Home

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2016 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (2016/2038(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2016 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (2016/2038(INI))

16.3.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/79


P8_TA(2016)0310

Fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAXE 2)

Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2016 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (2016/2038(INI))

(2018/C 101/06)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 4 en 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de artikelen 107, 108, 113, 115 en 116 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien zijn besluit van 2 december 2015 over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de duur van het mandaat van de Bijzondere Commissie fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAXE 2)(1),

gezien de onthullingen van het Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten (ICIJ) over fiscale rulings en andere schadelijke praktijken in Luxemburg, de zogenoemde „LuxLeaks”,

gezien de onthullingen van het Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten (ICIJ) over het gebruik van offshorebedrijven, bekend als de „Panama Papers”, en in het bijzonder de documenten die op 9 mei 2016 werden gepubliceerd,

gezien de uitkomsten van de verschillende G7-, G8- en G20-toppen die zijn gehouden over internationale belastingaangelegenheden, in het bijzonder de top in Ise-Shima op 26 en 27 mei 2016 en het resultaat van de bijeenkomst van de ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de G20-landen die op 14 en 15 april 2016 in Washington werd gehouden,

gezien de resolutie over het actieprogramma van Addis Abeba die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 27 juli 2015 heeft goedgekeurd,

gezien het verslag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 30 november 2015 getiteld „G20/OECD Principles of Corporate Governance”,

gezien de conclusies van Ecofin van 8 maart 2016 over de uitwisseling van belastinginformatie betreffende de activiteiten van multinationale ondernemingen en over de gedragscode betreffende vennootschapsbelasting, van 8 december 2015 over vennootschapsbelasting, grondslaguitholling en winstverschuiving, van 9 december 2014 over vennootschapsbelasting en van 1 december 1997 inzake het belastingbeleid, alsook de nota van de informele Ecofin-bespreking van de Panama Papers op 22 april 2016,

gezien de richtlijn van de Raad van 8 december 2015(2) tot wijziging van de richtlijn inzake administratieve samenwerking(3),

gezien Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(4),

gezien Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies(5),

gezien Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering(6),

gezien de op 16 maart 2016 aangenomen gezamenlijke follow-up van de Commissie van de aanbevelingen van de resoluties van het Parlement betreffende meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingbeleid in de Unie, en over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect,

gezien het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren (COM(2016)0198) (het voorstel voor rapportage per land),

gezien het voorstel van de Commissie inzake het pakket bestrijding belastingontwijking dat bestaat uit een overkoepelende mededeling(7), een voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake het voorkomen van belastingontwijking(8), een voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de herziening van de richtlijn inzake administratieve samenwerking(9), een aanbeveling inzake belastingverdragen(10) en een onderzoek naar agressieve fiscale planning(11),

gezien het voorstel van de Commissie van 2011 voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (COM(2011)0121), en het standpunt van het Parlement van 19 april 2012 daarover(12),

gezien de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van 1 december 1997 betreffende een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen(13) en gezien de regelmatige verslagen van de groep Gedragscode (belastingregeling voor ondernemingen) aan de Raad,

gezien de overeenkomst inzake fiscale transparantie die op 22 februari 2016 door de EU en het Vorstendom Monaco werd geparafeerd,

gezien de overeenkomst die op 12 februari 2016 door de EU en het Vorstendom Andorra werd ondertekend,

gezien de overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden die op 8 december 2015 werd ondertekend door de EU en de Republiek San Marino,

gezien de overeenkomst betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen die op 28 oktober 2015 werd ondertekend door de EU en het Vorstendom Liechtenstein,

gezien de overeenkomst betreffende belastingheffing ter verbetering van de naleving van belastingwetgeving die op 27 mei 2015 werd ondertekend door de EU en de Zwitserse Bondsstaat,

gezien de geactualiseerde overeenkomst tussen Jersey en het Verenigd Koninkrijk van 30 november 2015 en de zogenaamde „Change of view on the interpretation of paragraph 2 of the Jersey-UK Double Taxation Arrangement”,

gezien het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing tussen Guernsey en het VK, zoals gewijzigd door de regeling van 2009, ondertekend op 20 januari 2009 en in werking getreden op 27 november 2009, betreffende de uitwisseling van inlichtingen,

gezien het wetgevingsstandpunt van het Parlement van 8 juli 2015 betreffende het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft(14),

gezien zijn resolutie van 16 december 2015 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingsbeleid in de Unie(15),

gezien zijn resolutie van 25 november 2015 over fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect(16),

gezien zijn resolutie van 8 juli 2015 inzake belastingontwijking en belastingontduiking als uitdagingen voor bestuur, sociale bescherming en ontwikkeling in ontwikkelingslanden(17),

gezien de verschillende parlementaire hoorzittingen en verslagen van nationale parlementen, met name het Britse Lagerhuis, de Amerikaanse Senaat, de Australische Senaat en het Franse Parlement en de Franse Senaat, over belastingontwijking en belastingontduiking,

gezien de aanbeveling van de Raad van Europa CM/Rec(2014)7 van 30 april 2014 inzake de bescherming van klokkenluiders,

gezien het proces in Luxemburg tegen Antoine Deltour, Raphaël Halet en Édouard Perrin, die zijn aangeklaagd wegens hun rol in de publicatie van de zogenoemde „LuxLeaks”-documenten,

gezien de besluiten inzake staatssteun van de Commissie met betrekking tot Fiat(18), Starbucks(19) en de Belgische arresten inzake overwinst(20), en besluiten tot opening van onderzoek betreffende staatssteun aan McDonald's, Apple en Amazon,

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Bijzondere Commissie fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAXE 2) (A8-0223/2016),

Algemene overwegingen, feiten en cijfers

A.

overwegende dat de onthullingen omtrent de „Panama Papers” en „LuxLeaks”, die zijn bekendgemaakt door het Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten (ICIJ), hebben aangetoond dat het dringend noodzakelijk is dat de EU en haar lidstaten belastingontduiking en -ontwijking en agressieve fiscale planning bestrijden, en zorgen voor meer samenwerking en transparantie, om de fiscale rechtvaardigheid te herstellen door onze belastingstelsel eerlijker te maken en ervoor te zorgen dat vennootschapsbelastingen worden betaald op de plaats waar de waarde wordt gecreëerd, niet alleen tussen lidstaten, maar ook wereldwijd;

B.

overwegende dat de Commissie schat dat belastingdiensten als gevolg van belastingontduiking en -ontwijking jaarlijks 1 triljoen euro(21) mislopen en dat de OESO(22) schat dat de inkomstenderving wereldwijd tussen de 4 en de 10 % van alle inkomsten uit vennootschapsbelasting bedraagt, wat op basis van de cijfers voor 2014 jaarlijks neerkomt op een bedrag tussen de 75 en 180 miljard euro; overwegende dat dit slechts voorzichtige schattingen zijn; overwegende dat de negatieve effecten van dergelijke praktijken voor de begrotingen van de lidstaten en voor de burgers evident zijn en het vertrouwen in de democratie zouden kunnen ondermijnen; overwegende dat belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning leiden tot grondslaguitholling in de lidstaten en daardoor tot derving van belastinginkomsten en aldus een negatieve invloed hebben op de economie en op de capaciteit van regeringen om het gebied van openbare diensten, investeringen en sociale zekerheid;

C.

overwegende dat het binnen een begrotingskader van wederzijdse controle onaanvaardbaar is dat middelen die zouden moeten worden gegenereerd door belastingen die verschuldigd zijn in een lidstaat eigenlijk in een andere lidstaat worden gegenereerd als gevolg van oneerlijke en agressieve fiscale planning;

D.

overwegende dat ontwikkelingslanden onevenredig hard worden getroffen door de ontwijking van vennootschapsbelasting, die leidt tot een verlies van belastinginkomsten van naar schatting 100 miljard USD per jaar(23), waardoor deze landen de essentiële middelen mislopen om de meest fundamentele diensten te financieren en het EU-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking wordt geschaad;

E.

overwegende dat de Panama Papers ons eraan hebben herinnerd dat de kwestie van belastingontwijking verder gaat dan multinationale ondernemingen, sterk verbonden is met criminele activiteiten en dat de offshorerijkdom op ongeveer 10 triljoen USD wordt geraamd;

F.

overwegende dat de leiders van de G20 in april 2009 actie hebben ondernomen, waarbij ze meer specifiek aan offshorejurisdicties hebben gevraagd om minstens 12 verdragen inzake de uitwisseling van inlichtingen te ondertekenen, met als doel een einde te maken aan het tijdperk van het bankgeheim; overwegende dat economen de doeltreffendheid van deze maatregelen ernstig in twijfel hebben getrokken, door te verklaren dat verdragen hebben geleid tot de verplaatsing van bankdeposito's tussen belastingparadijzen, maar geen aanzienlijke terugkeer van fondsen met zich hebben meegebracht(24); overwegende dat er geen bewijs is dat portefeuille-investeringen in offshorejurisdicties zijn teruggelopen, ten minste tot 2014, ondanks recente internationale inspanningen om de financiële transparantie te vergroten; overwegende dat het te vroeg is om te beoordelen of de toepassing van automatische uitwisseling van belastinginformatie (Common Reporting Standard) deze trend zal kunnen doen keren;

G.

overwegende dat volgens inlichtingen die zijn verstrekt door de Bank voor Internationale Betalingen, grensoverschrijdende deposito's in offshorecentra tussen 2008 en 2015 gemiddeld met 2,81 % per jaar zijn toegenomen, terwijl ze elders in de wereld slechts met 1,24 % zijn toegenomen(25); overwegende dat de belangrijkste offshore financiële centra in termen van buitenlandse deposito's zijn: de Kaaimaneilanden (663 miljard USD), Luxemburg (360 miljard USD), Zwitserland (137 miljard USD), Hongkong (125 miljard USD), Singapore (95 miljard USD), Bermuda (77 miljard USD), Panama (67 miljard USD), Jersey (58 miljard USD) en de Bahama's (55 miljard USD); overwegende dat grensoverschrijdende deposito's in Europese belastingparadijzen zoals Andorra, Gibraltar, Liechtenstein en Zwitserland de voorbije jaren zijn afgenomen of gestagneerd, wat doet vermoeden dat de offshoreactiviteiten zijn verplaatst naar andere jurisdicties en dat de offshoresector is hertekend als gevolg van een toenemend aantal bilaterale overeenkomsten inzake belastinginformatie;

H.

overwegende dat investeringsstromen naar offshore financiële centra worden geraamd op 72 miljard USD in 2015(26) en de afgelopen jaren zijn toegenomen door de groeiende stroom van multinationale ondernemingen die gevestigd zijn in ontwikkelings- en overgangseconomieën, soms in de vorm van round-tripping van investeringen; overwegende dat investeringsstromen naar voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten het merendeel van de offshore-investeringsstromen uitmaken; overwegende dat Luxemburg in 2015 de belangrijkste ontvanger was van investeringsstromen die verband hielden met voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten, en dat instromen naar Nederland die verband hielden met voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten ook opvallend hoog waren in 2015; overwegende dat de hardnekkigheid van financiële stromen via financiële offshoremechanismen de noodzaak aantoont van meer coherentie in belasting- en investeringsbeleid op Europees en wereldwijd niveau;

I.

overwegende dat de OESO in april 2016 nogmaals een mandaat heeft gekregen om een zwarte lijst op te stellen van niet-coöperatieve jurisdicties; overwegende dat de Commissie bezig is met de opstelling van criteria voor de identificatie van belastingparadijzen, waarbij niet alleen wordt gekeken naar criteria als transparantie en medewerking, maar ook naar schadelijke belastingregimes;

J.

overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in Europa de meeste werkgelegenheid creëren, te weten ongeveer 85 % van alle nieuwe banen in de EU(27) in de afgelopen vijf jaar; overwegende dat studies(28) hebben uitgewezen dat een grensoverschrijdende onderneming gemiddeld 30 % minder belasting betalen dan ondernemingen die slechts in één land actief zijn; overwegende dat dit de concurrentie ernstig verstoort, leidt tot het verlies van banen en gelijkheid in de Unie en duurzame groei belemmert;

K.

overwegende dat agressieve fiscale planning door de Commissie wordt gedefinieerd als profijt trekken van de technische details van een belastingstelsel of van mismatches tussen twee of meer belastingstelsels om de verschuldigde belasting te verminderen; overwegende dat de Commissie erkent dat agressieve fiscale planning uiteenlopende vormen kan aannemen, wat ertoe leidt dat de fiscale wetgeving niet wordt toegepast zoals bedoeld door de wetgever; overwegende dat de belangrijkste vormen van agressieve fiscale planning zijn: schuldenverschuiving, vestiging van immateriële goederen en intellectuele eigendom, strategische verrekenprijstransacties, hybride mismatches en offshoreleenstructuren; overwegende dat bedrijven die door zijn bijzondere commissie zijn gehoord vooral hebben herhaald dat ze veel belastingen betalen en dat wat zij doen legaal is; overwegende dat tot nu toe slechts een klein percentage van bedrijven openlijk heeft toegegeven dat ontwijking van de vennootschapsbelasting een prioriteit is die moet worden aangepakt;

L.

overwegende dat nagenoeg een derde van de grensoverschrijdende bedrijfsinvesteringen via offshore financiële constructies wordt geleid; overwegende dat de Commissie vaststelt dat bij 72 % van de winstverschuiving in de Europese Unie wordt gebruikgemaakt van verrekenprijstransacties en fiscaal gunstige vestiging van intellectuele eigendom en dat de andere constructies voor winstverschuiving betrekking hebben op schuldverschuiving(29);

M.

overwegende dat bilaterale belastingverdragen belastingrechten toewijzen tussen landen van herkomst en landen van verblijf; overwegende dat landen van herkomst vaak het recht krijgen toegewezen om actieve bedrijfsinkomsten te belasten, op voorwaarde dat er een permanente vestiging bestaat in de landen van herkomst, en dat de landen van verblijf belastingrechten krijgen over passieve inkomsten zoals dividenden, royalty's en interesten; overwegende dat een dergelijke opdeling van belastingrechten essentieel is om constructies voor agressieve fiscale planning te begrijpen;

N.

overwegende dat boekhoudpraktijken erin bestaan de financiële toestand van het bedrijf weer te geven door inkomsten en uitgaven en winsten en verliezen op elkaar af te stemmen in de periode van het boekjaar waarin ze ontstaan, in plaats van in de periode waarin de kasstromen effectief plaatsvinden; overwegende dat wanneer belastbare inkomsten van de ene jurisdictie naar de andere gaan, en beide ze op een andere wijze behandelen, de mogelijkheid ontstaat dat er misbruik wordt gemaakt van mismatches; overwegende dat betalingen van royalty's voor zakelijke doeleinden gerechtvaardigd kunnen zijn, en dat zij zonder gepaste fiscale coördinatie een gunstige fiscale behandeling kunnen krijgen in het ene land die tot grondslaguitholling in andere landen leidt;

O.

overwegende dat 60 % van alle handel wereldwijd binnen groepen gebeurt en dientengevolge onderhevig is aan verrekenprijsmethodes; overwegende dat 70 % van alle winstverschuiving gebeurt door verrekenprijstransacties;

P.

overwegende dat de convergentie van het fiscaal beleid moet worden gecombineerd met meer controle en meer onderzoek naar schadelijke fiscale praktijken; overwegende dat de Commissie een nieuw formeel onderzoek is gestart naar de fiscale behandeling van multinationale ondernemingen (mno's); overwegende dat de beoordeling van fiscale beleidsmaatregelen vanuit het standpunt van staatssteun recentelijk aan belang heeft gewonnen; overwegende dat nadere reflectie en maatregelen nodig zijn om de wisselwerking tussen belastingen en concurrentie beter te begrijpen en aan te pakken; overwegende dat de Commissie de optie heeft om op niet-selectieve en onbevooroordeelde wijze alle gevallen te onderzoeken waarbij de verdenking bestaat dat er sprake is van illegale staatssteun door fiscale voorkeursbehandelingen; overwegende dat een aantal onderzoeken door de Commissie met betrekking tot staatssteun nog steeds gaande waren op het moment dat verslag A8-0223/2016 werd aangenomen; overwegende dat slechts enkele lidstaten terugvorderingsprocedures zijn gestart tegen een aantal mno's; overwegende dat bepaalde lidstaten een overloopanalyse van hun nationale fiscale beleid hebben uitgevoerd om de invloed op ontwikkelingslanden te beoordelen;

Q.

overwegende dat het beste middel om tegen agressieve fiscale planning op te treden een goed doordachte wetgeving is, die op gepaste en gecoördineerde wijze ten uitvoer wordt gelegd;

Rol van specifieke belastingjurisdicties

R.

overwegende dat het Parlement ontmoetingen heeft gehad met vertegenwoordigers van de regeringen van Andorra, Liechtenstein, Monaco, Guernsey en Jersey; overwegende dat de Kaaimaneilanden alleen aanwezig zijn geweest op een bijeenkomst van coördinatoren en niet bij de formele hoorzitting van de bijzondere commissie; overwegende dat het eiland Man heeft geweigerd te verschijnen voor de bijzondere commissie, maar in plaats daarvan een schriftelijke bijdrage heeft toegestuurd;

S.

overwegende dat sommige specifieke belastingjurisdicties actief bijdragen aan de ontwikkeling van agressieve fiscale strategieën namens mno's, die op deze manier belasting ontwijken; overwegende dat het vennootschapsbelastingtarief in sommige jurisdicties bijna 0 % of 0 % is; overwegende dat de complexiteit van verschillende belastingstelsels leidt tot een gebrek aan transparantie, wat wereldwijd negatieve gevolgen heeft;

T.

overwegende dat deze jurisdicties allemaal toegezegd hebben tegen 2017 automatische informatie-uitwisseling te zullen invoeren, behalve Andorra en Monaco, die dat in 2018 zullen doen; overwegende dat het belangrijk is te controleren of effectieve wetgevende wijzigingen nu al worden ingevoerd om effectieve automatische uitwisseling van inlichtingen vanaf 2017 te verzekeren;

U.

overwegende dat de bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking bemoeilijkt wordt door mazen in de wetgeving, ondoeltreffende informatie-uitwisseling en, meer in het algemeen, niet-naleving van controlevoorschriften, gebrek aan inlichtingen over de uiteindelijke begunstigden en het bestaan van het bank- en bedrijfsgeheim ondanks de wetten inzake de geleidelijke opheffing van het bankgeheim; overwegende dat de ondoorzichtigheid van dergelijke praktijken door sommige belastingadviseurs in de financiële sector wordt benut om agressieve fiscale praktijken te ontwikkelen; overwegende dat initiatieven met het oog op automatische uitwisseling van inlichtingen tussen landen, naast de reeds bestaande bilaterale belastingverdragen, pas recent zijn ingevoerd; overwegende dat de zwaktes van het systeem, als er geen sprake is van effectieve handhaving, belastingontduiking en -ontwijking zullen aanmoedigen;

V.

overwegende dat sommige specifieke belastingjurisdicties binnen en buiten de EU niet bereid zijn hun belastingstelsel te hervormen, ondanks de huidige mondiale initiatieven en ondanks het feit dat sommige betrokken zijn bij de activiteiten van de OESO;

W.

overwegende dat de hoorzittingen die zijn gehouden met Andorra, Guernsey, Jersey, Liechtenstein en Monaco (zie bijlage 1) hebben aangetoond dat de voorwaarden voor de registratie van offshorebedrijven en de informatie die in dit kader moet worden verstrekt, in de verschillende jurisdicties sterk uiteenlopen; overwegende dat de officiële belastingautoriteiten van sommige van deze jurisdicties voor zover bekend geen volledige informatie hebben over de uiteindelijke begunstigden van trusts, stichtingen en bedrijven of dat deze informatie nooit is verzameld of openbaar is gemaakt; overwegende dat Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Zwitserland een overeenkomst met de EU hebben ondertekend voor de uitwisseling van inlichtingen; overwegende dat de Kanaaleilanden overeenkomsten hebben ondertekend met het VK en hebben verklaard bereid te zijn vergelijkbare overeenkomsten aan te gaan met andere lidstaten;

X.

overwegende dat de wetgeving van sommige jurisdicties niet borg staat voor goed bestuur en niet garandeert dat de hoogste internationale normen inzake uiteindelijke begunstigden, transparantie en samenwerking worden nageleefd;

Y.

overwegende dat sommige van deze jurisdicties afhankelijke of geassocieerde gebieden van lidstaten zijn en daardoor, hoewel ze zelfbesturend zijn, gedeeltelijk onderworpen zijn aan nationale en Europese wetgeving; overwegende dat lidstaten daarom wetgeving moeten overwegen om te verzekeren dat hun geassocieerde en afhankelijke gebieden aan de hoogste normen voldoen;

Z.

overwegende dat sommige lidstaten hun eigen lijst hebben van niet-coöperatieve jurisdicties en/of duidelijke definities van „belastingparadijzen” of „geprivilegieerde belastingjurisdictie”; overwegende dat er grote verschillen bestaan tussen deze lijsten wat betreft de manier waarop niet-coöperatieve jurisdicties of belastingparadijzen worden gedefinieerd en beoordeeld; overwegende dat de OESO-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties niet aan het gestelde doel beantwoordt; overwegende dat de Commissie in het belastingpakket van 17 juni 2015 een lijst van niet-coöperatieve belastingjurisdicties heeft gepubliceerd die opgesteld is volgens het beginsel van gemeenschappelijke noemers op basis van bestaande nationale lijsten; overwegende dat een Unie-brede definitie en lijst van niet-coöperatieve jurisdicties broodnodig zijn, maar nog steeds ontbreken; overwegende dat geen van deze lijsten duidelijke, meetbare en uitputtende criteria bevatten over hoe geheimzinnig bepaalde jurisdicties zijn;

Rol van financiële instellingen in de agressieve fiscale planning door mno's

AA.

overwegende dat sommige financiële instellingen en boekhoud- of advocatenkantoren als intermediairs hebben gefungeerd door complexe juridische structuren tot stand te brengen die hebben geleid tot het gebruik van constructies voor agressieve fiscale planning door multinationale ondernemingen, zoals duidelijk is geworden door „LuxLeaks” en de „Panama Papers”; overwegende dat mazen in de wetgeving en een gebrek aan onderlinge coördinatie, samenwerking en transparantie tussen landen leiden tot een situatie waarin belastingontduiking wordt gefaciliteerd; overwegende dat financiële instellingen evenwel een belangrijke en onontbeerlijke hulp zijn in de strijd tegen belastingfraude vanwege de informatie over financiële rekeningen en daadwerkelijke eigendom waarover zij beschikken, en dat het daarom van cruciaal belang is dat zij volledig en effectief meewerken aan de uitwisseling van dergelijke inlichtingen;

AB.

overwegende dat tijdens dit onderzoek verschillende schandalen aan het licht zijn gekomen waarbij banken betrokken waren; overwegende dat financiële instellingen diverse constructies voor agressieve fiscale planning kunnen gebruiken om hun cliënten te helpen belastingen te ontwijken of te ontduiken; overwegende dat banken op de markt kunnen handelen in naam van hun cliënten en tegenover belastingdiensten kunnen beweren dat zij de uiteindelijke eigenaar van deze transacties zijn, wat ertoe leidt dat cliënten onterecht belastingvoordelen genieten die aan banken zijn toegekend omwille van hun status van bank of omwille van hun plaats van vestiging; overwegende dat de rol van banken (in het bijzonder investeringsbanken) bij het ontwerpen en implementeren van agressieve fiscale planning als een dubbele rol moet worden beschouwd: ten eerste doordat ze agressieve fiscale planning aanbieden aan hun cliënten — vaak door gebruik te maken van financiële producten zoals leningen, derivaten, repo's of andere aan aandelen verbonden instrumenten — en ten tweede doordat ze zelf gebruikmaken van agressieve fiscale planning — via hun eigen interbancaire en zakelijke gestructureerde financieringstransacties;

AC.

overwegende dat alle banken die voor de bijzondere commissie zijn verschenen officieel hebben ontkend dat ze hun cliënten adviseren belastingen te ontduiken of te ontwijken in welke vorm dan ook en dat ze banden hebben met boekhoud- en advocatenkantoren voor dat doel;

AD.

overwegende dat grote financiële instellingen een aanzienlijk aantal dochterondernemingen hebben opgezet in speciale belastingjurisdicties of in jurisdicties met lage of zeer lage vennootschapsbelastingtarieven om belastingen te ontwijken in naam van hun zakelijke en private cliënten of in hun eigen voordeel; overwegende dat diverse financiële instellingen onlangs een aantal van hun bijkantoren in deze jurisdicties hebben gesloten; overwegende dat diverse financiële instellingen zijn vervolgd voor belastingfraude of het witwassen van geld in de Verenigde Staten, wat leidde tot de betaling van aanzienlijke boeten, maar dat er in de Europese Unie slechts erg weinig vervolgingen zijn ingesteld;

AE.

overwegende dat banken actief zijn op een concurrerende markt en ertoe worden aangezet aantrekkelijke belastingconstructies te promoten om nieuwe cliënten aan te trekken en bestaande cliënten te bedienen; overwegende dat bankbedienden vaak onder enorme druk staan om de contracten van hun cliënten die belastingontwijking en -ontduiking mogelijk maken te valideren, met het risico dat ze worden ontslagen als ze dit niet doen; overwegende dat er belangenconflicten en draaideurgevallen zijn tussen topbedienden van banken, advieskantoren en vertegenwoordigers van belastingdiensten; overwegende dat belastingdiensten niet altijd voldoende toegang hebben tot inlichtingen of middelen om banken te onderzoeken en gevallen van belastingontduiking op te sporen;

AF.

overwegende dat het belangrijk is te erkennen dat niet alle complex gestructureerde financiële transacties (CGFT's) voornamelijk fiscaal gemotiveerd zijn, en dat hoofdzakelijk fiscaal gestuurde producten slechts een klein deel van alle CGFT's uitmaken; overwegende dat de bedragen die met transacties voor agressieve fiscale planning gemoeid zijn evenwel erg groot kunnen zijn, met afzonderlijke deals die soms financieringen van miljarden euro's omvatten en belastingvoordelen van honderden miljoenen euro's(30); overwegende dat belastingdiensten te maken hebben met gebrek aan transparantie van CGFT's die worden gebruikt voor doeleinden van agressieve fiscale planning, vooral wanneer afzonderlijke onderdelen van deze regelingen in verschillende jurisdicties worden uitgevoerd;

AG.

overwegende dat kredietinstellingen in de EU al aan vereisten voor de openbare verslaglegging per land zijn onderworpen krachtens de richtlijn kapitaalvereisten (RKV IV); overwegende dat dient te worden opgemerkt dat er een aantal leemten zijn in deze verslaglegging per land en dat deze leemten moeten worden aangevuld; overwegende dat geen van de financiële instellingen die voor de bijzondere commissie is verschenen aanzienlijk bezwaar heeft gemaakt tegen de openbaarmakingsverplichtingen; overwegende dat sommige van hen duidelijk hebben aangegeven dat ze achter deze vereiste staan en steunen dat het een wereldwijde norm wordt;

AH.

overwegende dat er in de openbare verslaglegging per land met betrekking tot de documenten van bepaalde financiële instellingen sprake is van opmerkelijke discrepanties tussen de gerapporteerde algehele winst in buitenlandse jurisdicties en de activiteiten, betaalde belastingen en het aantal werknemers in diezelfde jurisdicties; overwegende dat deze verslaglegging ook heeft aangetoond dat er geen direct verband bestaat tussen de grondgebieden waar de bedrijven actief zijn en personeel hebben en de grondgebieden waar zij winsten tot stand laten komen;

AI.

overwegende dat banken en mno's die voor de bijzondere commissie zijn verschenen geen volledig antwoord hebben gegeven op de vragen van de leden van deze commissie en dat sommige aan de orde gestelde kwesties daarom onbeantwoord of onvoldoende gedefinieerd zijn gebleven; overwegende dat sommige van die banken en mno's in een later stadium schriftelijke bijdragen hebben ingediend (zie bijlage 2);

Octrooi-, kennis- en O&O-boxen

AJ.

overwegende dat regelingen met betrekking tot intellectueel eigendom, octrooien en onderzoek en ontwikkeling (O&O) in de Unie veel worden gebruikt; overwegende dat deze worden gebruikt door mno's om hun totale belastingbijdrage kunstmatig te verlagen; overwegende dat actie 5 van het actieplan van de OESO inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) verwijst naar de „gemodificeerde nexusbenadering”; overwegende dat het ook de rol van de groep Gedragscode is om dergelijke praktijken in de lidstaten te analyseren en er effectief toezicht op te houden;

AK.

overwegende dat de groep Gedragscode de octrooiboxregelingen heeft geanalyseerd, maar geen conclusies over specifieke regelingen heeft geformuleerd; overwegende dat intussen actie 5 van het BEPS-actieplan van de OESO verwijst naar de „gemodificeerde nexusbenadering” als de nieuwe norm voor de toekenning van O&O-stimulansen; overwegende dat lidstaten in de groep Gedragscode zijn overeengekomen de gemodificeerde nexusbenadering vanaf 2015 in hun nationale wetgeving op te nemen; overwegende dat zij het er ook over eens zijn dat bestaande octrooiboxconstructies tegen 2021 afgebouwd moeten zijn; overwegende dat de lidstaten een aanzienlijke vertraging hebben bij de tenuitvoerlegging van de gemodificeerde nexusbenadering op nationaal niveau;

AL.

overwegende dat verschillende onderzoeken van de Commissie duidelijk hebben aangetoond dat de koppeling tussen octrooiboxen en O&O vaak willekeurig en/of kunstmatig is; overwegende dat deze inconsistentie kan leiden tot de veronderstelling dat deze constructies meestal worden opgezet en gebruikt om belasting te ontwijken; overwegende dat fiscale stimuleringsmaatregelen voor inkomsten uit O&O, met name octrooiboxen, vaak leiden tot een sterke afname van belastinginkomsten voor alle overheden, ook voor degene die dergelijk beleid voeren; overwegende dat beter moet worden geanalyseerd hoe broodnodige O&O en innovatie in de EU het best kan worden gestimuleerd zonder schadelijke belastingpraktijken te creëren; overwegende dat ook de OESO en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) meermaals hebben bevestigd dat octrooiboxen in hun visie niet de juiste instrumenten zijn om O&O te bevorderen;

AM.

overwegende dat de centrale rol die octrooiboxen spelen in schadelijke fiscale constructies in eerste instantie werd opgemerkt tijdens de verkennende missies van de vorige bijzondere commissie van het Parlement (TAXE 1) in Nederland en het VK en vervolgens werd bevestigd tijdens de missie van deze commissie naar Cyprus; overwegende dat er in andere lidstaten vergelijkbare stelsels bestaan;

AN.

overwegende dat het volledig ontbreken van een geharmoniseerde aanpak tussen de lidstaten van het vraagstuk van uitgaande betalingen een uiterst urgent probleem veroorzaakt; overwegende dat in dit huidige, niet-gecoördineerde kader de combinatie van de afschaffing van bronbelasting uit hoofde van de rente- en royalty- en de moeder-dochterrichtlijn en het ontbreken van bronbelasting op dividend, licentievergoedingen en royalty's en uitgaande rentebetalingen in sommige lidstaten mazen creëren waardoor winsten effectief van elke lidstaat naar buiten de Unie kunnen stromen zonder ook maar één keer te worden belast;

Documenten van de groep Gedragscode (belastingregeling voor ondernemingen), de Werkgroep op hoog niveau inzake belastingen en de Groep belastingvraagstukken

AO.

overwegende dat het mandaat van de groep Gedragscode wordt gedefinieerd in de conclusies van de Ecofin-Raad van 1 december 1997; overwegende dat de documenten van de groep Gedragscode een essentiële bron van informatie vormen voor de werkzaamheden van de bijzondere commissie (zoals reeds omschreven in de resolutie van het Parlement van 25 november 2015);

AP.

overwegende dat sommige vergaderdocumenten en notulen van de groep Gedragscode pas vijf maanden na het begin van het mandaat van de bijzondere commissie beschikbaar werden gesteld aan parlementsleden tijdens besloten bijeenkomsten in de gebouwen van het Parlement; overwegende dat er aanvullende documenten beschikbaar zijn gesteld, maar dat sommige documenten en notulen nog steeds niet openbaar zijn gemaakt of ontbreken; overwegende dat de Commissie tijdens een informele bijeenkomst aangaf dat zij alle door haar geproduceerde en tot haar beschikking staande documenten aan de bijzondere commissie heeft verstrekt en dat andere relevante van de Commissie afkomstige vergaderdocumenten, mochten deze ooit in haar bezit zijn geweest, dus zijn kwijtgeraakt;

AQ.

overwegende dat lidstaten het Parlement ontoereikende antwoorden hebben gegeven op herhaaldelijke verzoeken om volledige openbaarmaking van de documenten in kwestie; overwegende dat deze praktijk al enkele maanden gaande is; overwegende dat deze documenten zijn verstrekt aan onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam na een verzoek daartoe op grond van de transparantierichtlijn; overwegende dat deze documenten desalniettemin onlangs beschikbaar zijn gesteld, maar alleen op vertrouwelijke basis, waardoor ze niet kunnen worden gebruikt in het openbare debat; overwegende dat transparantie en toegang tot informatie essentiële elementen zijn van de parlementaire werkzaamheden;

AR.

overwegende dat in de groep Gedragscode specifieke vraagstukken zijn onderzocht zonder dat dit tot concrete hervormingen heeft geleid; overwegende bijvoorbeeld dat de discussies over rulings al zeker sinds 1999 lopen en er nog steeds problemen zijn met de tenuitvoerlegging van overeengekomen aanbevelingen, zelfs na de „LuxLeaks”-onthullingen; overwegende dat het onderzoek naar octrooiboxregelingen nooit volledig is voltooid in 2014 en dat er geen nieuw onderzoek is gestart, hoewel de lidstaten laat zijn met de tenuitvoerlegging van de nieuwe gemodificeerde nexusbenadering;

De externe dimensie: de G20, de OESO en de VN; betrokkenheid van en consequenties voor ontwikkelingslanden

AS.

overwegende dat de OESO, de Verenigde Naties en andere internationale organen belanghebbenden zijn in de strijd tegen de uitholling van de grondslag van vennootschapsbelasting; overwegende dat er behoefte is aan wereldwijde harmonisatie van handelswijzen en toepassing van gemeenschappelijke normen, zoals die welke zijn voorgesteld door de OESO in het BEPS-pakket; overwegende dat een intergouvernementeel forum op VN-niveau met een minder selectief lidmaatschap dan dat van de OESO of de G20 moet worden opgezet om alle landen, met inbegrip van ontwikkelingslanden, in staat te stellen om op gelijke voet deel te nemen; overwegende dat in de conclusie van de bijeenkomst van de ministers van Financiën en de presidenten van centrale banken van de G20-landen, die op 14 en 15 april 2016 in Washington werd gehouden, alle landen en jurisdicties opnieuw worden opgeroepen om de normen van de Financiële-actiegroep (FATF) inzake transparantie en uiteindelijke begunstigden van rechtspersonen en juridische regelingen ten uitvoer te leggen; overwegende dat enkele G20-leden hebben opgeroepen tot automatische uitwisseling van informatie over uiteindelijke begunstigden en aan de FATF en het Wereldforum inzake transparantie en informatie-uitwisseling voor belastingdoeleinden hebben gevraagd om tegen oktober 2016 daartoe strekkende initiële voorstellen te formuleren;

AT.

overwegende dat het, zoals is waargenomen tijdens de onderzoeksmissie in de VS, op mondiaal niveau ontbreekt aan transparantie inzake uiteindelijke begunstigden en aan een gemeenschappelijke definitie van dat begrip; overwegende dat dit gebrek aan transparantie vooral duidelijk is in verband met fictieve vennootschappen en advocatenkantoren; overwegende dat de Verenigde Staten momenteel de tenuitvoerlegging van het BEPS-actieplan van de OESO voorbereiden;

AU.

overwegende dat ontwikkelingslanden niet als gelijkwaardige onderhandelingspartners zijn opgenomen in het BEPS-proces en dat dit proces geen doeltreffende oplossingen heeft aangereikt voor de fiscale problemen van de armste landen, zoals blijkt uit het mondiale netwerk van belastingverdragen dat ontwikkelingslanden vaak belet om op hun grondgebied gegenereerde winsten te belasten;

AV.

overwegende dat de bevoegde instanties van de EU en de VS reeds samenwerken op het gebied van gemeenschappelijke belastingaangelegenheden, maar dat deze samenwerking op politiek niveau, en met name op parlementair niveau, ontbreekt;

AW.

overwegende dat er een symposium over belastingheffing staat gepland voor juli 2016, met als doel de totstandbrenging van een sterke, duurzame en evenwichtige economisch groei; overwegende dat de G20 alle internationale instanties, waaronder de EU, heeft opgeroepen om de uitdagingen in kwestie aan te pakken;

AX.

overwegende dat tijdens de gezamenlijke hoorzitting van de bijzondere commissie (TAXE 2) en de Commissie ontwikkelingssamenwerking over de gevolgen van agressieve fiscale praktijken voor ontwikkelingslanden is gebleken dat ontwikkelingslanden te maken hebben met dezelfde problemen van grondslaguitholling, winstverschuiving, gebrek aan transparantie, wereldwijd uiteenlopende belastingstelsels en het ontbreken van samenhangende en effectieve internationale wetgeving; overwegende dat ontwikkelingslanden nadeel ondervinden van agressieve fiscale planning; overwegende dat de belastingadministraties van ontwikkelingslanden over onvoldoende middelen en deskundigheid beschikken om belastingontduiking en -ontwijking doeltreffend te bestrijden;

AY.

overwegende dat de leden van de G20 opnieuw hebben bevestigd zich in te zullen zetten voor maatregelen om de capaciteit van de economieën van ontwikkelingslanden te vergroten en ontwikkelde landen aan te moedigen de beginselen van het Addis Tax Initiative na te leven, zoals uiteengezet op de VN-bijeenkomst van 27 juli 2015; overwegende dat de standpunten en prioriteiten van ontwikkelingslanden essentieel zijn voor een effectieve wereldwijde coördinatie;

AZ.

overwegende dat het IMF en de Wereldbank technische bijstand verlenen, onder meer in de vorm van instrumenten, aan de belastingdiensten van ontwikkelingslanden op het gebied van internationale belastingvraagstukken, teneinde ontwikkelingslanden beter in staat te stellen belastingontduiking, belastingontwijking en witwassen van geld aan te pakken, in het bijzonder in verband met verrekenprijzen;

BA.

overwegende dat de Australische regering plannen heeft aangekondigd voor de invoering van een belasting op omgeleide winsten voor mno's die belasting ontwijken, die op 1 juli 2017 in werking zal treden, evenals voor de oprichting van een nieuwe taskforce van de belastingdienst;

De werkzaamheden van de bijzondere commissie van het Parlement (TAXE 2)

BB.

overwegende dat een aantal van de door de Commissie voorgestelde maatregelen een directe follow-up zijn van de resoluties van het Parlement van 16 december 2015 en 25 november 2015; overwegende dat belangrijke initiatieven die hierin zijn opgenomen, derhalve nu door de Commissie naar voren worden gebracht, ten minste gedeeltelijk; overwegende dat andere cruciale maatregelen waarom in de genoemde resoluties wordt gevraagd nog altijd ontbreken, zoals onder meer een hervorming van het staatssteunkader, doeltreffende wettelijke bepalingen voor de bescherming van klokkenluiders en maatregelen om de bijstand aan en bevordering van agressieve fiscale planning door adviseurs en de financiële sector aan banden te leggen;

BC.

overwegende dat de implicaties voor de Unie zijn geanalyseerd en beoordeeld, met name door de Bijzondere Commissie van het Parlement voor fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect (TAXE 1), en dat het werk van deze commissie heeft geleid tot de goedkeuring van de resolutie met een overweldigende meerderheid op 25 november 2015; overwegende dat de resolutie van het Parlement van 16 december 2015 is aangenomen met een al even overweldigende meerderheid; overwegende dat de Commissie een gezamenlijk antwoord heeft gegeven op de resoluties van 16 december 2015 en 25 november 2015;

BD.

overwegende dat de bijzondere commissie van het Parlement TAXE 2, die op 2 december 2015 werd opgericht, 11 bijeenkomsten heeft gehouden, sommige samen met de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie juridische zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking, en tijdens deze bijeenkomsten de commissaris voor Mededinging, Margrethe Vestager, heeft gehoord, evenals de commissaris voor Economische en Financiële Zaken, Belastingen en Douane, Pierre Moscovici, de commissaris voor Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie, Jonathan Hill, de Nederlandse staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes (namens het voorzitterschap van de Raad), deskundigen op het gebied van belastingheffing en ontwikkeling, vertegenwoordigers van multinationale ondernemingen (mno's), vertegenwoordigers van banken en leden van de nationale parlementen van de EU-landen; overwegende dat zij ook bijeen is gekomen met vertegenwoordigers van de regeringen van Andorra, Liechtenstein, Monaco, Guernsey en Jersey, en schriftelijke bijdragen heeft ontvangen van de regering van het eiland Man (zie bijlage 1); overwegende dat zij eveneens verkennende missies heeft georganiseerd naar de VS (zie bijlage 6 bij verslag A8-0223/2016) om de specifieke aspecten van de derdelanddimensie van haar mandaat te onderzoeken, en naar Cyprus (zie bijlage 5 bij verslag A8-0223/2016); overwegende dat leden van de bijzondere commissie persoonlijk zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de activiteiten van de interparlementaire groep op hoog niveau van de OESO „TAXE”; overwegende dat de bijzondere commissie besloten bijeenkomsten heeft gehouden op coördinatorniveau en tijdens deze bijeenkomsten vertegenwoordigers van de regering van de Kaaimaneilanden, onderzoeksjournalisten en ambtenaren van de Commissie heeft gehoord; overwegende dat al deze activiteiten, die een grote hoeveelheid buitengewoon nuttige informatie hebben opgeleverd over praktijken en belastingstelsels zowel binnen als buiten de Unie, hebben geholpen een aantal relevante kwesties te verduidelijken, terwijl andere vragen nog steeds onbeantwoord blijven;

BE.

overwegende dat slechts vier van de zeven mno's zijn ingegaan op de eerste uitnodiging om voor haar leden te verschijnen (zie bijlage 2);

BF.

overwegende dat als gevolg van de hardnekkige weigering van de Commissie en de Raad om in te stemmen met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Parlement, de bijzondere commissies en onderzoekscommissies van het Parlement in vergelijking met vergelijkbare commissies van de parlementen van de lidstaten en het Amerikaanse Congres nog steeds over onvoldoende bevoegdheden beschikken, zoals het recht om getuigen op te roepen en toegang tot documenten af te dwingen;

BG.

overwegende dat de Raad bij talrijke recente gelegenheden op voorhand algemene politieke standpunten heeft ingenomen over fiscale kwesties, zonder rekening te houden met de standpunten van het Europees Parlement of deze ook maar af te wachten;

Conclusies en aanbevelingen

1.

benadrukt wederom de conclusies van zijn resolutie van 25 november 2015 en van zijn resolutie van 16 december 2015;

Follow-up door de Commissie en de lidstaten

2.

betreurt het dat dertien lidstaten geen passende regels hebben om agressieve fiscale planning op basis van belastingvrije doorstroming van dividenden tegen te gaan; betreurt het eveneens dat dertien lidstaten geen enkele uiteindelijkebegunstigdetoetsing hebben toegepast bij het aanvaarden van een vordering tot vermindering of vrijstelling van bronbelasting; betreurt het voorts dat veertien lidstaten tot op heden nog geen regels inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen hebben vastgesteld om agressieve fiscale planning te voorkomen en dat vijfentwintig lidstaten geen regels hebben vastgesteld om een ongelijke fiscale kwalificatie van een lokale vennootschap door een andere staat tegen te gaan; betreurt het dat geen enkele lidstaat tot dusver heeft opgeroepen tot een verbod op structuren voor agressieve fiscale planning;

3.

verzoekt de lidstaten en de Commissie aanvullende wetgevingsvoorstellen inzake ontwijking van vennootschapsbelasting vast te stellen, aangezien de lidstaten ruimte hebben om hun regels tegen misbruik aan te scherpen teneinde grondslaguitholling tegen te gaan; betreurt het ten zeerste dat de lidstaten de aanbevelingen van het Parlement in geen enkele werkgroep van de Raad hebben besproken;

4.

is verheugd over het pakket bestrijding belastingontwijking dat de Commissie op 28 januari 2016 heeft gepubliceerd, alsook over de wetgevingsvoorstellen en mededelingen die nadien werden gedaan (zie bijlage 4 bij verslag A8-0223/2016); is ingenomen met de goedkeuring door de Raad van de richtlijn tot wijziging van de richtlijn inzake administratieve samenwerking om verslaglegging per land aan de belastingautoriteiten in te stellen, maar betreurt dat de Raad niet heeft gewacht op het standpunt van het Parlement om zijn eigen standpunt vast te stellen en niet heeft voorzien in de betrokkenheid van de Commissie bij de uitwisseling van informatie; roept de Raad op tot een unaniem en ambitieus standpunt over het pakket bestrijding belastingontwijking te komen en de richtlijn bestrijding belastingontwijking als één enkele richtlijn te behouden, teneinde de OESO-aanbevelingen daadwerkelijk uit te voeren en verder te gaan om de ambities van de EU te verwezenlijken en ervoor te zorgen dat de interne markt naar behoren werkt in plaats van hem te verzwakken; betreurt ten zeerste dat het huidige ontwerpstandpunt van de Raad is verzwakt, met name met een grootvaderclausule inzake renteaftrek en een engere benadering van de regels inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen; is verheugd over het initiatief om een gezamenlijke EU-definitie en -lijst van niet-coöperatieve jurisdicties op te stellen, in het kader van de externe strategie voor effectieve belastingheffing; benadrukt dat deze lijst gebaseerd moet zijn op objectieve, uitputtende en kwantificeerbare criteria; herhaalt dat in de toekomst meer en bindende maatregelen nodig zijn om BEPS doeltreffend en systematisch te bestrijden;

5.

is van mening dat de richtlijn inzake administratieve samenwerking, na verscheidene achtereenvolgende ad-hocwijzigingen te hebben ondergaan met betrekking tot de automatische uitwisseling van informatie over fiscale rulings en verslaglegging per land, nu in haar geheel moet worden herschikt, met name, maar niet alleen, om de huidige uitzonderingen op het beginsel van uitwisseling van informatie te beperken en uiteindelijk af te schaffen;

6.

herhaalt zijn standpunt dat multinationale ondernemingen in hun financiële overzichten, uitgesplitst per lidstaat en per derde land waar zij gevestigd zijn, een reeks gegevens op duidelijke en begrijpelijke wijze openbaar moeten maken, waaronder winst of verlies vóór belasting, belasting op winst of verlies, het aantal werknemers en de uitgevoerde activiteiten; onderstreept het belang van het beschikbaar maken van deze informatie aan het publiek, mogelijk in de vorm van een centraal EU-register;

7.

dringt er bij de Commissie op aan vóór eind 2016 met een voorstel te komen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), met een geëigende en billijke verdeelsleutel, wat een integrale oplossing zou bieden voor de aanpak van schadelijke fiscale praktijken binnen de Unie, duidelijkheid en eenvoud voor bedrijven zou scheppen en grensoverschrijdende economische activiteiten binnen de Unie zou vergemakkelijken; is van mening dat consolidatie het cruciale element van de CCCTB is; is van mening dat consolidatie zo snel mogelijk moet worden ingevoerd en dat elke tussenoplossing, zoals alleen de harmonisatie van de belastinggrondslag met een verliescompensatiemechanisme, slechts van tijdelijke aard kan zijn; is van mening dat de invoering van een volledige, verplichte CCCTB steeds urgenter wordt; roept de lidstaten op om spoedig overeenstemming te bereiken over het voorstel voor een CCCTB zodra dit is ingediend en om de daarop volgende wetgeving snel in te voeren; herinnert de lidstaten eraan dat achterdeurtjes en incongruenties tussen belastinggrondslagen voor vennootschapsbelasting en verschillen in administratieve praktijken binnen de EU een ongelijk speelveld en oneerlijke belastingconcurrentie kunnen creëren;

8.

is verheugd dat de Commissie op 12 april 2016 een voorstel heeft aangenomen voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking door bedrijven, hun dochterondernemingen en bijkantoren van informatie met betrekking tot inkomstenbelasting en meer transparantie in vennootschapsbelasting; betreurt echter dat de reikwijdte, criteria en drempels van het Commissievoorstel niet in overeenstemming zijn met de eerdere standpunten die door het Parlement werden ingenomen en daardoor geen resultaten zullen opleveren;

9.

is verheugd over de overeenstemming die op 8 december 2015 werd bereikt in de Raad over automatische uitwisseling van inlichtingen inzake fiscale rulings; betreurt echter dat de Raad de aanbevelingen ten aanzien van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor een dergelijke maatregel die het Parlement in zijn verslag van 20 oktober 2015 heeft gedaan, in de wind heeft geslagen; benadrukt dat de Commissie volledige toegang moet krijgen tot de nieuwe databank van de Unie met fiscale rulings; benadrukt de noodzaak van een volledige en efficiënte databank met alle rulings die mogelijk een grensoverschrijdend effect hebben; dringt er bij de lidstaten op aan snel het noodzakelijke wetgevingskader vast te stellen om te kunnen beginnen met de automatische uitwisseling van inlichtingen inzake fiscale rulings;

10.

benadrukt dat de automatische uitwisseling van inlichtingen ertoe zal leiden dat er een grote hoeveelheid gegevens moet worden verwerkt, en beklemtoont dat de kwesties die verband houden met de geautomatiseerde verwerking van de gegevens moeten worden gecoördineerd, evenals de benodigde personele middelen voor het analyseren van de gegevens; roept op tot het versterken van de rol van de Commissie bij deze activiteiten; verzoekt de Commissie en de lidstaten zorgvuldig toezicht te houden op en volledig te voldoen aan de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake administratieve samenwerking op nationaal niveau, met name met het oogmerk om te verifiëren hoeveel lidstaten om fiscale inlichtingen verzoeken in het kader van bilaterale belastingverdragen in plaats van op basis van deze rechtsgrondslag; vraagt de lidstaten hun belastingdiensten te versterken met toereikende personele middelen om de effectieve inning van belastinginkomsten te waarborgen en schadelijke belastingpraktijken aan te pakken, omdat een gebrek aan middelen en personeelsinkrimpingen, bovenop het gebrek aan aangepaste opleiding, technische middelen en onderzoeksbevoegdheden, een ernstige hindernis vormen voor de belastingdiensten in sommige lidstaten; verzoekt de lidstaten om de met belastingautoriteiten uitgewisselde inlichtingen en de met financiële toezichthouders en regelgevers uitgewisselde inlichtingen te integreren;

11.

is verheugd over de aankondiging door Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk op 12 mei 2016 dat zij openbare registers van uiteindelijke begunstigden van vennootschappen zullen instellen; prijst Frankrijk voor zijn vaste voornemen om een openbaar register van trusts in te stellen; steunt het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om ondernemingen van buiten het Verenigd Koninkrijk die activa kopen in het land of een overeenkomst met de staat sluiten te verplichten de uiteindelijke begunstigde bekend te maken; roept alle lidstaten op om soortgelijke initiatieven te nemen;

12.

betreurt dat de nieuwe wereldwijde OESO-norm voor de automatische uitwisseling van inlichtingen geen overgangsperiode voor ontwikkelingslanden omvat, en dat door het wederkerig maken van deze norm de landen die over een beperkte capaciteit beschikken om de benodigde infrastructuur voor het verzamelen, beheren en delen van de verlangde inlichtingen op te zetten, effectief kunnen worden uitgesloten;

13.

merkt op dat het Gezamenlijk EU-Forum voor verrekenprijzen de ontwikkeling van goede praktijken heeft opgenomen in zijn werkprogramma voor 2014-2019, om te garanderen dat de richtlijnen van de OESO over dit onderwerp overeenkomen met de specifieke situatie in de lidstaten; merkt op dat de Commissie toezicht houdt op de vorderingen met betrekking tot deze activiteiten;

14.

onderstreept dat winstverschuiving in 70 % van de gevallen plaatsvindt door middel van verrekenprijzen en dat de beste manier om dit probleem aan te pakken de vaststelling van een volledige CCCTB is; verzoekt de Commissie niettemin een concreet wetgevingsvoorstel met betrekking tot verrekenprijzen in te dienen, rekening houdend met de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten van 2010; onderstreept voorts dat mogelijk aanvullende inspanningen vereist zijn ter vermindering van BEPS-risico's tussen EU-lidstaten en derde landen die voortvloeien uit het verrekenprijzenkader, met name de prijsstelling van immateriële activa, en dat mondiale alternatieven voor het huidige „arm's length”-beginsel actief moeten worden onderzocht en getest op hun potentieel om voor een eerlijker en doeltreffender mondiaal belastingstelsel te zorgen;

15.

is verheugd over het feit dat de commissaris voor Mededinging, Margrethe Vestager, verrekenprijzen heeft aangemerkt als een aandachtsgebied bij gevallen van staatssteun, aangezien bekend is dat dit een instrument is dat mno's veel gebruiken voor constructies voor belastingfraude of -ontwijking zoals het verstrekken van leningen tussen bedrijven van dezelfde groep; merkt op dat er momenteel geen richtsnoeren bestaan voor het vaststellen en reguleren van belastinggerelateerde staatssteun, terwijl dit type staatssteun een zorgwekkend instrument voor belastingontwijking is gebleken; verzoekt de Commissie richtsnoeren uit te werken en duidelijke criteria vast te stellen om het gebruik van verrekenprijzen nauwkeuriger af te bakenen teneinde gevallen van staatssteun beter te kunnen beoordelen; steunt de conclusies van de onderzoeken van de Commissie naar Starbucks, Fiat en Amazon; benadrukt dat de Commissie toegang moet krijgen tot alle relevante gegevens;

16.

betreurt dat veel van de gehoorde multinationale ondernemingen belastingontwijkingspraktijken en agressieve fiscale planning niet krachtig hebben veroordeeld; benadrukt dat multinationale ondernemingen op eenvoudige wijze kunstmatige leningen tussen bedrijven van dezelfde groep kunnen verstrekken in het kader van agressieve fiscale planning; benadrukt dat de voorkeur voor dergelijke schuldfinanciering ten koste gaat van de belastingbetalers en van de financiële stabiliteit; verzoekt de lidstaten derhalve om de fiscale ongelijkheid tussen eigen en vreemd vermogen in hun respectieve belastingwetgeving weg te nemen;

17.

benadrukt sterk dat klokkenluiders een cruciale rol spelen bij het onthullen van de dimensie van belastingontduiking en -ontwijking en dat de bescherming van klokkenluiders in de EU daarom juridisch moet worden gegarandeerd en versterkt; merkt op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Raad van Europa aan deze kwestie hebben gewerkt; is van mening dat rechtbanken en lidstaten de bescherming van legitieme bedrijfsgeheimen moeten garanderen, maar hierbij geenszins de capaciteit van klokkenluiders en journalisten mogen belemmeren, remmen of beperken om illegale, onrechtmatige of schadelijke praktijken aan de kaak te stellen wanneer dit duidelijk en ondubbelzinnig het algemeen belang dient; betreurt dat de Commissie geen plannen heeft om spoedig maatregelen te nemen op dit gebied, gezien de zeer recente en belangrijke onthullingen door klokkenluiders, in de volksmond bekend als respectievelijk „LuxLeaks” en „Panama Papers”;

18.

is verheugd dat de Commissie een openbare raadpleging op gang heeft gebracht over het verbeteren van mechanismen voor de beslechting van geschillen over dubbele belastingheffing; benadrukt dat het vaststellen van een duidelijk tijdschema voor geschillenbeslechtingsprocedures essentieel is om de doeltreffendheid van de stelsels te vergroten;

19.

is ingenomen met de mededeling over een externe strategie voor effectieve belastingheffing, waarin de Europese Investeringsbank (EIB) wordt gevraagd om vereisten voor goed bestuur om te zetten in haar overeenkomsten met alle geselecteerde financiële tussenpersonen; verzoekt de EIB een nieuw beleid voor verantwoordelijke belastingheffing op te stellen, uitgaande van de evaluatie van haar beleid met betrekking tot niet-coöperatieve jurisdicties die in 2016 werd uitgevoerd, in nauwe dialoog met het maatschappelijk middenveld; wijst er nogmaals op dat de EIB haar activiteiten inzake zorgvuldigheid moet versterken om de kwaliteit van de informatie over uiteindelijke begunstigden te verbeteren en op doeltreffender wijze te voorkomen dat transacties plaatsvinden met financiële tussenpersonen die negatief scoren op het gebied van transparantie, fraude, corruptie, georganiseerde misdaad, witwassen van geld en activiteiten die schadelijke sociale en milieugevolgen hebben, of die zijn geregistreerd in offshore financiële centra of belastingparadijzen en gebruikmaken van agressieve belastingontwijkingspraktijken;

20.

verzoekt de Commissie duidelijke wetgeving vast te stellen inzake de definitie van „economische substantie”, „waardecreatie” en „permanente vestiging”, met het oog op het aanpakken van met name brievenbusfirma's;

Zwarte lijst en concrete sancties voor niet-coöperatieve jurisdicties en bronbelasting

21.

merkt op dat de externe strategie voor effectieve belastingheffing het enige concrete initiatief is dat de Commissie tot dusver heeft genomen met betrekking tot niet-coöperatieve jurisdicties, waaronder overzeese gebieden; is van mening dat de criteria van de OESO voor het aanmerken van een jurisdictie als niet-coöperatief niet hebben geleid tot een oplossing voor deze kwestie en ook niet afschrikkend hebben gewerkt; beklemtoont dat er nog steeds derde landen zijn die illegaal verworven activa beschermen, zodat het voor de EU-autoriteiten onmogelijk is om ze terug te vorderen;

22.

roept de Commissie op om zo snel mogelijk een gemeenschappelijke EU-definitie en -lijst op te stellen van niet-coöperatieve jurisdicties (dat willen zeggen, een zwarte lijst van belastingparadijzen), op basis van deugdelijke, transparante en objectieve criteria, waaronder de invoering van de aanbevelingen van de OESO, maatregelen inzake fiscale transparantie, BEPS-acties en normen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen, het bestaan van actieve schadelijke fiscale praktijken, voordelen die worden verleend aan niet-ingezeten personen of rechtspersonen, het ontbreken van vereisten inzake economische substantie, en de niet-openbaarmaking van de ondernemingsstructuur van rechtspersonen (waaronder trusts, liefdadigheidsinstellingen, stichtingen, enz.) of de eigendom van activa of rechten, en is verheugd over de intentie van de Commissie om in de komende zes maanden een akkoord te bereiken over een dergelijke lijst; roept de lidstaten op zich uiterlijk eind 2016 achter dat akkoord te scharen; is van mening dat er vóór de opneming in de lijst een escalatieprocedure moet komen, beginnend met een constructieve dialoog met de jurisdictie die tekortkomingen vertoont, om ook een preventieve werking te doen uitgaan van het proces; is van mening dat er een mechanisme dient te worden gecreëerd om jurisdicties van de lijst te kunnen schrappen zodra zij (weer) voldoen; is van mening dat deze beoordeling ook de OESO-lidstaten moet omvatten;

23.

roept op tot een concreet regelgevend kader op Unie-niveau voor sancties tegen de niet-coöperatieve jurisdicties op de zwarte lijst, waaronder de mogelijkheid om vrijhandelsovereenkomsten te evalueren en, in het uiterste geval, op te schorten, overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting op te schorten en toegang tot fondsen van de Unie te blokkeren; wijst erop dat sancties tot doel hebben wijzigingen in de wetgeving van de betrokken jurisdicties teweeg te brengen; stelt voor ook sancties toe te passen op bedrijven, banken, accountants- en advocatenkantoren en belastingadviseurs waarvan wordt bewezen dat ze betrokken zijn bij illegale, schadelijke of onrechtmatige activiteiten met deze jurisdicties of dat ze illegale, schadelijke of onrechtmatige regelingen voor vennootschapsbelastingen hebben bevorderd aan de hand van juridische constructies in die jurisdicties;

24.

roept de Commissie op bindende wetgeving voor te bereiden die het alle EU-instellingen verbiedt om rekeningen te openen of actief te zijn in de jurisdicties die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst met niet-coöperatieve jurisdicties;

25.

roept de lidstaten op opnieuw over hun bilaterale belastingverdragen met derde landen te onderhandelen door middel van een multilateraal instrument, om er voldoende stevige antimisbruikclausules in op te nemen en zo „verdragshoppen” te voorkomen, met inbegrip van een verdeling van de belastingrechten tussen het bronland en het vestigingsland die een afspiegeling vormt van het economische belang, en een goede definitie van permanente vestiging; benadrukt voorts dat dit proces aanzienlijk zou kunnen worden versneld als de Commissie van de lidstaten een mandaat zou krijgen om over dergelijke belastingverdragen te onderhandelen namens de Unie; verzoekt de lidstaten bij onderhandelingen over dergelijke verdragen een billijke behandeling van ontwikkelingslanden te waarborgen;

26.

verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel voor een in de gehele EU door de lidstaten geheven bronbelasting in te dienen, om te garanderen dat er over de winsten die binnen de Unie worden gegenereerd, ten minste eenmaal belasting wordt geheven voordat ze de Unie verlaten; merkt op dat in een dergelijk voorstel een teruggavemechanisme moet worden opgenomen om dubbele belastingheffing te voorkomen; onderstreept dat een dergelijk algemeen bronbelastingstelsel op basis van de verrekeningsmethode het voordeel heeft dat dubbele niet-belastingheffing en BEPS worden voorkomen zonder dat dit leidt tot dubbele belastingheffing;

27.

betreurt dat Andorra en Monaco hebben toegezegd om tegen 2018 over te gaan tot de automatische uitwisseling van gegevens, in plaats van in 2017; wijst erop dat sommige niet-coöperatieve jurisdicties zoals Andorra voldoen aan de normen inzake de uitwisseling van inlichtingen, maar zich bewegen in de richting van laagbelastende jurisdicties; is bezorgd dat de overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting tussen Andorra en Spanje momenteel geen doeltreffende automatische uitwisseling van inlichtingen waarborgt; roept de Commissie op nauw toe te zien op de doeltreffende toepassing van de automatische uitwisseling van inlichtingen zoals opgenomen in de overeenkomsten die de lidstaten hebben gesloten met voormalige of huidige niet-coöperatieve jurisdicties;

28.

is van mening dat de hybride mismatch tussen de EU-lidstaten en derde landen bij de aanduiding van rechtspersonen, die leidt tot dubbele niet-belastingheffing, doeltreffend moet worden aangepakt in Europese wetgeving, in aanvulling op het door de Commissie voorgestelde pakket bestrijding belastingontwijking;

Octrooi-, kennis- en O&O-boxen

29.

merkt op dat octrooi-, kennis- en O&O-boxen tot dusver minder doeltreffend dan verwacht zijn gebleken voor het stimuleren van innovatie in de Unie; betreurt dat zij in plaats daarvan door mno's worden gebruikt voor winstverschuiving door middel van constructies voor agressieve fiscale planning, zoals de bekende „Double Irish with a Dutch Sandwich”; is van mening dat octrooiboxen niet geschikt en ondoeltreffend zijn voor het behalen van economische doelstellingen; benadrukt dat O&O kan worden bevorderd aan de hand van bredere beleidsmaatregelen die innovatie op de lange termijn en onafhankelijk onderzoek bevorderen, en door middel van subsidies die voorrang moeten krijgen boven octrooiboxen, aangezien het risico op misbruik voor belastingontwijking bij subsidies kleiner is; merkt op dat de koppeling tussen octrooiboxen en O&O-activiteiten vaak willekeurig is en dat de huidige modellen leiden tot een „race to the bottom” wat betreft de effectieve belastingafdracht van mno's;

30.

betreurt dat bepaalde lidstaten deze kwestie, met name binnen de groep Gedragscode, tot nu toe hebben verwaarloosd en nog met een gepaste tijdplanning moeten komen om de kwestie aan te pakken;

31.

roept de Commissie op voorstellen te doen voor bindende EU-wetgeving inzake octrooiboxen, waarbij wordt voortgebouwd op de gemodificeerde nexusbenadering van de OESO en de tekortkomingen daarvan worden aangepakt, teneinde misbruik van octrooiboxen met het oog op belastingontwijking te verbieden en ervoor te zorgen dat octrooiboxen, als en wanneer ze worden gebruikt, bijdragen aan daadwerkelijke economische activiteit; benadrukt dat het voorstel van de Commissie moet gelden voor alle door de lidstaten ingestelde nieuwe octrooiboxen en dat alle bestaande en nog geldende octrooiboxen dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd;

32.

roept de lidstaten op een bepaling over een minimale effectieve belasting (MEB-clausule) op te nemen in de rente- en royaltyrichtlijn en in de moeder-dochterrichtlijn en te garanderen dat de Raad geen vrijstellingen toekent;

Banken, belastingadviseurs en tussenpersonen

33.

betreurt ten zeerste dat sommige banken, belastingadviseurs, advocaten- en accountantskantoren en andere tussenpersonen medewerking hebben verleend en een belangrijke rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van constructies voor agressieve fiscale planning voor hun cliënten, en ook nationale regeringen hebben geholpen bij het ontwerpen van hun belastingwetgeving, waarbij een aanzienlijk belangenconflict is ontstaan;

34.

is bezorgd over het gebrek aan transparantie en toereikende documentatie in financiële instellingen en onder adviseurs en advocatenkantoren met betrekking tot de specifieke modellen van eigendom en controle die worden aanbevolen door fiscale, financiële en juridische adviseurs, zoals is bevestigd door de recente onthullingen omtrent de „Panama Papers”; beveelt aan om de transparantievereisten voor het oprichten van particuliere ondernemingen te versterken om het probleem van de fictieve vennootschappen aan te pakken;

35.

is bezorgd over het gebrek aan transparantie en behoorlijke documentatie binnen de nationale belastingdiensten met betrekking tot de mededingingseffecten van besluiten inzake verrekenprijzen, de instelling van octrooiboxen, fiscale rulings en andere elementen van discretionaire vennootschapsbelasting;

36.

roept ertoe op de bestaande gedragscodes voor belastingadviseurs te versterken, met name om rekening te houden met potentiële belangenconflicten, zodanig dat deze op duidelijke en begrijpelijke wijze openbaar worden gemaakt; roept de Commissie op een EU-gedragscode voor te stellen waarin is bepaald dat alle adviesdiensten mogelijke belangenconflicten op duidelijke en begrijpelijke wijze openbaar moeten maken; is van mening dat deze code een onverenigbaarheidsregime voor belastingadviseurs moet omvatten, niet alleen om te voorkomen dat er belangenconflicten ontstaan bij het adviseren van zowel de publieke als de particuliere sector, maar ook om andere belangenconflicten te voorkomen;

37.

wijst op het risico van belangenconflicten wanneer door hetzelfde accountantskantoor juridisch advies, belastingadvies en auditdiensten worden verleend; benadrukt daarom het belang van een duidelijke scheiding tussen deze diensten; verzoekt de Commissie te zorgen voor een behoorlijke monitoring en tenuitvoerlegging van de wetgeving ter voorkoming van dergelijke conflicten, en na te gaan of een herziening nodig is van de auditrichtlijn, met name de bepalingen van artikel 22, en de auditverordening, met name de bepalingen van artikel 5 en de definitie van het „effect van materieel belang” van niet-controlediensten;

38.

verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar de onderlinge verwevenheid van de academische wereld en de belastingadviesdiensten en daarbij ten minste in te gaan op belangenconflicten;

39.

roept de lidstaten op doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, waaronder strafrechtelijke sancties, vast te stellen voor bedrijfsleiders die betrokken zijn bij belastingontduiking, en de mogelijkheid in te voeren om vergunningen voor beroepsbeoefenaren en bedrijven in te trekken indien wordt bewezen dat zij betrokken zijn bij het ontwerp van, adviesverlening over of het gebruik van constructies voor illegale fiscale planning en belastingontduiking; verzoekt de Commissie te onderzoeken of het haalbaar is evenredige financiële aansprakelijkheid in te voeren voor belastingadviseurs die zich bezighouden met onrechtmatige fiscale praktijken;

40.

roept de Commissie op te analyseren of het mogelijk is evenredige financiële aansprakelijkheid in te voeren voor banken en financiële instellingen die overdrachten faciliteren naar bekende belastingparadijzen, zoals gedefinieerd op de toekomstige gezamenlijke EU-lijst van belastingparadijzen en niet-coöperatieve belastingjurisdicties;

41.

roept de Commissie op de eisen voor banken aan te scherpen om overdrachten naar en uit de jurisdicties die op de gemeenschappelijke EU-lijst van belastingparadijzen en niet-coöperatieve belastingjurisdicties staan, te rapporteren aan de belastingautoriteiten van de lidstaten; roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat banken en andere financiële instellingen soortgelijke informatie verstrekken aan regelgevings- en belastingautoriteiten; roept de lidstaten op de capaciteit van hun belastingdiensten om gevallen van belastingontduiking en -ontwijking te onderzoeken, te vergroten;

42.

roept de Commissie op een wetgevingsvoorstel in te dienen waarin een openbaarmakingsplicht wordt opgenomen voor banken, belastingadviseurs en andere tussenpersonen wat betreft complexe structuren en speciale diensten die verband houden met jurisdicties op de gemeenschappelijke EU-lijst met belastingparadijzen en niet-coöperatieve jurisdicties en die zijn ontworpen voor en worden gebruikt door klanten om belastingontduiking en -fraude, witwassen of de financiering van terrorisme te bevorderen;

43.

roept de Commissie(31) op specifieke gemeenschappelijke minimumregels ter bestrijding van misbruik te introduceren om te voorkomen dat men kan profiteren van bepaalde hybride activaoverdrachten(32), die vaak leiden tot de aftrek van het inkomen in het ene land zonder dat dit wordt opgenomen in de heffingsgrondslag van het andere, of tot oneigenlijke fiscale krediettransacties in het buitenland;

Klokkenluiders

44.

benadrukt wederom de cruciale rol van klokkenluiders die wangedrag, waaronder illegale of onrechtmatige praktijken, aan het licht brengen; is van mening dat dergelijke onthullingen, die een licht werpen op de omvang van belastingontduiking en -ontwijking, en witwaspraktijken, duidelijk in het publieke belang zijn, zoals is bewezen bij de recente „LuxLeaks” en „Panama Papers” onthullingen, die hebben getoond hoe omvangrijk de overdracht van activa naar laagbelastende jurisdicties is; wijst erop dat de beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens van doorslaggevend belang is voor de mogelijkheid tot opsporing en vervolging van belastingovertreders;

45.

betreurt dat de Commissie slechts de ontwikkelingen volgt in de verschillende gebieden waar de Unie bevoegd is, zonder concrete stappen te plannen om het probleem aan te pakken; is bezorgd dat het gebrek aan bescherming de publicatie van nieuwe onthullingen in gevaar zou kunnen brengen en er daardoor mogelijk toe zou kunnen leiden dat lidstaten legitieme belastinginkomsten mislopen; betreurt ten zeerste dat de Commissie geen toereikend antwoord heeft gegeven op de eisen die zijn opgenomen in paragrafen 144 en 145 van de resolutie van het Parlement van 25 november 2015, noch op de aanbevelingen die zijn opgenomen in de resolutie van het Parlement van 16 december 2015, en in het bijzonder op het verzoek om voor het einde van 2016 te zorgen voor een duidelijk rechtskader om klokkenluiders en dergelijke te beschermen;

46.

verzoekt de Commissie nogmaals zo snel mogelijk een duidelijk juridisch kader voor te stellen om de effectieve bescherming van klokkenluiders te waarborgen, evenals die van journalisten en andere personen die met de pers verbonden zijn en klokkenluiders helpen en hun werk faciliteren; roept de lidstaten op hun huidige wetgeving inzake de bescherming van klokkenluiders te herzien en daarbij in de mogelijkheid te voorzien om van vervolging af te zien in gevallen waarin klokkenluiders het publieke belang hebben gediend; verzoekt de lidstaten de beste voorbeelden van wetgeving inzake de bescherming van klokkenluiders die reeds van kracht is in enkele lidstaten, als model te laten dienen;

Groep gedragscode en interinstitutionele kwesties

47.

betreurt dat, ondanks het feit dat de eerste en tweede bijzondere commissie (TAXE 1 en TAXE 2) beide herhaaldelijk om volledige toegang tot de documenten en notulen van de Groep gedragscode hebben verzocht, er slechts een beperkt aantal documenten beschikbaar is gesteld voor raadpleging achter gesloten deuren door leden van het Parlement, en dat dit pas vijf maanden na het begin van het mandaat van TAXE 2 kon worden bewerkstelligd; merkt op dat een aantal van deze documenten openbaar hadden moeten worden gemaakt om publieke controle en een open politiek debat over de inhoud ervan mogelijk te maken; merkt verder op dat de bereidheid van de Raad om in te gaan op dit verzoek ontoereikend blijft;

48.

betreurt dat de Commissie geen overzicht heeft bijgehouden van alle documenten die zijn verspreid, ondanks het feit dat zij wel een aantal interne notulen van de bijeenkomsten van de Groep gedragscode heeft verstrekt; is van mening dat het, krachtens het Verdrag, de plicht van de Commissie is om een register bij te houden van alle informatie en documenten die zijn rondgestuurd onder de bevoegdheid van de Groep gedragscode, om te beoordelen of de maatregelen van de lidstaten voldoende zijn; roept de Commissie op urgente maatregelen te nemen om deze situatie te verbeteren door alle documenten op te sporen; roept de Raad en de lidstaten op om op dit gebied samen te werken met de Commissie;

49.

roept de lidstaten op de transparantie en doeltreffendheid van de werkwijzen van de Groep gedragscode te verbeteren, aangezien onder andere het gebrek hieraan de concrete potentiële verbetering in de aanpak van schadelijke fiscale praktijken belemmert; betreurt dat het Parlement verschillende van de Raad of de lidstaten afkomstige vergaderdocumenten van de Groep gedragscode, die van cruciaal belang zijn voor de goede tenuitvoerlegging van het mandaat van de bijzondere commissie, niet heeft ontvangen; verzoekt om de regelmatige publicatie van de resultaten van zijn toezicht wat betreft de mate van naleving door de lidstaten van de gedane aanbevelingen; verzoekt de Groep gedragscode een openbaar toegankelijk jaarverslag op te stellen waarin de schadelijkste fiscale praktijken die in het desbetreffende jaar door de lidstaten zijn gebruikt, worden vastgesteld en beschreven; herhaalt zijn verzoek aan de Raad uit 2015 om op politiek niveau een „fiscaal comité” op te richten;

50.

stelt op basis van openbare informatie vast dat de Groep gedragscode tussen 1998 en 2014, 421 maatregelen heeft beoordeeld en 111 daarvan (26 %) heeft aangemerkt als schadelijk, maar dat twee derde van deze maatregelen werd beoordeeld tijdens de eerste vijf jaar van het bestaan van de groep; merkt op dat de controle door de lidstaten in de loop der jaren is afgenomen en dat in 2014 slechts 5 % van alle maatregelen werd onderzocht, en betreurt dat de groep sinds november 2012 geen schadelijke fiscale maatregelen heeft geïdentificeerd; concludeert dat de Groep gedragscode in het afgelopen decennium niet volledig heeft gefunctioneerd en dat het bestuur en het mandaat ervan dringend moeten worden herzien;

51.

herhaalt zijn verzoek uit 2015 aan de Commissie om een actualisering van het verslag inzake administratieve praktijken van Simmons & Simmons van 1999, als genoemd in punt 26 van het verslag van de Groep gedragscode van 1999 (het verslag-Primarolo (SN 4901/99));

52.

benadrukt dat, hoewel de Groep gedragscode een aantal verbeteringen mogelijk heeft gemaakt, het zelf melden van mogelijk schadelijke maatregelen door de lidstaten niet doeltreffend is, de criteria voor de identificatie van schadelijke maatregelen achterhaald zijn en het unanimiteitsbeginsel voor het nemen van besluiten over schadelijke maatregelen ondoeltreffend is gebleken; betreurt dat verschillende lidstaten tegen de noodzakelijke hervorming van de Groep gedragscode zijn; dringt er derhalve bij de Commissie en de lidstaten op aan de noodzakelijke maatregelen te nemen om zo spoedig mogelijk de criteria voor de identificatie van schadelijke maatregelen en bepaalde bestuursaspecten van de Groep gedragscode te hervormen (waaronder de besluitvormingsstructuur en het toezicht op overeengekomen terugdraaiingen en stagnaties, voorkoming van mogelijk uitstel, sancties in geval van niet-naleving), om de transparantie en verantwoording van de groep te vergroten en ervoor te zorgen dat het Parlement bij de werkzaamheden betrokken wordt en toegang tot informatie heeft; wijst op de tekortkomingen en andere relevante informatie die worden genoemd in bijlage 3; merkt voorts op dat het, wanneer de lijst van de Commissie met alle belastingregelingen die formeel zijn beoordeeld door de Groep gedragscode wordt vergeleken met de bijbehorende vergaderdocumenten ten tijde van de besluitvorming en daarna, in de eerste plaats in veel gevallen onduidelijk is hoe een besluit is genomen, oftewel waarom regelingen waarvoor redenen bestonden om aan te nemen dat ze schadelijk waren uiteindelijk als onschadelijk werden aangemerkt, en dat het in de tweede plaats in gevallen waarbij een regeling als schadelijk werd aangemerkt onduidelijk is of de daaruit voortvloeiende terugdraaiingsprocedures naar tevredenheid zijn afgerond door de lidstaten; benadrukt dat sommige lidstaten daarom niet hebben voldaan aan de verplichtingen van de Richtlijnen 77/799/EEG en 2011/16/EU van de Raad, aangezien zij niet op eigen initiatief fiscale inlichtingen hebben uitgewisseld, ook niet toen er duidelijke gronden voor waren, ondanks de beoordelingsmarge waarin deze richtlijnen voorzien, om aan te nemen dat er in andere lidstaten een derving van belasting bestond, of dat er belastingbesparingen ontstonden door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep; benadrukt dat de Commissie haar rol van hoedster van de Verdragen, als vastgelegd on artikel 17, lid 1, VEU, niet heeft vervuld aangezien zij in deze zaak niet is opgetreden en niet al het nodige heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun verplichtingen, met name de verplichtingen uit hoofde van de Richtlijnen 77/799/EEG en 2011/16/EU van de Raad, nakomen, ondanks de aanwijzingen van niet-nakoming;

53.

merkt op dat de bijzondere commissie een patroon heeft ontdekt waarbij sommige lidstaten alle vooruitgang in de bestrijding van belastingontwijking stelselmatig tegenwerken; merkt op dat de Groep gedragscode bijna twee decennia heeft gediscussieerd over administratieve praktijken (rulings); veroordeelt dat sommige lidstaten vóór LuxLeaks weigerden om overeenstemming te bereiken over het uitwisselen van inlichtingen over hun rulingpraktijken en nog steeds weigeren om de in de Groep gedragscode ontwikkelde modelinstructie om te zetten naar nationaal recht, ondanks de verplichtingen die zij na de LuxLeaks-onthullingen zijn aangegaan;

54.

roept de Commissie op het Parlement permanent, tijdig en regelmatig toegang te verlenen tot de vergaderdocumenten en notulen van de groepen van de Raad die zich buigen over belastingaangelegenheden, met inbegrip van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, de werkgroep op hoog niveau en de Groep belastingvraagstukken; beveelt de Commissie aan de met het Parlement bereikte overeenstemming inzake toegang tot de notulen van het GTM en de ECB voor dit doeleinde als voorbeeld te stellen;

55.

roept de Commissie op, in geval van ontoereikende antwoorden van de lidstaten, een wetgevingsvoorstel in te dienen, bij voorkeur uit hoofde van artikel 116 VWEU of artikel 352 VWEU of in het kader van nauwere samenwerking, om de werkzaamheden van de Groep gedragscode doeltreffender te laten verlopen;

56.

roept de EU-instellingen en de lidstaten op urgente maatregelen te nemen tegen belastingfraude, belastingontduiking, belastingparadijzen en agressieve fiscale planning, zowel aan de vraag- als aan de aanbodkant; betreurt dat de Raad, en in het bijzonder een aantal lidstaten, deze kwesties een aantal jaar lang niet doortastend hebben aangepakt en herinnert de lidstaten aan de mogelijkheid die zij hebben om een systeem voor nauwere samenwerking op te zetten (met ten minste negen lidstaten) om schadelijke en illegale fiscale praktijken sneller aan te kunnen pakken;

57.

roept op tot het creëren van een nieuw EU-centrum voor de coherentie en coördinatie van het fiscaal beleid binnen de structuur van de Commissie, om te waarborgen dat de interne markt op juiste en coherente wijze functioneert en internationale normen worden toegepast; is van mening dat dit nieuwe centrum toezicht moet houden op het fiscaal beleid van de lidstaten en dit moet beoordelen op het niveau van de EU, moet waarborgen dat er geen schadelijke nieuwe fiscale maatregelen door lidstaten worden uitgevoerd, toezicht moet houden op de naleving door de lidstaten van de gemeenschappelijke EU-lijst met niet-coöperatieve jurisdicties, moet zorgen voor samenwerking tussen de nationale belastingdiensten en deze samenwerking moet stimuleren (bijv. door middel van opleidingen en de uitwisseling van beste praktijken) en academische programma's op dit gebied op moet zetten; is van mening dat het centrum, door dit te doen, nieuwe lacunes in de belastingwetgeving kan voorkomen die het gevolg zijn van beleidsinitiatieven die niet worden gecoördineerd tussen de lidstaten, en fiscale praktijken en normen kan bestrijden die de correcte werking van de interne markt kunnen verstoren of verhinderen of in strijd zijn met de gedachte achter de interne markt; is van mening dat dit centrum ook als contactpunt voor klokkenluiders kan dienen indien lidstaten en nationale belastingdiensten niet handelen naar aanleiding van de bekendmaking van belastingontduiking en -ontwijking of de zaak niet passend onderzoeken; meent dat een dergelijk centrum kennis op EU- en nationaal niveau zou kunnen combineren en de belastingbetaler zou kunnen ontzien;

Externe dimensie

58.

is verheugd over de hernieuwde aandacht voor fiscale kwesties op het niveau van de G8 en de G20, die zou moeten leiden tot nieuwe aanbevelingen; roept de Commissie op om namens de Unie een coherent standpunt in te nemen tijdens de aankomende bijeenkomsten van de G20 en ad-hocsymposia; verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig op de hoogte te brengen van de bevindingen en mogelijke gevolgen van G20-besluiten met betrekking tot de strijd tegen de uitholling van de grondslag van de vennootschapsbelasting, constructies voor agressieve fiscale planning en illegale geldstromen;

59.

roept de EU, de G20, de OESO en de VN op nog meer samen te werken om wereldwijde richtlijnen te bevorderen die ook gunstig zijn voor ontwikkelingslanden;

60.

ondersteunt de oprichting van een goed uitgerust wereldwijd VN-orgaan dat de beschikking krijgt over voldoende aanvullende middelen, om ervoor te zorgen dat alle landen op voet van gelijkheid kunnen deelnemen aan de uitwerking en hervorming van het wereldwijde belastingbeleid; roept de EU en de lidstaten op aan een ambitieuze wereldwijde belastingtop te werken en te streven naar de oprichting van een dergelijk intergouvernementeel orgaan;

61.

roept de internationale fora op het eens te worden over een strengere en preciezere definitie van daadwerkelijke eigendom om de transparantie te vergroten;

62.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om waar passend een analyse te maken van de overloopeffecten van de nationale en de EU-belastingbeleidsmaatregelen, teneinde hun impact op ontwikkelingslanden te beoordelen;

63.

wijst erop dat illegale kapitaaluitstroom een van de belangrijkste redenen is waarom ontwikkelingslanden schulden hebben en dat agressieve fiscale planning strijdig is met de beginselen van sociaal verantwoord ondernemen;

64.

roept de Commissie op in alle handels- en partnerschapsovereenkomsten clausules over goed fiscaal bestuur op te nemen en daarbij met name te verwijzen naar de naleving van de desbetreffende OESO-aanbevelingen op belastinggebied (bijvoorbeeld het BEPS-initiatief), en ervoor te zorgen dat handels- en partnerschapsovereenkomsten niet door bedrijven of tussenpersonen kunnen worden misbruikt om belasting te ontwijken of te ontduiken of om de opbrengsten van illegale activiteiten wit te wassen;

65.

roept de OESO en andere internationale organen op aan een ambitieus BEPS II te werken, dat met name moet zijn gebaseerd op minimale normen en concrete doelstellingen voor de invoering ervan;

66.

benadrukt dat de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten die in de FATF zitten, moet worden verbeterd, teneinde ervoor te zorgen dat de stem van de EU wordt gehoord; benadrukt de noodzaak van uitvoerige uitvoeringsrichtsnoeren, met name voor ontwikkelingslanden, en van toezicht op de ontwikkeling van nieuwe schadelijke fiscale maatregelen;

67.

roept, met dit doel voor ogen, op tot de oprichting van een parlementaire toezichtgroep op het niveau van de OESO om het ontwerp en de invoering van dit initiatief te volgen en kritisch te evalueren;

68.

roept op tot de instelling van een gestructureerde dialoog tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres over internationale belastingvraagstukken; beveelt aan om formele interparlementaire fora op te richten waarin deze vraagstukken worden behandeld en om in dit verband ook gebruik te maken van de bestaande trans-Atlantische wetgeversdialoog; moedigt de EU en de VS aan samen te werken bij de tenuitvoerlegging van het BEPS-project van de OESO; neemt nota van het aanzienlijke gebrek aan wederkerigheid tussen de VS en de EU in het kader van de FATCA-overeenkomst; moedigt aan om de samenwerking tussen de VS en de EU in het kader van de FATCA-overeenkomst te versterken om te zorgen voor wederkerigheid, en verzoekt alle betrokken partijen om proactief deel te nemen aan de tenuitvoerlegging ervan;

69.

is ingenomen met het proefproject dat de vijf grootste EU-lidstaten in april 2016 zijn gestart voor de automatische uitwisseling tussen de belastingautoriteiten van inlichtingen over daadwerkelijk eigendom; roept er, gelet op het voornemen dat deze landen hebben geuit, toe op dit initiatief uit te breiden en zo de basis te leggen voor een wereldwijde norm inzake de uitwisseling van inlichtingen die vergelijkbaar is met die welke geldt voor informatie over financiële rekeningen;

70.

roept, bij wijze van vervolgstap in het proces om de beschikbaarheid van informatie over daadwerkelijk eigendom en de doeltreffendheid van de uitwisseling van dergelijke informatie te verbeteren, op tot het creëren van een openbaar EU-register van daadwerkelijk eigendom, met inbegrip van geharmoniseerde normen inzake de toegang tot informatie over daadwerkelijk eigendom, en dat is voorzien van alle nodige gegevensbeschermingswaarborgen, dat de basis zal vormen voor een wereldwijd initiatief op dit gebied; benadrukt in dit opzicht de vitale rol van instellingen als de OESO en de VN;

71.

vraagt om een studie naar de haalbaarheid van een wereldwijd register met alle financiële activa van personen, bedrijven en andere entiteiten, zoals trusts en stichtingen, waar belastingautoriteiten volledige toegang toe moeten krijgen, en dat passende waarborgen omvat ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de daarin bewaarde informatie;

72.

benadrukt dat er een gemeenschappelijke en integrale aanpak van de EU en de VS nodig is voor de invoering van OESO-normen en met betrekking tot daadwerkelijk eigendom; benadrukt daarnaast dat clausules inzake goed fiscaal bestuur moeten worden opgenomen in alle toekomstige handelsverdragen om gelijke voorwaarden te waarborgen, meer waarde voor de maatschappij als geheel te creëren en belastingfraude en -ontwijking te bestrijden, en om ervoor te zorgen dat de trans-Atlantische partners een leidende rol spelen bij de bevordering van goed fiscaal bestuur;

Andere aanbevelingen

73.

roept alle nationale parlementen op samen te werken om voldoende toezicht op en samenhang tussen belastingstelsels te garanderen; roept nationale parlementen op alert te zijn wat betreft besluiten van hun regeringen op dit gebied en om hun eigen betrokkenheid bij de activiteiten van interparlementaire fora over fiscale onderwerpen te vergroten;

74.

roept de Commissie op alle gevallen van illegale staatssteun die onder haar aandacht worden gebracht, te onderzoeken, teneinde te zorgen voor gelijkheid voor de wet in de Unie; roept de Commissie op te reageren op basis van een „besluit tot terugvordering” in alle gevallen waarin het vermeende belastingvoordeel als illegale staatssteun wordt beschouwd; is bezorgd over de beweringen dat Luxemburg mogelijk mondelinge rulings verstrekt om zijn plicht tot informatiedeling uit hoofde van de richtlijn betreffende administratieve samenwerking te omzeilen; roept de Commissie op te monitoren en te melden of de lidstaten de ene schadelijke praktijk vervangen door een andere nadat er op EU-niveau vooruitgang is geboekt in de wetgeving; roept de Commissie op alle gevallen van marktverstoring die voortkomen uit de verlening van specifieke belastingvoordelen te monitoren en te melden;

75.

benadrukt het potentieel van digitale oplossingen voor een effectieve belastingheffing door de belastinggegevens rechtstreeks bij bedrijven in de deeleconomie te verzamelen en door de totale werklast van de belastingautoriteiten in de lidstaten te verlagen;

76.

neemt kennis van de onthullingen in de „Panama Papers” waaruit is gebleken dat bedrijven en particulieren systematisch gebruikmaken van fictieve vennootschappen om belastbare activa en de opbrengsten van corruptie en georganiseerde misdaad te verbergen; is ingenomen met het besluit van het Parlement om een enquêtecommissie in te stellen in dit verband en om te blijven werken aan belastingontduiking en -ontwijking en witwassen; onderstreept het immense politieke belang van het analyseren van de werkwijzen van de belastingautoriteiten en bedrijven die betrokken zijn bij de beschreven praktijken, om lacunes in de wetgeving aan te pakken;

77.

merkt op dat er verder moet worden gewerkt aan toegang tot de documenten van de lidstaten, de Commissie en de Groep gedragscode; benadrukt wederom dat verdere analyse van de documenten die reeds aan het Parlement beschikbaar zijn gesteld nodig is om de wenselijkheid van verdere politieke maatregelen en beleidsinitiatieven te peilen; roept de aanstaande enquêtecommissie op deze werkzaamheden voort te zetten en een ander formaat aan te nemen dan dat van de bijzondere commissie, meer naar het model van een ondervragende commissie, zoals de Public Accounts Committee in het VK;

78.

roept de Raad op de raadplegingsprocedure met het Parlement ten volle te benutten, hetgeen met name inhoudt dat men wacht op de bijdrage van het Parlement alvorens een politiek besluit te nemen en dat men ernaar streeft rekening te houden met het standpunt van het Parlement;

79.

verbindt zich ertoe de werkzaamheden die zijn bijzondere commissie heeft aangevat, voort te zetten, iets te doen aan de belemmeringen waar zij bij de uitvoering van haar mandaat op is gestuit, en ervoor te zorgen dat een passend gevolg wordt gegeven aan haar aanbevelingen; draagt zijn bevoegde autoriteiten op na te gaan wat de beste institutionele constructie is om dit te bewerkstelligen;

80.

verzoekt zijn bevoegde commissie in haar komende initiatiefverslag van wetgevende aard over hetzelfde onderwerp een passend gevolg te geven aan deze aanbevelingen;

o

o o

81.

verzoekt zijn voorzitter deze resolutie aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de lidstaten, de nationale parlementen, de VN, de G20 en de OESO te doen toekomen.



BIJLAGE 1

LIJST VAN ONTMOETE PERSONEN (COMMISSIEVERGADERINGEN, COÖRDINATOREN EN WERKBEZOEKEN)

Datum

Sprekers

11.1.2016

Pierre Moscovici, commissaris voor Economische en Financiële Zaken, Belastingen en Douane

17.2.2016

Pierre Moscovici, commissaris voor Economische en Financiële Zaken, Belastingen en Douane

29.2.2016

Gedachtewisseling met het voorzitterschap van de Raad

In aanwezigheid van Eric Wiebes, Nederlandse staatssecretaris van Financiën

14-15.3.2016

Gedachtewisseling met jurisdicties

Rob Gray, Director of Income Tax, Guernsey;

Colin Powell, Adviser on international affairs to the Chief Minister, Jersey;

Clàudia Cornella Durany, Secretary of State for International Financial Affairs, Andorra;

Katja Gey, Director for International Financial Affairs, Liechtenstein;

Jean Castellini, Minister of Finance and Economy, Monaco.

Gedachtewisseling met multinationale ondernemingen

Cathy Kearney, Vice President of European Operations, Apple

Julia Macrae, Tax Direcof EMEIA, Apple;

Adam Cohen, Head of Econmic Policy (EMEA), Google;

Søren Hansen, Chief Executive Officer, Inter-Ikea Group;

Anders Bylund, Head of Group Communications; Inter-Ikea Group;

Irene Yates, Vice President Corporate Tax; McDonald's.

Gedachtewisseling met onderzoeksjournalisten — met gesloten deuren

Véronique Poujol, Paperjam;

Markus Becker, Der Spiegel.

21.3.2016

Gedachtewisseling met Europese banken (deel I)

Jean-Charles Balat, Financial Director, Crédit Agricole SA;

Rob Schipper, Global Head of Tax, ING;

Eva Jigvall, Head of Tax, Nordea;

Monica Lopez-Monís, Chief Compliance Officer and Senior Executive Vice-President, Banco Santander;

Christopher St. Victor de Pinho, Managing Director, Global Head of Group Tax, UBS Group AG;

Stefano Ceccacci, Head of Group Tax Affairs, Unicredit.

4.4.2016

Margrethe Vestager, commissaris voor Mededinging

Gedachtewisseling met Europese banken (deel II)

Brigitte Bomm, Managing Director, Global Head of Tax, Deutsche Bank AG

Grant Jamieson, Head of Tax, Royal Bank of Scotland

Graeme Johnston, Head of International Tax, Royal Bank of Scotland

15.4.2016

Werkbezoek aan Cyprus

Ioannis Kasoulides, Minister of Foreign Affairs;

Michael Kammas, Director General, Aristio Stylianou, Chairman and George Appios, Vice-Chairman of the Association of Cyprus Banks;

Christos Patsalides, Permanent Secretary of the Ministry of Finance;

George Panteli, Head of Tax policy, Ministry of Finance;

Yannakis Tsangaris, Tax Commissioner;

Alexander Apostolides, University of Cyprus;

Maria Krambia-Kapardis, Chair of the Executive Committee of Transparency International;

Costas Markides, Board Member, International Tax, KPMG Limited and the Cyprus Investment Funds Association;

Natasa Pilides, Director General, The Cyprus Investment Promotion Agency;

Kyriakos Iordanou, General Manager, Mr Pieris Marcou, Mr Panicos Kaouris, Mr George Markides, Institute of Certified Public Accountants of Cyprus

Christos Karidis, Head of Economics Research of the Confederation Department and the Secretary of the Association of Employed Consumers;

Nikos Grigoriou, Head of the Department of Economic and Social Policy of the Pan-Cyprian Federation of Labour.

18.4.2016

Interparlementaire bijeenkomst „Het pakket bestrijding belastingontwijking en andere ontwikkelingen op EU- en internationaal niveau: toezicht en democratische controle door nationale parlementen”

Gedachtewisseling met jurisdicties (deel II) — met gesloten deuren

Wayne Panton, Minister of Financial Services, Commerce and Environment, Cayman Islands

20.4.2016

Gezamenlijke bijeenkomst ECON/JURI/TAXE

Jonathan Hill, commissaris voor Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie

02.5.2016

Bijeenkomst op hoog niveau van de parlementaire groep voor belastingzaken van de OESO, in samenwerking met de Bijzondere Commissie fiscale rulings van het Europees Parlement, Parijs

Pascal Saint-Amans, Director, OECD Centre for Tax Policy and Administration;

Valère Moutarlier, Director, Directorate General for Taxation and Customs at the European Commission;

Michèle André, Chair of the Senate Finance Committee;

Meg Hillier, Chair of the Public Accounts Committee.

17-20.5.2015

Werkbezoek aan de Verenigde Staten van Amerika (Washington DC)

David O'Sullivan, EU Ambassador;

Elise Bean, former Director and Chief Counsel of the Permanent Subcommittee on Investigations;

Orrin Grant Hatch, Chairman of the Senate Committee on Finance, President Pro Tempore of the Senate;

Dr Charles Boustany, Chairman of the Tax Policy Subcommittee;

Sander Levin, Congressman, Ranking Member of the House Ways and Means Committee;

Richard Neal, Ranking Member of the Subcommittee on Tax Policy;

Earl Blumenauer, Member of the House Committee on Ways and Means;

Lloyd Doggett, Member of Ways and Means Committee, Ranking Member of Subcommittee on Human Resources (and possibly other Democratic Members);

Anders Aslund, Resident Senior Fellow, Dinu Patriciu Eurasia Center, Atlantic Council;

Gianni Di Giovanni, Chairman of Eni USA R&M, Eni;

The Hon. Boyden Gray, Founding Partner, Boyden Gray& Associates

Jillian Fitzpatrick, Director, Government Affairs and Public Policy, S&P Global;

Marie Kasparek, Assistant Director, Global Business and Economics Program, Atlantic Council;

Benjamin Knudsen, Intern, Global Business and Economics Program, Atlantic Council;

Jennifer McCloskey, Director, Government Affairs, Information Technology Industry Council;

Susan Molinari, Vice President, Public Policy and Government Affairs, Google;

Andrea Montanino, Director, Global Business and Economics Program, Atlantic Council;

Álvaro Morales Salto-Weis, Intern, Global Business and Economics Program, Atlantic Council;

The Hon. Earl Anthony Wayne, Non-resident Fellow, Atlantic Council

Alexander Privitera, Senior Fellow, Johns Hopkins University;

Bill Rys, Director, Federal Government Affairs, Citigroup;

Pete Scheschuk, Senior Vice President, Taxes, S&P Global;

Garret Workman, Director, European Affairs, US Chamber of Commerce;

Caroline D. Ciraolo, Acting Assistant Attorney General in charge of the Tax Division, Department of Justice;

Thomas Sawyer, Senior Litigation Counsel For International Tax Matters;

Todd Kostyshak, Counsel to the Deputy Assistant Attorney-General for Criminal Tax Matters, Department of Justice (DoJ);

Mark J. Mazur, Assistant Secretary (Tax Policy) — US Department of the Treasury;

Robert Stack, Deputy Assistant Secretary (International Tax Affairs) — US Department of the Treasury;

Scott A. Hodge, President of the Tax Foundation — Tax Foundation;

Gavin Ekins, Research Economist — Tax Foundation;

Stephen J. Entin, Senior Fellow — Tax Foundation;

Scott Greenberg, Analyst — Tax Foundation;

John C. Fortier, Director of the Democracy Project, Bipartisan Policy Center;

Shai Akabas Associate Director of Bipartisan Policy Center, Economic Policy Project;

Eric Toder, Co-director, Urban-Brookings Tax Policy Center;

Gawain Kripke, Director of Policy and Research OXFAM America

Didier Jacobs, Senior Economist — OXFAM America;

Nick Galass, leads on the Oxfam's economic inequality research OXFAM America;

Robbie Silverman, Senior Advisor OXFAM America;

Vicki Perry, Assistant Director in the Fiscal Affairs Department and Division Chief of the Tax Policy Division (IMF);

Ruud De Mooij, Deputy Division Chief in the Tax Policy Division (IMF);

Hamish Boland-Rudder, ICIJ’s online editor;

Jim Brumby, Director, Public Service and Performance, Governance Global Practice;

Marijn Verhoeven, Economist in the Global Practice on Governance;

Guggi Laryea, European Civil Society and European Parliament Relations Lead External and Corporate Relations;

Rajul Awasthi, Senior Public Sector Specialist in the Governance Global Practice;

Xavier Becerra, Congressman, Chairman of the House Democratic Conference;

Ron Kind, Congressman, Member of the House Committee on Ways and Means.

24.5.2015

Gezamenlijke openbare hoorzitting van TAXE/DEVE inzake de gevolgen van agressieve fiscale praktijken voor ontwikkelingslanden

Dr Attiya Waris, Senior Lecturer, Law School, University of Nairobi;

Dr Manuel Montes, Senior Advisor on Finance and Development, The South Centre;

Mrs Aurore Chardonnet, OXFAM Tax and Inequality EU Policy Advisor;

Mr Savior Mwambwa, ActionAid International, Tax Power Campaing Manager;

Ms Tove Ryding, EURODAD, Policy and Advocacy Manager, Tax Justice;

Mr Sol Picciotto, Professor, Lancaster University.


BIJLAGE 2

MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN EN BANKEN DIE WERDEN UITGENODIGD VOOR COMMISSIEVERGADERINGEN

Bijlage 2.1: Lijst van uitgenodigde multinationale ondernemingen (mno's)

Onderneming

Genodigden/vertegenwoordigers

Situatie (11.3.2016)

Apple Inc.

Timothy D. Cook

Chief Executive Officer

Deelnemers

Cathy Kearney, Vice President of European Operations

Julia Macrae, Tax Director EMEIA

Google Inc.

Nicklas Lundblad

Senior Director Public Policy and Government Relations (EMEA)

Deelnemers

Adam Cohen, Head of Economic Policy (EMEA)

Fiat Chrysler

Automobiles

Sergio Marchionne

Chief Executive Officer

Heeft uitnodiging op 11.3.2015 afgeslagen:

„Zoals u mogelijk weet, hebben we op 29 december 2015 beroep aangetekend bij het Gerecht van de EU tegen het besluit van de Commissie waarin werd geconcludeerd dat een van onze bedrijven in Luxemburg staatssteun heeft ontvangen. Luxemburg vecht dit besluit ook aan bij het Gerecht. We zijn ervan overtuigd dat we in Luxemburg geen staatssteun hebben ontvangen die een schending van het EU-recht vormt, maar het zou desalniettemin niet gepast zijn dat we onder deze omstandigheden deelnemen aan een bijeenkomst met de bijzondere commissie of verder commentaar verschaffen. Wij waarderen de inspanningen van de commissie en haar wens om het standpunt van bedrijven te horen, maar zijn helaas niet in staat deel te nemen aan deze discussie totdat deze juridische procedure is afgesloten.”

Inter IKEA Group

Søren Hansen

Chief Executive Officer

Deelnemers

Søren Hansen, CEO

Anders Bylund, Head of Group Communications

McDonald's Corporation

Irene Yates

Vice President, Corporate Tax

Deelnemers

Irene Yates, Vice President, Corporate Tax

Starbucks Coffee

Company

Kris Engskov

President of Starbucks Europe, Middle East and Africa (EMEA)

Heeft uitnodiging op 23.2.2015 afgeslagen:

„Aangezien Starbucks voornemens is bezwaar aan te tekenen tegen het op 21 oktober 2015 aangekondigde besluit van de Europese Commissie dat Nederland een selectief belastingvoordeel heeft geboden aan onze koffiebranderij in Amsterdam (Starbucks Manufacturing EMEA BV), kunnen we de uitnodiging van de Bijzondere Commissie fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect niet aannemen.

Zodra deze kwestie is opgelost — en Starbucks heeft er vertrouwen in dat het besluit van de Europese Commissie in beroep zal worden vernietigd — komen wij graag bijeen.

Mocht deze informatie voor u nuttig zijn, is het de moeite van het vermelden waard dat Starbucks alle OESO-regels, -richtlijnen en -wetten naleeft en achter het belastinghervormingsproces van deze instelling staat, inclusief het actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving. Starbucks betaalt een gemiddeld wereldwijd effectief belastingtarief van zo'n 33 %, wat veel hoger is dan het gemiddelde percentage van 18,5 % dat wordt betaald door andere grote Amerikaanse bedrijven.”

Bijlage 2.2: Lijst van uitgenodigde banken

Naam

Genodigden/vertegenwoordigers

Situatie 4.4.2016

Crédit Agricole (FR)

Mr Dominique Lefebvre

Chairman

Aanvaard (15.3.2016)

Jean-Charles Balat,

Director of Finances, Groupe Crédit Agricole

Deutsche Bank (DE)

Mr Paul Achleitner

Chairman

Toegezegd (16.3.2016)

om deel te nemen aan een bijeenkomst op

4 april 2016

Deelnemende vertegenwoordiger

Brigitte Bomm, Managing Director, Global Head of Tax, Deutsche Bank

ING Group (NL)

Mr Ralph Hamers

CEO

Aanvaard (8.3.2016)

Drs. R.N.J. Schipper

ING Global Head of Tax

Nordea (SW)

Mr Casper von Koskull

President and CEO

Aanvaard (9.3.2016)

Eva Jigvall

Nordea’s Head of Group Taxes

Royal Bank of Scotland (UK)

Mr Ross McEwan

CEO

Toegezegd (16.3.2016)

om deel te nemen aan een bijeenkomst op

4 april 2016

Deelnemende vertegenwoordiger

Grant Jamieson, Head of Tax, Royal Bank of Scotland

Graeme Johnston, Head of International Tax, Royal Bank of Scotland

Santander (ES)

Mrs Ana Patricia Botín,

Chairwoman

Aanvaard (11.3.2016)

Monica Lopez-Monis Gallego

Chief Compliance Officer and Senior Executive Vice-President of Banco Santander

Antonio H. Garcia del Riego

Managing Director

Director European Corporate Affairs

UBS (CH)

Mr Axel A. Weber

Chairman

Aanvaard (14.3.2016)

Christopher Pinho,

Managing Director, Global Head of Group Tax

Unicredit (IT)

Mr. Giuseppe Vita

Chairman

Aanvaard (8.3.2016)

Stefano Ceccacci

UC Head of Tax Affairs

Costanza Bufalini

Head of European and Regulatory Affairs


BIJLAGE 3

DOCUMENTEN MET BETREKKING TOT DE GEDRAGSCODE

Document(1)

Datum

Resultaat

Vergaderdocument 1, bijlage 1

Vergadering van de groep Gedragscode van april 2006

De Commissie merkte op dat de voorgestelde terugdraaiing met name in een aantal afhankelijke en geassocieerde gebieden de introductie van een 0 %-tarief of de volledige afschaffing van de vennootschapsbelasting omvatte, en dat derhalve niet alle aspecten van het werk van de groep Gedragscode hadden geresulteerd in een samenhangende of bevredigende uitkomst

Vergaderdocument 1, bijlage 1

Vergadering van de groep Gedragscode van april 2006

De Commissie merkte op dat de groep Gedragscode door politieke compromissen een aantal voorstellen tot terugdraaiing heeft beschouwd als toereikend, terwijl die overeenkomstig de beginselen van de gedragscode gemakkelijk kunnen worden beschouwd als ontoereikend

Verslag van de groep Gedragscode aan de Raad

7 juni 2005

Er werd uitdrukkelijk vermeld dat Luxemburg in één geval had verzuimd de overeengekomen terugdraaiing door te voeren

Vergaderdocument 1, bijlage 1

Vergadering van de groep Gedragscode van april 2006

Ondanks deze duidelijke niet-naleving verzuimde de Raad om actie te ondernemen en Luxemburg werd niet politiek ter verantwoording geroepen of aangespoord om de beginselen en afspraken van de gedragscode na te komen

Vergaderdocument 1, bijlage 1

Vergadering van de groep Gedragscode van april 2006

De groep Gedragscode besloot in 1999 om regelingen ten gunste van de scheepvaartsector en de beoordeling van collectieve beleggingsinstrumenten buiten beschouwing te laten

Vergaderdocument 1, bijlage 1

Vergadering van de groep Gedragscode van april 2006

Verschillende lidstaten hebben geweigerd hun standpunt over de toekomst van de groep Gedragscode openbaar te maken met betrekking tot de transparantie, het mandaat, de reikwijdte en de criteria van de toekomstige werkzaamheden; Hongarije en Litouwen hebben een voorbehoud geplaatst bij wijzigingen van de criteria van de gedragscode; Ierland en Polen hebben zich uitgesproken tegen de uitbreiding van de reikwijdte van de code naar andere belastingterreinen

Vergaderdocument 2 en notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 11 april 2011

De Commissie deed verschillende voorstellen voor nieuwe werkterreinen, zoals uitbreiding van het werk inzake mismatches, het belasten van expats en rijke personen, de herziening van REIT's en collectieve beleggingsinstrumenten; Nederland en Luxemburg hebben zich uitgesproken tegen uitbreiding van de werkzaamheden inzake mismatches, Frankrijk heeft een voorbehoud geplaatst bij werkzaamheden inzake expats, rijke personen en beleggingsfondsen, en het Verenigd Koninkrijk heeft voorgesteld om de nadruk te leggen op vennootschapsbelasting in plaats van op uitbreiding

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 22 oktober 2013 en mei 2013

Belangrijke onderdelen van de belastingwet van Gibraltar, een kwestie die ten minste sinds 11 april 2011 wordt besproken en die nog steeds niet is afgerond

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 8 november 2013

De belastingregeling voor de detailhandel van het eiland Man werd als onschadelijk aangemerkt, ondanks ernstige twijfels van verschillende lidstaten over de onschadelijkheid ervan

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 29 mei, 22 oktober en 20 november 2013

Ten aanzien van octrooiboxen hebben Nederland, Luxemburg en in mindere mate België zich uitgesproken tegen een omvattende beoordeling van alle EU-octrooiboxregelingen, ondanks dat er gronden zijn om aan te nemen dat de bestaande regelingen volgens de criteria van de gedragscode schadelijk zijn

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 3 juni 2014

Spanje, Nederland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk hebben de hervorming van de octrooiboxregelingen verder vertraagd door herhaaldelijk aanvullende eisen te stellen in het besluitvormingsproces

Openbaar verslag aan de Raad

Zitting van de Raad Ecofin van juni 2015

Ondanks de verplichting om tegen 30 juni 2016 te zorgen voor volledige aanpassing van de nationale wettelijke bepalingen, hebben de lidstaten zeer weinig vooruitgang geboekt bij de omzetting in nationaal recht van de gemodificeerde nexusbenadering, waarover de ministers al in december 2014 overeenstemming bereikten, en sommige landen, waaronder Italië, hebben zelfs nieuwe octrooiboxen ingevoerd die niet verenigbaar zijn met de gemodificeerde nexusbenadering, en wel toen al overeenstemming was bereikt over die benadering, teneinde tot 2021 te profiteren van de al te genereuze uitzonderingsbepalingen

Notulen van de vergadering en vergaderdocument 3

Vergadering van de groep Gedragscode van 25 mei 2010 en vergadering van de groep Gedragscode van 17 oktober 2012

Tijdens de uitwerkingsfase van de overeengekomen richtsnoeren heeft het Verenigd Koninkrijk zich uitgesproken tegen een gecoördineerde aanpak

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 25 mei 2010

Mislukking om overeenstemming te bereiken over een follow-up van de werkzaamheden van de subgroep tegen misbruik

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 15 mei 2009

Verklaringen van België en Nederland waarin zij zich uitspreken tegen elk initiatief gericht op het coördineren van maatregelen die bescherming bieden tegen onbelaste uitgaande winstoverdrachten

Notulen

Vergadering van de subgroep Gedragscode van september en april 2014, april en juli 2015

De lidstaten hebben in september 2014 ingestemd met richtsnoeren over hybride mismatches, ondanks herhaaldelijke en stelselmatige initiatieven van bepaalde lidstaten die hebben voorkomen dat al veel eerder overeenstemming werd bereikt over deze schadelijke praktijken, die ten minste sinds 2008 actief worden besproken in de groep Gedragscode, hetgeen aanzienlijk heeft bijgedragen tot de voortdurende fiscale schade die voortvloeit uit het herhaaldelijke gebruik van die regelingen met het oog op agressieve fiscale planning

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van 15 mei en 29 juni 2009 en 25 mei 2010

Vergadering van de subgroep tegen misbruik van 25 maart en 22 april 2010

Met betrekking tot hybride mismatches hebben Nederland, Luxemburg en België, en in mindere mate Malta en Estland, spoedige collectieve actie lang vertraagd door te beweren dat hybride systemen helemaal niet aan bod moeten komen in de gedragscode

Notulen

Vergadering van de groep Gedragscode van dinsdag 13 september 2011

Vergadering van de groep Gedragscode van 11 april en 26 mei 2011

Ten aanzien van beleggingsfondsen hebben de lidstaten besloten niet langer te discussiëren over de vermeende en potentiële schadelijkheid van deze regelingen

Initiatieven van het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en Nederland die de groep er in feite toe aanzetten om dit actieterrein niet voort te zetten

Vergaderdocument 2

Vergadering van de groep Gedragscode van 4 maart 2010

Ten aanzien van de administratieve praktijken heeft geen enkele lidstaat in het verleden op eigen initiatief en stelselmatig inlichtingen uitgewisseld over zijn rulings

Vergaderdocument 4

Vergadering van de groep Gedragscode van 10 september 2012

In de praktijk werden geen inlichtingen over rulings uitgewisseld op eigen initiatief

Conclusies van de Raad

Zitting van de Raad Ecofin van december 2015

Inzake minimale effectieve belastingheffing hebben de lidstaten geen overeenstemming bereikt over een herziening van de interest- en royaltyrichtlijn om ervoor te zorgen dat op de eengemaakte markt verleende privileges om dubbele belastingheffing te voorkomen in de praktijk niet leiden tot niet-belasting of een zeer lage belasting, ondanks de publicatie van het respectieve Commissievoorstel in 2011; de lidstaten hebben de Groep op hoog niveau belastingvraagstukken enkel uitgenodigd om de kwestie nader te onderzoeken, in plaats van zich ertoe te verbinden over te gaan tot snelle en doeltreffende actie

Conclusies van de Raad

Zitting van de Raad Ecofin, maart 2016

De lidstaten hebben geen overeenstemming bereikt over dringend noodzakelijke hervormingen van de groep Gedragscode en hebben een besluit over hervormingen uitgesteld tot 2017