Home

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2016 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (14112/2015 — C8-0409/2015 — 2015/0136(NLE))

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2016 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (14112/2015 — C8-0409/2015 — 2015/0136(NLE))

6.3.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/168


P8_TA(2016)0260

Bekrachtiging van en toetreding tot het Protocol van 2010 bij het Verdrag inzake gevaarlijke en schadelijke stoffen met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2016 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (14112/2015 — C8-0409/2015 — 2015/0136(NLE))

(2018/C 086/36)

Het Europees Parlement,

gezien het ontwerp van besluit van de Raad (14112/2015),

gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 81 en artikel 218, lid 6, onder punt a), v) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0409/2015),

gezien artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan de Verdragen,

gezien het advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014(1),

gezien het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS-verdrag van 1996),

gezien het Protocol van 2010 bij het HNS-verdrag van 1996 (HNS-verdrag van 2010),

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2015)0305),

gezien Besluit 2002/971/EG van de Raad van 18 november 2002 op grond waarvan de lidstaten werden gemachtigd in het belang van de Gemeenschap het HNS-verdrag van 1996 te bekrachtigen of tot dat verdrag toe te treden(2),

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS-verdrag) te bekrachtigen of tot dit verdrag toe te treden (COM(2001)0674),

gezien Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(3) ('herschikking van de verordening Brussel I'),

gezien de verklaring van de Commissie naar aanleiding van de notulen van het Comité van permanente vertegenwoordigers en van de Raadsnotulen van 20 november en 8 december 2015(4),

gezien de publicatie van de scheepvaartsector van 18 september 2015 waarin de lidstaten worden opgeroepen het Protocol van 2010 bij het HNS-Verdrag zo spoedig mogelijk te bekrachtigen of tot dit protocol toe te treden, overeenkomstig de door de Commissie voorgestelde benadering(5),

gezien artikel 99, lid 3, van zijn Reglement,

gezien het interimverslag van de Commissie juridische zaken (A8-0190/2016),

A.

overwegende dat met het HNS-verdrag van 2010 wordt beoogd verantwoordinsgplicht vast te leggen en te garanderen dat een passende, snelle en doeltreffende vergoeding wordt betaald voor verlies van of schade aan personen, eigendommen of het milieu, voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, door middel van het gespecialiseerde internationale HNS-compensatiefonds;

B.

overwegende dat de volgende beginselen ten grondslag liggen aan de verdragen van de Internationale Maritieme Organisatie, met inbegrip van het HNS-verdrag van 2010: risicoaansprakelijkheid van de reder, verplichte verzekering om schade aan derden te dekken, regresrecht van personen die schade ondervinden tegen de verzekeraar, beperking van de aansprakelijkheid en, in het geval van olie en gevaarlijke en schadelijke stoffen, een speciaal compensatiefonds dat de schade vergoedt als die hoger is dan de maximumaansprakelijkheid van de reder;

C.

overwegende dat met het verdrag daarom enerzijds wordt beoogd praktische invulling te geven aan het beginsel 'de vervuiler betaalt' en aan het beginsel dat preventieve maatregelen genomen moeten worden wanneer mogelijk sprake is van milieuschade, waarmee het verdrag binnen het Uniebeleid en algemene beginselen inzake milieu valt; overwegende dat het verdrag er anderzijds toe strekt regels te stellen inzake schade als gevolg van vervoer over zee, alsook regels ter voorkoming of beperking van dergelijke schade, waarmee het verdrag binnen het kader van het Uniebeleid voor vervoer valt;

D.

overwegende dat het HNS-verdrag van 2010 de bevoegdheid regelt van de rechtbanken van de staten die partij zijn bij vorderingen tegen de reder of zijn verzekeraar of tegen het gespecialiseerde HNS-compensatiefonds door personen die door het verdrag gedekte schade hebben geleden, en tevens regelingen bevat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van uitspraken van rechtbanken in staten die partij zijn bij het verdrag;

E.

overwegende dat uit het voorstel van de Commissie (COM(2015)0305) blijkt dat het sluiten van het HNS-verdrag 2010 dus zorgt voor overlap met de werkingssfeer van de herschikte verordening Brussel I;

F.

overwegende dat de herschikte verordening Brussel I voorziet in verschillende bevoegdheidsgrondslagen, waarbij hoofdstuk IV van het HNS-Verdrag tegelijkertijd een zeer restrictieve regeling bevat inzake bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging, waarmee aan eisers gelijke spelregels worden gegarandeerd en wordt toegezien op uniforme toepassing van de regels inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding;

G.

overwegende dat enerzijds de specifieke aard van de bevoegdheidsregeling van het HNS-verdrag 2010, die ertoe strekt te waarborgen dat slachtoffers van ongevallen kunnen profiteren van duidelijke procedurele regelingen en rechtszekerheid — hetgeen leidt tot effectievere claims bij rechtbanken — en anderzijds de verwachte juridische en praktische moeilijkheden die zich zullen voordoen bij toepassing van een afzonderlijke wettelijke regeling binnen de Unie naast de regeling die geldt voor andere partijen bij het HNS-verdrag van 2010, een uitzondering op de algehele toepassing van de herschikking van de verordening Brussel I rechtvaardigen;

H.

overwegende dat Denemarken is vrijgesteld van de toepassing van titel V van het derde deel van het VWEU en niet deelneemt aan de vaststelling van het voorgestelde besluit van de Raad met betrekking tot aspecten van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken;

I.

overwegende dat de overlapping tussen het HNS-verdrag 2010 en de regels van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken de rechtsgrondslag vormde voor Besluit 2002/971/EG aangezien het HNS-verdrag 2010 het HNS-verdrag 1996 wijzigde en de gevolgen van het HNS-verdrag 2010 voor de regels van de Unie beoordeeld moeten worden in het licht van de werkingssfeer en de regelingen van Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad (de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn)(6), die sinds de vaststelling van Besluit 2002/971/EG deel is gaan uitmaken van de rechtsorde van de EU;

J.

overwegende dat de milieuschade of de onmiddellijke dreigingen dat dergelijke schade ontstaat die onder het HNS-verdrag van 2010 vallen zodra dit verdrag in werking treedt, buiten de werkingssfeer vallen van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn (artikel 4, lid 2, en bijlage IV van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn);

K.

overwegende dat het HNS-verdrag van 2010 voorziet in de risicoaansprakelijkheid van de reder voor schade ten gevolge van het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen die onder het verdrag vallen, en de reder verplicht een verzekering af te sluiten of een andere financiële zekerheid te nemen ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die onder het verdrag valt, waarbij een verbod wordt gesteld op elke andere claim tegen de reder, tenzij deze in overeenstemming is met dit verdrag (artikel 7, leden 4 en 5);

L.

overwegende dat, tenzij alle lidstaten binnen hetzelfde tijdsbestek het HNS-verdrag 2010 bekrachtigen of tot dit verdrag toetreden, het risico bestaat dat de scheepvaartsector tegelijkertijd onder twee wettelijke regelingen komt te vallen — een Unieregeling en een internationale regeling, hetgeen tevens kan leiden tot een verschillende behandeling van slachtoffers van vervuiling, zoals kustgemeenschappen, vissers, enz., en indruist tegen de geest van het HNS-verdrag 2010;

M.

overwegende dat de in bijlage IV van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn genoemde andere verdragen inzake de internationale maritieme organisatie effectief zijn gebleken, aangezien zij een evenwicht hebben gevonden tussen ecologische en commerciële belangen door duidelijke toespitsing van de aansprakelijkheid, waarbij normaliter geen onzekerheid bestaat over de vraag wie de aansprakelijke partij is, alsook door de invoering van verplichte verzekeringen en snel werkende schadevergoedingsmechanismen, die niet uitsluitend beperkt zijn tot milieuschade;

1.

verzoekt de Raad en de Commissie de volgende aanbevelingen in overweging te nemen:

i)

erop toe te zien dat de uniformiteit, integriteit en effectiviteit van gemeenschappelijke Unieregelingen niet negatief worden beïnvloed door de internationale verplichtingen die worden aangegaan door bekrachtiging van of toetreding tot het HNS-verdrag van 2010, overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie(7);

ii)

in dit verband meer aandacht te besteden aan het feit dat de herschikking van de Verordening Brussel I en het HNS-verdrag 2010 elkaar overlappen wat betreft de procedure die van toepassing is op schadevorderingen en gerechtelijke procedures die op grond van voornoemd verdrag worden ingediend of gevoerd voor de rechtbanken van staten die partij zijn bij het verdrag;

iii)

erop toe te zien dat de mogelijkheid van een conflict tussen de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn en het HNS-verdrag van 2010 tot een minimum beperkt wordt door alle benodigde maatregelen te nemen, zodat de exclusiviteitsclausule als bedoeld in artikel 7, leden 4 en 5, van het HNS-verdrag 2010, op grond waarvan geen andere schadevordering tegen de reder kan worden ingediend tenzij deze in overeenstemming is met voornoemd verdrag, ten volle wordt nageleefd door de bekrachtigende of toetredende lidstaten;

iv)

erop toe te zien dat het risico wordt verlaagd op het ontstaan en bestendigen van een concurrentienadeel voor de landen die klaar zijn om toe te treden tot het HNS-verdrag van 2010 ten opzichte van de landen die dit proces wellicht wensen te vertragen en alleen gebonden blijven aan de milieuaanspakelijkheidsrichtlijn;

v)

erop toe te zien dat een einde komt aan het permanent naast elkaar bestaan van twee regelingen inzake maritieme aansprakelijkheid — een Unieregeling en een internationale regeling — hetgeen leidt tot fragmentatie van Uniewetgeving en tevens een duidelijke toespitsing van de aansprakelijkheid in gevaar brengt, en kan leiden tot langdurige en kostbare gerechtelijke procedures ten nadele van slachtoffers en van de scheepvaartsector;

vi)

in dit verband erop toe te zien dat de lidstaten expliciet verplicht worden tot het nemen van alle noodzakelijke stappen waarmee zij een concreet resultaat kunnen boeken, namelijk de bekrachtiging van of toetreding tot het HNS-verdrag van 2010 binnen een redelijk tijdsbestek, dat niet langer dan twee jaar mag zijn na de inwerkingtreding van het besluit van de Raad;

2.

concludeert dat deze resolutie de Raad en de Commissie een extra mogelijkheid biedt om gevolg te geven aan de in paragraaf 1 geformuleerde aanbevelingen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter zich in te zetten voor verdere besprekingen met de Commissie en de Raad;

4.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.