die zijn gericht op een verbeterde toegang tot informatie over lonen, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen ter verbetering van de kwaliteit van de sociale dialoog over arbeidsnormen en versterking van de capaciteit van de sociale partners en mechanismen voor collectieve onderhandelingen en het niveau van arbeidsnormen in de fabriek(25).

3.1.5

De Commissie werkt momenteel aan een ander kerninitiatief betreffende een duurzame textielketen, met inbegrip van gezamenlijke planning, gecoördineerde financiering, gezamenlijke uitvoering van programma’s, bewustmaking van consumenten enz.

3.1.6

De Europese sociale partners uit de textiel- en kledingsector hebben een gezamenlijk, door de Commissie ondersteund initiatief ontwikkeld met een instrument voor risicobeoordeling dat van belang is voor MVK’s. Ze leggen er momenteel de laatste hand aan voor verspreiding onder kleine en middelgrote ondernemingen en andere belanghebbenden.

3.1.7

Het Nederlandse EU-voorzitterschap wil onderzoeken hoe de synergieën tussen het handels- en ontwikkelingsbeleid van de EU kunnen worden versterkt om bij te dragen aan de duurzaamheid van MVK’s.

3.1.8

De Duitse federale minister van economie, samenwerking en ontwikkeling, de heer Gerd Muller heeft een alliantie in het leven geroepen voor „duurzame textiel” waarbij de voornaamste partners zijn aangesloten. Tijdens de laatste bijeenkomst van de G7 gaf hij een zeer concrete samenvatting van de situatie: verantwoordelijkheid nemen zou één euro kosten, één EUR per jurk, per jas of per broek om ervoor te zorgen dat zwaar werk in Bangladesh, Cambodja of Afrika loont en dat kinderen en naaisters kansen in het leven hebben(26).

3.1.9

Verspreiding van particuliere initiatieven bracht ervaringen en hielp om goede praktijken uit te wisselen. Genoemd kunnen worden: ICS (Initiative Clause Sociale) met 22 grote distributeurs als Monoprix, Carrefour en Casino. Die zijn goed voor meer dan 243 miljard EUR aan omzet en doen op dezelfde wijze aan sociale audits; BSCI (Business Social Compliance Initiative), opgestart in 2003 door de FTA (Foreign Trade Association), gevestigd in Brussel, met meer dan 1 700 distributeurs en importeurs uit 36 landen en zakenrelaties met 30 000 verkooppunten.

3.2 MWK’s en MVK’s: elektronica

3.2.1

Volgens de MWK-studie van Sturgeon and Kawakami(27) lijkt de waarde van de intermediaire goederen in de kledingsector veel lager dan de input ervan in de elektronica- en automobielindustrie.

3.2.2

De elektronica-MWK is één van de belangrijkste in de goederensector met meer dan 17 % in totaal aan vervaardigde halffabrikaten in 2006, ten opzichte van 2,7 % in chemicaliën en kunststoffen en 1,9 % in vliegtuigonderdelen. De twee leidende landen in de export van elektronica-halffabrikaten zijn China/Hongkong en de Verenigde Staten.

3.2.3

De drie vaste actoren in de „waardeketen modulariteit” zijn de volgende:

de leidende ondernemingen (vooral in de geïndustrialiseerde landen);

fabrikanten die componenten kopen, circuit-boards monteren en de uiteindelijke assemblage en proeven verzorgen, voornamelijk in China, Taiwan en Vietnam;

de platformleiders, gedefinieerd als „ondernemingen die met succes hun technologie (in de vorm van software, hardware of een combinatie ervan) in de producten van andere ondernemingen hebben geïmplementeerd.”

De modulariteit van deze specifieke waardeketen ligt in de vastlegging en standaardisering van essentiële bedrijfsprocessen, zoals computergestuurd design, productieplanning, inventarisatie en logistieke controle.

3.2.4

Consumentenelektronica hebben een korte levenscyclus, variërend van 3 tot 18 maanden. Daarom moeten leveranciers deze producten steeds sneller kunnen afzetten. Toen bijv. de Apple iPhone in 2007 werd geïntroduceerd, bedroeg het tijdpad van de fabriek naar de markt zes maanden, maar in 2012 minder dan twee weken(28). Voor producenten en werknemers is dit een uitdaging en is er behoefte aan ontwikkeling en uitvoering van oplossingen om die aan te gaan.

Terwijl in sommige ondernemingen overeenstemming werd bereikt over overuren of ploegendienst in het hoogseizoen en compenstatie tijdens de rest van het jaar, was bij andere bedrijven sprake van een aanzienlijke toename van tijdelijke contracten, uitzendkrachten of migranten (bijv. in 2009 was in Mexico 60 % van de arbeidskrachten in de elektronicasector uitzendkracht en dat liep op tot 90 % in het hoogseizoen)(29). Dit impliceert vaak beperkte werknemersrechten, bijv. lagere lonen, het ontbreken van socialezekerheidsdekking of het verbod om zich aan te sluiten bij vakverenigingen. Oplossingen zouden, naast nationale wetgeving, kunnen zijn: overeenkomsten op bedrijfsniveau, een betere coördinatie en informatie-uitwisseling tussen kopers en leveranciers, waardoor een verbetering van de planning mogelijk is en het gebruik van vaste werknemers in plaats van tijdelijke zou kunnen toenemen.

3.2.5

Respectering van arbeids- en mensenrechten raakt de elektronica-industrie ook i.v.m. het probleem van mineralen die afkomstig zijn uit conflict- en hoogrisicogebieden, zoals de Afrikaanse Grote Meren(30). Na de goedkeuring van een Amerikaanse wet (Dodd-Frank Act), heeft de Commissie in 2014 een voorstel voor een verordening gepresenteerd tot invoering van een mechanisme voor zelfcertificering door importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud op de EU-markt om ervoor te zorgen dat de opbrengsten van de winning van en handel in mineralen lokale gewapende conflicten niet ondersteunen. Daarnaast moet passende zorgvuldigheid, vergezeld van andere maatregelen, de transparantie in de voorzieningsketen verhogen en een positief effect hebben op werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden in de mijnen, zoals gezondheid en veiligheid op het werk, en inkomensniveau en hun activiteiten omvormen van zwart/grijs tot wit. Hierdoor zouden de mineralen blijvend kunnen worden betrokken uit Afrika in plaats vanuit andere regio’s in de wereld die niet door een conflict worden getroffen(31).

3.2.6

De OESO heeft richtsnoeren ontwikkeld voor passende zorgvuldigheid voor verantwoorde leveringsketens van mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden(32).

3.3 MWK’s en MVK’s in andere sectoren

3.3.1

Het EESC wil tevens benadrukken dat deze ketens ook in andere sectoren, zoals diensten en de agro-industrie te maken kunnen hebben met problemen inzake arbeidsomstandigheden, met name gezondheid en veiligheid op het werk.

3.3.2

De IAO concentreert haar steun voor fatsoenlijk werk in de plattelandseconomie(33) op drie prioriteiten: fatsoenlijk werk voor achtergestelden, gemarginaliseerde en kwetsbare bevolkingsgroepen op het platteland, fatsoenlijk werk voor landbouwarbeiders in voorzieningsketens en fatsoenlijk werk voor plantagearbeiders.

4. De bijdrage van het EESC om voor fatsoenlijk werk in MVK’s te zorgen

Met het oog op de 105e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (Genève, juni 2016) zou het EESC graag zijn bijdrage publiceren aan diverse aanbevelingen over de meest doeltreffende manieren en middelen om te zorgen voor een verbetering van de arbeidsvoorwaarden van werknemers bij leveranciers of onderaannemers in MVK’s.

4.1 Verduidelijking van de rol van iedere belanghebbende

De rol en de plichten van elke stakeholder moeten verduidelijkt worden om verwarring te vermijden.

Overheden zijn belast met het opstellen, uitvoeren en handhaven van het nationale arbeids- en sociaal recht, de ratificatie en tenuitvoerlegging van IAO-conventies, en, wat de EU-lidstaten betreft, tevens omzetting en uitvoering van richtlijnen. Ook moeten de overheden zorgen voor de administratieve en financiële middelen, inclusief arbeidsinspectie, om naleving van de regels te waarborgen.

Internationale organisaties formuleren normen en ontwikkelen mondiale initiatieven ter bevordering van internationale arbeidsnormen en verantwoord ondernemingsgedrag. In dit verband verschaffen documenten zoals de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten („Protect, Respect and Remedy” Framework) richtsnoeren voor de rol en verantwoordelijkheden van de voornaamste actoren.

De sociale partners worden aangemoedigd om de sociale dialoog aan te gaan en te bevorderen over arbeidsnormen en -omstandigheden, onder meer in de sectorale en grensoverschrijdende context, en regeringen moeten ervoor zorgen dat de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen daadwerkelijk wordt beschermd en bevorderd.

Multinationals moeten het recht eerbiedigen van het land waar zij opereren. Ook worden ze aangemoedigd om zich te binden aan MVO en zorgvuldigheid.

Ngo’s vullen de inspanningen van andere actoren aan en zijn cruciaal voor bewustmaking aangaande arbeidsrechten en openbaarmaking van misbruik.

Gezien de complexiteit en de enorme risico’s waarbij deze belangrijke spelers zijn betrokken, pleit het EESC voor gestructureerde, transparante en inclusieve platforms van belanghebbenden om dergelijke complexe kwesties aan te pakken.

4.2 Het probleem van statistische meting van de handel en investeringsstromen

Het EESC wil de werking van de MWK’s en MVK’s beoordelen in termen van waarde, groei en werkgelegenheid, alsook hun recente kwalitatieve ontwikkelingen. Dit betekent dat moet worden samengewerkt met bijv. Eurostat en DG Handel over de beschikbare gegevens die zijn verzameld door de WTO en de OESO. Meer inzicht in de nieuwe organisatie van de internationale handel zal ongetwijfeld leiden tot nieuwe voorstellen inzake het gebruik van de traditionele instrumenten van handels- en ontwikkelingsovereenkomsten, zoals het verwijderen van tarieven, convergentie van de regelgeving, betere toegang tot overheidsopdrachten, gemeenschappelijke regels van oorsprong, capaciteitsopbouw en handelssteun.

4.3 Aandringen op een werkelijke geïntegreerde EU-benadering van onder meer handel, ontwikkeling en nabuurschapsbeleid

Het Comité is ingenomen met de bereidheid die de Commissie toonde in haar recente mededeling over de EU-strategie voor het handels- en investeringsbeleid om het externe beleid van de EU in te zetten ter bevordering van duurzame ontwikkeling in derde landen, met name in ontwikkelingslanden, zoals Bangladesh, Vietnam, Myanmar/Birma(34), Cambodja en Laos, alsook in landen van andere continenten, en zulks met behulp van diverse instrumenten. Hieronder vallen hoofdstukken inzake handel en duurzame ontwikkeling die moeten worden opgenomen in toekomstige vrijhandelsovereenkomsten en in die waarover momenteel wordt onderhandeld, en een betere koppeling tussen het handelsbeleid en capaciteitsopbouw, bevordering van verantwoord ondernemersgedrag t.a.v. investeringen en de ontwikkeling van de particuliere sector, gerichte projecten voor betere naleving van arbeidsnormen, het ondersteunen van nationale sociale partners met opleiding en voorlichtingsseminars enz.

4.4 Realistische verbintenissen voorstellen

Het EESC heeft veel ervaring op het gebied van duurzaamheid, deelname aan de tenuitvoerlegging en monitoring van specifieke hoofdstukken in vrijhandelsovereenkomsten en betrokkenheid bij een breed scala van comités van maatschappelijke organisaties. Zodoende kan het voorstellen doen voor een redelijk evenwicht tussen de noodzakelijke wettelijke vereisten op het gebied van mensen- en arbeidsrechten, transparantie, corruptiebestrijding en de nodige flexibiliteit van multinationals om hun MVK’s dusdanig te organiseren en te ontwikkelen om op doeltreffende wijze in te spelen op de diverse plaatselijke omstandigheden.

4.5 Bevordering van doeltreffende preventieve maatregelen

Het midden- en kleinbedrijf raakt over de gehele wereld steeds meer betrokken bij MVK’s en er is hier nog een aanzienlijk onaangeboord potentieel. Het EESC zou daarom graag meer bekendheid geven aan enkele concrete instrumenten die op de markt beschikbaar zijn en reeds zijn uitgeprobeerd door ondernemingen. Dat kan het midden- en kleinbedrijf helpen bij duurzaam beheer van een MVK, inclusief de identificatie van leveranciers en zelfbeoordelingsinstrumenten, normen en voorstellen voor contractuele clausules.

4.6 Bijdragen tot een nieuwe generatie van audits

Sociale audits kwamen op in de jaren 90 en zijn bekritiseerd, zowel vanwege hun technische aspecten (bijv. kwalificatie van de auditors, wijze van uitvoering, aard van de vragen) en substantiële aspecten (een voorlopige waardering voor een leverancier, geen systematisch en geleidelijk proces, derden die belast zijn met de verbetering van de sociale omstandigheden enz.). Het EESC wil bijdragen aan het ontstaan van een nieuwe generatie audits die niet alleen sociaal maar ook milieu- en bestuursaspecten met ambitieuzere doelstellingen realiseren. Het uiteindelijke doel is vervanging van gestandaardiseerde vragenlijsten door multicriteria diagnoses die specifiek zijn gericht op afzonderlijke bedrijven in specifieke mondiale leveringsketens en een degelijke follow-up procedure met de steun van de sociale partners.

4.7 Efficiënte instrumenten voor transparantie voor de consument uitvinden

De G7 van december 2015 toonde zich ingenomen met bijv. praktische instrumenten als apps voor mobiele apparaten, die consumenten kunnen helpen om te vergelijken en productetiketten op sociaal en milieugebied te begrijpen.

Het EESC steunt de huidige inspanningen van de Unie voor het meten en weergeven van de koolstofvoetafdruk van sommige soorten consumentengoederen en is bereid om de beste nationale praktijken op het gebied van milieu-etikettering te promoten, zoals het experiment met op meerdere criteria gebaseerde milieu-etikettering in Frankrijk tussen 2010 en 2013.

4.8 Ondersteuning van programma’s voor capaciteitsopbouw en andere initiatieven die gericht zijn op het bevorderen van de sociale dialoog en multistakeholderbenaderingen

De wereldwijde economische prestaties van bedrijven en de inachtneming van de beginselen van fatsoenlijk werk houden nauw verband met het bestaan van onafhankelijke vakbonden en werkgeversorganisaties, de kwaliteit van de sociale dialoog en het welzijn van de arbeidskrachten.

Het EESC steunt het programma „Beter werk” van de IAO, dat tot doel heeft de lokale sociale partners te helpen een doeltreffende rol te spelen en in staat te stellen collectieve onderhandelingen te voeren.

Sectorbrede initiatieven, zoals de overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh in de sector confectiekleding, kunnen producenten en kopers en vakbonden mobiliseren om een uitgebreide en doeltreffende aanpak voor een gehele sector te ontwerpen en uit te voeren.

Het EESC steunt ook de sectoroverkoepelende sociale dialoog, met inbegrip van TCAS’s/IFA’s. Bestaande TCA's/IFA's zijn een belangrijk instrument gebleken voor de bevordering van rechten van werknemers in mondiale MVK's. Bij verdere ontwikkeling en bredere toepassing moet echter rekening worden gehouden met de behoefte aan flexibiliteit betreffende inhoud en follow-upmechanismen van dergelijke overeenkomsten. Ten slotte: op basis van de opgedane praktische ervaringen moeten de partners zich inzetten voor voortdurende verbetering.

Brussel, 25 mei 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS