Home

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad

Brussel, 19.1.2016

COM(2016) 7 final

2016/0002(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad

{SWD(2016) 4 final}
{SWD(2016) 5 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Efficiënte samenwerking tussen lidstaten en uitwisseling van strafregistergegevens over veroordeelden is een onmisbare voorwaarde voor een goed functionerende gemeenschappelijke ruimte van recht en veiligheid.

De Europese Raad en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken hebben bij verschillende gelegenheden gewezen op het belang van verbetering van het bestaandeEuropees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben in de Verklaring van Riga van 29 januari 2015 benadrukt dat de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen belangrijk is voor iedere strategie in de strijd tegen criminaliteit en terrorisme1. Op 20 november 2015 concludeerde de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken dat de strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme erbij gebaat zou zijn als de lidstaten ECRIS ten volle zouden benutten en als de Commissie een voorstel zou indienen voor uitbreiding van ECRIS naar onderdanen van derde landen2. In zijn Conclusies over terrorismebestrijding van diezelfde dag heeft de Raad van ministers de lidstaten verzocht ECRIS ten volle te benutten en zijn waardering uitgesproken voor het voornemen van de Commissie om uiterlijk in januari 2016 een ambitieus voorstel in te dienen voor uitbreiding van ECRIS naar de onderdanen van derde landen3. De Europese Raad van 17 en 18 december 2015 herhaalde dat de recente terroristische aanvallen met name erop wijzen hoe urgent het is om meer informatie te gaan uitwisselen over terroristische activiteiten, vooral wat betreft uitbreiding van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) naar onderdanen van derde landen4.

Verbetering van ECRIS maakt ook deel uit van de Europese veiligheidsagenda5. De Commissie benadrukte de toegevoegde waarde van EU-maatregelen voor de uitwisseling van informatie, operationele samenwerking en andere ondersteuning en zegde toe meer vaart te zetten achter de lopende werkzaamheden ter verbetering van ECRIS voor onderdanen van derde landen en is bereid om bij te dragen aan de doeltreffende uitvoering ervan.

ECRIS is een elektronisch systeem voor de uitwisseling van informatie over eerdere veroordelingen van een specifiek persoon door strafgerechten in de EU, ten behoeve van een strafrechtelijke procedure tegen een persoon en, indien toegestaan onder de nationale wetgeving, andere doeleinden. Het systeem is gebaseerd op Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad en Besluit 2009/316/JBZ van de Raad6.

Het onderliggende uitgangspunt van ECRIS is dat volledige informatie over eerdere veroordelingen van een onderdaan van de EU verkregen kan worden van de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft. De lidstaat van veroordeling dient informatie en actuele gegevens in verband met eerdere veroordelingen van een onderdaan van een andere lidstaat bekend te maken aan de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft. De lidstaat van nationaliteit moet deze informatie opslaan en kan derhalve op verzoek uitvoerige en actuele gegevens7 uit het strafregister over zijn onderdanen verstrekken, ongeacht waar in de EU de betrokkene is veroordeeld.

Gestandaardiseerde elektronische formats8 maken het mogelijk om snel en op efficiënte en direct begrijpelijke wijze in alle EU-talen te communiceren9. Speciaal aangewezen centrale autoriteiten in iedere lidstaat vormen de contactpunten binnen het ECRIS-netwerk met betrekking tot alle taken, waaronder het doen van kennisgevingen, het opslaan van informatie en het verzoeken om of verstrekken van strafregistergegevens.

Hoewel het ook nu reeds mogelijk is informatie uit te wisselen over veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen ("ODL") via ECRIS, bestaat er geen procedure of mechanisme om dat efficiënt te doen, en wel om de volgende redenen:

Aangezien er voor ODL geen lidstaat is waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, moeten verzoeken worden verzonden naar alle lidstaten van veroordeling teneinde een compleet overzicht te verkrijgen van het strafregister van een specifiek persoon. Een verzoekende lidstaat weet over het algemeen niet in welke lidstaat of lidstaten een specifieke ODL eerder is veroordeeld.

Als één lidstaat over die informatie zou willen beschikken, zou hij daartoe een verzoek moeten verzenden naar alle lidstaten ("algemeen verzoek"). Dit leidt tot een administratieve last in alle lidstaten, waaronder dus ook de landen (de meerderheid) die niet over de gewenste informatie beschikken. Als lidstaten iedere keer als zij een ODL willen veroordelen om informatie zouden verzoeken, dan zou de administratieve last van dergelijke "algemene verzoeken" oplopen tot een geschatte 78 miljoen EUR per jaar. De kosten van het beantwoorden van "algemene verzoeken" worden niet gecompenseerd door een gelijkwaardig voordeel en zijn feitelijk voor niets gemaakt, aangezien de meeste antwoorden geen resultaat bevatten. Dit is met name nadelig voor kleinere lidstaten, die verplicht zijn alle verzoeken te beantwoorden zonder noodzakelijkerwijs over de juiste middelen daarvoor te beschikken. Bovendien kan een stroom aan onnodige verzoeken het vertrouwen in de betrouwbaarheid en het functioneren van het ECRIS-netwerk als geheel ondermijnen. Gebruikers zouden immers tot de slotsom kunnen komen dat het gebrek aan efficiëntie van ECRIS-ODL tekenend is voor ECRIS als geheel.

In de praktijk vermijden de lidstaten het verzenden van "algemene verzoeken" en gaan zij vaak alleen uit van de gegevens in hun eigen nationale strafregisters. Dit betekent dat de verantwoordelijke autoriteiten in de lidstaten vaak niet beschikken over volledige strafbladgegevens van ODL. Zo werden er in 2014 in 19 lidstaten 558 000 ODL veroordeeld, maar werden in ECRIS slechts 23 000 verzoeken (uit de 25 lidstaten die deelnemen aan ECRIS) in verband met ODL gedaan.

De doelstelling van het voorstel sluit geheel aan bij de prioriteit van de Commissie om grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te bestrijden als gemeenschappelijke Europese verantwoordelijkheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Dit is een van de initiatieven van de Europese veiligheidsagenda, en zal ertoe leiden dat ECRIS zowel gegevens uit het strafregister bevat van onderdanen van de EU als van ODL.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

Andere beoogde EU-maatregelen in de context van gegevensuitwisseling en samenwerking bij de bestrijding en preventie van criminaliteit zouden het probleem van de inefficiënte uitwisseling van strafregistergegevens ten aanzien van veroordeelde ODL niet verhelpen of verminderen. De instrumenten voor gegevensuitwisseling die in de Europese veiligheidsagenda worden genoemd (zoals SIS II, Prüm en Eurodac) kunnen niet dienen als alternatief om de wijze van gegevensuitwisseling omtrent strafrechtelijke veroordelingen van ODL te verbeteren, aangezien ze voor een ander doel zijn ontworpen.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De verbetering van ECRIS ten aanzien van ODL maakt deel uit van de strategie die in de Europese veiligheidsagenda wordt geschetst. De uitwisseling van strafregistergegevens ondersteunt bovendien de toepassing van Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad10, waarin is bepaald dat de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten tijdens strafrechtelijke procedures rekening moeten houden met eerdere veroordelingen die in andere lidstaten tegen dezelfde persoon zijn uitgesproken wegens andere feiten, ongeacht de nationaliteit van de betrokkene.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorgestelde rechtsinstrument is een richtlijn op basis van artikel 82, lid 1, onder d, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 82, lid 1, onder d, is de rechtsgrondslag voor het recht van de Unie op te treden op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken om in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen. De voorgestelde maatregel valt in haar geheel binnen dit terrein. Het voorstel leidt tot aanpassing van de bestaande EU-wetgeving op dit terrein.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het bestaande systeem voor de uitwisseling van strafregistergegevens over veroordeelde ODL kan niet op het niveau van de lidstaten worden verbeterd. Een gemeenschappelijk mechanisme voor een gestandaardiseerde, snelle, gecoördineerde en efficiënte uitwisseling van gegevens tussen lidstaten vereist een gezamenlijke inspanning. Dit kan niet unilateraal door een enkele lidstaat noch bilateraal tussen lidstaten worden bereikt. Het is per definitie een taak die op EU-niveau opgepakt zal moeten worden.

Evenredigheid

Een efficiënte uitwisseling van strafregistergegevens helpt in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit en draagt sterk bij aan het in de praktijk brengen van het beginsel van wederzijdse erkenning van uitspraken en rechterlijke beslissingen in een gemeenschappelijke ruimte van recht en veiligheid waarin mensen zich vrijelijk kunnen verplaatsen. Maatregelen op EU-niveau zijn derhalve evenredig met de doelstellingen van het initiatief.

De voorgestelde wijzigingen gaan niet verder dan wat nodig is om het doel van grensoverschrijdende justitiële samenwerking te bereiken en bouwen voort op datgene wat reeds van toepassing is op EU-onderdanen in het bestaande ECRIS. De verplichting om vingerafdrukken van ODL op te slaan wordt noodzakelijk geacht om ODL met meer zekerheid te kunnen identificeren. Het is vaak buitengewoon moeilijk of zelfs onmogelijk om de identiteit van ODL vast te stellen, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over betrouwbare identiteitspapieren of vanwege veelgebruikte voornamen.

Uit meerdere bestaande opties is de keuze gevallen op de meest evenredige: een gedecentraliseerd systeem waarmee kan worden vastgesteld welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens over ODL, gebaseerd op een indexfilter met geanonimiseerde identiteitsgegevens van veroordeelde ODL afkomstig uit nationale strafregisters en op een zoekmechanisme dat al dan niet tot een treffer leidt. Een treffer duidt erop dat strafregistergegevens over de ODL beschikbaar zijn en geeft aan welke lidstaat die gegevens kan leveren. Die lidstaat kan vervolgens worden verzocht de volledige gegevens te verschaffen via het bestaande ECRIS.

Het systeem wordt decentraal georganiseerd. De lidstaten moeten identiteitsgegevens uit hun strafregister halen en in een apart bestand invoeren. Met behulp van speciale software, het indexfilter, worden de persoonsgegevens versleuteld. Het indexfilter wordt onder alle andere lidstaten verspreid, zodat zij ze onafhankelijk van elkaar in hun eigen omgeving kunnen doorzoeken. Het indexfilter bevat dus geen persoonsgegevens, maar stelt de ontvangende lidstaten in staat hun eigen gegevens eraan te koppelen om na te gaan of er in de strafregisters van andere lidstaten nadere gegevens te vinden zijn. Zodra gegevens in het indexfilter zijn gewijzigd of verwijderd, dient de betreffende lidstaat zijn bijgewerkte nationale indexfilter naar alle andere lidstaten te verzenden.

Deze oplossing sluit goed aan bij de doelstellingen van het wetgevingsvoorstel. Ze voorziet het ECRIS-kader immers van een mechanisme waarmee een lidstaat snel kan bepalen welke andere lidstaten beschikken over strafregistergegevens over ODL. Zo worden de kostbare en inefficiënte "algemene verzoeken" vermeden en wordt ook de reden weggenomen waarom de lidstaten ECRIS momenteel niet gebruiken voor ODL.

Voor het gedecentraliseerde systeem hoeft geen extra laag op EU-niveau te worden ingericht waar persoonsgegevens van ODL centraal worden vastgelegd. Een dergelijke laag bestaat voor EU-onderdanen evenmin. Er is dus ook geen extra gegevensbescherming en beveiliging op EU-niveau voor nodig.

Keuze van het instrument

De te wijzigen wetgevingstekst is een kaderbesluit, ofwel een instrument dat wat betreft de te bereiken resultaten bindend is voor de lidstaten, maar de nationale instanties de vrijheid biedt om de vorm en de wijze van uitvoering te kiezen. Voor de wijzigende wetgevingshandeling is derhalve een soortgelijk instrument gekozen, te weten een richtlijn, aangezien veel van de verplichtingen in nationale wetgeving omgezet zullen moeten worden.

Een richtlijn stelt de nationale autoriteiten in staat zelf te bepalen hoe en in welke vorm de omzetting plaatsvindt, bijvoorbeeld wat betreft de informatie- en communicatietechnologie en de nationale registers waaraan de identiteitsgegevens worden ontleend die vervolgens met de andere lidstaten worden uitgewisseld. De lidstaten zullen hun eigen nationale strafregisters moeten aanpassen aan de nieuwe eisen die daaraan gesteld worden. Daarom is een richtlijn geschikter als juridisch instrument dan een verordening, die immer rechtstreeks van toepassing zou zijn in alle lidstaten en de nationale autoriteiten minder ruimte zou bieden voor een eigen invulling.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Het eerste rapport over de tenuitvoerlegging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad zal nadere informatie bieden over het functioneren van het huidige systeem, maar zonder specifieke aandacht voor de uitwisseling van informatie over ODL. Uit raadpleging van de lidstaten blijkt echter duidelijk dat ECRIS momenteel slechts in zeer beperkte mate wordt gebruikt voor het uitwisselen van informatie over veroordeelde ODL, en ook hoe dat komt.

Raadplegingen van belanghebbenden

Overeenkomstig de minimumnormen van de Commissie betreffende deelneming en openheid voor de opvattingen van stakeholders zoals neergelegd in de richtsnoeren voor betere regelgeving11 is er een uitvoerige raadplegingsstrategie ontwikkeld om brede deelneming te waarborgen in de gehele beleidscyclus van dit initiatief. Die strategie is gebaseerd op een combinatie van doelgerichte raadplegingen (bilaterale contacten, bijeenkomsten met stakeholders en deskundigen, schriftelijke raadplegingen) die de Commissie van goed geïnformeerde en representatieve opties voorzien. De Commissie streeft naar een breed en evenwichtig spectrum van opvattingen omtrent deze kwestie, door alle relevante partijen (lidstaten, nationale autoriteiten, juristen en academici, stakeholders op het gebied van grondrechten en gegevensbescherming) de gelegenheid te bieden hun mening te geven, in het bijzonder het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) en de Groep artikel 29 bestaande uit de toezichthouders voor gegevensbescherming van de lidstaten.

Alle lidstaten waren voorstander van een regelgevingsoptie en een indexfilter op basis van een zoekmechanisme met treffers. Er was ook veel steun voor een decentrale aanpak, op voorwaarde dat de implementatiesoftware probleemloos op lidstaatniveau kan worden geïnstalleerd, geïntegreerd en onderhouden en dat er financiële ondersteuning (subsidies) wordt geboden. Enkele lidstaten waren voorstander van de centrale oplossing, die naar hun oordeel voor de afzonderlijke lidstaten minder implementatie-inspanningen zou vereisen en minder kostbaar zou zijn en bovendien meer garantie zou bieden voor een gezamenlijke benadering door de lidstaten. Enkele lidstaten hadden nog geen voorkeur uitgesproken.

Veel lidstaten erkenden de praktische voordelen van vingerafdrukken ten behoeve van de veilige identificatie van personen. Dit is zelfs de enige manier om zekerheid te verkrijgen over de identiteit van de betrokkene. Dit is buitengewoon belangrijk; de gerechtelijke autoriteiten zijn immers verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in een strafregister. Enkele lidstaten hadden zorgen vanuit constitutioneel oogpunt en wezen op praktische problemen bij het verplicht afnemen nemen van vingerafdrukken binnen ECRIS. De centrale autoriteiten van veel lidstaten nemen momenteel geen vingerafdrukken op in hun nationale strafregisters en zijn ook niet aangesloten bij het nationale systeem voor geautomatiseerde dactyloscopie (AFIS). Sommige lidstaten maken zich zorgen over een mogelijke dubbele standaard voor enerzijds EU-onderdanen en anderzijds ODL. De situatie voor ODL is anders omdat een aantal van hen afkomstig is uit landen die niet beschikken over een passend of deugdelijk bevolkingsregister. Tegen deze achtergrond wordt de opname van vingerafdrukken een prioriteit.

Over het algemeen erkenden de stakeholders op het gebied van grondrechten de positieve effecten van een toekomstig ECRIS-ODL-systeem vanuit een breed justitieel perspectief, in die zin dat het zou bijdragen aan passende gerechtelijke uitspraken en kinderen zou beschermen tegen misbruik, alsmede het positieve effect op ODL doordat het hun de mogelijkheid biedt te bewijzen dat zij nergens in de Unie een strafblad hebben12. Deze stakeholders pleiten voor een decentraal systeem dat vergezeld gaat van effectieve anonimiseringstechnieken.

Deze stakeholders hebben erop gewezen dat invoering van een systeem specifiek voor ODL vanuit gelijkheidsperspectief mogelijk is, mits dat systeem noodzakelijk en evenredig is. Volgens de EDPS dienen er goede argumenten te worden aangevoerd voor het invoeren van verschillende regimes voor de opslag en uitwisseling van informatie over enerzijds ODL en anderzijds onderdanen van de lidstaten. De stakeholders hebben de aandacht gevestigd op de waarborgen die nodig zijn in verband met de specifieke situatie van ODL in de context van migratie, op aspecten in verband met de ontwikkeling van een indexfilter en het gebruik van vingerafdrukken, op de rechten van het kind en van betrokkenen en op de noodzaak van effectieve voorzieningen in rechte.

In dit verband dient te worden opgemerkt dat het huidige voorstel niet is bedoeld als een instrument voor het reguleren van de migratie. Het leidt niet tot wijziging van bestaande bepalingen en garanties op dit gebied. In de overwegingen van het voorgestelde instrument worden de garanties omtrent asiel en migratie zoals vervat in EU- en nationale wetgeving expliciet erkend. Die moeten dan ook in het toekomstige systeem gehandhaafd worden.

Bepaalde strafbare feiten, zoals onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, of reizen met een vervalst visum of vervalste reisdocumenten, zijn specifiek van toepassing op ODL en het toekomstige ECRIS-ODL mag niet leiden tot onevenredige beperking van de rechten van ODL die voor dergelijke strafbare feiten zijn veroordeeld. Het FRA heeft in dit verband voorgesteld om veroordelingen met betrekking tot onrechtmatige binnenkomst en onrechtmatig verblijf niet in ECRIS-ODL te verwerken anders dan ten behoeve van strafrechtelijke procedures.Volgens de Commissie evenwel is de mate waarin strafregistergegevens voor andere doeleinden dan strafrechtelijke procedures worden verwerkt een zaak van het nationale recht, zoals dat momenteel ook het geval is voor EU-onderdanen.

Stakeholders op het gebied van grondrechten erkenden dat de veilige identificatie van ODL moeilijker kan zijn dan de identificatie van EU-onderdanen. Het FRA is echter van mening dat de noodzaak en evenredigheid van het gebruik van vingerafdrukken ten behoeve van het indexfilter, alsmede het gebruik, als alternatief, van een paspoort en/of verblijfsvergunning, en de mogelijkheden die bestaande databanken van de EU en afzonderlijke lidstaten bieden, in aanmerking moeten worden genomen. Deze moeten worden afgezet tegen de opname van vingerafdrukken van alle of bepaalde categorieën ODL.

Het voorstel voorziet echter in de verplichte opslag van vingerafdrukken van ODL om de problemen bij het identificeren van ODL het hoofd te bieden. Die problemen zijn anders dan de problemen die optreden bij het identificeren van EU-onderdanen, omdat de gegevens in dat laatste geval eenvoudiger kunnen worden verkregen van de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft.

Stakeholders hebben er ook op gewezen dat met name ODL-kinderen wellicht blootstaan aan risico's die voortkomen uit de uitwisseling van informatie over hun veroordelingen. Het FRA heeft voorgesteld om met het oog op de kwetsbaarheid van kinderen te overwegen om hetzij kinderen helemaal buiten de werkingssfeer van ECRIS of uit het indexfilter te houden, hetzij alleen gegevens met betrekking tot kinderen uit te wisselen als zij zeer ernstige strafbare feiten hebben gepleegd. Tegelijkertijd willen stakeholders zeker stellen dat het voorstel werkgevers de mogelijkheid biedt om op effectieve wijze na te gaan of een bepaalde ODL ooit in een strafrechtelijke veroordeling is uitgesloten van activiteiten waarbij sprake is van rechtstreekse en regelmatige contacten met kinderen.

In dit verband zij opgemerkt dat ECRIS een gedecentraliseerd instrument is voor het uitwisselen van informatie uit de strafregisters van de lidstaten. Het is aan de lidstaten om op basis van hun nationale wetgeving te besluiten of veroordelingen van kinderen moeten worden opgenomen in het nationale strafregister en aldus uitgewisseld kunnen worden met andere lidstaten. Wat betreft de toegang tot strafregistergegevens via ECRIS bij de werving voor functies waarbij sprake is van rechtstreekse en regelmatige contacten met kinderen zal de tenuitvoerlegging van de richtlijn bijdragen aan de controle op eerdere veroordelingen van ODL op dit terrein.

Sommige stakeholders wezen op de noodzaak ervoor te zorgen dat ODL het recht hebben hun eigen gegevens in te zien en te laten corrigeren, aangezien onjuiste strafregistergegevens wellicht vaker aan de orde zijn in gevallen waarbij ODL zijn betrokken. De rechtsinstrumenten van ECRIS betreffen echter uitsluitend de uitwisseling van strafregistergegevens, en hebben geen betrekking op de rechten van personen tot toegang tot hun eigen persoonsgegevens die op nationaal niveau zijn opgeslagen. Dat terrein valt onder de wetgeving inzake gegevensbescherming, zowel op nationaal niveau als op EU-niveau.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Een haalbaarheidsonderzoek naar de "Oprichting van een Europese index van veroordeelde onderdanen van derde landen" heeft meer inzicht geboden in het mechanisme voor de toekomstige uitwisseling van informatie over veroordeelde ODL en heeft ook de gevolgen geëvalueerd van een dergelijke index vanuit technisch, juridisch en organisatorisch perspectief.13 Een onderzoek ter beoordeling van de ICT-gevolgen van het wetgevingsvoorstel voor een ECRIS-ODL-systeem heeft een overzicht opgeleverd van de kosten die implementatie van de verschillende opties met zich mee zou brengen voor de EU en de lidstaten.14 Migratie- en bevolkingsstatistieken van Eurostat zorgden voor onderbouwing ten aanzien van de omvang van het probleem. Daarnaast zijn er dieptegesprekken gehouden met vertegenwoordigers van FIU.net15, met name over Match, een intelligent softwareprogramma voor kennis- en informatie-uitwisseling dat uitgaat van een anoniem indexfilter en is ontwikkeld voor FIU.net.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling laten uitvoeren. Hieronder de koppelingen naar het resuméblad en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing:

http://ec.europa.eu/justice/criminal/european-e-justice/ecris/index_en.htm

Er zijn drie beleidsalternatieven onderzocht: i) handhaving van de status quo; ii) een vrijwillig project voor de lidstaten met het oog op een efficiënter mechanisme voor de uitwisseling van strafregistergegevens over ODL, medegefinancierd door de Commissie; en iii) wetgeving inzake een zoekmechanisme dat op basis van treffers aangeeft welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens over ODL bestaande uit identiteitsgegevens van veroordeelde ODL (indexfilter). Voor dit derde alternatief zijn ook twee subopties onderzocht: een gedecentraliseerd indexfilter dat geanonimiseerd wordt verspreid onder alle lidstaten en ze in staat stelt hun eigen databestanden te doorzoeken; of een indexfilter dat in een centraal EU-orgaan wordt opgesteld.

Wat betreft vingerafdrukken zijn er drie subopties onderzocht: i) de verplichte opslag van vingerafdrukken voor ODL en opname daarvan in de index/het indexfilter; II) de lidstaten verplichten tot controle op de identiteit van een ODL in bestaande systemen voor gegevensuitwisseling op basis van vingerafdrukken, voorafgaand aan het gebruik van ECRIS; iii) ECRIS uitbreiden met de mogelijkheid voor lidstaten om, als zij dat willen, gebruik te maken van vingerafdrukken voor ODL.

De optie met het gedecentraliseerde indexfilter heeft de voorkeur omdat zij voorziet in een mechanisme waarmee op efficiënte wijze kan worden vastgesteld welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens over een bepaalde ODL. Gezien het feit dat dit een juridische verplichting met zich meebrengt voor alle lidstaten is hiermee een gezamenlijke aanpak gegarandeerd. Er is geen aanvullend systeem op EU-niveau nodig, wat deze optie kostenefficiënter maakt dan het centraal opgeslagen indexfilter. Ten behoeve van een effectieve identificatie van onderdanen van derde landen zouden vingerafdrukken moeten worden opgenomen in de in het strafregister van de betrokkene opgeslagen identificatiegegevens en in het indexfilter. Het is vaak buitengewoon moeilijk of zelfs onmogelijk om de identiteit van ODL vast te stellen, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over betrouwbare identiteitspapieren of vanwege veelgebruikte voornamen.

Er zou geen sprake zijn van significante rechtstreekse gevolgen op economisch, maatschappelijk of milieugebied. Bedrijven, het mkb en micro-ondernemingen zouden geen nadelige gevolgen ondervinden. Het effect op de EU-begroting en de nationale begrotingen is als volgt: eenmalige kosten voor de EU van circa 1 089 000 EUR en voor de lidstaten van circa 768 000 EUR (totaal circa EUR 1 857 000 EUR); terugkerende kosten voor de EU van circa 668 000 EUR; de terugkerende kosten voor de lidstaten zullen in de loop der jaren naar verwachting geleidelijk toenemen, van 5 304 000 EUR tot maximaal 12 804 000 EUR. Dit betekent dat het totaal van de terugkerende kosten in de loop der jaren naar verwachting geleidelijk zal toenemen, van 5 972 000 EUR tot maximaal 13 472 000 EUR. De aanvullende kosten voor het verwerken van vingerafdrukken bedragen circa 5 miljoen EUR in opstartkosten voor de EU en terugkerende kosten voor de EU van 1 miljoen EUR per jaar. De opstartkosten voor de lidstaten zouden tussen de 2 miljoen en 3 miljoen EUR per lidstaat liggen, afhankelijk van het aantal veroordelingen van ODL.

De lidstaten gebruiken ECRIS momenteel in slechts 5% van de gevallen voor het opvragen van informatie over ODL. Verwacht wordt dat de voorgestelde oplossing het gebruik van ECRIS zal doen toenemen. Als de lidstaten structureel "algemene verzoeken" zouden indienen, zouden de meeste kosten (tot naar schatting 78 miljoen EUR) van ECRIS zijn gemoeid met het beantwoorden daarvan; met de voorgestelde oplossing worden die kosten vermeden.

•Grondrechten

In artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt gesteld dat de Unie de rechten, vrijheden en beginselen erkent die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten.

De voorgestelde maatregelen omvatten wettelijke bepalingen die waarborgen dat informatie over veroordeelde onderdanen van derde landen efficiënter wordt uitgewisseld. Die bepalingen sluiten aan bij relevante bepalingen in het handvest, waaronder die aangaande de bescherming van persoonsgegevens, het beginsel van gelijkheid voor de wet en het algehele discriminatieverbod.

De voorgestelde maatregelen laten eerbiediging van het recht op respect voor een privé- en gezinsleven, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en het vermoeden van onschuld onverlet. De voorgestelde maatregelen laten ook het beginsel van niet-uitzetting, bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering en andere relevante normen en garanties die zijn neergelegd in het EU-recht inzake asiel en grenzen onverlet.

De bepalingen leiden niet tot meer aantasting van grondrechten, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens, dan hetgeen strikt noodzakelijk is om het doel van justitiële samenwerking in strafzaken te verwezenlijken, overeenkomstig de vereisten van artikel 52, lid 1, van het handvest. Zij bouwen voort op wat reeds is toegepast in het bestaande ECRIS voor de onderdanen van lidstaten door te opteren voor een gedecentraliseerd systeem waarmee kan worden vastgesteld welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens over ODL, en voor geavanceerde dataminimalisatietechnologie. Daarbij is rekening gehouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie in de zaak Digital Rights Ireland Ltd16 en Maximilian Schrems v. Data Protection Commissioner17.

Gezien de potentiële gevolgen voor de grondrechten van het gebruik van vingerafdrukken is de inzet van anonimiseringstechnieken en van effectieve instrumenten waarmee tegelijkertijd het risico van onterechte herkenningen kan worden vermeden, gewaarborgd. Zo wordt een eventuele onevenredige inbreuk op de grondrechten, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op eerbiediging van het privéleven, voorkomen.

Met de voorgestelde maatregelen wordt onder meer beoogd kinderen te beschermen tegen het risico van misbruik en uitbuiting door te waarborgen dat mensen die met kinderen werken de juiste toetsingsprocedures doorlopen. Op deze manier kunnen werkgevers op effectieve wijze controleren of iemand op grond van een strafrechtelijke veroordeling uit het verleden is uitgesloten van activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen.

De lidstaten zijn verplicht erop toe te zien dat de bepalingen ten uitvoer worden gelegd met volledig respect voor de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het handvest.

De invoering en toepassing van de bepalingen inzake ECRIS-ODL zullen de grondrechten van migranten en asielzoekers, met name de bescherming bij verwijdering en uitzetting, het recht op asiel en de bescherming van persoonsgegevens (ook in het licht van de noodzaak om het risico van gegevensoverdracht aan derde landen te voorkomen, in het bijzonder voor zover de betrokkenen behoefte hebben aan internationale bescherming) niet op onevenredige wijze aantasten. De noodzaak en evenredigheid van eventuele potentieel negatieve gevolgen voor de grondrechten moeten zorgvuldig worden beoordeeld in overeenstemming met het EU-recht inzake asiel en migratie.

De lidstaten dienen te overwegen om ODL in bepaalde omstandigheden toestemming te geven om een strafregistercertificaat aan te vragen en te ontvangen met gebruikmaking van ECRIS, met name als het gaat om bonafide werkzoekenden en er ten aanzien van hun eerdere verblijf in andere lidstaten geen twijfels bestaan.

De lidstaten moeten er ook op toezien dat de betrokkenen het recht hebben op toegang tot hun gegevens teneinde die te laten corrigeren en dat er effectieve rechtsmiddelen voorhanden zijn waarmee de betrokkenen onjuiste gegevens in het strafregister kunnen aanvechten, onder volledige naleving van de normen die voortvloeien uit het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, ook ten aanzien van de beschikbaarheid van juridische bijstand en tolk- en vertaaldiensten.

Wanneer de Commissie verslag uitbrengt over de toepassing van de bepalingen zal zij ook de gevolgen beoordelen van de voorgestelde maatregelen, en de uitvoering daarvan, voor de grondrechten. Die beoordeling zal deels uitgaan van een evaluatie van het effect op de grondrechten van onderdanen van derde landen in vergelijking met het effect op de grondrechten van EU-onderdanen. In haar beoordeling zal de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de noodzaak en evenredigheid van het gebruik van vingerafdrukken, andere biometrische gegevens en identificatiegegevens in het licht van de ervaring die is opgedaan en de instrumenten en technieken die worden gebruikt om anonimisering te waarborgen en het risico van onterechte herkenningen te vermijden. Bij eventuele voorstellen voor de toekomstige herziening van het systeem dienen de uitkomsten van deze beoordeling in aanmerking te worden genomen.

Dit voorstel ontslaat de lidstaten op geen enkele wijze van hun verantwoordelijkheden uit hoofde van hun nationale wetgeving, met inbegrip van regels omtrent het invoeren van veroordelingen van minderjarigen en kinderen in het nationale strafregister. Dit voorstel sluit evenmin de toepassing uit van het constitutioneel recht van de lidstaten of van de internationale overeenkomsten waaraan zij zich gebonden hebben, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat alle lidstaten hebben ondertekend.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn gedurende de periode januari 2017 tot en met december 2020 worden financiële middelen voorzien van 10 760 000 EUR.18 De voorgestelde middelen zijn in overeenstemming met het bestaande meerjarig financieel kader en in de kosten wordt voorzien via het Justitie-programma. Het vastleggingsprofiel is het resultaat van de verwachte benodigde aanpassingen op EU- en nationaal niveau gedurende de eerste drie jaar. De onderhoudskosten zullen zich vanaf het derde jaar van tenuitvoerlegging stabiliseren op jaarlijks 1 602 000 miljoen EUR.Zie voor nadere gegevens het financieel memorandum bij dit voorstel.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging

Twee jaar nadat het wetgevingsinstrument is aangenomen zal de Commissie evalueren in hoeverre het in de lidstaten ten uitvoer is gelegd en de effectiviteit beoordelen van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de voornoemde doelstellingen te bereiken. Op basis van die evaluatie zal de Commissie besluiten welke follow-up passend is.

De tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten zal continu worden gemonitord door de bestaande groep van deskundigen voor ECRIS. Die groep zal ook fungeren als forum voor het delen van beste praktijken inzake de uitwisseling van informatie over strafregisters op EU-niveau, met inbegrip van informatie over ODL.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Artikel 1

Punt 1:

Artikel 1 van het kaderbesluit is uitgebreid teneinde de uitwisseling van informatie over veroordelingen van ODL te verbeteren. Het doel van het instrument omvat nu ook een verplichting van de lidstaat van veroordeling om strafregistergegevens over een ODL op te slaan, met inbegrip van vingerafdrukken.

Punt 2:

De definitie van "lidstaat van veroordeling" in artikel 1 bis van het kaderbesluit is overgebracht naar het artikel over definities (artikel 2). Deze definitie dekt nu alle veroordelingen, ongeacht of die zijn uitgesproken tegen een onderdaan van een andere lidstaat of een ODL.

Er is een definitie van "onderdaan van een derde land" toegevoegd om duidelijk te maken dat ook staatlozen en personen van wie de nationaliteit onbekend is, deel uitmaken van deze groep.

Punt 3:

Artikel 4, lid 1, van het huidige kaderbesluit is gewijzigd om te waarborgen dat de verplichting van de lidstaten om de nationaliteit (of nationaliteiten) van een veroordeelde aan het strafregister toe te voegen nu ook van toepassing is op de nationaliteit of nationaliteiten van ODL. De informatie over nationaliteit is onmisbaar voor de centrale autoriteiten om te kunnen achterhalen welke lidstaat beschikt over informatie over de betrokkene.

Punt 4:

In het nieuwe artikel 4 bis zijn de volgende verplichtingen vastgelegd van een lidstaat ten aanzien van ODL die op zijn grondgebied zijn veroordeeld: een verplichting om strafregistergegevens op te slaan; de verplichting om onder de andere lidstaten een geanonimiseerd indexfilter te verspreiden met daarin gegevens over de identiteit van de op zijn grondgebied veroordeelde ODL, zodat kan worden vastgesteld welke lidstaten over strafregistergegevens over een ODL beschikken, en de verplichting om het indexfilter bij te werken op basis van iedere verwijdering of wijziging van de gegevens die erin zijn opgenomen. Een lidstaat voldoet aan de opslagverplichting zelfs als de informatie wordt opgeslagen in een andere databank dan het strafregister, zolang de centrale autoriteit toegang heeft tot de databank waarin de informatie is opgeslagen.

Het artikel bepaalt ten slotte dat het van toepassing is ongeacht of de betrokkene ook onderdaan is van de EU, teneinde te waarborgen dat de informatie ook gevonden kan worden als zijn of haar nationaliteit niet bekend is; zijn/haar strafregister en het indexfilter bevatten de informatie voor zijn/haar hoedanigheid als onderdaan van een lidstaat.

Punt 5:

Hier wordt het corresponderende recht bepaald van de lidstaten die het indexfilter ontvangen, te weten het recht om het filter te doorzoeken.

Punt 6:

Bepalingen van het kaderbesluit zijn geschrapt indien hun termijn is verstreken (lid 2 en het inleidende gedeelte van lid 3), ten behoeve van de leesbaarheid van artikel 6.

Verder legt artikel 6, lid 3, aan een lidstaat de verplichting op om een uittreksel van gegevens uit een strafregister waar een ODL om heeft verzocht (zijn/haar eigen gegevens) aan te vullen met informatie uit de andere lidstaten, zoals zij dat ook zouden doen voor EU-onderdanen.

Punt 7:

Onder het nieuw ingevoegde lid 4 bis van artikel 7 wordt een verzoek om informatie over een ODL op dezelfde wijze behandeld als een verzoek om informatie over EU-onderdanen; de leden 1 en 4 bis zijn op dezelfde manier opgezet. De aangezochte centrale autoriteit dient dus informatie te verstrekken over een veroordeling die op het grondgebied van haar lidstaat tegen de ODL is uitgesproken, plus eventuele veroordelingen in derde landen die in haar strafregister zijn opgenomen.

De verwijzing naar ODL in artikel 7, lid 4, van het kaderbesluit is derhalve geschrapt.

Punt 8:

De verwijzingen naar persoonsgegevens zijn uitgebreid naar de nieuwe bepalingen inzake ODL.

Punt 9:

In artikel 11, lid 3, is een expliciete verwijzing opgenomen naar het Europees Strafregister Informatiesysteem en het gestandaardiseerde formaat. De eerste zin van artikel 11, lid 3, is overbodig geworden nu de termijn is verstreken en is daarom geschrapt.

In artikel 11, lid 5, worden de technische verplichtingen van de lidstaten uiteengezet in verband met de door de richtlijn te vervullen taken. Dit betreft zowel het huidige systeem voor gegevensuitwisseling als het nieuwe systeem op basis van treffers en een geanonimiseerd indexfilter. De technische en administratieve regelingen ten behoeve van de uitwisseling van gegevens worden uiteengezet in uitvoeringshandelingen.

Artikel 11, lid 4, regelt de mededeling van informatie indien ECRIS niet beschikbaar is, en combineert de huidige leden 5 en 3 van artikel 11. De inhoud van het huidige artikel 11, lid 4, is nu verplaatst naar artikel 11 ter (uitvoeringshandelingen).

Artikel 11, lid 5, vervangt het huidige artikel 11, lid 5, en verlangt van de lidstaten dat zij niet de Raad maar de Commissie in kennis stellen vanaf welke datum zij ECRIS en het nieuwe indexfilter kunnen gebruiken.

Het huidige artikel 11, lid 7, is geschrapt en de verplichting van de lidstaten tot het uitvoeren van de vereiste technische aanpassingen binnen een bepaalde termijn is verplaatst naar artikel 3, lid 3, van deze richtlijn.

Punt 10:

Het nieuwe artikel 11 bis bevat de hoofdpunten van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad betreffende de oprichting van ECRIS ten behoeve van het organiseren van de uitwisseling van gegevens uit strafregisters tussen de lidstaten.

Punten 11 en 12:

Er is een comitéprocedure ingevoerd teneinde de Commissie de instrumenten te bieden die zij nodig heeft voor uitvoering van de technische aspecten van de gegevensuitwisseling teneinde het functioneren daarvan in de praktijk te waarborgen. De gekozen procedure is de onderzoeksprocedure. Deze zal met name worden ingezet voor het nemen van uitvoeringsmaatregelen in verband met het gestandaardiseerde formaat waar momenteel door Besluit 2009/316/JBZ van de Raad in wordt voorzien.

Punt 13:

Het nieuwe artikel 13 bis betreft de rapportage- en evaluatieverplichtingen van de Commissie.

Het huidige rapportagevereiste van artikel 7 van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad, te weten het op gezette tijden te publiceren verslag over de uitwisseling van informatie via ECRIS, is opgenomen in het kaderbesluit (artikel 13 bis, lid 4).

Artikel 2:

Deze bepaling komt in de plaats van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad. De inhoud van dat besluit is grotendeels opgenomen in het kaderbesluit en wordt verder uitgewerkt in uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig artikel 11 bis.

Artikel 3:

Een omzettingsperiode van twaalf maanden lijkt toereikend, gezien het feit dat de Commissie en de lidstaten kunnen voortbouwen op bestaande technologie en op bestaande, functionerende strafregisters in de lidstaten.

Artikelen 4 en 5:

Deze artikelen hebben betrekking op de inwerkingtreding en de adressaten van de richtlijn (de lidstaten).

2016/0002 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Unie heeft zich ten doel gesteld haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te bieden zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot voorkoming en bestrijding van criminaliteit.

(2)Te dien einde is het nodig dat gegevens betreffende de in de lidstaten uitgesproken veroordelingen buiten de lidstaat van veroordeling in aanmerking kunnen worden genomen, zowel in het kader van nieuwe strafrechtelijke procedures, zoals bepaald in Kaderbesluit 2008/675/JBZ19 van de Raad, als ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.

(3)Voor dit doel is vereist dat er uitwisseling plaatsvindt van gegevens uit de strafregisters tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Een dergelijke gegevensuitwisseling wordt georganiseerd en gefaciliteerd door de regels in Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad20 en door het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), dat is opgericht overeenkomstig Besluit 2009/316/JBZ van de Raad21.

(4)Het juridisch kader van ECRIS biedt evenwel geen afdoende dekking van de details van verzoeken betreffende onderdanen van derde landen. Het is nu weliswaar mogelijk om via ECRIS gegevens uit te wisselen over onderdanen van derde landen, maar er is geen procedure of mechanisme waarmee dat efficiënt kan worden gedaan.

(5)Er wordt in de Unie in de lidstaat van nationaliteit geen informatie over onderdanen van derde landen verzameld zoals dat gebeurt voor onderdanen van lidstaten; die informatie wordt uitsluitend opgeslagen in de lidstaten waar de veroordeling is uitgesproken. Een volledig overzicht van de strafrechtelijke geschiedenis van een bepaald persoon kan daarom alleen worden gewaarborgd als er informatie wordt opgevraagd uit alle lidstaten.

(6)Dergelijke algemene verzoeken leiden tot een administratieve last voor alle lidstaten, inclusief de lidstaten die niet beschikken over informatie over de betrokken onderdaan van een derde land. Dit negatieve effect weerhoudt de lidstaten er in de praktijk van om informatie op te vragen over onderdanen van derde landen en leidt ertoe dat lidstaten de strafregistergegevens beperken tot de gegevens in hun eigen nationale register.

(7)De uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen is belangrijk voor iedere strategie in de strijd tegen criminaliteit en terrorisme. De strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme zou erbij gebaat zijn als de lidstaten ECRIS ten volle zouden benutten.

(8)De recente terroristische aanvallen wijzen met name op de urgentie van een verbeterd systeem voor het delen van relevante informatie, vooral wat betreft de uitbreiding van ECRIS naar onderdanen van derde landen.

(9)Er dient dan ook een systeem in het leven te worden geroepen dat de centrale autoriteit van een lidstaat in staat stelt snel en efficiënt na te gaan in welke andere lidstaat strafregistergegevens over een onderdaan van een derde land zijn opgeslagen, zodat vervolgens het bestaande ECRIS-kader gebruikt kan worden.

(10)Tot de verplichtingen van lidstaten ten aanzien van veroordelingen van onderdanen van derde landen moet ook het nemen van vingerafdrukken behoren, ten behoeve van een goede identificatie. Deze verplichting omvat het opslaan van gegevens, waaronder vingerafdrukken, het beantwoorden van verzoeken om informatie van andere centrale autoriteiten, waarborgen dat een door een onderdaan van een derde land opgevraagd uittreksel is aangevuld, indien van toepassing, met informatie uit andere lidstaten, en het doorvoeren van technische wijzigingen ten behoeve van de toepassing van geavanceerde technologieën die nodig zijn voor het doelmatig functioneren van het systeem voor gegevensuitwisseling.

(11)Als in een bepaalde lidstaat geen informatie over een specifieke onderdaan van een derde land is opgeslagen, biedt gedecentraliseerde informatietechnologie de centrale autoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid na te gaan in welke andere lidstaat strafregistergegevens zijn opgeslagen. Te dien einde verspreidt elke centrale autoriteit een indexfilter onder de andere lidstaten waarin de geanonimiseerde identiteitsgegevens zijn opgenomen van onderdanen van derde landen die in haar lidstaat zijn veroordeeld. De persoonsgegevens worden zodanig geanonimiseerd dat zij niet tot de betrokkene herleid kunnen worden. De ontvangende lidstaat kan deze gegevens vervolgens koppelen aan zijn eigen informatie op basis van een zoeksysteem met treffers, en op deze wijze vaststellen of er in andere lidstaten strafregistergegevens beschikbaar zijn en, in geval van een treffer, in welke lidstaten die gegevens zich bevinden. De ontvangende lidstaat kan de treffer vervolgens nader onderzoeken met behulp van het ECRIS-kader. Wat betreft onderdanen van derde landen die ook onderdaan zijn van een lidstaat, dient de informatie in de index beperkt te blijven tot de informatie die over hen beschikbaar is als onderdaan van een lidstaat.

(12)Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad22 is van toepassing in de context van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens uit de strafregisters van de lidstaten, zodat is voorzien in een toereikend niveau van gegevensbescherming bij de uitwisseling van gegevens tussen lidstaten en de lidstaten tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om strengere beschermingsnormen te hanteren voor hun nationale gegevensverwerking.

(13)De voor de uitwisseling van strafregistergegevens te gebruiken gemeenschappelijke communicatie-infrastructuur is het beveiligde S-TESTA systeem dan wel een nadere ontwikkeling daarvan of een alternatief beveiligd netwerk.

(14)Niettegenstaande de mogelijkheid om een beroep te doen op de financiële programma's van de Unie overeenkomstig de toepasselijke regels, draagt elke lidstaat zijn eigen kosten die voortvloeien uit de uitvoering, het beheer, het gebruik en het onderhoud van de nationale strafregisterdatabank en uit de uitvoering, het beheer, het gebruik en het onderhoud van de technische aanpassingen die moeten worden aangebracht om ECRIS te kunnen gebruiken.

(15)In deze richtlijn worden de grondrechten en vrijheden geëerbiedigd en worden de beginselen zoals die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens, het beginsel van gelijkheid voor de wet en het algehele discriminatieverbod, erkend. Deze richtlijn dient overeenkomstig deze rechten en beginselen te worden toegepast.

(16)Daar de doelstelling van deze richtlijn, te weten het mogelijk maken van een snelle en efficiënte uitwisseling van strafregistergegevens over onderdanen van derde landen, niet in voldoende mate door de lidstaten kan worden bereikt, maar vanwege de noodzakelijke synergie en interoperabiliteit beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(17)Teneinde uniforme voorwaarden te waarborgen voor de tenuitvoerlegging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ, dienen de beginselen van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad te worden opgenomen in het kaderbesluit en dienen er uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie te worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad23.

(18)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend voor, noch van toepassing is op Denemarken.

(19)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaten.

[of]

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van het Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn.

(20)De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad24 en heeft op ... een advies uitgebracht25.

(21)Kaderbesluit 2009/315/JBZ dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Kaderbesluit 2009/315/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

(1)Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Onderwerp

Dit kaderbesluit

(a)bepaalt de wijzen waarop een lidstaat van veroordeling informatie over veroordelingen deelt met andere lidstaten;

(b)bepaalt de opslagverplichtingen voor de lidstaat van veroordeling en specificeert de methoden die gevolgd moeten worden bij het beantwoorden van een verzoek om informatie uit een strafregister;

(c)voorziet in de oprichting van een gedecentraliseerd informatietechnologiesysteem voor de uitwisseling van gegevens over veroordelingen dat gebaseerd is op de strafregisterdatabanken in elke lidstaat, het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS).";

(2)aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

"(d)„lidstaat van veroordeling”, de lidstaat waar een veroordeling is uitgesproken;

(e)„onderdaan van een derde land”, een onderdaan van een land dat geen lidstaat is, of een staatloze, of een persoon wiens nationaliteit niet bekend is bij de lidstaat waar hij of zij is veroordeeld.";

(3)artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

"1.Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat wanneer een op zijn grondgebied uitgesproken veroordeling in zijn strafregister wordt opgenomen, daarbij ook informatie betreffende de nationaliteit of nationaliteiten van de veroordeelde wordt vermeld indien het een onderdaan betreft van een andere lidstaat of van een derde land.";

(4)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 4 bis

Verplichtingen van de lidstaat van veroordeling betreffende veroordelingen van onderdanen van derde landen

1. De lidstaat waar een veroordeling is uitgesproken tegen een onderdaan van een derde land, slaat de volgende gegevens op tenzij, in uitzonderlijke individuele gevallen, dit niet mogelijk is:

(a)de veroordeelde (volledige naam, geboortedatum, geboorteplaats (stad en land), geslacht, nationaliteit en, indien van toepassing, vroegere namen);

(b)de aard van de veroordeling (datum van de veroordeling, naam van de rechtbank, datum waarop de rechterlijke beslissing definitief is geworden);

(c)het aan de veroordeling ten grondslag liggende strafbaar feit (datum waarop het is gepleegd, omschrijving of rubricering, en vermelding van de toepasselijke wetgeving);

(d)de inhoud van de veroordeling, met name de opgelegde maatregel of straf, eventuele bijkomende straffen, veiligheidsmaatregelen en latere beslissingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf;

(e)de namen van de ouders van de veroordeelde;

(f)het referentienummer van de veroordeling;

(g)de plaats waar het strafbaar feit is gepleegd;

(h)voor zover van toepassing, ontzettingen als gevolg van de veroordeling;

(i)het identiteitsnummer van de veroordeelde of de soort en het nummer van zijn identificatiedocument;

(j)vingerafdrukken van de betrokkene;

(k)voor zover van toepassing, pseudoniemen en/of bijnamen.

2. De centrale autoriteit creëert een indexfilter dat geanonimiseerde informatie bevat zoals bedoeld in lid 1, onder a), e), i), j) en k), met betrekking tot onderdanen van derde landen die in haar lidstaat zijn veroordeeld. De centrale autoriteit deelt dit indexfilter en eventuele bijgewerkte versies daarvan met alle lidstaten.

3.In geval van wijziging of schrapping van de informatie bedoeld in lid 1 wordt de informatie die de centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling overeenkomstig lid 1 van onderhavig artikel heeft opgeslagen en die in het overeenkomstig lid 2 gecreëerde indexfilter is opgenomen, door haar dienovereenkomstig gewijzigd of geschrapt.

4.De leden 2 en 3 zijn met betrekking tot het indexfilter ook van toepassing op onderdanen van derde landen die ook onderdaan zijn van een lidstaat, voor zover de in lid 1, onder a), e), i), j) en k), bedoelde gegevens door de centrale autoriteit worden opgeslagen ten aanzien van onderdanen van lidstaten.

5.Lid 1 is van toepassing op veroordelingen die zijn uitgesproken na [twaalf maanden na vaststelling].

Lid 2 is van toepassing op informatie die zich reeds in het strafregister bevindt op [twaalf maanden na vaststelling] en op informatie over veroordelingen die zijn uitgesproken na [twaalf maanden na vaststelling].";

(5)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 4 ter

Gebruik van de indexfilters

1.Teneinde na te gaan welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens aangaande een onderdaan van een derde land, kunnen de centrale autoriteiten van de lidstaten de indexfilters die overeenkomstig artikel 4 bis aan hen zijn verzonden, doorzoeken om gegevens in die filters te koppelen aan hun eigen gegevens zoals bedoeld in artikel 4 bis, lid 2. De indexfilters mogen niet voor enig ander doel worden gebruikt dan voor de in artikel 6 genoemde doelen.

2.Dit artikel is ook van toepassing op een onderdaan van een derde land die de nationaliteit van een lidstaat heeft.";

(6)artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt geschrapt;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

"3.In het geval van een verzoek dat door een onderdaan van een lidstaat wordt gedaan tot het verkrijgen van hemzelf betreffende gegevens uit het strafregister en dat is ingediend bij de centrale autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat van nationaliteit, wordt door die centrale autoriteit, op voorwaarde dat de betrokkene ingezetene of onderdaan van de verzoekende of de aangezochte lidstaat is of is geweest, aan de centrale autoriteit van de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, een verzoek om gegevens uit het strafregister gericht, zodat deze de gegevens kan opnemen in het aan de betrokkene te verstrekken uittreksel.

Wanneer door een onderdaan van een derde land die geen onderdaan is van een lidstaat, een verzoek wordt gedaan tot het verkrijgen van hemzelf betreffende gegevens uit het strafregister en dat verzoek is ingediend bij de centrale autoriteit van een lidstaat, wordt door die centrale autoriteit uitsluitend aan de centrale autoriteiten van lidstaten die beschikken over strafregistergegevens betreffende de betrokkene, een verzoek om gegevens uit het strafregister gericht, zodat deze de gegevens kan opnemen in het aan de betrokkene te verstrekken uittreksel.";

(7)artikel 7, lid 4, wordt vervangen door:

"4.Wanneer de centrale autoriteit van een lidstaat, niet zijnde de lidstaat waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, uit hoofde van artikel 6 wordt verzocht om informatie uit het strafregister over veroordelingen van een onderdaan van een lidstaat, dan deelt de aangezochte lidstaat de informatie over veroordelingen in de aangezochte lidstaat in dezelfde mate als voorzien in artikel 13 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

4 bisWanneer uit hoofde van artikel 6 ten behoeve van een strafrechtelijke procedure wordt verzocht om informatie uit het strafregister over veroordelingen van onderdanen van derde landen, dan deelt de aangezochte lidstaat informatie met de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat betreffende iedere veroordeling in de aangezochte lidstaat en betreffende iedere veroordeling die in derde landen is uitgesproken en vervolgens aan hem is meegedeeld en is opgenomen in het strafregister.

Indien dergelijke informatie wordt opgevraagd voor een ander doel dan ten behoeve van een strafrechtelijke procedure, is lid 2 van dit artikel overeenkomstig van toepassing.";

(8)artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 worden de woorden "artikel 7, leden 1 en 4" vervangen door "artikel 7, leden 1, 4 en 4 bis";

(b)in lid 2 worden de woorden "artikel 7, leden 2 en 4" vervangen door "artikel 7, leden 2, 4 en 4 bis";

(c)in lid 3 worden de woorden "artikel 7, leden 1, 2 en 4" vervangen door "artikel 7, leden 1, 2, 4 en 4 bis";

(9)in artikel 11 worden de leden 3 tot en met 7 vervangen door:

"3.De centrale autoriteiten van de lidstaten delen de in artikel 4 bedoelde informatie, het in artikel 4 bis bedoelde indexfilter, de in artikel 6 bedoelde verzoeken, de in artikel 7 bedoelde antwoorden en andere relevante informatie op elektronische wijze mee met gebruikmaking van ECRIS en een gestandaardiseerd formaat overeenkomstig de normen die in uitvoeringshandelingen zijn vastgelegd.

4.Indien en zolang de in lid 3 bedoelde wijze van mededeling niet beschikbaar is, delen de centrale autoriteiten van de lidstaten alle in lid 3 bedoelde informatie, met uitzondering van het in artikel 4 bis bedoelde indexfilter, mee in een schriftelijke of potentieel schriftelijke vorm, zodanig dat de centrale autoriteit van de ontvangende lidstaat de echtheid ervan kan vaststellen.

5. Elke lidstaat verricht de technische aanpassingen die voor het gebruik van het in lid 3 bedoelde formaat en het in de artikelen 4 bis en 4 ter bedoelde indexfilter en voor de elektronische toezending van alle in lid 3 bedoelde informatie aan andere lidstaten via ECRIS nodig zijn. Hij brengt de Commissie ter kennis vanaf welke datum hij in staat is deze vorm van toezending en het in de artikelen 4 bis en 4 ter bedoelde indexfilter te gebruiken.";

(10)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 11 bis

Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)

1.Ten behoeve van de elektronische uitwisseling van informatie uit strafregisters overeenkomstig dit kaderbesluit wordt een gedecentraliseerd informatietechnologiesysteem voor de uitwisseling van gegevens ingesteld dat gebaseerd is op de strafregisterdatabanken in elke lidstaat, het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). Het bestaat uit de volgende onderdelen:

(a)een koppelingssoftware, ontworpen in overeenstemming met een gemeenschappelijk stel protocollen waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld tussen de strafregisterdatabanken van de lidstaten;

(b)een indexfiltersoftware, ontworpen in overeenstemming met een gemeenschappelijk stel protocollen waarmee de centrale autoriteiten hun gegevens overeenkomstig de artikelen 4 bis en 4 ter kunnen koppelen met die van andere centrale autoriteiten onder volledige bescherming van persoonsgegevens;

(c)een gemeenschappelijke communicatie-infrastructuur tussen centrale autoriteiten die een versleuteld netwerk vormt.

ECRIS staat borg voor de vertrouwelijkheid en integriteit van alle strafregistergegevens die naar andere lidstaten worden verzonden.

2.Alle gegevens uit strafregisters worden alleen opgeslagen in door de lidstaten beheerde databanken.

3.De centrale autoriteiten van de lidstaten hebben geen rechtstreekse onlinetoegang tot de strafregisterdatabanken van andere lidstaten.

4.De software en de databanken voor het opslaan, verzenden en ontvangen van gegevens uit strafregisters functioneren onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat.

5.De gemeenschappelijke communicatie-infrastructuur werkt onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, voldoet aan de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften en is volledig afgestemd op de behoeften van ECRIS.

6.De Commissie biedt de in lid 1 bedoelde software, algemene ondersteuning en technische bijstand, waaronder het verzamelen en opstellen van statistieken.

7.Elke lidstaat draagt zijn eigen kosten die voortvloeien uit de uitvoering, het beheer, het gebruik en het onderhoud van de nationale strafregisterdatabank en de in lid 1 bedoelde software.

De Commissie draagt de kosten van de uitvoering, het beheer, het gebruik, het onderhoud en de toekomstige ontwikkeling van de gemeenschappelijke communicatie-infrastructuur van ECRIS en van de uitvoering en de toekomstige ontwikkeling van de koppelingssoftware en de in lid 1 bedoelde software.";

(11)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 11 bis

Uitvoeringshandelingen

1.De Commissie stelt de volgende uitvoeringshandelingen vast:

(a)het in artikel 11, lid 3, bedoelde standaardformaat, onder meer betreffende gegevens over het aan de veroordeling ten grondslag liggende strafbare feit en gegevens over de inhoud van de veroordeling;

(b)de voorschriften aangaande de technische uitvoering van ECRIS, het in de artikelen 4 bis en 4 ter bedoelde indexfilter en de uitwisseling van vingerafdrukken;

(c)eventuele andere regelingen ter organisatie en facilitering van de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten, waaronder:

(i)al hetgeen de gegevens begrijpelijker kan maken, en de automatische vertaling ervan kan vergemakkelijken;

(ii)de wijze waarop de gegevens elektronisch kunnen worden uitgewisseld, vooral wat betreft de te gebruiken technische specificaties en, voor zover nodig, de uitwisselingsprocedures;

2.De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(12)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 12 bis

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad26.

2.Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.";

(13)het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 13 bis

Verslaglegging door de Commissie en evaluatie

1. Uiterlijk [24 maanden na de tenuitvoerlegging] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit kaderbesluit. In dat verslag evalueert de Commissie de mate waarin de lidstaten de noodzakelijke maatregelen hebben getroffen om aan dit kaderbesluit te voldoen, met inbegrip van de technische tenuitvoerlegging.

2.Het verslag wordt, indien nodig, samen met relevante wetgevingsvoorstellen ingediend.

3.De diensten van de Commissie publiceren op gezette tijden een verslag over de uitwisseling via ECRIS van gegevens uit de strafregisters, dat met name gebaseerd is op de statistische gegevens als bedoeld in artikel 11 bis, lid 6. Dat verslag wordt een jaar na het indienen van het in lid 1 bedoelde verslag voor het eerst ingediend."

Artikel 2

Vervanging van Besluit 2009/316/JBZ

Besluit 2009/316/JBZ wordt vervangen ten aanzien van de lidstaten die door deze richtlijn gebonden zijn, onverminderd de verplichtingen van die lidstaten met betrekking tot de datum voor tenuitvoerlegging van dat besluit in nationaal recht.

Artikel 3

Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [twaalf maanden na vaststelling]aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten de bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3.De lidstaten verrichten de in artikel 11, lid 5, bedoelde technische aanpassingen uiterlijk [twaalf maanden na vaststelling].

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van [de datum waarop deze richtlijn wordt omgezet].

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur27

Beleidsterrein 33 Justitie en Consumentenzaken

ABB-activiteit33 03 Justitie

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

◻Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

◻Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie28

✓Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

◻Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

•Het functioneren van een gemeenschappelijke ruimte van veiligheid en recht verbeteren door de uitwisseling van gegevens omtrent strafzaken met betrekking tot ODL te verbeteren.

•De criminaliteit terugdringen en de preventie van criminaliteit bevorderen (ook met betrekking tot terrorisme).

•De gelijke behandeling van ODL en EU-onderdanen waarborgen met betrekking tot de efficiënte uitwisseling van strafregistergegevens.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling

•De uitwisselingen van strafregistergegevens met betrekking tot ODL via ECRIS bevorderen.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Activiteit nr. 33 03

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Verwacht wordt dat het initiatief zal leiden tot een gemeenschappelijk mechanisme voor een gestandaardiseerde, snelle, gecoördineerde en efficiënte uitwisseling van gegevens tussen lidstaten. Het doel van een gemeenschappelijk mechanisme voor de uitwisseling van strafregistergegevens kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt, maar vereist een gezamenlijke inspanning van alle lidstaten. Het is niet aannemelijk dat niet-gecoördineerde actie op het niveau van afzonderlijke lidstaten voldoende schaalvoordelen zou opleveren om de gebreken van het huidige gebruik van het systeem te verhelpen.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Meting van het niveau van uitwisselingen van strafregistergegevens over ODL vergeleken met het aantal veroordelingen van ODL en veroordeelde ODL.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Implementatie van een technisch mechanisme dat de uitwisselingen van strafregistergegevens met betrekking tot ODL via ECRIS zal bevorderen.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Verwacht wordt dat het initiatief zal leiden tot een gemeenschappelijk mechanisme voor een gestandaardiseerde, snelle, gecoördineerde en efficiënte uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen lidstaten. Dit doel kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt, maar vereist een gezamenlijke inspanning van alle lidstaten. Het is niet aannemelijk dat niet-gecoördineerde actie op het niveau van afzonderlijke lidstaten voldoende schaalvoordelen zou opleveren om de gebreken van het huidige gebruik van het systeem te verhelpen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

ECRIS is tijdig en succesvol ingevoerd in april 2012. Het voornemen is om dezelfde beste praktijken toe te passen.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Zie de paragrafen hierboven over "Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied". De verbetering van gegevensuitwisseling met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen via ECRIS kan niet worden vervangen door andere instrumenten voor gegevensuitwisseling die in de agenda worden genoemd (zoals SIS II, Prüm en Eurodac), aangezien die voor een ander doel zijn ontworpen.

1.6.Duur en financiële gevolgen

◻Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

◻Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

◻Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

✓Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2017 tot en met 2018,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en)29

✓Direct beheer door de Commissie

✓ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

◻door de uitvoerende agentschappen;

◻Gedeeld beheer met lidstaten

◻Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

-

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en de administratieve procedures van de Commissie wordt voorzien in regelmatige monitoring van de tenuitvoerlegging van het programma. Die monitoring omvat jaarlijkse verslaglegging aan het beheerscomité inzake de voortgang die wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van de ondersteunde activiteiten.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico’s

Er wordt een proces voor continu risicobeheer ingericht onder auspiciën van de instantie voor programmabeheer.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

De kredieten uit hoofde van het programma vallen onder de bestaande controlemechanismen zoals die door de Commissie worden toegepast.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Er is voorzien in een groot aantal mechanismen voor financiële en administratieve controle. Het programma wordt ten uitvoer gelegd via een openbare aanbesteding overeenkomstig de regels en procedures van het Financieel Reglement.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De regels en procedures voor openbare aanbestedingen zijn gedurende het hele proces van toepassing, waaronder:

– oprichting van het werkprogramma, behoudens het advies van het beheerscomité, met mijlpalen voor vrijgave van gelden ter waarborging van de controleerbaarheid van prestaties en kosten;

– een passend ontwerp-bestek, teneinde te waarborgen dat het bereiken van de vereiste resultaten en de gemaakte kosten gecontroleerd kunnen worden;

– kwalitatieve en financiële analyse van de aanbestedingen;

– betrokkenheid van andere afdelingen van de Commissie gedurende het proces;

– verificatie van de resultaten en analyse van facturen voordat zij worden uitbetaald, op meerdere niveaus; en

– interne controle.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

MFK-rubriek

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

Nummer

GK/ NGK30

van EVA-landen31

van kandidaat-lidstaten32

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3

33 03 02

De justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken vergemakkelijken en ondersteunen

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

5

33 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen op het beleidsterrein "Justitie en Consumentenzaken"

NGK

Nee

Nee

Nee

Nee

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

3

Veiligheid en burgerschap

DG Justitie en Consumentenzaken

201733

2018

2019

2020

Totaal

•Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel: 33 03 0234

Vastleggingen

(1)

3,247

3,381

1,602

1,602

10,232

Betalingen

(2)

1,624

3,314

3,942

1,802

10,681

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten35

Nummer begrotingsonderdeel:

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG Justitie en Consumentenzaken

Vastleggingen

=1+3

3,247

3,381

1,602

1,602

10,232

Betalingen

=2+3

1,624

3,314

3,942

1,802

10,681






• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

3,247

3,381

1,602

1,602

10,232

Betalingen

(5)

1,624

3,314

3,942

1,802

10,681

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 3
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4 + 6

3,247

3,381

1,602

1,602

10,232

Betalingen

=5 + 6

1,624

3,314

3,942

1,802

10,681

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 t/m 4
van het meerjarige financiële kader
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4 + 6

Betalingen

=5 + 6





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

“Administratieve uitgaven”

in miljoen EUR (3 decimalen)

2017

2018

2019

2020

Totaal

DG: Justitie en Consumentenzaken

• Personele middelen

0,198

0,198

0,066

0,066

0,528

•Andere administratieve uitgaven

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

TOTAAL DG Justitie en Consumentenzaken

Kredieten

0,198

0,198

0,066

0,066

0,528

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,198

0,198

0,066

0,066

0,528

in miljoen EUR (3 decimalen)

201736

2018

2019

2020

Totaal

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

3,445

3,579

2,068

1,668

10.760

Betalingen

1,822

3,512

4,008

1,868

11.209

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

◻Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

✓Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, miljoen EUR (3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2017

2018

2019

2020

TOTAAL

OUTPUTS

Soort37

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING overeenkomstig 1.4.2

- Uitwisselingen via ECRIS m.b.t. ODL bevorderen

3,247

3,381

2,002

1,602

10,232

Subtotaal voor specifieke doelstelling

3,247

3,381

2,002

1,602

10,232

TOTALE KOSTEN

3,247

3,381

2,002

1,602

10,232

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

◻Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

✓Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (3 decimalen)

201738

2018

2019

2020

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,198

0,198

0,066

0,066

0,528

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Buiten RUBRIEK 539
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

0,198

0,198

0,066

0,066

0,528

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

◻Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

✓Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdsequivalenten

2017

2018

2019

2020

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) - AD

1,5

1,5

0,5

0,5

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

•Extern personeel (in voltijdequivalenten: FTE40

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj41

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE - eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

TOTAAL

1,5

1,5

0,5

0,5

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De AD-posten zijn bestemd voor het daadwerkelijke beheer van het programma: opstelling van het

werkprogramma, beheer van de begroting, beheer van de openbare aanbestedingen

met betrekking tot de uitvoering van het programma, beheer van het contract

met betrekking tot de uitvoering van het programma, follow-up van projecten,
contacten met

de diensten van de Commissie en de deskundigen uit de lidstaten, organisatie van vergaderingen van deskundigen, workshops en conferenties.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

✓Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

◻Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

◻Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

✓ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

◻Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten, miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

✓Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

◻Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻voor de eigen middelen

◻voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief42

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”: vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)Verklaring van Riga van de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van 29 januari 2015, doc 5855/15.
(2)Conclusiesvan de Raad van de Europese Unie over een krachtiger reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme, 20 november 2015, doc 14419/15.
(3)Conclusies van de Raad van de Europese Unie over terrorismebestrijding van 20 november 2015, doc 14406/15.
(4)Conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 17 en 18 december 2015), doc EUCO 28/15.
(5)"Europese veiligheidsagenda" - Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 28 april 2015, COM(2015)185 definitief.
(6)Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (kaderbesluit), PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23, en Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ, PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33.
(7)Met gegevens over de aard van het strafbare feit, de veroordeling en gerelateerde sancties of andere maatregelen.
(8)Bij de uitwisseling van strafregistergegevens via ECRIS gebruiken de lidstaten codes zoals vastgelegd in tabellen van strafbare feiten en sancties, met inbegrip van de parameters ten aanzien van de graad van voltooiing en graad van deelneming en, in voorkomend geval, het bestaan van volledige of gedeeltelijke uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
(9)Overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ wordt het antwoord op een verzoek ten behoeve van een strafrechtelijke procedure onverwijld, en in ieder geval binnen tien werkdagen, toegezonden. Zie voor nadere gegevens artikel 8 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ.
(10)Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).
(11)SWD(2015) 111
(12)Advies van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) ten aanzien van de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen onder een mogelijk toekomstig systeem ter aanvulling op het Europees Strafregister Informatiesysteem van 4.12.2015, FRA – 2015/1 – ECRIS.
(13)Eindrapport project "Haalbaarheidsstudie: Oprichting van een Europese index van veroordeelde onderdanen van derde landen", d.d. 11 juni 2010 ("Unisys study").
(14)Studie ter beoordeling van de ICT-gevolgen van het wetgevingsvoorstel voor een ECRIS-ODL-systeem met betrekking tot de uitwisseling van informatie over veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (ODL), d.d. 4 december 2015 ("Kurt Salmon study", nog niet gepubliceerd)
(15)FIU.net, gevestigd in Nederland, is een platform dat de financiële inlichtingseenheden (FIE's) van de lidstaten met elkaar verbindt. FIE's hebben als doel witwasactiviteiten en de financiering van terroristische activiteiten op te sporen en te verhinderen.
(16)Arrest van het Hof van Justitie, 8.4.2014, Digital Rights Ireland Ltd, C-293/12, ECLI:EU:C:2014:238.
(17)Arrest van het Hof van Justitie, 6.10.2015, Maximillian Schrems v. Data Protection Commissioner, C-362/14, ECLI:EU:C:2015:650.
(18)Nadere informatie is te vinden in paragraaf 3.2.1 van het financieel memorandum, in de tabel met het totaal van de beleidskredieten.
(19)Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).
(20)Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
(21)Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33).
(22)Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60).
(23)Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(24)Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(25)PB C […] van [...], blz. [… ].
(26)Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(27)ABM: activiteitsgestuurd management; ABB: activiteitsgestuurde begroting.
(28)In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(29)Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(30)GK = gesplitste kredieten, NGK = niet-gesplitste kredieten.
(31)EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(32)Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(33)Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(34)De kosten die de lidstaten maken voor het extraheren van identificatiegegevens, worden mogelijk gecompenseerd door EU-financiering uit hoofde van medefinanciering. Gezien het feit dat sommige lidstaten momenteel nog geen gegevens uitwisselen via ECRIS, kunnen zij bovendien rekenen op enige EU-financiering voor het upgraden van hun nationale systemen. De onderhoudskosten zullen zich naar schatting vanaf 2019 stabiliseren op een bedrag van 0,602 miljoen EUR per jaar.
(35)Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(36)Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(37)Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(38)Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(39)Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(40)AC (agent contractuel) = arbeidscontractant; AL (agent local) = plaatselijk functionaris; END (expert national détaché) = gedetacheerd nationaal deskundige; INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED (jeune expert en délégation) = jonge deskundige in delegaties.
(41)Onder het maximum voor extern personeel betaald uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(42)Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.