Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de strategie voor de digitale interne markt — Een connectieve digitale interne markt (COM(2017) 228 final)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de strategie voor de digitale interne markt — Een connectieve digitale interne markt (COM(2017) 228 final)

2.3.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/102


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de strategie voor de digitale interne markt — Een connectieve digitale interne markt

(COM(2017) 228 final)

(2018/C 081/14)

Rapporteur:

Antonio LONGO

Raadpleging

Europese Commissie, 5.7.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

4.10.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.10.2017

Zitting nr.

529

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

111/0/0

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) steunt het voorstel tot herziening van de Strategie voor de digitale interne markt (SDIM) en erkent tevens de inspanning die de Commissie met het wetgevingsinitiatief heeft geleverd om de EU-doelstellingen inzake technologische, economische en sociale groei te verwezenlijken.

1.2.

Het EESC maakt zich evenwel zorgen over de vertraging die de goedkeuring en uitvoering van de 35 voorgestelde maatregelen en wetgevingsinitiatieven oplopen, waardoor de kloof op technologisch en concurrentiegebied tussen de EU en haar mondiale concurrenten dreigt te worden vergroot.

1.3.

Het voorstel van de Commissie om de SDIM en drie nieuwe wetgevende initiatieven m.b.t. onlineplatforms, de Europese dataeconomie en cyberbeveiliging te bundelen, is een goede zaak. In dit verband moet een holistische benadering worden gehanteerd, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzakelijke versterking van het concurrentievermogen en de bescherming van de digitale rechten zowel op de interne markt als in derde landen.

1.4.

Het EESC wijst er nogmaals op dat de sociale dimensie(1) van de SDIM moet worden versterkt. Alleen via governance op Europees niveau waarbij de nationale regeringen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in zijn geheel zijn betrokken, zal het mogelijk zijn om de problemen en risico’s i.v.m. de digitale revolutie aan te pakken, kwetsbare groepen te beschermen en burgers en bedrijven meer kansen te bieden.

1.5.

Het EESC zou graag zien dat de EU, met inachtneming van de desbetreffende nationale bevoegdheden, een grootschalig plan lanceert voor digitaal onderwijs en digitale opleiding, teneinde alle burgers de beschikking te geven over de kennisinstrumenten die nodig zijn om zo goed mogelijk met de transitie om te gaan. Zo’n plan zou alle vormen en niveaus van onderwijs moeten omvatten, waarbij het allereerst nodig is om de leerkrachten ter zake op te leiden en lesprogramma’s en lesmethoden te herzien. Het zou nauw gekoppeld moeten worden aan een systeem voor permanente opleiding om de vaardigheden van werkenden te actualiseren of aan te passen. Speciale aandacht zou ook moeten uitgaan naar personen in leidinggevende functies, door geavanceerde opleidingsprogramma’s op te zetten in samenwerking met universiteiten.

1.6.

De digitale revolutie brengt ingrijpende veranderingen teweeg in allerlei aspecten van het werk: de organisatie van het werk, de plaats waar gewerkt wordt, taken, werktijden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsovereenkomsten. Volgens het EESC kan de sociale dialoog in dit verband een wezenlijke rol spelen. Het verzoekt de Commissie om samen met de sociale partners na te denken over de betreffende vooruitzichten op middellange en lange termijn en houdbare maatregelen voor te stellen om fatsoenlijke lonen, kwaliteitsbanen, een evenwicht tussen werk en gezinsleven en algemene toegang tot sociale zekerheid te waarborgen.

1.7.

Het EESC is ingenomen met de vooruitgang die recentelijk in de digitale sector is geboekt maar verzoekt de Europese en nationale instellingen toe te zien op de correcte en volledige toepassing van de regelgeving (bijv. de afschaffing van de retailroamingtoeslagen) alsook de inspanningen voort te zetten om versnippering en verstoringen tegen te gaan. Het EESC verzoekt de Commissie in dit verband om zo snel mogelijk met een regeling te komen inzake de portabiliteit van online-inhoud.

1.8.

Het is van belang zo snel mogelijk de infrastructurele, territoriale en culturele digitale kloof te dichten die nu een belemmering vormt voor de economische en sociale ontwikkeling van de EU en een bron van ongelijkheid is wat de leefomstandigheden en kansen voor burgers en bedrijven betreft. De verleende steun was tot dusver aanzienlijk, maar is niettemin ontoereikend om aan alle behoeften van de EU te voldoen.

1.9.

Het EESC wijst er nogmaals op dat toegang tot het internet een grondrecht is van elke burger, en een onmisbaar instrument vormt voor sociale inclusie en economische groei. Internettoegang moet dan ook zonder uitstel als een universele dienst worden beschouwd.

1.10.

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan vaart te zetten achter de uitvoering van de strategieën voor e-overheid en e-gezondheid, niet alleen omdat een en ander een noodzakelijke voorwaarde is voor digitale ontwikkeling in Europa, maar ook wegens de mogelijke positieve effecten op de kwaliteit van de diensten en het dagelijkse leven van de burgers.

1.11.

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moeten beter worden ondersteund omdat internetgebruik nu al een conditio sine qua non is om zich op de markt te handhaven. De steun aan het bedrijfsleven kan voorts niet los worden gezien van een ad-hocstrategie voor startende bedrijven, en wel op basis van drie sleuteldoelstellingen: vereenvoudiging van de regelgeving, ontwikkeling van netwerken en gemakkelijkere toegang tot financiering.

1.12.

Het EESC roept de Commissie op om de bescherming van de digitale consumentenrechten in de hele EU kracht bij te zetten. Daarbij moet worden voorkomen dat harmonisatie van de verschillende wetgevingen leidt tot een verlaging van het beschermingsniveau in gevallen waar dit reeds geconsolideerd en bevredigend is.

1.13.

Cyberveiligheid is een horizontaal aspect dat alle digitale toepassingsgebieden betreft en is volgens het EESC dan ook van prioritair belang om de soevereiniteit en het concurrentievermogen van Europa te waarborgen. Het EESC vindt daarom dat het voorstel van de Commissie moet voorzien in aanzienlijke verbeteringen van de normen voor preventie, afschrikking, respons, crisisbeheer en weerbaarheid, met inachtneming van de grondrechten van de EU. Hiermee moet de basis worden gelegd voor het opvoeren van de samenwerking tussen de lidstaten alsook met derde landen.

2. De stand van de digitale interne markt

2.1.

Sinds mei 2015 heeft de Europese Commissie 35 wetgevingsvoorstellen geformuleerd in het kader van de strategie voor de digitale interne markt (SDIM)(2), waarvan vele nog niet ten uitvoer zijn gelegd maar zich in de fase bevinden van onderhandelingen tussen Commissie, Parlement en de Raad, of in afwachting zijn van daadwerkelijke uitvoering in de afzonderlijke lidstaten. In de mededeling over de tussentijdse evaluatie van de SDIM wordt een eerste stand van zaken van de ondernomen stappen en behaalde resultaten opgemaakt.

2.2.

De meest gevoelige uitgevoerde of nog uit te voeren initiatieven betreffen:

de afschaffing van de retailroamingtarieven(3) vanaf 15 juni 2017;

de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten(4) begin 2018;

de opheffing van ongerechtvaardigde geoblocking(5) die nadelig is voor de consumenten.

2.3.

Volgens de Commissie is het van wezenlijk belang dat het connectiviteitspakket(6) ten uitvoer wordt gelegd omdat dit de totstandbrenging van hoogwaardige digitale infrastructuur in de EU zal bevorderen, zodat alle Europese burgers en bedrijven van de voordelen van de digitale omwenteling kunnen meeprofiteren.

2.4.

Ter bevordering van grensoverschrijdende elektronische handel is het zaak de Commissievoorstellen tot harmonisering van de normen voor digitale overeenkomsten(7) goed te keuren, de samenwerking tussen de nationale instanties voor consumentenbescherming(8) te versterken, grensoverschrijdende leveringsdiensten(9) betaalbaar te maken, procedures voor btw-aangifte(10) te vereenvoudigen, oneerlijke handelspraktijken te bestrijden en intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van auteursrechten(11), te beschermen.

2.5.

Om hogere normen voor gegevensbescherming(12) en vertrouwelijkheid van elektronische communicatie(13) te verzekeren heeft de Commissie twee ad-hocverordeningen vastgesteld die in 2018 moeten worden toegepast.

2.6.

Het juridische kader voor de audiovisuele sector(14) zal op de behoeften van het digitale tijdperk worden afgestemd via een herziening van het auteursrecht(15), teneinde de grensoverschrijdende toegang van materialen te vergemakkelijken en meer mogelijkheden te scheppen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in het kader van onderwijs, onderzoek en cultuur.

3. Samenvatting van de Commissievoorstellen

3.1.

Gelet op de natuurlijke ontwikkeling van de digitale technologie, waarbij voortdurend aanpassingen op het gebied van infrastructuur en regelgeving geboden zijn, is het zaak alle gebruikers een veilige, open en gelijke digitale omgeving te garanderen. Dit is een conditio sine qua non om het vertrouwen te versterken dat thans nog tekortschiet om een uitbreiding van de digitale interne markt mogelijk te maken(16).

3.2.

De Commissie verwijst naar drie sectoren waar de EU krachtdadiger zou moeten optreden en waarvoor ze dan ook binnenkort wetgevingsvoorstellen zal presenteren: 1) onlineplatforms, 2) Europese data-economie, 3) cyberbeveiliging.

3.3.

Onlineplatforms(17) zijn de digitale interne markt zodanig aan het herdefiniëren dat zij de rol van „waakhonden van het internet” gaan spelen en de controle over de toegang tot informatie, inhoud en transacties uitoefenen. De Commissie zal daarom in 2017 met een initiatief komen om hen bij het internetbeheer te betrekken en hen er medeverantwoordelijk voor te maken. Met name zal een oplossing worden gezocht voor het probleem van oneerlijke contractbedingen en oneerlijke handelspraktijken in betrekkingen tussen platforms en bedrijven. Voorts moet illegale inhoud sneller en efficiënter van het net kunnen worden gehaald door de invoering van een formeel systeem voor „kennisgeving en verwijdering”.

3.4.

De data-economie zal steeds belangrijker worden voor bedrijven, burgers en overheidsdiensten. In 2017 zal de Commissie twee wetgevingsvoorstellen publiceren inzake het vrije grensoverschrijdende verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens alsook de toegankelijkheid en het hergebruik van overheidsgegevens en gegevens die zijn vergaard met publieke middelen. Om de digitale markt ten slotte voor te bereiden op de ontwikkeling van het internet der dingen zullen de beginselen worden geformuleerd voor het vaststellen van de aansprakelijkheid in geval van schade veroorzaakt door gegevensintensieve producten.

3.5.

In 2017 zal de Commissie de EU-strategie inzake cyberveiligheid(18) herzien, alsook het mandaat van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) om een en ander af te stemmen op de nieuwe uitdagingen en risico’s. Voorts zullen verdere maatregelen worden voorgesteld met het oog op normalisatie, certificering en etikettering van cyberveiligheid, teneinde gekoppelde objecten beter tegen cyberaanvallen te beschermen. In dit kader zal ook het publiek-private partnerschap worden versterkt.

3.6.

Om de digitale vaardigheden en inzetbaarheid te verbeteren dringt de Commissie aan op snelle tenuitvoerlegging van de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa(19) en de coalitie voor digitale vaardigheden en banen(20). Voorts zal de Commissie in 2018 het project Digital Opportunity lanceren om afgestudeerde studenten de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan grensoverschrijdende stages in de digitale sector.

3.7.

De strategie voor de digitalisering van het Europese bedrijfsleven(21) zal de samenwerking en uitwisseling van goede praktijken bevorderen. Dit initiatief komt bovenop de middelen die in dit verband beschikbaar zijn via het programma Horizon 2020 (5,5 miljard euro) en de particuliere en nationale investeringen op basis van publiek-private partnerschappen. Een aantal cruciale sectoren zoals energie, vervoer en financiën zal ingrijpende veranderingen ondergaan, op basis van duurzaamheids- en efficiëntiecriteria.

3.8.

Het actieplan inzake e-overheid 2016-2020(22) zal de digitalisering van overheidsdiensten op nationaal en Europees niveau vergemakkelijken. De Commissie verwacht dat de grootste veranderingen zich in de gezondheidssector zullen voordoen, gelet op het recht om zich in elk EU-land te laten behandelen (digitale medische dossiers en voorschriften) en het toenemende gebruik van technologie ter ondersteuning van artsen (bij analyse, operaties, behandelingen enz.).

3.9.

Om haar positie op wereldvlak te versterken heeft de EU de middelen voor onderzoek en innovatie (R&I) opgetrokken en twee belangrijke technologische initiatieven genomen: inzake cloud computing, om verworven kennis uit te wisselen en opnieuw te gebruiken, en inzake kwantuminformatica, om met supercomputers nog complexere berekeningen te kunnen verrichten.

3.10.

De Commissie is van mening dat de SDIM van steeds meer belang zal zijn in de betrekkingen tussen de EU en derde landen. Daarbij zal het van belang zijn nieuwe digitale rechten te beschermen, digitaal protectionisme tegen te gaan en initiatieven ter bestrijding van de digitale kloof op wereldniveau te bevorderen.

4. Algemene opmerkingen

4.1.

Het EESC erkent de inspanning die de Commissie met het wetgevingsinitiatief heeft geleverd om de in de SDIM vastgestelde doelstellingen inzake technologische, economische en sociale groei te verwezenlijken. Het EESC acht deze tussentijdse evaluatie met name van essentieel belang voor de uitvoering van de bovengenoemde strategie en om versnippering en verstoringen tegen te gaan.

4.2.

Het EESC is ingenomen met de recentelijk behaalde resultaten, waaronder de afschaffing van de retailroamingtoeslagen(23), de grensoverschrijdende portabiliteit van onlineproducten(24) en de afschaffing van ongerechtvaardigde geoblocking(25). Deze initiatieven zullen bijdragen aan een positiever imago van de EU, hoewel er nog veel problemen moeten worden opgelost om de rechten van de consument en eerlijke mededinging tussen ondernemingen te garanderen.

4.2.1.

Het EESC wijst er echter op dat de afschaffing van de roamingtarieven in veel lidstaten niet op samenhangende en uniforme wijze is verlopen en duidelijk schade heeft veroorzaakt voor de consumenten en het imago van de EU. In verschillende landen klagen consumentenverenigingen over pogingen om de afschaffing van de roaming te omzeilen, voornamelijk via beperking van de beschikbare giga voor navigatie online. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook nauwlettend toe te zien op dit proces, de termijnen en werkwijze duidelijker vast te leggen en de tenuitvoerlegging te bespoedigen.

4.2.2.

Waar het gaat om de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoud zou het EESC graag zien dat het voorlopige akkoord tussen Raad en Commissie dat door het Europees Parlement op 18 mei jl. is goedgekeurd, snel ten uitvoer wordt gelegd. Dit akkoord voorziet in een verordening om in de EU tot een gezamenlijke aanpak van de portabiliteit van online-inhoud te komen, zodat diensten waarop mensen zijn geabonneerd, voor hen ook toegankelijk zijn en gebruikt kunnen worden als ze zich tijdelijk in een andere EU-lidstaat bevinden dan die waarin ze wonen.

4.3.

Het EESC is bezorgd over het feit dat slechts enkele wetgevingsvoorstellen van de Commissie in het kader van de SDIM daadwerkelijk ten uitvoer zijn gelegd. Dit is een groot obstakel voor zowel de beoordeling van de strategie als geheel, als de realistische groeiperspectieven en de concurrentiekracht van de EU. Het EESC verzoekt alle instellingen die bij de medebeslissingsprocedure betrokken zijn, de onderhandelingstermijnen te verkorten en hoopt dat de lidstaten de wetgeving tijdig en op een samenhangende manier zullen toepassen.

4.4.

De digitale revolutie zal een radicale verandering teweegbrengen in het leven van de burgers alsook de manier van zakendoen, produceren en vermarkten, met thans moeilijk te voorspellen langdurige gevolgen, in het bijzonder voor de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid. De digitalisering zal flinke gevolgen hebben op het vlak van organisatie, taken, werkplekken, werktijden, arbeidsvoorwaarden en -overeenkomsten. Het EESC wijst daarom nogmaals op de noodzaak tot versterking van de sociale dimensie(26) van de SDIM. Alleen zo kan inzicht worden gekregen in alle uitdagingen en risico’s die met de digitale revolutie gepaard gaan, en kan aan iedereen de kans worden gegeven om ten volle profijt te trekken van de voordelen en mogelijkheden ervan.

4.5.

Het EESC acht het van cruciaal belang onverwijld een grootschalig Europees plan voor digitaal onderwijs en digitale opleiding op te zetten om alle burgers de beschikking te geven over de instrumenten die nodig zijn om zo goed mogelijk met de transitie om te gaan. Onverminderd de specifieke nationale bevoegdheden ter zake zou het EESC vooral graag zien dat er bij dit plan wordt uitgegaan van de scholen, dat de kennis van leerkrachten wordt vergroot, dat lesprogramma’s en lesmethoden worden aangepast aan de digitale technologie (inclusief e-learning) en dat alle leerlingen/studenten een kwaliteitsvolle opleiding krijgen. Dit plan zou zijn natuurlijke voortzetting moeten krijgen in permanente opleiding om de vaardigheden van alle werkenden aan te passen of te actualiseren(27).

4.6.

Het EESC vindt dat het bedrijfsleven zijn digitale vaardigheden snel moet aanpassen, waarbij kwesties rond cyberveiligheid bijzondere aandacht dienen te krijgen. De EU zou er volgens het EESC goed aan doen ondernemingen te helpen door met steun uit de universitaire wereld personen in leiddinggevende functies kwaliteitscursussen te geven om hun kennis te vergroten en om hen bewuster te maken van de risico’s i.v.m. het stelen van data en cybercriminaliteit. Ook acht het EESC het belangrijk de opleiding van IT-technici die zich met veiligheid bezighouden te ondersteunen door speciale plekken in te richten om cyberaanvallen te simuleren en hun reactievermogen te testen.

4.7.

Het EESC wijst erop dat enkele van de belangrijkste problemen voor de verwezenlijking van de SDIM nog niet adequaat zijn aangepakt, hoewel het reeds in 2015(28) aanbevelingen in dat verband heeft geformuleerd. De verspreiding van digitale vaardigheden, digitale geletterdheid, de digitalisering van het bedrijfsleven en e-overheid blijven essentiële voorwaarden voor een brede, gemeenschappelijke en evenwichtige ontwikkeling.

4.8.

De EU heeft in onderzoek en innovatie alsook in de digitale sector vele miljarden euro geïnvesteerd en zal dat blijven doen. Vergeleken met de door de Commissie geraamde behoeften (ongeveer 155 miljard EUR) zijn deze investeringen echter verre van voldoende om een sterke en evenwichtige ontwikkeling in de digitale sector te garanderen en gelijke tred te houden met de belangrijkste mondiale concurrenten. De Commissie heeft dan ook vaak verklaard dat zij graag een beroep wil doen op publiek-private partnerschappen (PPP’s) om de investeringskloof te dichten.

4.8.1.

Het EESC is van mening dat PPP’s weliswaar een belangrijke hefboom zijn voor ontwikkeling en innovatie, maar niet als de oplossing voor alle problemen kunnen worden beschouwd. Het zou dan ook graag zien dat de EU-instellingen meer actie ondernemen en steun verlenen op gebieden van gering commercieel belang, evenals voor initiatieven die gericht zijn op het creëren van infrastructuur met een hoge toegevoegde waarde, waarvan de vruchten evenwel slechts kunnen worden geplukt op de langere termijn (CEF-programma).

4.9.

Belastingen op multinationals in de digitale sector geven reeds geruime tijd aanleiding tot hevige discussies en ingrijpende institutionele initiatieven. Het lijkt erop dat de winsten van deze bedrijven in de EU met name door nationale belastingstelsels niet altijd op correcte wijze worden belast. Het EESC verzoekt de Commissie met oplossingen te komen die, binnen de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel, kunnen zorgen voor een billijke belastingheffing op de bewuste winsten, zonder innovatie en ontwikkeling te belemmeren.

4.10.

Het EESC wijst nogmaals op het belang van het verkleinen van de digitale kloof, die een van de belangrijkste factoren van economische, arbeids- en sociale uitsluiting dreigt te worden. In dit verband dient zo spoedig mogelijk uitvoering te worden gegeven aan de geplande EU-strategieën op het vlak van onderwijs en opleiding op digitaal gebied (Nieuwe vaardighedenagenda voor Europa en Coalitie voor digitale vaardigheden en banen). Daarom verzoekt het EESC de Commissie om er nauwlettend op toe te zien dat de lidstaten snel en correct werk maken van dit proces.

4.11.

Het EESC benadrukt dat toegang tot het internet een grondrecht van elke burger is, alsook een onmisbaar instrument vormt voor sociale inclusie en economische groei. Toegang tot snel internet moet dan ook zonder uitstel als een universele dienst worden beschouwd(29). Tevens is het EESC van mening dat de digitale revolutie alleen in goede banen kan worden geleid als de burgers er actief bij betrokken worden en op de hoogte zijn van de mogelijkheden en risico’s die het internet biedt.

4.12.

Het is dan ook van belang dat de EU haar steun verleent en actief deelneemt aan het jaarlijkse forum voor internetbeheer, dat in december 2017 in Genève onder het motto Shape Your Digital Future! zal worden gehouden en waarbij zal worden nagegaan hoe de mogelijkheden van het internet optimaal kunnen worden benut en hoe opkomende risico’s en uitdagingen kunnen worden aangepakt.

4.13.

Het EESC onderschrijft het connectiviteitspakket(30) en is vooral ingenomen met de initiatieven om de territoriale digitale kloof te verkleinen (Wifi4EU) en de kwaliteit van digitale communicatie te waarborgen (5G). Het EESC acht met name Wifi4EU van fundamenteel belang om daadwerkelijk voor een geconnecteerde digitale interne markt voor iedereen te zorgen. Het hoopt daarom dat het bovengenoemde proefproject, waarvoor naar planning 125 miljoen EUR zal worden uitgetrokken, in structureel beleid van de EU kan worden omgezet en dat de begroting ervoor kan worden aangepast, zodat alle burgers, ook in gebieden van weinig commercieel belang (eilanden, bergstreken en ultraperifere regio’s), een kwaliteitsvolle internetverbinding kan worden gegarandeerd.

4.14.

Het EESC is ingenomen met het voorstel om onlineplatforms te betrekken bij een ruimer opgezet project zodat ze verantwoordelijke spelers worden in een eerlijk en transparant internetecosysteem. In dit verband is het echter ook absoluut zaak om versnippering van wetgeving tegen te gaan, gelet op de gevolgen voor ondernemingen (oneerlijke concurrentie), werknemers (contracten) en consumenten(31) (grensoverschrijdende geschillen). De vastgestelde normen moeten in stand gehouden worden.

4.15.

Het EESC is van mening dat de Europese data-economie een van de sectoren is waar de kloof tussen de EU en de mondiale digitale innovatieleiders het sterkst tot uitdrukking komt. Het steunt het voorstel om een regelgevingskader vast te stellen, op voorwaarde dat dit goed kan worden gebruikt in de context van cloud computing(32), kunstmatige intelligentie en het internet der dingen, dat het rekening houdt met contractvrijheid, belemmeringen voor innovatie uit de weg ruimt, en dat er door de EU passende middelen voor worden uitgetrokken.

4.16.

Cyberveiligheid is een horizontaal aspect dat alle digitale toepassingsgebieden betreft en is volgens het EESC dan ook van prioritair belang voor het waarborgen van de Europese soevereiniteit, die niet los kan worden gezien van digitale autonomie waar het gaat om het verzamelen en beheren van data en om de apparatuur zelf die gebruikt wordt om dit proces te controleren en te monitoren. Aangezien hierbij vele verschillende terreinen zijn betrokken, acht het EESC het geboden om het budget voor cyberveiligheid aanzienlijk te verhogen, waarbij de middelen niet alleen naar onderzoek moeten gaan. Er moet samengewerkt worden met gevoelige industriële sectoren (vervoer, maakindustrieën met een hoge toegevoegde waarde etc.) en de lidstaten moeten geholpen worden om hun digitale verdediging te versterken.

4.17.

Cyberterrorisme en cybercriminaliteit vormen thans een bedreiging voor alle economieën en regeringen. Het voorstel tot herziening van de strategie inzake cyberveiligheid zou volgens het EESC dan ook moeten voorzien in aanzienlijke verbeteringen van de normen voor preventie, afschrikking, respons, crisisbeheer en weerbaarheid, met inachtneming van de grondrechten van de EU. Hiermee moet de basis worden gelegd voor het opvoeren van de samenwerking tussen de lidstaten alsook met derde landen.

4.17.1.

Het EESC is het eens met de aanpak van de Commissie en is van mening dat alle digitale producten en aanverwante systemen veilig moeten zijn vanaf het ogenblik dat ze op de markt worden gebracht. Het kijkt dan ook uit naar de spoedige vaststelling van de aangekondigde maatregelen.

4.17.2.

Het EESC onderschrijft het voorstel van de Commissie om het mandaat van het Enisa(33) uit te breiden en aan te passen aan de nieuwe mondiale dreigingen. Het is met name van mening dat bij de herziening van de Europese strategie inzake cyberveiligheid ook stappen moeten worden gezet om meer openheid, dialoog en transparantie van het Enisa ten opzichte van de burgers en het maatschappelijk middenveld te creëren, zodat de betreffende initiatieven en activiteiten maximaal ten nutte kunnen worden gemaakt.

5. Specifieke opmerkingen

5.1.

90 % van de Europese bedrijven heeft behoefte aan digitale vaardigheden, maar in 2016 beschikte slechts 44 % van de Europeanen en 37 % van de werknemers over een ten minste toereikend kennisniveau op dat gebied. Bovendien wordt door bijna de helft van de Europese ondernemingen in geen bijscholing van werknemers voorzien, wat nadelig is voor zowel de werknemers als het concurrentievermogen van de onderneming zelf(34). Het EESC wijst daarom nogmaals op de dringende noodzaak van ad-hocfinanciering voor een grootschalige strategie op het gebied van digitaal onderwijs en digitale opleiding(35), waarin bijzondere aandacht uitgaat naar de kloof tussen de „digitale generatie(36) en ouderen en waarmee meer in het algemeen wordt beoogd om „niet-gedigitaliseerde” burgers van alle leeftijden, rangen en standen te steunen en te begeleiden.

5.2.

Wat de gevolgen voor de werkgelegenheid betreft, bestaat ook de reële mogelijkheid dat robotisering tot een vermindering van het totale aantal banen zal leiden en dat robots geleidelijk al het repetitieve en „minder” creatieve werk overnemen(37). Het EESC verzoekt de Commissie dan ook om via de Europese sociale dialoog een proces in gang te zetten om na te gaan hoe fatsoenlijke lonen, een evenwicht tussen werk en gezinsleven, kwaliteitsbanen en algemene toegang tot sociale zekerheid kunnen worden gewaarborgd(38).

5.2.1.

Om de uitdaging van de digitalisering het hoofd te bieden is het van essentieel belang maatregelen te treffen op het gebied van onderwijs en opleiding, alsook ad-hocmaatregelen op Europees niveau om werknemers wier taken toevertrouwd worden aan machines of achterhaald zijn door robotisering, terug aan het werk te zetten. Ter verzekering van een waardig leven moet tijdens die periode van omscholing ook worden voorzien in afdoende sociale vangnetten. Deze maatregelen moeten voorts worden ingepast in een alomvattende, flexibele en veerkrachtige strategie, waarmee snel en efficiënt kan worden gereageerd op veranderingen ten gevolge van de digitale revolutie, teneinde deze te beheersen en niet alleen de gevolgen ervan te ondergaan.

5.3.

Het EESC spreekt nogmaals zijn steun uit voor het actieplan inzake e-overheid voor gebruiksvriendelijke, gepersonaliseerde en grensoverschrijdende digitale diensten. Deze doelstellingen kunnen volgens het EESC echter nu nog niet worden gehaald, gezien de vertraging bij de uitvoering van de strategie op nationaal niveau en het ontbreken van een in Europa wijdverbreide, onderling verbonden digitale infrastructuur. Het EESC merkt op dat de problemen met het eenmaligheidsbeginsel en de vertragingen bij de oprichting van een digitale onestopshop blijven aanslepen. Het dringt er voorts op aan een en ander af te stemmen op de meest recente technologieën en het voor gebruikers duidelijker te maken dat zij hun persoonsgegevens steeds kunnen wijzigen of verwijderen (het recht om te worden vergeten)(39).

5.4.

Het EESC wijst erop dat de problemen op het gebied van e-gezondheid vergelijkbaar zijn met die inzake e-overheid. Het pleit er daarom voor geavanceerde digitale infrastructuur te bevorderen, de samenwerking met R&I-sectoren te verbeteren en gebruikers en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg actiever bij een en ander te betrekken(40).

5.5.

Het EESC staat achter de mededeling over De digitalisering van het Europese bedrijfsleven, en bevestigt dat geen enkele lidstaat alléén in staat is om alle kansen te grijpen die door de digitale technologie worden geboden. De EU kan haar voornaamste mondiale concurrenten daarentegen het hoofd bieden als zij een strategie uitwerkt ter versterking van de Europese industriële basis (Industrie 4.0) als autonome factor voor het concurrentievermogen. Deze strategie moet Europa in staat stellen investeringen aan te trekken, nieuwe banen te creëren en zich te blijven richten op de doelstelling om de industriële productie tegen 2020 op te trekken tot 20 % van het Europese bbp(41).

5.6.

Het EESC verzoekt de Commissie digitale innovatie te ondersteunen in alle ondernemingen, met bijzondere aandacht voor kmo’s, die aanzienlijk zouden kunnen profiteren van de digitalisering (vereenvoudiging, minder rompslomp), maar die van de markt dreigen te worden verdrongen als adequate ondersteuning uitblijft. Digitalisering is voor elk bedrijf immers nu al een noodzakelijke, hoewel op zich niet voldoende voorwaarde om zich op de markt te handhaven, en kmo’s met minder instrumenten en middelen zouden meer moeilijkheden kunnen ondervinden om zich aan de veranderingen aan te passen.

5.7.

Starters moeten worden ondersteund omdat zij van prioritair belang zijn voor digitale innovatie, economische groei en het scheppen van banen. Hun ontwikkeling en consolidering (opschaling) moeten dan ook worden bevorderd. Voor de verschillende ondernemingen is met name een horizontale aanpak geboden op basis van drie centrale doelstellingen: vereenvoudiging van de regelgeving, netwerkvorming en gemakkelijkere toegang tot financiering(42).

5.8.

Het EESC is van mening dat grensoverschrijdende e-handel een van de sleutelsectoren is voor de ontwikkeling van de DIM. Het herhaalt zijn verzoek om kordater maatregelen te nemen om de kosten van pakketbezorging voor iedereen betaalbaar te maken(43). Voorts zouden de normen m.b.t. digitale overeenkomsten beter moeten worden geharmoniseerd, daar de thans gekozen wetgevingsinstrumenten (twee richtlijnen) verwarring dreigen te veroorzaken zonder dat het wetgevingskader er eenvoudiger op wordt(44).

5.9.

Het EESC is ingenomen met de door de Commissie verstrekte informatie over de resultaten op het gebied van consumentenbescherming die met het platform voor onlinebeslechting van geschillen(45) zijn bereikt, maar is van mening dat er nog veel moet worden gedaan om het platform bekender te maken en het vertrouwen van de consumenten in onlinehandel te vergroten. Het pleit met name voor meer buitengerechtelijke afwikkelingsinstrumenten, met name in geval van grensoverschrijdende geschillen. Voorts zijn er maatregelen geboden voor gegevensbescherming(46), audiovisuele mediadiensten(47), fraudebestrijding en bescherming van het auteursrecht(48), waarbij aandacht moet worden besteed aan het beschermen van gebruikers, met name de meest kwetsbaren onder hen, tegen cyberpesten, nepnieuws en alle vormen van aanzetten tot geweld.

5.10.

Mits er niet getornd wordt aan de normen voor consumentenbescherming daar waar deze het hoogst zijn, schaart het EESC zich ook achter het initiatief van de Commissie om de consumentenbescherming op Europees niveau te harmoniseren, waarmee een algehele verbetering van de digitale consumentenbescherming in de EU wordt nagestreefd.

5.11.

Het EESC verzoekt de Commissie om de SDIM steeds horizontaler te maken en te integreren in andere belangrijke sectoren/strategieën voor de ontwikkeling van Europa, zoals energie, de circulaire economie(49) en vervoer(50), in het bredere kader van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties. Dit kan immers een belangrijke bijdrage leveren tot het verwezenlijken van de doelstellingen van duurzaamheid, vereenvoudiging en efficiëntie.

5.12.

Het EESC is van mening dat de EU meer moet investeren in R&I om te kunnen concurreren met de koplopers inzake digitale innovatie. Initiatieven ter versterking van de infrastructuurbasis zijn belangrijk maar niet doorslaggevend. Europa moet met name zo spoedig mogelijk werk maken van cloud computing(51), overeenkomstig de strategie Open Innovation, Open Science, Open to the World. Daarnaast is het EESC er voorstander van om het onderzoek op het gebied van kwantuminformatica en kunstmatige intelligentie uit te diepen(52).

5.13.

Het EESC is het eens met de aanpak van de Commissie inzake de versterking van de externe dimensie van de SDIM, waarvoor naar zijn mening tot nu toe nog maar weinig is gedaan. Het kijkt met name uit naar acties op twee niveaus:

definitie van nieuwe betrekkingen met digitale concurrenten. De EU moet de digitale rechten beschermen, digitaal protectionisme bestrijden en een wereldwijde alliantie voor cyberveiligheid bevorderen. Dit proces zal van cruciaal belang zijn voor de definitie van een nieuwe mondiale governance;

bevordering van digitale ontwikkeling. Digitale technologie kan een belangrijke drijvende kracht voor groei vormen waarmee de oorzaken van oorlog, armoede en migratie kunnen worden tegengegaan. Om de meeste van de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken moet er volgens het EESC op ruimere schaal een beroep worden gedaan op digitale technologie, en moeten landen en burgers, en niet alleen de rijkste en meest geavanceerde onder hen, actief daaraan meewerken. De EU moet er daarom prioritair naar streven de technologiekloof op mondiaal niveau, en niet alleen in een context van grensoverschrijdende samenwerking, te verkleinen.

Brussel, 18 oktober 2017

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS