Home

Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2016 over Europese territoriale samenwerking — beste praktijken en innovatieve maatregelen (2015/2280(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2016 over Europese territoriale samenwerking — beste praktijken en innovatieve maatregelen (2015/2280(INI))

13.6.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/11


P8_TA(2016)0321

Europese territoriale samenwerking — beste praktijken en innoverende maatregelen

Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2016 over Europese territoriale samenwerking — beste praktijken en innovatieve maatregelen (2015/2280(INI))

(2018/C 204/02)

Het Europees Parlement,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name titel XVIII,

gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1) (hierna de „verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen” genoemd),

gezien Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (2),

gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (3),

gezien Verordening (EU) nr. 1302/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), wat de verduidelijking, vereenvoudiging en verbetering van de oprichting en werking van dergelijke groeperingen betreft (4),

gezien Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden (5),

gezien Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (6),

gezien Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (7),

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (8),

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (9),

gezien de „Territoriale Agenda van de Europese Unie 2020: voor een geïntegreerd, intelligent en duurzaam Europa van diverse regio's”, zoals overeengekomen tijdens de informele bijeenkomst van de voor ruimtelijke ordening en territoriale ontwikkeling bevoegde ministers te Gödöllő, Hongarije, op 19 mei 2011,

gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 over de gereedheid van de EU-lidstaten voor een doeltreffende en tijdige aanvang van de nieuwe programmeringsperiode van het cohesiebeleid (10),

gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over vertraging bij de start van het cohesiebeleid 2014-2020 (11),

gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2014 getiteld „Een investeringsplan voor Europa” (COM(2014)0903),

gezien het zesde verslag inzake economische, sociale en territoriale cohesie (COM(2014)0473),

gezien zijn resolutie van 9 september 2015 over investeringen ter bevordering van banen en groei: bevordering van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Unie (12),

gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 over „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

gezien zijn resolutie van 28 oktober 2015 over het cohesiebeleid en de evaluatie van de Europa 2020-strategie (13),

gezien zijn resolutie van 26 november 2015 getiteld „Naar vereenvoudiging en prestatiegerichtheid van het cohesiebeleid 2014-2020” (14),

gezien Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (15),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de toegevoegde waarde van macroregionale strategieën (COM(2013)0468) en de desbetreffende conclusies van de Raad van 22 oktober 2013,

gezien de studie van zijn directoraat-generaal Intern Beleid (beleidsondersteunende afdeling B– Structuur- en Cohesiebeleid) van januari 2015 over de nieuwe rol van macroregio's in de Europese territoriale samenwerking,

gezien de studie van zijn directoraat-generaal Intern Beleid (beleidsondersteunende afdeling B– Structuur- en Cohesiebeleid) van juli 2015 over de Europese groepering voor territoriale samenwerking als instrument voor bevordering en verbetering van Europese territoriale samenwerking,

gezien de brochure van de Commissie van 22 februari 2016 getiteld „Investeringsplan voor Europa: nieuwe richtsnoeren over de combinatie van de Europese structuur- en investeringsfondsen met hetEFSI”,

gezien het advies van het Comité van de Regio's van mei 2015 getiteld „Financiële instrumenten ter ondersteuning van territoriale ontwikkeling”,

gezien de mededeling van de Commissie van 14 december 2015 getiteld „Investeren in banen en groei — naar een optimale inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen” (COM(2015)0639),

gezien de verklaring van het Comité van de Regio's van 2 september 2015 over 25 jaar Interreg: nieuwe stimulansen voor grensoverschrijdende samenwerking,

gezien het advies van het Comité van de Regio's van december 2015 getiteld „Territoriale visie 2050: wat is de toekomst?”,

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 17 december 2015 over versterking van de grensoverschrijdende samenwerking: de behoefte aan een beter regelgevingskader,

gezien het door het Luxemburgse voorzitterschap van de Raad voorbereide achtergronddocument over terugkijken op 25 jaar Interreg en voorbereiden van de toekomst van territoriale samenwerking,

gezien de conclusies van de Raad betreffende 25 jaar Interreg: zijn bijdrage aan de doelen van het cohesiebeleid,

gezien het initiatief van het Luxemburgse voorzitterschap betreffende speciale wettelijke bepalingen voor grensregio's om tegemoet te komen aan de behoeften en uitdagingen in deze gebieden, getiteld „Een instrument voor de toekenning en toepassing van speciale bepalingen om de grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren” (16),

gezien de EU-brede openbare raadpleging van de Commissie, gestart op 21 september 2015 ter gelegenheid van de Dag van de Europese samenwerking, over de resterende obstakels voor grensoverschrijdende samenwerking (17),

gezien de resultaten van de eerste Eurobarometerenquête ooit over dit onderwerp, die de Commissie in 2015 heeft gehouden om de attitudes van burgers in grensgebieden te inventariseren en in kaart te brengen teneinde de EU in staat te stellen gerichter op te treden (18),

gezien het OESO-rapport van 2013 getiteld „Regio's en innovatie: samenwerking over de grenzen heen”,

gezien het verslag van het Comité van de Regio's getiteld „EGTS-monitoringverslag 2014 — Tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie” (19),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0202/2016),

A.

overwegende dat ongeveer 38 % van de Europese bevolking in een grensstreek woont en dat de EU kampt met een ernstige economische, financiële en sociale crisis die vooral voor vrouwen op alle fronten belemmerend is; overwegende dat de EU gendergelijkheid tot een van de hoofdelementen van alle beleidsmaatregelen en -acties in verband met Europese Territoriale Samenwerking (ETS) moet maken;

B.

overwegende dat het overkoepelende doel van ETS erin bestaat de invloed van nationale grenzen te verkleinen teneinde de verschillen tussen regio's te verminderen door de resterende obstakels voor investeringen en grensoverschrijdende samenwerking weg te werken, de cohesie te versterken en een harmonieuze economische, sociale en culturele ontwikkeling van de gehele Unie te bevorderen;

C.

overwegende dat ETS een onderdeel is van het cohesiebeleid, aangezien ze de territoriale samenhang van de Unie versterkt;

D.

overwegende dat de lidstaten de mogelijkheid hebben gebruik te maken van ETS om uitdagingen als gevolg van de migratiecrisis het hoofd te bieden;

E.

overwegende dat nog steeds slechts weinig Europese burgers het volledig potentieel van de interne EU-markt en de vrijheid van verkeer binnen de EU benutten;

F.

overwegende dat er volgens de beginselen van gedeeld beheer, meerlagig bestuur en partnerschap, ETS-programma's zijn ontwikkeld in een collectief proces waarin een breed scala aan Europese, nationale, regionale en lokale actoren de krachten hebben gebundeld om gemeenschappelijke grensoverschrijdende problemen aan te pakken en de uitwisseling van beproefde praktijken te vergemakkelijken;

G.

overwegende dat er gezamenlijk moet worden nagedacht over de structuur van de ETS na 2020;

Europese meerwaarde van ETS, beproefde praktijken en bijdrage aan de doelen van de Europa 2020-strategie

1.

wijst erop dat ETS een van de twee even belangrijke doelen van het cohesiebeleid 2014-2020 is geworden, met een eigen regelgeving; onderstreept echter dat de ETS-begroting van 10,1 miljard euro slechts 2,8 % van de begroting voor het cohesiebeleid uitmaakt, niet in overeenstemming is met de grote uitdagingen die de ETS moet aangaan en de grote Europese meerwaarde van ETS niet weerspiegelt; herinnert eraan dat het Parlement teleurgesteld was over het resultaat van de onderhandelingen over het MFK voor 2014-2020, met name over de verlaging van de kredieten voor ETS; is ervan overtuigd dat een hoger budget voor ETS in de volgende programmeringsperiode de meerwaarde van het cohesiebeleid zal vergroten; verzoekt om striktere naleving van artikel 174 VWEU inzake territoriale cohesie, met name ten aanzien van plattelandsgebieden en gebieden die een industriële overgang doormaken, alsook van regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de ultraperifere gebieden, de dunbevolkte meest noordelijke regio's en de insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden; verzoekt de Commissie en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid bijzondere aandacht te besteden aan de regio's die het in geografisch en demografisch opzicht het moeilijkst hebben;

2.

wijst erop dat ETS, overeenkomstig de Europa 2020-doelen, een nieuwe vorm heeft gekregen om meer effect te sorteren door thematische concentratie en resultaatgerichtheid centraal te stellen, zonder dat dit ten koste gaat van een regiovriendelijke benadering die ervoor zorgt dat regionale prioriteiten kunnen blijven bestaan; is van mening dat er nadere aandacht moet worden besteed aan de specifieke kenmerken van ETS; vraagt daarom dat ETS-programma's beter worden geëvalueerd om het effect en de meerwaarde ervan aan te tonen;

3.

wijst erop dat grensoverschrijdende samenwerking een uiterst belangrijk instrument is gebleken voor de ontwikkeling van grensgebieden, die als echte proeftuinen van Europese integratie worden beschouwd; benadrukt dat grensoverschrijdende samenwerking in de perioden 2000-2006 en 2007-2013 werd gekenmerkt door een duidelijke oriëntatie op meer strategisch gerichte prioriteiten en beproefde praktijken op het gebied van betere verbindingen en toegankelijkheid, overdracht van kennis en innovatie, versterking van de regionale identiteit, aanpak van milieuproblemen, vergroting van de institutionele capaciteit, gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit, alsook op civiele bescherming, in het kader waarvan nieuwe partnerschappen tot stand werden gebracht en bestaande werden geconsolideerd;

4.

erkent dat transnationale samenwerking nuttig is geweest voor het ondersteunen van onderzoek, innovatie en de kenniseconomie, aanpassing aan de klimaatverandering en bevordering van duurzaam vervoer en mobiliteit door middel van transnationale benaderingen, en heeft bijgedragen aan de vergroting van de institutionele capaciteit; benadrukt dat een geïntegreerde territoriale benadering en transnationale samenwerking bijzonder belangrijk zijn voor de bescherming van het milieu, met name op het gebied van water, biodiversiteit en energie;

5.

erkent dat interregionale samenwerking steden en regio's in staat heeft gesteld samen te werken met betrekking tot tal van kwesties en thema's, met een uitwisseling van ervaringen en beproefde praktijken, en dat hierdoor veel regionaal en lokaal beleid doeltreffender is geworden; meent dat de grote ontwikkelingskloof tussen plattelandsgebieden en stedelijke gebieden en de problemen van grootstedelijke gebieden moeten worden aangepakt;

6.

is van mening dat doeltreffende grensoverschrijdende en transnationale samenwerking een geografisch gebied aantrekkelijker maakt voor handelsondernemingen omdat plaatselijk, regionaal en grensoverschrijdend potentieel en het menselijk kapitaal zo effectief mogelijk wordt benut om beter te voldoen aan de behoeften en verwachtingen van het bedrijfsleven, maar ook om bedrijfsverplaatsingen naar derde landen, ontvolking van EU-regio's en toename van de werkloosheid te voorkomen;

7.

is ervan overtuigd dat ETS een aanzienlijke Europese meerwaarde biedt en bijdraagt tot vrede, stabiliteit en regionale integratie, onder meer in het kader van het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid, alsook wereldwijd dankzij de verspreiding van goede praktijken; is van mening dat grensoverschrijdende samenwerking meerwaarde kan opleveren voor het beheer van de migratiecrisis;

8.

wijst erop dat voor de periode 2014-2020 ongeveer 41 % van de EFRO-begroting (20) voor ETS zal worden geïnvesteerd in maatregelen ter verbetering van het milieu, 27 % in versterking van slimme groei, met inbegrip van onderzoek en innovatie en 13 % in de bevordering van inclusieve groei door middel van activiteiten in verband met werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, terwijl 33 programma's gericht zullen zijn op het verbeteren van algemene grensoverschrijdende verbindingen; merkt voorts op dat 790 miljoen euro zal worden toegewezen aan vergroting van de institutionele capaciteit door het instellen of versterken van samenwerkingsstructuren en het verbeteren van de efficiëntie van openbare diensten;

9.

onderstreept dat het concept van resultaatgerichtheid vereist dat bij Interreg-programma's hoogwaardige samenwerking op projectniveau wordt gewaarborgd en dat er een nieuw soort evaluatie wordt ingevoerd, die rekening houdt met de specifieke aard van elk programma en die de administratieve lasten voor de begunstigden en de beheersautoriteiten helpt verminderen; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de beheerinstanties samen te werken en informatie en beproefde praktijken uit te wisselen om te onderzoeken hoe resultaatgerichtheid aan specifieke ETS-kenmerken kan worden aangepast en hiervoor richtsnoeren uit te vaardigen; erkent dat de volledige meerwaarde van ETS-programma's niet alleen aan de hand van kwantitatieve indicatoren kan worden gemeten en vraagt de Commissie meer kwalitatieve indicatoren vast te stellen om de resultaten van territoriale samenwerking beter weer te geven;

10.

betreurt de late vaststelling van Interreg-programma's en verzoekt de Commissie en de lidstaten dringend om zich in te zetten voor een doeltreffende en succesvolle uitvoering hiervan en voor het wegwerken van obstakels die grensoverschrijdende samenwerking in de weg staan, zodat de kritieke kwesties waarop reeds in de programmeringsperiode 2007-2013 is gewezen, worden vermeden; verzoekt de Commissie alle nodige maatregelen te nemen om meer vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging van ETS-programma's;

11.

betreurt het gebrek aan betrouwbare grensoverschrijdende gegevens en bewijs voor de doeltreffendheid van grensoverschrijdende samenwerking wat betreft de rapportage over resultaten; verzoekt de Commissie, Eurostat en de beheerinstanties dan ook om samen gemeenschappelijke beoordelingscriteria op te stellen en gezamenlijk één databank te coördineren, en methoden te ontwikkelen voor het grensoverschrijdend verstrekken, gebruiken en uitwisselen van betrouwbare gegevens; neemt nota van de bestaande uitdagingen voor de tenuitvoerlegging van geïntegreerde territoriale benaderingen, die voortvloeien uit de zeer uiteenlopende mate van inspraak van de regionale en lokale overheden van de lidstaten;

12.

verzoekt de Commissie, de lidstaten en de beheerinstanties naar behoren gestructureerde monitoringsystemen en evaluatieplannen op te stellen om de behaalde resultaten op het gebied van de Europa 2020-doelen en territoriale integratie beter te kunnen evalueren;

Bijdrage aan de territoriale cohesie

13.

onderstreept dat ETS in belangrijke mate bijdraagt aan de versterking van de EU-doelstelling van territoriale cohesie door verschillende sectorale beleidsmaatregelen op territoriale schaal te integreren; is ingenomen met de studie van het Europees waarnemingsnetwerk voor ruimtelijke ordening (ESPON) getiteld „ET2050: Territorial Scenarios and Visions for Europe”, die kan fungeren als referentiekader voor verdere discussie over de voorbereiding van het cohesiebeleid na 2020;

14.

herinnert aan het belang van geïntegreerde territoriale investeringen (ITI) en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD), die niet breed genoeg in de Interreg-programma's voor 2014-2020 worden ingevoerd en moedigt de lidstaten aan hier meer gebruik van te maken, benadrukkend dat dit een sterkere participatie van de regio's en de lokale overheden zal vereisen; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorlichtings- en opleidingsprogramma's op te zetten voor de begunstigden;

15.

is van mening dat de nieuwe instrumenten voor territoriale ontwikkeling, zoals ITI en CLLD, kunnen dienen voor investeringen in infrastructuur op sociaal, gezondheidszorg- en onderwijsgebied, de sanering van achtergebleven stedelijke gebieden, het scheppen van werkgelegenheid en andere maatregelen die tot doel hebben het isolement van migranten te verkleinen en hun integratie te bevorderen;

16.

beveelt aan speciale aandacht te schenken aan projecten die tot doel hebben gemeenten en regio's aan te passen aan de nieuwe demografische situatie en de daaruit voortvloeiende onevenwichtigheden tegen te gaan, met name door: 1) de sociale en mobiliteitsinfrastructuur aan de demografische veranderingen en migratiestromen aan te passen; 2) goederen en diensten aan te bieden die specifiek op de verouderende bevolking zijn gericht; 3) arbeidskansen voor ouderen, vrouwen en migranten te ondersteunen en zo de sociale inclusie te bevorderen; 4) digitale verbindingen te verbeteren en platforms tot stand te brengen die de burgers in de meest afgelegen gebieden in staat stellen deel te nemen aan en te interageren met de diverse administratieve, sociale en politieke diensten van instanties op alle niveaus (lokaal, regionaal, nationaal en Europees);

17.

wijst op de rol van ETS in insulaire, ultraperifere en dunbevolkte regio's en berg- en plattelandsgebieden als belangrijk instrument om hun regionale samenwerking en integratie te versterken; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem bijzondere aandacht te besteden aan het gebruik van de ETS-fondsen in deze regio's, ook die met grenzen met derde landen, teneinde de tenuitvoerlegging van met ETS-middelen gefinancierde grensoverschrijdende projecten te verbeteren;

18.

wijst op de complementaire aard van ETS en macroregionale strategieën bij het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen in grotere functionele gebieden, alsook op de positieve rol die macroregionale strategieën kunnen spelen in de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen waarmee macroregio's worden geconfronteerd;

19.

is van mening dat moet worden gestreefd naar meer coördinatie, synergie en complementariteit tussen grensoverschrijdende en transnationale elementen met het oog op een betere samenwerking en integratie in grotere strategische gebieden; vraagt om betere coördinatie tussen beheerinstanties en partijen die een rol spelen in de macroregionale strategieën; dringt er bij de Commissie op aan de samenwerking te versterken en de ETS-programma's beter af te stemmen op de nationale en regionale programma's tijdens de uitwerking daarvan, teneinde complementariteit aan te moedigen en overlapping te voorkomen;

20.

merkt op dat sommige regio's te maken hebben met grote uitdagingen op het gebied van migratie en moedigt het gebruik en de spoedeisende tenuitvoerlegging van Interreg-programma's aan om onder meer de vluchtelingencrisis aan te pakken en te zorgen voor de uitwisseling van beproefde praktijken tussen plaatselijke en regionale autoriteiten in grensgebieden, met inbegrip van derde landen, met name door middel van macroregionale strategieën;

Steun voor onderzoek en innovatie

21.

wijst op de resultaten op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals gezamenlijke onderzoeksprojecten, samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven, oprichting van internationale grensuniversiteiten, grensoverschrijdende onderzoekscentra en opleidingsinstituten, de totstandbrenging van grensoverschrijdende clusters en netwerken van ondernemingen, grensoverschrijdende starterscentra en adviesdiensten voor kmo's, „high-tech”-profilering om buitenlandse investeerders aan te trekken, enz.; wijst op de belangrijke rol die Interreg-programma's vervullen bij de versterking van het concurrentievermogen en het vergroten van innovatiemogelijkheden van regio's doordat zij synergie tussen slimme specialisatiestrategieën, samenwerking tussen clusters en ontwikkeling van innovatienetwerken bevorderen; vraagt de Commissie een volledig overzicht te geven van de territoriale samenwerking in het kader van het EFRO en het ESF op basis van het gemeenschappelijk strategisch kader (bijlage I bij de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (Verordening (EU) nr. 1303/2013));

22.

is zich ervan bewust dat investeringen op het gebied van slimme groei, met inbegrip van onderzoek en innovatie, 27 % van de EFRO-gelden voor programma's voor grensoverschrijdende samenwerking voor de periode 2014-2020 vertegenwoordigen (21); merkt tevens op dat 35 % van de begroting van de transnationale programma's wordt besteed aan steun voor slimme groei door versterking van onderzoek en innovatie;

23.

benadrukt dat er grensoverschrijdend innovatiebeleid moet worden ontwikkeld, zoals gemeenschappelijke onderzoeks- en mobiliteitsprogramma's, gemeenschappelijke onderzoekinfrastructuur, partnerschappen en samenwerkingsnetwerken; vestigt de aandacht op het feit dat verschillen in wetgeving tussen de lidstaten een belemmering vormen voor gezamenlijke inspanningen om onderzoek en innovatie over de grenzen heen uit te breiden;

24.

wijst er nadrukkelijk op dat synergie en complementariteit tussen programma's en fondsen zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen), Horizon 2020, het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en andere EU-fondsen moeten zorgen voor maximale kwantiteit, kwaliteit en impact van de investeringen in onderzoek en innovatie; beveelt aan dat plaatselijke en regionale autoriteiten volledig gebruik maken van de mogelijkheden om die fondsen te combineren om kmo's, onderzoek en innovatieprojecten te ondersteunen, eventueel met inbegrip van grensoverschrijdende projecten; roept de kmo's ertoe op optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die deze fondsen bieden om bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van die ETS-programma's;

25.

verzoekt dringend grensoverschrijdende innovatiestrategieën vast te stellen en daarbij te zorgen voor complementariteit met reeds bestaande slimme specialisatiestrategieën en andere bestaande programma's en strategieën; spoort aan tot verkenning van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende synergieën en tot beschikbaarstelling van verschillende financieringsbronnen;

26.

benadrukt dat financieringsinstrumenten een integraal onderdeel van ETS-programma's moeten vormen door een aanvulling te vormen op subsidies, met als doel de toegang van kmo's tot financiering, onderzoek en innovatie te ondersteunen; is van mening dat er, als er meer gebruik wordt gemaakt van financieringsinstrumenten, meer investeringen kunnen worden aangetrokken voor de Interreg-projecten, waardoor er nieuwe banen kunnen worden gecreëerd en betere resultaten kunnen worden behaald; wijst op het fundamentele belang van initiatieven op het gebied van technische bijstand en aangepaste opleiding om ten volle te kunnen profiteren van het gebruik van financieringsinstrumenten, zelfs in minder ontwikkelde gebieden;

Bestuur en beleidscoördinatie

27.

herinnert eraan dat in het zesde cohesieverslag te weinig aandacht wordt besteed aan ETS, terwijl dit sinds de programmeringsperiode 2007-2013 een volwaardige doelstelling van het cohesiebeleid is; herinnert aan het potentieel van de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), niet alleen als instrument voor het ondersteunen en bevorderen van Europese territoriale samenwerking en voor het beheren van grensoverschrijdende projecten, maar ook als middel om bij te dragen aan een volledig geïntegreerde territoriale ontwikkeling en als flexibel platform voor meerlagig bestuur;

28.

is ingenomen met de vereenvoudigde EGTS-verordening (Verordening (EU) nr. 1302/2013), en verzoekt de lidstaten zich meer in te zetten voor het faciliteren van de oprichting van dergelijke groeperingen; wijst er echter op dat deze verordening niet voldoende is om alle wettelijke obstakels voor grensoverschrijdende samenwerking uit de weg te ruimen; is ingenomen met het initiatief van het Luxemburgse voorzitterschap dat een speciaal instrument voor grensregio's heeft voorgesteld dat lidstaten de mogelijkheid biedt om specifieke wettelijke bepalingen overeen te komen; is ingenomen met het initiatief van de Commissie om tegen het eind van 2016 een analyse te maken van de obstakels die grensoverschrijdende samenwerking in de weg staan, waarbij wordt gekeken naar oplossingen en voorbeelden van beproefde praktijken; verzoekt de Commissie om in deze analyse ook een studie over de behoeften van grensregio's op te nemen; kijkt met belangstelling uit naar de resultaten van de EU-brede openbare raadpleging van de Commissie, die op 21 september 2015 is gestart, over de resterende obstakels voor grensoverschrijdende samenwerking; verzoekt de Commissie in haar analyse rekening te houden met de aanbevelingen van het Parlement en de uitkomsten van de openbare raadpleging;

29.

is van mening dat Interreg-programma's overeengekomen programmaprioriteiten en afspraken over de aanpak van de interventie moeten eerbiedigen en een aanvulling moeten vormen op andere toepasselijke financiering, en dat zij tevens steun moeten bieden bij het oplossen van migratiekwesties en doeltreffend integratiebeleid moeten bevorderen; wenst dat gebruik wordt gemaakt van de bereidheid van de Commissie om snel de wijzigingen in de operationele programma's 2014-2020 te behandelen en goed te keuren wanneer de lidstaten daarom vragen met als enige doel een oplossing te vinden voor problemen in verband met de vluchtelingencrisis;

30.

moedigt aan tot een bredere toepassing van financieringsinstrumenten als flexibele mechanismen naast subsidies; wijst erop dat financieringsinstrumenten, als ze doeltreffend worden gebruikt, het effect van financiering aanzienlijk kunnen vergroten; benadrukt in dit verband dat er duidelijke, consistente en doelgerichte regels inzake financieringsinstrumenten nodig zijn om de voorbereiding en tenuitvoerlegging voor fondsbeheerders en begunstigden gemakkelijker te maken; vestigt de aandacht op de mogelijkheid om gebruik te maken van specifieke deskundigheid en knowhow via de instrumenten voor financiële engineering en technische bijstand van de EIB;

31.

onderstreept dat de mogelijke complementariteit tussen Interreg-programma's en andere door de EU gefinancierde programma's in de periode 2007-2013 niet voldoende is beoordeeld; roept op tot instelling van geschikte coördinatiemechanismen om te zorgen voor doeltreffende coördinatie, complementariteit en synergie tussen de ESI-fondsen en andere gemeenschaps- en nationale financieringsinstrumenten, zoals Horizon 2020, en met het EFSI en de EIB;

32.

adviseert lopende evaluaties gericht op de speciale beoordeling van de doeltreffendheid van de synergie tussen programma's op te nemen in de evaluatieplannen van de beheerinstanties;

33.

benadrukt dat grensoverschrijdende arbeidsmarkten steeds belangrijker worden en een enorme dynamiek voor het scheppen van rijkdom en banen inhouden; verzoekt de Commissie en de lidstaten ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden van de Interreg-programma's om grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken, onder meer door middel van de bevordering van het beginsel van gelijke kansen, door, indien nodig, het administratieve en sociale regelgevingskader aan te passen en door meer overleg te plegen tussen alle bestuursniveaus;

34.

pleit voor meer synergie en complementariteit tussen de ETS-programma's en de Eures-diensten, aangezien deze een bijzonder belangrijke rol spelen in grensoverschrijdende regio's met veel grensarbeiders; vraagt de lidstaten en de regio's volop gebruik te maken van de mogelijkheden die de Eures-diensten bieden voor werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit in de hele EU;

35.

is ervan overtuigd dat het beginsel van meerlagig bestuur, het partnerschapsbeginsel en de daadwerkelijke toepassing van de Europese gedragscode bijzonder belangrijk zijn voor de ontwikkeling van Interreg-programma's;

Vereenvoudiging

36.

benadrukt dat, ongeacht het bestaan van afzonderlijke regelgeving voor ETS, de uitvoering van territoriale samenwerkingsprogramma's verder vereenvoudigd moeten worden en verzoekt de groep op hoog niveau inzake vereenvoudiging maatregelen te overwegen voor vereenvoudiging en vermindering van de administratieve last voor begunstigden voordat wordt begonnen met het wetgevingsvoorstel inzake ETS en de opstelling van de Interreg-programma's voor de periode na 2020;

37.

verzoekt de Commissie speciale maatregelen voor te stellen om de regels voor rapportage, auditing en staatssteun te vereenvoudigen en procedures te harmoniseren; dringt erop aan standaardvereisten te formuleren voor alle Interreg-programma's per onderdeel;

38.

verzoekt de lidstaten hun nationale bepalingen te vereenvoudigen en overregulering („gold-plating”) te vermijden; dringt aan op de invoering van e-cohesie en stroomlijning van administratieve procedures;

39.

benadrukt dat de regelingen voor betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en particuliere belanghebbenden moeten worden verbreed en dat daarbij steeds rekening moet worden gehouden met de noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht; wijst erop dat de totstandbrenging van publiek-private partnerschappen een aantal potentiële voordelen kan opleveren, maar een risico op belangenconflict inhoudt dat op passende wijze moet worden tegengegaan met zowel harde als zachte wetgevingsinstrumenten; verzoekt de Commissie tijdig consistente en duidelijke richtsnoeren te verstrekken voor de toepassing van financieringsinstrumenten in ETS-programma's;

40.

benadrukt dat alle vereenvoudigingen in programma's ten behoeve van groei en werkgelegenheid ook voor Interreg-programma's moeten gelden;

41.

benadrukt dat het van belang is in het kader van de toepassing van de vereenvoudigingsmaatregelen mechanismen te creëren voor de begeleiding van begunstigden;

42.

is van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan het bundelen van de krachten in het veld en het bevorderen van wederzijds vertrouwen tussen de actoren over de grenzen heen, en dat financieringsinstrumenten bij deze inspanningen een waardevolle hulp kunnen zijn;

Aanbevelingen voor de toekomst

43.

is van mening dat ETS haar effectiviteit heeft bewezen en dat het potentieel ervan verder moet worden ontwikkeld; wijst op het potentieel ervan buiten het regionaal beleid op terreinen als de interne markt, de digitale agenda, werkgelegenheid, mobiliteit, energie, onderzoek, onderwijs, cultuur, gezondheid en het milieu, en verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve te overwegen om ETS als een belangrijk instrument te behouden en daar in het cohesiebeleid na 2020 een duidelijker rol aan toe te kennen en een aanzienlijk ruimer budget;

44.

vindt dat de fundamentele samenwerkingsfilosofie, met inbegrip van het hoofdbegunstigdebeginsel, en de huidige structuur van ETS moeten worden gehandhaafd, evenals de nadruk op de grensoverschrijdende component; vraagt de Commissie na te gaan of er op basis van de 25 jaar ervaring met ETS een reeks geharmoniseerde criteria kan worden ontwikkeld, die niet alleen gebaseerd zijn op bevolkingsomvang, maar ook op specifieke sociaal-economische en territoriale kenmerken;

45.

benadrukt het belang van grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen van de EU in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun en het Europees nabuurschapsinstrument; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat beproefde praktijken die tot lastenverlichting voor de begunstigden van Interreg-programma's leiden, ook kunnen worden toegepast op programma's die aan de buitengrenzen van de EU worden uitgevoerd;

46.

herinnert aan de mogelijkheden voor samenwerking aan de basis tussen burgers die het zogenoemde Fonds voor kleinschalige projecten biedt, dat financiële middelen beschikbaar stelt voor kleine of microprojecten ter bevordering van engagement van burgers, met speciale aandacht voor kleinschalige grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten tussen naburige grensregio's; wenst dat de financiering van dergelijke projecten wordt aangemoedigd, maar wijst erop dat dit extra inspanningen op het vlak van vereenvoudiging en flexibiliteit zal vereisen;

47.

moedigt aan tot het opstellen van gemeenschappelijke strategieën voor grensgebieden die tot doel hebben een geïntegreerde en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen en die onder meer bestaan in de uitvoering en verspreiding van geïntegreerde benaderingen en de harmonisatie van administratieve procedures en wettelijke bepalingen over de grenzen heen; wijst erop hoe belangrijk het is om een evenwichtige territoriale ontwikkeling binnen regio's te bevorderen;

48.

meent dat er meer aandacht moet worden besteed aan het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking tussen grensregio's in de bergen, met prioriteit voor plattelandsgebieden;

49.

benadrukt dat culturele samenwerking een van de doelstellingen van de Europese territoriale samenwerking moet zijn; is daarom van mening dat samenwerking op het gebied van cultuur en onderwijs tussen grensgebieden die hetzelfde culturele en taalkundige erfgoed delen, sterker moet worden aangemoedigd;

50.

wenst dat regio's en lokale instanties een grotere en belangrijkere rol krijgen bij het voorstellen, beheren en evalueren van ETS, met name wat grensoverschrijdende samenwerking betreft, rekening houdend met het feit dat een aantal regio's reeds dergelijke bevoegdheden hebben;

51.

roept de Commissie rekening te houden met de rol van financieringsinstrumenten als aanvulling op subsidies; acht het van essentieel belang dat er nauwer wordt samengewerkt met de EIB bij het ondersteunen van kmo's en bij het inzetten van de financiële en technische deskundigheid van zowel de Commissie als de EIB als katalysator voor investeringen; verzoekt de Commissie en de EIB de financieringsinstrumenten beter af te stemmen op de doelstellingen van territoriale samenwerking;

52.

verzoekt de Commissie, de lidstaten en de beheerinstanties het voorstel van het Luxemburgse voorzitterschap met betrekking tot de ontwikkeling van een nieuw rechtsinstrument voor het cohesiebeleid na 2020 in overweging te nemen, op grond van de resultaten van de evaluaties achteraf, de uitvoering van de programma's voor 2014-2020 en een deugdelijke effectbeoordeling;

53.

roept de Commissie en de lidstaten op in 2016 op EU-niveau een breed en gestructureerd debat te houden over de toekomst van ETS na 2020, met het oog op de voorbereiding van het cohesiebeleid voor de periode na 2020; benadrukt dat het debat eerst en vooral betrekking moet hebben op kwesties in verband met de structuur van de ETS en de procedure voor de toewijzing van programmabudgetten, alsook op de werkzaamheden met het oog op de totstandbrenging van nieuwe mechanismen om bredere toepassing van het concept van resultaatgerichtheid te waarborgen; vraagt de Commissie samen te werken met het Comité van de Regio's en de belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld en op regionaal niveau;

54.

vraagt om een territoriale visie van de EU op basis van het groenboek inzake territoriale cohesie (COM(2008)0616) en merkt op dat het toekomstige witboek inzake territoriale cohesie ook van belang zou kunnen zijn voor de volgende programmeringsperiode na 2020;

Bewustmaking van het publiek en betere zichtbaarheid

55.

betreurt dat ETS-programma's weinig bekend zijn bij het publiek en onvoldoende zichtbaar zijn en verzoekt om effectievere communicatie over de doelstellingen ervan, de mogelijkheden die zij bieden en de manieren waarop projecten kunnen worden uitgevoerd en, achteraf, over de resultaten van afgeronde projecten; roept de Commissie, de lidstaten en de beheerinstanties op mechanismen en brede institutionele samenwerkingsplatforms in het leven te roepen met het oog op meer zichtbaarheid en bewustmaking; vraagt de Commissie in kaart te brengen welke resultaten de ETS-programma's en -projecten tot dusver hebben opgeleverd en daaraan ruime bekendheid te geven;

56.

vraagt de Commissie en de lidstaten meer aandacht te besteden aan de rol die de EGTS kan spelen om doeltreffender in de lokale behoeften in grensregio's te voorzien;

57.

erkent het belang van de rol die de actoren in het veld spelen en van ondersteuning bij de uitwerking van projecten, en moedigt de beheersautoriteiten aan om de bestaande voorlichtingsinstrumenten, zoals de regionale contactpunten, te versterken;

58.

wijst erop dat goede samenwerking tussen de Commissie, de EIB en de plaatselijke en regionale autoriteiten essentieel is voor een succesvol gebruik van financieringsinstrumenten voor territoriale ontwikkeling en voor het cohesiebeleid als geheel; benadrukt in dit verband dat er meer uitwisseling van ervaringen en kennis moet komen tussen de Commissie en de EIB enerzijds en de plaatselijke en regionale autoriteiten anderzijds;

59.

erkent het belang van de rol van territoriale (veld)animatie, verspreiding van informatie, bewustmaking op lokaal niveau en projectondersteuning, en moedigt de beheersautoriteiten daarom aan om nuttige instrumenten zoals territoriale contactpunten te versterken;

60.

roept op tot verbetering van de coördinatie tussen de Commissie, beheerinstanties en alle belanghebbenden teneinde de thematische resultaten van projecten aan een kritische analyse te onderwerpen, zowel successen als tekortkomingen te benadrukken en aanbevelingen te doen voor de periode na 2020, en tevens te zorgen voor transparantie en nabijheid tot de burgers;

o

o o

61.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.