Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (COM(2017) 294 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (COM(2017) 294 final)
11.4.2018 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 129/51 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie
(COM(2017) 294 final)
(2018/C 129/08)
Rapporteur: | Antonello PEZZINI |
Corapporteur: | Éric BRUNE |
Raadpleging | 7.6.2017 |
Rechtsgrondslag | Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegd | adviescommissie Industriële reconversie (CCMI) |
Goedgekeurd door de CCMI | 16.11.2017 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering | 7.12.2017 |
Zitting nr. | 530 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) | 133/2/5 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. | Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) steunt ten volle de lancering van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP), teneinde tot een interoperatief en geïntegreerd systeem voor gemeenschappelijke defensie te komen dat, gelet op de huidige geopolitieke context, steeds dringender is. Doel daarbij is de strategische autonomie van Europa m.b.t. de defensie-industrie(1) te versterken en daarvoor een solide gemeenschappelijke industriële en technologische basis te ontwikkelen. |
1.2. | Volgens het EESC is een nieuwe aanpak geboden, waarbij het kader van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) het belangrijkste instrument van het Verdrag van Lissabon vormt, dat niet alleen kan fungeren als politieke incubator voor de opbouw van een „Europa van de defensie”, maar ook als katalysator ter versterking van de bereidheid en de inzet van de lidstaten, in overeenstemming met artikel 42, lid 6, en artikel 46 VEU en Protocol nr. 10 bij het Verdrag. |
1.3. | Het Comité is van mening dat alleen een „inclusieve en ambitieuze” PESCO(2) die in staat is een lijst van bindende criteria en afspraken op te stellen, een proces op gang kan brengen dat ertoe leidt dat versnippering van vraag en aanbod wordt tegengegaan en geleidelijk werk wordt gemaakt van een open en transparante Europese markt. |
1.4. | De EDIDP-verordening moet volgens het EESC worden ingepast in een gemeenschappelijke industriële strategische visie die kan evolueren naar een succesvolle integratie van Europese producenten en gebruikers. Daarbij zouden telkens ten minste 3 lidstaten aan de gefinancierde projecten en de aankoop van goederen en diensten moeten deelnemen. |
1.5. | Het EESC dringt aan op een gestructureerde dialoog op Europees niveau, in synergie en coördinatie met de NAVO(3), en een Raad van ministers van Defensie, die kan zorgen voor duurzaam politiek leiderschap en een forum voor overleg, alsook de vaststelling van echte Europese besluiten. |
1.6. | Het EESC acht het van cruciaal belang om te voorzien in een EDIDP-governance die in staat is gemeenschappelijke en concrete doelstellingen vast te stellen door middel van:
|
1.7. | In de verordening moeten worden gewaarborgd:
|
1.8. | Het EESC is het ermee eens dat het EDIDP vooral gericht moet zijn op de ontwikkeling van producten en diensten en op prototyping. |
1.9. | Vóór de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees defensiekader moet werk worden gemaakt van een ruim verspreide Europese defensie- en veiligheidscultuur die het Europees burgerschap moet vervolledigen. |
2. Inleiding
Het streven naar een gemeenschappelijke Europese defensie is van oudsher een terugkerend maar zeer gevoelig thema geweest in de Europese integratie.
2.1. | De eerste poging was de lancering van de Europese Defensiegemeenschap (EDG) in 1954, die op 30 augustus 1954 is mislukt. De tweede poging was de instelling van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid in 2000, gevolgd door de oprichting van het Europees Defensieagentschap (EDA) in 2004. De volgende acties waren de ontwikkeling van de algemene EU-strategie (EUGS)(5) en uiteindelijk de gezamenlijke verklaring EU-NAVO van 2016(6). |
2.2. | Verdere ontwikkeling van de industriële defensiesector kan niet alleen aanzienlijke voordelen voor de Europese economie opleveren maar ook, mits zij vanuit een langetermijnvisie wordt beheerd, de hoeksteen vormen van een ruimere en passender visie die gericht is op de totstandkoming van een daadwerkelijk Europese defensie. |
2.3. | Het langdurige maar noodzakelijke proces waarbij wordt afgestapt van een nationale defensievisie — die o.a. contrasteert met de aanwezigheid van sterke politiek-militaire groeperingen in de wereld en die de kwetsbaarheid en politieke zwakte van Europa heeft aangetoond op belangrijke momenten in de wereldpolitiek — kan voortbouwen op het initiatief van het Parlement en de Raad dat via de acties van de Commissie de industrie en de markt van Europese defensieproducten kan bevorderen. |
2.3.1. | De Europese defensie-industrie — opgevat als het geheel van bedrijfssectoren die goederen en diensten ontwikkelen, produceren en leveren aan het leger, de politie en de veiligheidsdiensten van de EU-lidstaten — is in menig opzicht een sector met specifieke kenmerken. De technologische ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat defensie en veiligheid grondig veranderd zijn en er ook anders zijn gaan uitzien. De impact op de Europese industrie is groot, gaande van het gebruik van „big data”, over onbemande voertuigen en toestellen, tot artificiële intelligentie. |
2.3.2. | Vanuit economisch oogpunt is defensie met een jaarlijkse omzet van 100 miljard EUR en 1,4 miljoen hooggekwalificeerde werknemers(7) een geavanceerde sector in de Unie, met aanzienlijke overloopeffecten voor andere sectoren als die van de elektronica, de luchtvaart, de scheepsbouw, de ruimtevaart of het technisch textiel. |
2.3.3. | Vanuit technologisch oogpunt zij opgemerkt dat defensie voortdurend in de voorhoede van de technologie werkzaam is. Zo wordt het concurrentievermogen van de Unie kracht bijgezet, omdat uitmuntende spin-offs worden gegenereerd. Deze moeten worden ondersteund om civiele technologieën te kunnen integreren in complexe systemen die op de verschillende specifieke defensiesituaties zijn afgestemd. |
2.3.4. | Wat de Europese interne markt betreft, heeft de defensiemarkt doorgaans niet deelgenomen aan het integratieproces. De instandhouding van 27, door nationale programma’s van elkaar gescheiden markten heeft daarbij verhinderd dat bij de productie van schaalvoordelen kon worden geprofiteerd(8). |
2.3.5. | Wat de vraag betreft, hangt de industriële defensiesector in overwegende mate af van de vraag van de afzonderlijke landen en van hun nationale begrotingen. De afgelopen tien jaar zijn de defensiebegrotingen in de EU jaarlijks met ongeveer 2 miljard EUR gedaald. De lidstaten van de EU-27 investeren gemiddeld 1,32 % van het bbp in defensie. |
2.3.6. | Vanuit strategisch oogpunt zij opgemerkt dat, wil Europa zijn burgers en ondernemingen een toereikend niveau van veiligheid garanderen, de territoriale integriteit van zijn grenzen bewaken en verantwoordelijkheden in de wereld op zich nemen, dan moet het voor een geloofwaardige defensiecapaciteit zorgen, door op gemeenschappelijke Europese grondslag een passend niveau van strategische autonomie en technologische en industriële ontwikkeling te verzekeren. |
2.4. | De huidige stand van zaken dreigt ook het vermogen van Europa te ondermijnen om het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen op het gebied van veiligheid in het licht van de steeds snellere veroudering van apparatuur en de stijgende kosten ervan(9). |
2.4.1. | De investeringen in defensie van Europa in zijn geheel bedragen op dit moment minder dan de helft van die van de VS. |
2.5. | Hoewel de Europese defensie-industrie de vermindering van het aantal binnenlandse orders althans ten dele heeft kunnen compenseren via de uitvoer, door de productie en de verkoop te globaliseren, heeft de instandhouding van de versnippering van het defensiebeleid aanleiding gegeven tot inefficiëntie en zwakheden die steeds meer zichtbaar worden wat betreft:
|
2.6. | Gezien de relatief geringe vastleggingen, gecombineerd met een laag niveau van coördinatie van de nationale beleidsmaatregelen, dreigt deze stand van zaken tevens de capaciteit van Europa om het hoofd te bieden aan nieuwe uitdagingen te ondermijnen. |
2.6.1. | Bovendien wordt 80 % van de overheidsopdrachten op defensiegebied op louter nationale basis uitgeschreven, met uiteraard alle kosten vanwege de overlappingen. |
2.7. | De strijdkrachten van de Europese landen zijn vanuit operationeel oogpunt sterk geïntegreerd en hebben een lange ervaring van samenwerking. Zij blijven evenwel 27 volledig gescheiden structuren, met strikt nationale ondersteunende diensten, hoewel er steeds meer sprake is van verschillende soorten initiatieven die alle onder het zogenaamde „pooling and sharing” vallen(10). |
2.8. | In diverse documenten van de integrale EU-strategie inzake veiligheid en defensie zijn vijf specifieke doelstellingen vastgesteld die vooral relevant zijn voor de Europese defensie:
|
2.9. | Het pakket initiatieven, waaronder het voorstel voor een verordening tot instelling van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensiesector en het voorstel voor de oprichting van een Europees Defensiefonds ter ondersteuning van de gezamenlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van technologieën en materialen, moet de aanzet geven tot een proces van hervorming van defensie en veiligheid, teneinde met name:
|
2.9.1. | Om de wereldwijde uitdagingen voor de sector het hoofd te bieden moet de capaciteit van het Europees Defensieagentschap kracht worden bijgezet teneinde gemeenschappelijke actiegebieden in kaart te brengen die dan aan het oordeel van de lidstaten moeten worden voorgelegd. |
2.10. | De Europese Raad van 15 december 2016 heeft de Commissie verzocht om „in de eerste helft van 2017 voorstellen te doen voor de oprichting van een Europees defensiefonds dat onder meer de gezamenlijke ontwikkeling van onderling door de lidstaten overeen te komen vermogens behelst”(11). In het kader van de gezamenlijke Raad Buitenlandse Zaken en Defensie heeft de Europese Raad van maart 2017 in zijn conclusies verklaard uit te kijken naar de instelling van een militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC) en een nieuwe structuur, ter verbetering van het vermogen van de EU om sneller, doeltreffender en consequenter te reageren. |
2.11. | De Europese Raad van 22 en 23 juni 2017 is het erover eens „dat er een inclusieve en ambitieuze permanente gestructureerde samenwerking (Permanent Structured Cooperation — Pesco) moet komen”, alsook een lijst van gemeenschappelijke criteria en bindende afspraken, geheel in overeenstemming met artikel 42, lid 6, en artikel 46 VEU en Protocol nr. 10 bij het Verdrag, en in aansluiting op de nationale defensieplanning en de betreffende verbintenissen die door de betrokken lidstaten zijn aangegaan in het kader van de NAVO en de VN(12). |
2.12. | Het Europees Parlement (EP) is van zijn kant blijven aandringen op nauwere samenwerking tussen de lidstaten op defensiegebied, alsook op de volledige tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon met betrekking tot veiligheid en defensie. In zijn resolutie van 22 november 2016 over een Europese defensie-unie(13) heeft het EP de Europese Raad aangespoord „om de leiding te nemen bij de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie en bijkomende financiële middelen te bieden om de oprichting ervan te waarborgen”. |
2.12.1. | Het EP heeft er voorts ook op gewezen dat de Europese landen over geloofwaardige militaire capaciteiten moeten beschikken. Het heeft de lidstaten aangespoord om intensiever samen te werken en opnieuw aangedrongen op systematische harmonisering van militaire vereisten en een geharmoniseerd planningsproces, afgestemd op het defensieplanningsproces van de NAVO, afgestemd op het defensieplanningsproces van de NAVO(14). |
2.13. | Het EESC heeft van zijn kant verschillende malen de gelegenheid gehad zich uit te spreken over het defensiebeleid(15) en gepleit „voor significante kwalitatieve vooruitgang in de Europese defensiesamenwerking …”, gelet op het feit dat „de Europese defensiemarkt en -industrie te sterk versnipperd zijn”(16). |
3. Het voorstel van de Europese Commissie
3.1. | De Europese Commissie stelt voor te voorzien in een Europees programma voor de industriële ontwikkeling van de defensiesector, met een budget van 500 miljoen EUR voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020, en met de volgende doelstellingen:
|
3.2. | De financiële bijdrage van de Unie gebeurt in de vorm van subsidies, financiële instrumenten of overheidsopdrachten, ter ondersteuning van het ontwerp, de vaststelling van technische specificaties, prototypes en testen, kwalificering en certificering van producten, onderdelen en technologie. |
3.3. | De voorgestelde toekenningscriteria zijn: de voorgestelde samenwerking moet betrekking hebben op minstens drie ondernemingen uit twee verschillende lidstaten; de financiële steun mag niet meer dan 20 % van de totale kosten van de actie bedragen indien de actie betrekking heeft op prototyping, terwijl in alle andere gevallen de volledige kostprijs van de actie kan worden gefinancierd. |
4. Algemene opmerkingen
4.1. | Het EESC is ingenomen met de initiatieven die erop gericht zijn de uitdagingen van morgen aan te pakken en de veiligheid van de burgers — met inbegrip van de cyberveiligheid — te verzekeren door de strategische autonomie van Europa op defensiegebied te versterken en daarvoor een solide gezamenlijke Europese industriële en technologische basis te ontwikkelen. |
4.2. | Het Comité staat volledig achter de lancering van een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie via een ontwerpverordening, die een eerste, voor verbetering vatbare stap is die kracht moet worden bijgezet wat de toegewezen middelen betreft, met als doel vooral op O&O-gebied tot een gemeenschappelijk defensiesysteem te komen dat, gezien de huidige geopolitieke context, meer dan ooit dringend noodzakelijk is. |
4.3. | Volgens het EESC is de tijd aangebroken om werk te maken van een effectieve, alomvattende, doeltreffende en concurrerende interne Europese defensiemarkt in de EU-27, met de volgende kenmerken:
|
4.3.1. | Het EESC is ervan overtuigd dat alleen als er een einde komt aan de onzekere arbeidsvoorwaarden voor werknemers van de Europese industriële en technologische defensiebasis, kan worden verzekerd dat bedrijven de nodige vaardigheden verwerven en de doelstellingen van het EDIDP-programma worden verwezenlijkt. |
4.4. | Het Comité is van mening dat de financiële middelen van het EDIDP-programma uiterst beperkt zijn, en dat er ook steun zou moeten komen uit het EFSI „teneinde de hoogst mogelijke werkgelegenheidsimpact te bereiken. De financiering zou zich ook moeten richten op voor tweeërlei gebruik bestemde technologieën met betrekking tot de veiligheids- en defensie-industrie ter ondersteuning van de ontwikkeling van één sterke, helder gedefinieerde Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB)”(18). |
4.5. | De aangegeven toekenningscriteria zijn volgens het EESC ontoereikend om een effectieve Europese dimensie van de technologische en industriële grondslag van de acties te verzekeren. Er zou in samenwerking moeten worden voorzien tussen ten minste drie onafhankelijke ondernemingen uit ten minste drie verschillende lidstaten, alsook met gebruikersgroepen uit kleine ondernemingen. |
4.5.1. | Voorts zou er een passend evenwicht gewaarborgd moeten zijn tussen diverse Europese landen, samen met een aanzienlijk percentage deelnemende kleine bedrijven. |
4.6. | Het EESC zou graag zien dat de Europese financiering ervoor zorgt dat de ontwikkelingsactiviteiten prioritair aan Europese bedrijven ten goede komen. |
4.7. | Het pleit voorts voor harmonisering van de normen voor wapenuitvoer op Europees niveau, aansluitend bij de regels van het Wapenhandelsverdrag (WHV), dat door alle lidstaten van de Europese Unie ondertekend en geratificeerd is. Doel is een mogelijke oorzaak van verstoring van de mededinging tussen Europese ondernemingen weg te nemen die de toegang tot de uitvoermarkt zou kunnen bemoeilijken. |
4.8. | Wat het soort acties betreft, is het EESC van mening dat het van essentieel belang is onzekere arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese defensie-industrie tegen te gaan. Doel van de Europese steun is de knowhow van industriële en technologische defensiebasis te versterken. Aangezien de knowhow van de industrie steunt op haar werknemers, moet kunnen worden verzekerd dat deze werknemers en de ondernemingen waarin ze werkzaam zijn, duurzaam kunnen blijven samenwerken. |
4.9. | Het EESC formuleert soortgelijke opmerkingen ook m.b.t. de selectiecriteria voor projecten, waarbij o.a. zou moeten worden gekeken naar:
|
4.9.1. | Het EESC zou graag zien dat een bepaald percentage (bijv. 10 %) wordt voorbehouden voor open permanente projecten, gericht op kleine ondernemingen. Zo zouden alle actoren die actief betrokken zijn bij de technologisch-innovatieve ontwikkeling van producten en diensten in de defensiesector, op een evenwichtiger manier aan het programma kunnen deelnemen. |
4.10. | Het EESC acht het van cruciaal belang om naast de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie ook te voorzien in een EDIDP-governance die in staat is gemeenschappelijke en concrete doelstellingen vast te stellen door middel van:
|
5. Te ondernemen acties:
5.1. | benadrukken van de cruciale rol van de Europese defensie in de bescherming van de Europese belangen wat betreft veiligheid en aangegane internationale verplichtingen, en voor de instandhouding van de democratie en de rechtsstaat; |
5.2. | de aandacht vestigen op de vaardigheden en de bekwaamheid van de militaire sector, die traditioneel wordt beschouwd als promotor van onderzoek en innovatie, alsook als stuwende kracht voor het industrieel en economisch herstel van het Europese productiesysteem; |
5.3. | consolideren van de identiteitsgedachte en het gevoel van verbondenheid met de EU, via een gemeenschappelijk waardenkader voor de burgers van verschillende landen; |
5.4. | vergroten van de kennis, het bewustzijn en de steun van de Europese burgers m.b.t. de militaire organisatie en de institutionele activiteiten van defensie; |
5.5. | vergroten van de kennis en het bewustzijn van, alsook de steun van de Europese burgers voor de technologische ontwikkeling van defensie-instrumenten die rechtstreeks van invloed zijn op het maatschappelijk middenveld en de ontwikkeling van het land; |
5.6. | ontwikkelen van de communicatiedimensie van de nieuwe gemeenschappelijke aanpak, om in de Europese communicatiesector over steeds beter voorbereid en gekwalificeerd personeel te beschikken. De activiteiten moeten gebaseerd zijn op het leidende beginsel „kwalificeren en coördineren”, dat is ontwikkeld volgens de coördinatieaanpak op Europees niveau, in overeenstemming met de NAVO. |
5.7. | Cyberveiligheid en -defensie, op welk gebied defensie een referentiespeler is in Europa, in samenhang met de opkomst van de cyberspace, als nieuw terrein naast de overige traditionele militaire actiegebieden. |
Brussel, 7 december 2017.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Georges DASSIS
https://europa.eu/globalstrategy/sites/globalstrategy/files/eugs_review_web.pdf