Home

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 20 september 2016 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39759 — Afscherming van de markt door ARA) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5586)

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 20 september 2016 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39759 — Afscherming van de markt door ARA) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5586)

23.11.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/6


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 20 september 2016

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39759 — Afscherming van de markt door ARA)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5586)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2016/C 432/05)

Op 20 september 2016 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(1)publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1. INLEIDING

(1)

Op 20 september 2016 heeft de Commissie een besluit vastgesteld tegen de Oostenrijkse onderneming Altstoff Recycling Austria Aktiengesellschaft (hierna „ARA” genoemd) wegens inbreuk op artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (hierna het „besluit” genoemd). In het besluit wordt vastgesteld dat ARA sinds 1 maart 2008 tot ten minste 2 april 2012 misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie op de markt voor de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval, en wordt een geldboete aan ARA opgelegd. Aangezien ARA de inbreuk erkent, wordt het bedrag van de geldboete verlaagd. Bij het besluit wordt aan ARA ook een corrigerende maatregel opgelegd die bestaat in de afstoting van de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling die eigendom is van ARA, zodat de inbreuk niet kan worden herhaald in de toekomst.

2. PROCEDURE

(2)

Deze zaak kwam op gang na een informele klacht van de vennootschap EVA GmbH, later omgedoopt tot Interseroh Austria GmbH (hierna „Interseroh” genoemd).

(3)

Na onaangekondigde inspectiebezoeken van de Commissie in 2010 heeft de Commissie op 15 juli 2011 een procedure ingeleid op grond van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie(2). Op 17 juli 2013 heeft de Commissie een aan ARA gerichte mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd en op 26 november 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De Commissie heeft ARA voorts twee letters of facts toegezonden op respectievelijk 10 september 2014 en 15 februari 2016.

(4)

Op 21 juli 2016 heeft ARA een formeel aanbod tot samenwerking ingediend (hierna „samenwerkingsaanbod” genoemd) en daarbij erkend dat de weigering van toegang tot de noodzakelijke infrastructuur voor huishoudelijke inzameling van 1 maart 2008 tot en met 2 april 2012 erkend een inbreuk vormt. ARA heeft ook een structurele corrigerende maatregel voorgesteld in de vorm van een afstoting van haar deel van de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling, en heeft die als noodzakelijk en evenredig erkend.

(5)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 4 augustus 2016 een gunstig advies uitgebracht.

3. SAMENVATTING VAN DE FEITEN EN JURIDISCHE BEOORDELING

(6)

ARA is een vrijstellingssysteem waarbij verpakkingsafval wordt ingezameld en gerecycleerd namens de producenten van de goederen. Producenten worden dus vrijgesteld van hun wettelijke verplichting om dergelijk afval zelf in te zamelen en te recycleren. De producenten betalen een „licentievergoeding” voor deze „vrijstellingsdiensten”.

(7)

Verpakkingsafval kan afkomstig zijn van huishoudens („huishoudelijk verpakkingsafval”) of van locaties van commerciële eindgebruikers („commercieel verpakkingsafval”). De dienst waarop de inbreuk betrekking heeft, is de vrijstelling inzake verpakkingsafval dat afkomstig is van huishoudens (hierna „de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval” genoemd).

(8)

ARA zamelt de door haar gelicentieerde verpakkingen niet zelf in, maar via inzamelondernemingen (hierna „inzameldiensten” genoemd) en gemeenten die een contract met ARA hebben. ARA heeft haar infrastructuur voor huishoudelijke inzameling in heel Oostenrijk aangebracht, met name voor licht verpakkingsafval (vooral plastic) en metalen verpakkingsafval (hierna „de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling” genoemd). Het grootste deel van de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling is eigendom van de inzameldiensten en de gemeenten. ARA zelf heeft slechts een kleiner deel van de infrastructuur in eigendom.

(9)

Volgens het Oostenrijkse recht dat van kracht was tijdens de inbreukperiode (van 1 maart 2008 tot ten minste 2 april 2012), moest iedere onderneming die wou toetreden tot de markt voor de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval, aantonen dat haar inzamelsysteem een landelijke dekking had om de vereiste toelating te krijgen van het Oostenrijkse federale ministerie van Landbouw, Bosbouw, Milieu en Waterstaat (hierna „het ministerie” genoemd).

(10)

In het besluit is bepaald dat de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling tijdens de inbreukperiode niet kon worden verdubbeld en een onmisbare input was voor toetreding tot de markt voor de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval. In verband met juridische, praktische en economische belemmeringen was het hoogst onwaarschijnlijk dat een onderneming die voornemens was toe te treden tot de markt op basis van dubbele infrastructuur voor huishoudelijke inzameling, een toelating zou hebben gekregen van het ministerie. In het verleden had het ministerie duidelijk zijn bezorgdheid geuit over dubbele infrastructuur voor huishoudelijke inzameling.

(11)

Tijdens de inbreukperiode was ARA de enige aanbieder van een volwaardig vrijstellingssysteem op de markt voor de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval, en nam zij derhalve een machtspositie in. Alleen ARA beschikte over een uitgebreide infrastructuur voor huishoudelijke inzameling. Toen Interseroh verzocht om toegang tot de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling, heeft ARA dit gedeeld gebruik geweigerd door ongerechtvaardigde toegangsvoorwaarden voor gedeeld gebruik van de infrastructuur door concurrenten op te leggen, en met name door de potentiële toegang tot haar infrastructuur te beperken tot bepaalde regio’s, ook al kan de infrastructuur niet worden verdubbeld in bepaalde regio’s, noch op landelijk niveau, en is zij onmisbaar voor markttoetreding.

(12)

In het besluit wordt vastgesteld dat ARA hierbij misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie op de markt voor de vrijstelling inzake huishoudelijk verpakkingsafval door potentiële concurrenten de toegang tot infrastructuur voor huishoudelijke inzameling die niet kan worden verdubbeld, te ontzeggen.

4. ERKENNING

(13)

Op 21 juli 2016 heeft ARA een formeel samenwerkingsaanbod ingediend. In het samenwerkingsaanbod erkent ARA duidelijk en ondubbelzinnig haar aansprakelijk voor de inbreuk waarbij zij op nalatige wijze toegang heeft geweigerd tot de noodzakelijke infrastructuur voor huishoudelijke inzameling in de periode van 1 maart 2008 tot en met 2 april 2012. ARA heeft haar samenwerkingsaanbod afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de geldboete niet meer zal bedragen dan het in het samenwerkingsaanbod genoemde bedrag.

5. DUUR

(14)

De inbreuk is ingegaan op 1 maart 2008 (de maand waarin ARA Interseroh het gedeelde gebruik weigerde). Ze duurde tot ten minste 2 april 2012, toen marktdeelnemers en belanghebbenden werden geraadpleegd over een nieuwe Oostenrijkse ontwerpwet inzake afval (hierna „de AWG 2013” genoemd). Het wetsontwerp verschafte duidelijkheid over de wettelijke verplichting om toegang te verschaffen tot de door ARA gecontroleerde infrastructuur voor huishoudelijke inzameling en garandeerde dat ARA gemeenten en inzameldiensten niet langer kon beletten een gedeeld gebruik van de infrastructuur toe te staan aan andere vrijstellingssystemen.

(15)

De AWG 2013 (evenals het ontwerp van april 2012) verschaft geen volledige duidelijkheid over de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling die tijdens de inbreukperiode eigendom van ARA was. Bovendien beschikt de Commissie niet over afdoende bewijs dat ARA ook na 2 april 2012 nog toegang weigerde tot haar infrastructuur voor huishoudelijke inzameling, toen de marktomstandigheden aanzienlijk veranderden als gevolg van de raadpleging over de ontwerp-AWG 2013.

(16)

Derhalve wordt in het besluit geconcludeerd dat de inbreuk inging op 1 maart 2008 en duurde tot ten minste 2 april 2012.

6. GELDBOETEN

(17)

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboeten heeft de Commissie rekening gehouden met de ernst en de duur van de inbreuk. De inbreuk ging in op 1 maart 2008 en duurde tot ten minste 2 april 2012.

(18)

Er zijn geen verzwarende of verzachtende omstandigheden.

(19)

Gelet op de medewerking van ARA wordt een vermindering van 30 % van de geldboete toegepast. ARA heeft aan de procedure meegewerkt door de inbreuk te erkennen, door een rationalisering van de procedures mogelijk te maken en een oplossing voor te stellen om herhaling van de inbreuk in de toekomst te voorkomen.

(20)

Het definitieve bedrag van de aan ARA opgelegde geldboete bedraagt overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bijgevolg 6 015 000 EUR.

7. CORRIGERENDE MAATREGELEN

(21)

Op grond van het besluit moet ARA het in haar bezit zijnde deel van de infrastructuur voor huishoudelijke inzameling afstoten. Deze corrigerende maatregel is door ARA in haar samenwerkingsaanbod voorgesteld. ARA erkent dat deze afstoting noodzakelijk en evenredig is om de inbreuk volledig te beëindigen.

(22)

De corrigerende maatregel is noodzakelijk. In de AWG 2013 wordt niet expliciet ingegaan op de verplichting van een aanbieder van een vrijstellingssysteem om toegang te verlenen tot het eigen deel van de infrastructuur voor huishoudelijk afval wanneer een concurrent een gedeeld gebruik via contracten met inzameldiensten en gemeenten beoogt. De afstoting van de eigen infrastructuur van ARA is derhalve noodzakelijk om ervoor te zorgen dat ARA niet langer beschikt over het meest directe weigeringsmiddel en het misbruik niet kan herhalen.

(23)

De corrigerende maatregel is ook evenredig, aangezien er geen andere, minder belastende maatregel is die de mogelijk resterende rechtsonzekerheid over de verplichting van ARA om een gedeeld gebruik van dit deel van de infrastructuur toe te staan en er toegang toe te verlenen, even doeltreffend zou wegnemen.