Home

Samenvatting van het Besluit van de Commissie van 4 december 2013 (Zaak AT.39861 — Rentederivaten in yen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8602)

Samenvatting van het Besluit van de Commissie van 4 december 2013 (Zaak AT.39861 — Rentederivaten in yen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8602)

23.9.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/14


Samenvatting van het Besluit van de Commissie

van 4 december 2013

(Zaak AT.39861 — Rentederivaten in yen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8602)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2016/C 348/10)

Op 4 december 2013 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het „Verdrag”) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de „EER-overeenkomst”). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(1)publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1. INLEIDING

(1)

Het besluit heeft betrekking op zeven bilaterale inbreuken. De adressaten van dit besluit hebben deelgenomen aan één of meer afzonderlijke inbreuken op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst.

(2)

Het voorwerp van elk van de inbreuken was de beperking en/of verstoring van de mededinging met betrekking tot rentederivaten in Japanse yen (hierna „rentederivaten in yen” of „YIRD’s” genoemd) met als referentie de LIBOR voor de Japanse yen (hierna „JPY LIBOR” genoemd), en bij één van de inbreuken ook met betrekking tot YIRD’s met als referentie de Euroyen TIBOR.

(3)

De JPY LIBOR en de Euroyen TIBOR zijn belangrijke referentierentevoeten voor veel in Japanse yen luidende financiële instrumenten. De JPY LIBOR wordt door de British Bankers Association (BBA) vastgesteld en de Euroyen TIBOR door de Japanese Bankers Association (JBA). De rentevoeten worden dagelijks voor verschillende looptijden vastgesteld op basis doorgegeven rentevoeten van banken die lid zijn van het JPY LIBOR- en het Euroyen TIBOR-panel. Deze banken wordt verzocht elke werkdag vóór een bepaald uur voor verschillende looptijden schattingen van de rentevoeten door te geven waartegen zij menen op de Londense interbancaire geldmarkt (in het geval van de JPY LIBOR) ongedekt geldmiddelen in een redelijke omvang te kunnen lenen of schattingen van wat volgens hen geldende markttarieven zijn voor transacties tussen primaire banken op de Japanse offshoremarkt (in het geval van de Euroyen TIBOR). De BBA en de JBA berekenen vervolgens, op basis van een gemiddelde van deze doorgegeven rentevoeten, met uitsluiting van de vier (in het geval van de BBA) of de twee (in het geval van de JBA) hoogste en laagste tarieven, de dagelijkse JPY LIBOR- en Euroyen TIBOR-tarieven voor elke looptijd. De resulterende tarieven worden elke werkdag onmiddellijk gepubliceerd en ter beschikking gesteld van het publiek.

(4)

JPY LIBOR- en Euroyen TIBOR-tarieven komen onder meer tot uiting in de prijsstelling van YIRD’s, wereldwijd verhandelde financiële producten die door kapitaalvennootschappen, financiële instellingen, hefboomfondsen en andere ondernemingen worden gebruikt om hun renterisicoblootstelling te beheren (hedging, zowel voor kredietnemers als beleggers) of voor speculatiedoeleinden.

(5)

De meest voorkomende YIRD’s zijn: i) rentetermijncontracten, ii) renteswaps, iii) renteopties en iv) rentefutures. YIRD’s kunnen onderhands (otc) of, ingeval van rentefutures, op de beurs verhandeld worden.

(6)

Het besluit is gericht tot (hierna „de adressaten” genoemd):

UBS AG en UBS Securities Japan Co., Ltd (hierna gezamenlijk „UBS” genoemd);

Royal Bank of Scotland Group plc en Royal Bank of Scotland plc (hierna gezamenlijk „RBS” genoemd);

Deutsche Bank Aktiengesellschaft (hierna „Deutsche Bank” of „DB” genoemd);

Citigroup Inc. en Citigroup Global Markets Japan Inc. (hierna gezamenlijk „Citigroup” of „Citi” genoemd);

JPMorgan Chase & Co. en JPMorgan Chase Bank, National Association en JP Morgan Europe Limited (hierna gezamenlijk „JPMorgan” of „JPM” genoemd);

R.P. Martin Holdings Ltd en Martin Brokers (UK) Ltd (hierna gezamenlijk „RP Martin” genoemd).

2. BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1. Procedure

(7)

De zaak is ingeleid op basis van een verzoek om immuniteit van UBS op 17 december 2010. Op 20 april 2011 heeft de Commissie verzoeken om inlichtingen gezonden aan een aantal ondernemingen die in de YIRD-sector actief zijn. Op […] heeft Citigroup een verzoek om immuniteit en/of clementie ingediend. Op […] heeft Deutsche Bank om een vermindering van geldboeten verzocht. Op […] heeft RP Martin om een vermindering van geldboeten verzocht. Op […] heeft RBS om een vermindering van geldboeten verzocht.

(8)

Op 12 februari 2013 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid tegen UBS, RBS, Deutsche Bank, Citigroup, JPMorgan en RP Martin, en op 29 oktober 2013 tegen ICAP.

(9)

Er hebben schikkingsgesprekken met de adressaten van dit besluit plaatsgevonden en vervolgens hebben de schikkende partijen bij de Commissie hun formele verzoeken tot schikking op grond van artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004(2) ingediend, enkel en alleen om in de onderhavige zaak tot een schikking met de Commissie te komen, en onverminderd alle andere procedures (hierna de „verklaringen met het oog op een schikking” genoemd).

(10)

Op 29 oktober 2013 heeft de Commissie een aan UBS, RBS, Deutsche Bank, Citigroup, JPMorgan en RP Martin gerichte mededeling van punten van bezwaar vastgesteld en hebben alle partijen bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 29 november 2013 een gunstig advies uit, waarna de Commissie op 4 december 2013 het besluit heeft vastgesteld.

2.2. Adressaten en duur

(11)

In deze zaak heeft de Commissie de hieronder opgesomde zeven bilaterale inbreuken afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar vastgesteld. De duur van de betrokkenheid van de ondernemingen bij elk van de inbreuken is de volgende:

a)

„inbreuk UBS/JPM van 2007” tussen UBS en JPMorgan:

UBS: 19 januari 2007 - 21 februari 2007;

JPMorgan: 19 januari 2007 - 21 februari 2007;

b)

„inbreuk UBS/RBS van 2007” tussen UBS en RBS, […]:

UBS: 8 februari 2007 - 1 november 2007;

RBS: 8 februari 2007 - 1 november 2007;

c)

„inbreuk UBS/RBS van 2008” tussen UBS en RBS, […]:

UBS: 7 mei 2008 - 3 november 2008;

RBS: 7 mei 2008 - 3 november 2008;

d)

„inbreuk UBS/DB van 2008-2009” tussen UBS en Deutsche Bank, met medewerking van […] RP Martin:

UBS: 18 september 2008 - 10 augustus 2009;

Deutsche Bank: 18 september 2008 - 10 augustus 2009;

RP Martin: 29 juni 2009 - 10 augustus 2009;

e)

„inbreuk Citi/RBS van 2010” tussen Citigroup en RBS, […]:

Citigroup: 3 maart 2010 - 22 juni 2010;

RBS: 3 maart 2010 - 22 juni 2010;

f)

„inbreuk Citi/DB van 2010” tussen Citigroup en Deutsche Bank, […]:

Citigroup: 26 maart 2010 - 18 juni 2010;

Deutsche Bank: 26 maart 2010 - 18 juni 2010;

g)

„inbreuk Citi/UBS van 2010”:

Citigroup: 28 april 2010 - 3 juni 2010;

UBS: 28 april 2010 - 3 juni 2010.

(12)

Dit besluit, dat gebaseerd is op feitelijke gegevens die alleen door de adressaten van dit besluit zijn geaccepteerd, is niet tot ICAP gericht. Daarom stelt dit besluit ICAP niet aansprakelijk voor deelname aan een inbreuk op het EU-mededingingsrecht in deze zaak(3).

2.3. Samenvatting van de inbreuken

2.3.1. Mededingingsverstorende praktijken van de deelnemende banken

(13)

De partijen (banken) bij de respectieve inbreuken waren betrokken bij de volgende mededingingsverstorende praktijken:

a)

Handelaren van de banken die aan de respectieve inbreuken deelnamen, hebben bij bepaalde gelegenheden rechtstreeks […] de door ten minste één van de respectieve banken doorgegeven JPY LIBOR-rentevoeten voor bepaalde looptijden besproken, met dien verstande dat dit voordelig zou kunnen zijn voor de handelsposities in YIRD van ten minste één van de bij de gesprekken betrokken handelaren. Daartoe heeft ten minste één van de handelaren de bij zijn respectieve bank met de doorgifte van rentevoeten voor de JPY LIBOR belaste functionarissen benaderd, of zijn bereidheid te kennen gegeven hen te benaderen, om hun te verzoeken aan BBA rentevoeten in een bepaalde richting of bij enkele gelegenheden op een bepaald niveau door te geven.

b)

Handelaren van de banken die aan de respectieve inbreuken deelnamen, hebben bij bepaalde gelegenheden commercieel gevoelige informatie aan elkaar verstrekt en/of van elkaar gekregen over handelsposities of over in de toekomst door te geven JPY LIBOR-rentevoeten van ten minste één van hun respectieve banken. Bij de inbreuk Citi/UBS van 2010 hield dit verstrekken en/of ontvangen van informatie ook verband met bepaalde in de toekomst door te geven Euroyen TIBOR-rentevoeten van ten minste één van de respectieve banken.

(14)

Om de hierboven beschreven mededingingsverstorende praktijken te bevorderen, onderzochten UBS en Deutsche Bank bij de inbreuk UBS/DB van 2008-2009 ook de mogelijkheid om transacties uit te voeren die waren ontworpen om hun YIRD-handelsbelangen op elkaar af te stemmen en bij een paar gelegenheden zijn zij mogelijk dergelijke transacties aangegaan.

2.3.2. Medewerking aan de verschillende inbreuken […]

(15)

RP Martin heeft in de periode van 29 juni 2009 tot 10 augustus 2009 meegewerkt aan de inbreuk UBS/DB van 2008-2009. Op vraag van UBS beloofde RP Martin, en deed het dit bij ten minste enkele gelegenheden ook daadwerkelijk, om contact op te nemen met een aantal banken van het JPY LIBOR-panel die niet aan de inbreuk deelnamen, met als doel hun doorgegeven JPY LIBOR-rentevoeten te beïnvloeden. Deutsche Bank was hiervan niet op de hoogte.

(16)

[…].

(17)

[…].

(18)

[…].

(19)

[…].

2.3.3. Geografische omvang

(20)

De geografische omvang van de zeven inbreuken bestreek voor alle respectieve deelnemers de hele EER.

2.4. Rechtsmiddelen

(21)

In dit besluit worden de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006(4) toegepast. De Commissie legt geldboeten op aan de ondernemingen waaraan dit besluit is gericht.

2.4.1. Basisbedrag van de geldboete

(22)

Het basisbedrag van de geldboete die aan UBS, JPMorgan, RBS, Citigroup en Deutsche Bank moet wordt opgelegd, wordt bepaald op basis van de waarde van de omzet, het feit dat elk van de zeven inbreuken naar haar aard tot de ernstigste mededingingsbeperkingen behoort, de duur en de geografische omvang van elk van de zeven inbreuken, het feit dat de heimelijke activiteiten verband hielden met financiële benchmarks en een bijkomend bedrag om ondernemingen af te schrikken om aan dergelijke illegale praktijken deel te nemen.

(23)

De Commissie neemt normaal de omzet die de ondernemingen gedurende het laatste volledige boekjaar van hun deelname aan de inbreuk hebben behaald(5). Zij kan hier evenwel van afwijken als een andere referentieperiode passender zou zijn gezien de kenmerken van de zaak(6).

(24)

Met betrekking tot elk van de zeven inbreuken heeft de Commissie de jaarlijkse waarde van de omzet voor UBS, JPMorgan, RBS, Citigroup en Deutsche Bank berekend op basis van de contanten die zij voor de producten waarop de respectieve inbreuken betrekking hebben van EER-tegenpartijen hebben ontvangen tijdens de maanden waarin zij aan de respectieve inbreuken deelnamen; dit wordt vervolgens op jaarbasis herleid. Voor UBS worden de op die basis berekende bedragen met een passende factor verminderd om rekening te houden met de gedeeltelijke tijdelijke overlappingen van sommige inbreuken, die anders op hetzelfde product betrekking zouden hebben en dezelfde geografische omvang zouden hebben. Om dezelfde redenen worden voor Citigroup de berekende bedragen op vergelijkbare wijze verminderd.

(25)

Deze omzetwaarden worden met een uniforme factor verdisconteerd om rekening te houden met de bijzonderheden van de YIRD-sector, zoals de aan deze sector inherente saldering, wat inhoudt dat, omdat banken derivaten zowel verkopen als kopen, de inkomende betalingen tegen de uitgaande betalingen worden gesaldeerd.

(26)

De richtsnoeren voor de berekening van geldboeten vormen maar in beperkte mate een leidraad voor de berekening van de geldboeten die aan tussenpersonen als RP Martin kunnen worden opgelegd. Daarom wordt het basisbedrag voor RP Martin bepaald volgens de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2003, de jurisprudentie en punt 37 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten, in verhouding tot de ernst, de duur en de aard van de betrokkenheid (als tussenpersoon), evenals de noodzaak om een bepaald afschrikkend niveau te bereiken.

2.4.2. Aanpassing van het basisbedrag: verzwarende of verzachtende omstandigheden

(27)

De Commissie past geen verzwarende omstandigheden toe.

(28)

De Commissie ziet het feit dat Deutsche Bank niet op de hoogte was van de mogelijke medewerking van […] en de medewerking van RP Martin aan de inbreuk UBS/DB van 2008-2009 en de mogelijke medewerking van […] aan de inbreuk Citi/DB van 2010, zoals hierboven beschreven, als een verzachtende omstandigheid. Daarom wordt de geldboete die voor elk van deze inbreuken aan Deutsche Bank moet worden opgelegd met 10 % verminderd.

(29)

Evenzo ziet de Commissie het feit dat RBS niet op de hoogte was van de mogelijke medewerking van […] aan de inbreuk UBS/RBS van 2007 en de inbreuk UBS/RBS van 2008, zoals hierboven beschreven, als een verzachtende omstandigheid. Daarom wordt de geldboete die voor elk van deze inbreuken aan RBS moet worden opgelegd met 10 % verminderd.

(30)

Ten slotte ziet de Commissie ook het feit dat UBS niet op de hoogte was van de mogelijke medewerking van […] aan de inbreuk Citi/UBS van 2010, zoals hierboven beschreven, als een verzachtende omstandigheid. Daarom wordt de geldboete die voor deze inbreuk aan UBS moet worden opgelegd met 10 % verminderd.

2.4.3. Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(31)

Krachtens artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 mag de voor elke inbreuk aan elke onderneming opgelegde geldboete niet hoger zijn dan 10 % van de totale omzet die deze in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald.

(32)

In dit geval bedraagt geen enkele van de geldboeten meer dan 10 % van de totale omzet van een onderneming met betrekking tot het aan de datum van dit besluit voorafgaande boekjaar.

2.4.4. Toepassing van de clementieregeling

(33)

De Commissie heeft UBS volledige immuniteit voor de geldboeten verleend voor elk van de inbreuken waaraan de onderneming heeft deelgenomen. De Commissie heeft Citigroup ook immuniteit voor de geldboeten verleend voor de inbreuk Citi/DB van 2010.

(34)

Omdat de volgende ondernemingen aan het onderzoek hebben meegewerkt, verminderde de Commissie ook hun geldboeten:

Citigroup: vermindering van 40 % van de geldboete voor de inbreuk Citi/RBS van 2010 en vermindering van 35 % voor de inbreuk Citi/UBS van 2010;

Deutsche Bank: vermindering van 35 % van de geldboete voor de inbreuk UBS/DB van 2008-2009 en vermindering van 30 % voor de inbreuk Citi/DB van 2010;

RP Martin: vermindering van 25 % voor de inbreuk UBS/DB van 2008-2009;

RBS: vermindering van 25 % van de geldboete voor de inbreuk Citi/RBS van 2010.

2.4.5. Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(35)

Als gevolg van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het bedrag van de geldboeten die aan UBS, RBS, Deutsche Bank, Citigroup, JPMorgan en RP Martin moesten worden opgelegd met 10 % verminderd; deze vermindering is bij hun in het kader van de clementieregeling toegekende beloning gevoegd.

3. CONCLUSIE

3.1. Conclusie: definitieve bedrag van de verschillende geldboeten die in dit besluit worden opgelegd

(36)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden de volgende geldboeten opgelegd:

Inbreuk UBS/JPM van 2007

Onderneming

Geldboete (in EUR)

UBS

0

JPMorgan

79 897 000


Inbreuk UBS/RBS van 2007

Onderneming

Geldboete (in EUR)

UBS

0

RBS

24 154 000


Inbreuk UBS/RBS van 2008

Onderneming

Geldboete (in EUR)

UBS

0

RBS

38 452 000


Inbreuk UBS/DB van 2008-2009

Onderneming

Geldboete (in EUR)

UBS

0

Deutsche Bank

195 031 000

RP Martin

247 000


Inbreuk Citi/RBS van 2010

Onderneming

Geldboete (in EUR)

Citigroup

47 795 000

RBS

197 450 000


Inbreuk Citi/DB van 2010

Onderneming

Geldboete (in EUR)

Citigroup

0

Deutsche Bank

64 468 000


Inbreuk Citi/UBS van 2010

Onderneming

Geldboete (in EUR)

Citigroup

22 225 000

UBS

0