Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017

Brussel, 17.10.2016

COM(2016) 678 final

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verordening (EU, EURATOM) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-20201 (hierna de "MFK-verordening" genoemd) voorziet in de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de EU-28 als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de technische aanpassing van het MFK voor 20172, die gebaseerd is op artikel 6 van de MFK-verordening, is het absolute maximum van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2017 vastgesteld op 4 496,8 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening en na alle mogelijkheden te hebben onderzocht voor de financiering van extra en onvoorziene vastleggingsbehoeften, stelt de Commissie voor een bedrag van 2 150,6 miljoen EUR van de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2017 te mobiliseren om de vastleggingskredieten met betrekking tot de uitgaven onder de rubrieken 3 Veiligheid en burgerschap en 4 Europa als wereldspeler van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 aan te vullen, bovenop de vastleggingsmaxima van respectievelijk 2 578 miljoen EUR en 9 432 miljoen EUR in lopende prijzen.

Overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer3 heeft de Commissie de mogelijkheid onderzocht om aanzienlijke bedragen binnen de bestaande begroting te herschikken. Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening stelt de Commissie voor de verhoging van het uitgavenmaximum onder de rubrieken 3 en 4 als volgt te verrekenen:

2017: 850 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 2 Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen en 514,4 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar in rubriek 5 Administratie.

2018: 570 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is in rubriek 5 Administratie.

2019: 216,2 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is in rubriek 5 Administratie.

Voorliggend voorstel behelst een bedrag van 1 164,4 miljoen EUR, waarvoor de Commissie reeds een voorstel om de marge voor onvoorziene uitgaven voor rubriek 3 te mobiliseren had gedaan, dat bij de oorspronkelijke ontwerpbegroting 2017 was gevoegd4, en dat nu door onderhavig voorstel wordt ingetrokken en vervangen.

Aan dit voorstel is een voorstel voorafgegaan van de Commissie om, eveneens voor rubriek 3, het bedrag van het flexibiliteitsinstrument5 dat voor 2017 beschikbaar is (530 miljoen EUR) volledig te mobiliseren.



2.RECHTVAARDIGING VAN DE MOBILISERING VAN DE MARGE

2.1.INLEIDING

2.1.1Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap

De interne dimensie van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis wordt gefinancierd uit rubriek 3 via het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF), evenals via gespecialiseerde agentschappen zoals Frontex, eu-LISA en Europol. In 2016 werd een nieuw instrument voor het verstrekken van noodhulp in de Unie door de Raad vastgesteld, dat ook in 2017 zal worden gebruikt voor het verstrekken van noodhulp van humanitaire aard in verband met de huidige instroom van vluchtelingen en migranten in de Unie.

Het uitgavenmaximum voor rubriek 3 bedraagt in 2017 2 578 miljoen EUR in lopende prijzen. De toegestane vastleggingskredieten voor rubriek 3 van de begroting 2016 bedragen 4 052 miljoen EUR, wat de mobilisatie van het volledig beschikbare bedrag van het flexibiliteitsinstrument, 1 506 miljoen EUR, bovenop het maximum van rubriek 3, heeft vereist overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de MFK-verordening.

De Commissie stelt voor het jaarlijkse maximumbedrag van 530 miljoen EUR dat voor het flexibiliteitsinstrument in 2017 beschikbaar is volledig te mobiliseren om de uitgaven tot boven het uitgavenmaximum van rubriek 3 te verhogen.

De budgettaire behoeften voor het beheren van de impact van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis zijn echter in 2017 ten minste even groot als in 2016. Als beleidsreactie heeft de Commissie een breed scala structurele maatregelen voorgesteld op het gebied van veiligheid en het beheer van de buitengrenzen, de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, integratie en terugkeer.

De uitgaven in verband met migratie, vluchtelingen en veiligheid onder rubriek 3 vertegenwoordigen meer dan 70 % van de totale uitgaven onder het maximum. De Commissie heeft alle mogelijkheden voor herschikking zorgvuldig onderzocht en stelt voor, het niveau van de vastleggingen te verlagen (ten opzichte van de financiële programmering) voor levensmiddelen en diervoeders en het mechanisme voor civiele bescherming. De speelruimte wordt echter beperkt door de kleinschaligheid van de programma’s en nieuwe vereisten, zoals de nieuwe fytosanitaire noodmaatregelen die in de verordening inzake levensmiddelen en diervoeders voor 2017 zijn gepland. Daarom kan slechts een klein deel van de extra behoeften in verband met migratie en vluchtelingen door een herschikking van kredieten binnen rubriek 3 worden gedekt.

Bijgevolg is de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven de enige mogelijkheid om in de budgettaire behoeften te voorzien. Dankzij de beschikbaarheid van marges in andere rubrieken, kan de mobilisering van deze marge in 2017 volledig worden verrekend.

De dienovereenkomstige betalingskredieten zullen worden ingepast binnen het maximum voor betalingen van 2017; het is bijgevolg niet nodig om de marge voor onvoorziene uitgaven voor betalingen te mobiliseren.



2.1.2Rubriek 4 - Europa als wereldspeler

Op 7 juni 2016 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda6, dat gebaseerd is op het actieplan van Valletta 7en de resultaten van dialogen op hoog niveau over migratie en pacten8 met een aantal prioritaire partners, die extra financiering zullen vereisen. De doelstelling op korte termijn van deze pacten, die op maat gemaakt zijn van elk begunstigd land, is betere vooruitzichten te bieden aan vluchtelingen en kandidaten voor migratie opdat zij dicht bij huis blijven en gevaarlijke reizen vermijden. Dit is vooral urgent gezien het significante aantal migranten die om het leven zijn gekomen toen zij probeerden vanuit Noord-Afrika de kust van Europa te bereiken.

Om deze doelstelling te bereiken binnen een tijdsspanne die verenigbaar is met de noodzaak vooral met de prioritaire partners snel actie te ondernemen, stelt de Commissie voor om het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) met 750 miljoen EUR vastleggingskredieten te versterken. Doel is meer bepaald de ondersteuning van mediterrane landen als Libanon, Jordanië, Tunesië en Libië via het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), maar ook de aanpak van de diepere oorzaken van migratie, door via het gebruik van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) landen in Afrika bezuiden de Sahara en in Azië te helpen.

Om iets aan de diepere oorzaken van migratie te doen, heeft de Commissie voorts op basis van de instelling van een EFDO-garantie en een EFDO-garantiefonds het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO) opgestart. De Commissie stelt voor om voor het EFDO-garantiefonds 750 miljoen EUR beschikbaar te stellen over de periode 2017-2020, waarvan 400 miljoen EUR uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) over de vier jaar, 100 miljoen EUR uit het ENI over 2017-2020 (waarvan 25 miljoen EUR in 2017), en 250 miljoen EUR vastleggingskredieten (en betalingskredieten) in 2017.

De overschrijving van 13,8 miljoen EUR uitgaven voor de drie speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie 'met dubbele functie' van rubriek 4 naar de begroting van de Europese dienst voor extern optreden (rubriek 5) creëert een overeenkomstige marge onder het uitgavenmaximum van rubriek 4. Een dergelijke marge kan eerst worden gebruikt ter dekking van een deel van de 1 miljard EUR extra of onvoorziene behoeften onder deze rubriek, zoals geschetst in de nota van wijzigingen nr. 1 bij het ontwerp van begroting 20179, alvorens op de marge voor onvoorziene uitgaven een beroep te doen om het uitstaande bedrag (986,2 miljoen EUR) te dekken. De Commissie stelt voor om een deel (200 miljoen EUR) van dit uitstaand bedrag te verrekenen met de marge die beschikbaar is in rubriek 2 Duurzame groei - natuurlijke hulpbronnen in 2017, waardoor een residuele marge van 439,3 miljoen EUR overblijft; het resterende deel (786,2 miljoen EUR) zal worden verrekend met de marges van rubriek 5 Administratie in 2018 (570 miljoen EUR) en 2019 (216,2 miljoen EUR). Op deze manier wordt door de verrekening zoveel mogelijk speelruimte behouden om onvoorziene gebeurtenissen te behandelen.



2.2.DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN ALS LAATSTE REDMIDDEL

In artikel 13, lid 1, van de MFK-verordening wordt de marge voor onvoorziene uitgaven omschreven als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de ontwerpbegroting (OB) 2017 stelt de Commissie, na alle mogelijkheden tot herschikking binnen deze rubrieken te hebben bestudeerd, voor de niet-toegewezen marge onder het vastleggingenmaximum van de rubrieken 3 en 4 volledig te gebruiken.

Gezien de volledige mobilisering van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in de OB 2017 (530 miljoen EUR), is de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2017 ten bedrage van 2 150,6 miljoen EUR derhalve het enige beschikbare instrument om in de kloof tussen het niveau van het uitgavenmaximum van de rubrieken 3 en 4 in 2017 en de onvoorziene extra behoeften die voor 2017 zijn geraamd, te voorzien.

2.3.BUDGETTAIRE GEVOLGEN VAN ONVOORZIENE OMSTANDIGHEDEN IN 2017

Hoewel de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis in 2015 is begonnen, evolueren de impact en de gevolgen ervan nog dagelijks. Door politieke beslissingen in derde landen over de opneming van vluchtelingen op hun grondgebied en het openen en sluiten van grenzen is erg moeilijk te voorspellen hoe deze situatie zich op lange termijn zal ontwikkelen. De veranderende aard en het onvoorspelbare verloop van de crisis rechtvaardigen het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven als laatste redmiddel om de onvoorziene gevolgen van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis voor de uitgavenbehoeften in de rubrieken 3 en 4 te behandelen.

3.VERREKENING VAN DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN MET MFK-MAXIMA

Volgens artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening moeten de uit de marge voor onvoorziene uitgaven gemobiliseerde middelen volledig worden verrekend met de marges voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de MFK-verordening mogen de aldus verrekende middelen niet verder binnen het MFK worden gemobiliseerd opdat de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld, niet worden overschreden. Derhalve moet bij de mobilisering in 2017 van de marge voor onvoorziene uitgaven voor vastleggingskredieten onder de rubrieken 3 en 4 en de daarmee samenhangende verrekening, het totale maximum voor de jaren 2017 tot en met 2020 worden gerespecteerd.

De Commissie stelt voor de versterking van de uitgavenmaxima van de rubrieken 3 en 4 in vier termijnen te verrekenen die als volgt verdeeld zijn tussen 2017 en 2019:

2017:

850 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 2 en

514,4 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 5.

2018: 570 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 5.

2019: 216,2 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 5.

Na de verrekening zou in 2017 nog een marge van 439,3 miljoen EUR onder het uitgavenmaximum van rubriek 2, en geen marge onder het uitgavenmaximum van rubriek 5 overblijven. Voor 2018 en 2019 blijft ingevolge de ramingen van de indicatieve financiële programmering na de voorgestelde verrekening onder rubriek 5 een marge van ten minste 100 miljoen EUR over.

Het algemene vastleggingsmaximum voor het gehele MFK blijft ongewijzigd.

4.AANVULLENDE ELEMENTEN

Het Europees Parlement en de Raad worden eraan herinnerd dat overeenkomstig artikel 13, lid 1, laatste zin, van de MFK-verordening dit besluit niet later dan de begroting van de Europese Unie voor 2017 in het Publicatieblad van de Europese Unie mag worden gepubliceerd.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer10, en met name punt 14, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 13 van Verordening nr. 1311/201311 van de Raad voorziet in de vorming van een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie.

(2) Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 heeft de Commissie het absolute bedrag van deze marge voor onvoorziene uitgaven voor 2017 berekend12.

(3) Na alle andere financiële mogelijkheden te hebben onderzocht om op onvoorziene omstandigheden te reageren binnen de uitgavenmaxima 2017 voor de rubrieken 3 Veiligheid en burgerschap en 4 Europa als wereldspeler, neergelegd in het meerjarig financieel kader (MFK), en na te hebben voorgesteld het volledige bedrag van het flexibiliteitsinstrument van 530 000 000 EUR, dat in 2017 beschikbaar is, voor rubriek 3 van het MFK te mobiliseren, is de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven noodzakelijk om in de behoeften in verband met de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis te voorzien door de vastleggingskredieten van de rubrieken 3 en 4 van het MFK in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 tot boven de maxima van die rubrieken te verhogen.

(4) Gezien deze zeer uitzonderlijke situatie, is aan de voorwaarde inzake het laatste redmiddel van artikel 13, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad voldaan.

(5) Om de tijd die nodig is voor de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven zoveel mogelijk te beperken, dient dit besluit vanaf het begin van het begrotingsjaar 2017 van toepassing te zijn,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 wordt de marge voor onvoorziene uitgaven gemobiliseerd om 1 164 380 960 EUR vastleggingskredieten bovenop het vastleggingsmaximum van rubriek 3 Veiligheid en burgerschap en 986 230 000 EUR vastleggingskredieten bovenop het vastleggingsmaximum van rubriek 4 Europa als wereldspeler van het meerjarig financieel kader beschikbaar te stellen.

Artikel 2

Het bedrag van 2 150 610 960 EUR vastleggingskredieten dat via de marge voor onvoorziene uitgaven voor het begrotingsjaar 2017 wordt gemobiliseerd, wordt verrekend met de marges van de jaren 2017 tot en met 2019 van de volgende rubrieken:

(a)2017:

(i) rubriek 2 Duurzame groei – natuurlijke hulpbronnen: 850 000 000 EUR;
(ii) rubriek 5 Administratie 514 380 960 EUR;

(b)2018: rubriek 5 Administratie: 570 000 000 EUR;

(c)2019: rubriek 5 Administratie: 216 230 000 EUR.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees ParlementVoor de Raad

De voorzitterDe voorzitter

(1)PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(2)COM(2016) 311, 30.6.2016.
(3)PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(4)COM(2016) 314, 30.6.2016.
(5)COM(2016) 313, 30.6.2016.
(6)COM(2016) 385, 7.6.2016.
(7)http://www.consilium.europa.eu/en/meetings/international-summit/2015/11/11-12
(8)

Op maat gemaakte landenpakketten om het nieuwe partnerschapskader te implementeren. De doelstelling op korte termijn is dat vluchtelingen dicht bij huis blijven en gevaarlijke reizen vermijden.

(9)COM(2016) 679 final van 17.10.2016.
(10)PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(11)Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(12)Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van donderdag 30 juni 2016 betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2017 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (COM(2016) 311 van 30 juni 2016).