Home

Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2016 over de zaak van Ildar Dadin, gewetensgevangene in Rusland (2016/2992(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2016 over de zaak van Ildar Dadin, gewetensgevangene in Rusland (2016/2992(RSP))

27.6.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/85


P8_TA(2016)0446

De zaak van Ildar Dadin, gewetensgevangene in Rusland

Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2016 over de zaak van Ildar Dadin, gewetensgevangene in Rusland (2016/2992(RSP))

(2018/C 224/13)

Het Europees Parlement,

gezien zijn vorige verslagen, aanbevelingen en resoluties over Rusland, met name zijn aanbeveling van 23 oktober 2012 aan de Raad betreffende gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak Sergej Magnitskij (1), zijn resoluties van 13 juni 2013 over de rechtsstaat in Rusland (2), en van 13 maart 2014 over Rusland: veroordeling van demonstranten die betrokken waren bij de protesten op het Bolotnaya-plein (3), gezien zijn aanbeveling van 2 april 2014 aan de Raad over de instelling van gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak-Magnitskij (4); en zijn resoluties van 23 oktober 2014 over het sluiten van de ngo Memorial (winnaar van de Sacharov-prijs 2009) in Rusland (5), van 12 maart 2015 over de moord op de Russische oppositieleider Boris Nemtsov en de toestand van de democratie in Rusland (6), van 10 juni 2015 over de stand van zaken in de betrekkingen tussen de EU en Rusland (7) en van 10 september 2015 over Rusland, met name de gevallen Eston Kohver, Oleg Sentsov en Aleksandr Koltsjenko (8),

gezien de resultaten van de top EU-Rusland van 3 en 4 juni 2013 en het overleg over de mensenrechten van 19 mei 2013,

gezien de Russische grondwet, met name artikel 29, waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd en artikel 31, dat het recht op vreedzame vergadering omvat,

gezien artikel 135, lid 5 en artikel 123, lid 4 van het Reglement,

A.

overwegende dat begin december 2015 een activist van de Russische oppositie, Ildar Dadin, tot drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld na het organiseren van een reeks vreedzame demonstraties en bijeenkomsten tegen de oorlog, als eerste persoon in Rusland die veroordeeld is op grond van de in 2014 vastgestelde strenge wetgeving inzake openbare vergaderingen;

B.

overwegende dat Ildar Dadin veroordeeld was tot een gevangenisstraf van drie jaar, een hogere straf dan de twee jaar die de aanklager had geëist, en welke in beroep is teruggebracht tot tweeënhalf jaar;

C.

overwegende dat tijdens zijn voortdurende opsluiting de heer Dadin, naar verluidt, meerdere malen gefolterd, geslagen, onmenselijk behandeld en met de dood bedreigd is door de Russische autoriteiten in strafkolonie nummer 7 in Karelië;

D.

overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het verzoek van de advocaat van de heer Dadin heeft ingewilligd en de Russische Federatie ertoe verplicht heeft Ildar Dadin naar een andere penitentiaire inrichting over te plaatsen, ervoor te zorgen dat effectief onderzoek wordt verricht, en ervoor in te staan dat hij met zijn juridisch vertegenwoordiger kan communiceren;

E.

overwegende dat de zaak Ildar Dadin niet op zichzelf staat en geloofwaardige mensenrechtenverslagen wijzen op het systematisch gebruik van foltering en slechte en onmenselijke behandeling in het Russische strafrechtsysteem; overwegende dat degenen die in gevangenissen, straf- en detentiecentra folteren en mishandelen, of daarvoor verantwoordelijk zijn, dikwijls ongestraft blijven;

F.

overwegende dat op 3 november 2016 de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Thorbjorn Jagland, over de beschuldigingen van mishandeling zijn bezorgdheid heeft uitgesproken tegen Alexander Konovalov, minister van Justitie van de Russische Federatie;

G.

overwegende dat de afgelopen jaren het aantal politieke gevangenen in het land aanzienlijk is toegenomen en momenteel volgens het Memorial-mensenrechtencentrum 102 personen bedraagt, waaronder Aleksandr Fjodorovitsj, Ivan Nepomnjasjtsjij, Dmitrij Boetsjenkov, Vladimir Ionov, Maksim Panfilov, en anderen; overwegende dat gebleken is dat Rusland de Europese Conventie van de Rechten van de Mens in 2015 109 keer heeft geschonden, met andere woorden, meer dan welk ander land dan ook;

H.

overwegende dat er 2015 197 mensen zijn overleden in politiehechtenis, waaronder 109 als gevolg van een „plotselinge verslechtering van de gezondheidstoestand” en 62 door zelfmoord, wat doet vermoeden dat gedetineerden in het penitentiaire stelsel van de Russische Federatie op grote schaal mishandeld, gefolterd en slecht behandeld worden;

I.

overwegende dat op 26 oktober 2016 een rechtbank in Moskou een boete van 300 000 roebel heeft opgelegd aan het Yuri Levada Analytisch Centrum (Levada Centrum), een van de drie grote organisaties die in Rusland onderzoek doet naar de publieke opinie, omdat deze had nagelaten zich als een „buitenlandse agent” te registreren;

J.

overwegende dat president Poetin onlangs een decreet heeft ondertekend waarbij Rusland weigert deel te nemen aan het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; overwegende dat in een verklaring, het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken de werkzaamheden van het Hof als „inefficiënt en eenzijdig” heeft omschreven en zich bezorgd heeft getoond over zijn onderzoek naar de gebeurtenissen in Zuid-Ossetië in augustus 2008; overwegende dat aanklagers van het Hof op de website van het Hof een verslag hebben geplaatst waarin geconcludeerd wordt dat: „de Russische bezetting gepaard is gegaan met het lastigvallen en intimidatie van de Krim-Tataren”;

K.

overwegende dat in oktober 2016 de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties besloten heeft Rusland niet meer als lid te kiezen, nadat meer dan 80 mensenrechtenorganisaties en internationale hulporganisaties een brief hadden ondertekend waarin bij de VN-leden erop werd aangedrongen de verkiezing van Rusland in dat orgaan te blokkeren;

1.

verzoekt de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Ildar Dadin en allen die gevangen gehouden worden op grond van valse dan wel ongegronde beschuldigingen of omdat zij gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering;

2.

is ernstig bezorgd dat de strafwet van de Russische Federatie is gewijzigd met een artikel waarin nieuwe beperkingen worden gesteld aan openbare bijeenkomsten en bepaald wordt dat dergelijke bijeenkomsten strafbaar zijn;

3.

dringt er bij de Russische autoriteiten op aan, met deelname van onafhankelijke deskundigen op het gebied van mensenrechten, een grondig en transparant onderzoek te verrichten naar de door Ildar Dadin geuite beschuldigingen van foltering en mishandeling; verlangt een onafhankelijk onderzoek naar de beschuldigingen van foltering, mishandeling en vernederende en inhumane behandeling door overheidsfunctionarissen in Russische detentiecentra, werkkampen en gevangenissen;

4.

verzoekt in dit verband de Russische Federatie een grondige herziening van het penitentiaire stelsel uit te voeren met het oog op een drastische hervorming van het systeem en de normen die in internationale verdragen zijn overeengekomen volledig na te leven;

5.

drukt zijn solidariteit uit met degenen die in Rusland en in de tijdelijk bezette gebieden van Oekraïne, op grond van valse en ongegronde beschuldigingen gearresteerd zijn, waaronder de Krim-Tataren, en verzoekt om hun onmiddellijke vrijlating;

6.

herinnert Rusland aan het belang van volledige nakoming van zijn internationale juridische verplichtingen, als lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, en van de inachtneming van de fundamentele mensenrechten en de rechtsstaat, verankerd in verschillende internationale verdragen en overeenkomsten die door Rusland ondertekend zijn en waarbij het partij is; benadrukt dat de Russische Federatie in het kader van de internationale samenwerking uitsluitend als een betrouwbare partner kan worden beschouwd als het zijn verplichtingen uit hoofde van het internationale recht nakomt; spreekt in dit verband zijn bezorgdheid uit over het presidentiële decreet waarbij Rusland zich uit het Internationaal Strafhof terugtrekt;

7.

verzoekt de regering van Rusland om concrete en onmiddellijke maatregelen te treffen tot naleving van alle uitspraken van het ECHR ten aanzien van Rusland; betreurt het in dit verband dat de Russische Federatie, in nieuwe wetgeving die in december 2015 is vastgesteld, zijn constitutioneel hof de bevoegdheid heeft toegekend om uitspraken van het ECHR te vernietigen;

8.

dringt er bij de Raad op aan een gezamenlijk beleid ten aanzien van Rusland te formuleren, zodat de 28 lidstaten en de EU-instellingen gebonden zijn aan één duidelijke boodschap over de plaats van de mensenrechten in de betrekkingen tussen de EU en Rusland en de naleving van internationaal recht; verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), tezamen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Commissie, een inhoudelijke en concrete strategie te ontwikkelen voor de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en de maatschappelijke organisaties in Rusland, waarbij gebruikgemaakt wordt van het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten;

9.

verzoekt de Raad een reeks gerichte sancties vast te stellen om degenen te straffen die verantwoordelijk zijn voor de slechte behandeling van Ildar Dadin en andere mensenrechtenactivisten;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de EDEO, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.