Home

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 14 maart 2017 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (COM(2015)0594 — C8-0384/2015 — 2015/0274(COD))

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 14 maart 2017 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (COM(2015)0594 — C8-0384/2015 — 2015/0274(COD))

25.7.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/300


P8_TA(2017)0071

Het storten van afvalstoffen ***I

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 14 maart 2017 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (COM(2015)0594 — C8-0384/2015 — 2015/0274(COD)) (1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2018/C 263/31)

Amendement 1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging - 1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(-1)

Gezien de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van grondstoffen en gezien de snelle uitputting van een aanzienlijk aantal natuurlijke hulpbronnen op de korte termijn is het regenereren van zoveel mogelijk hulpbronnen in de Unie een belangrijke uitdaging, evenals het verbeteren van de overgang naar een circulaire economie.

Amendement 2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging - 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(-1 bis)

Afvalstoffenbeheer moet worden omgevormd tot duurzaam materiaalbeheer. De herziening van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen biedt daartoe een gelegenheid.

Amendement 3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)

Het afvalstoffenbeheer in de Unie moet worden verbeterd met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en de bevordering van een meer circulaire economie.

(1)

Het afvalstoffenbeheer in de Unie moet worden verbeterd met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bevordering van een meer circulaire economie, de verhoging van de energie-efficiëntie en de vermindering van de afhankelijkheid van de Unie van hulpbronnen.

Amendement 51

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 bis)

De circulaire economie moet expliciete bepalingen van het 7e milieuactieprogramma waarin wordt verzocht om de ontwikkeling van niet-toxische materiaalcycli ten uitvoer leggen, om ervoor te zorgen dat gerecycled afval kan worden gebruikt als belangrijke en betrouwbare bron van grondstoffen in de Unie.

Amendement 5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2)

De in Richtlijn 1999/31/EG van de Raad(14) vastgestelde doelstellingen ter vermindering van gestort afval moeten worden gewijzigd teneinde beter aan te sluiten bij de ambitie van de Unie om tot een circulaire economie te komen en vooruitgang te boeken met de uitvoering van het grondstoffeninitiatief(15) door het storten van afval bestemd voor stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval te verminderen.

(2)

De in Richtlijn 1999/31/EG van de Raad(14) vastgestelde doelstellingen ter vermindering van gestort afval moeten worden versterkt teneinde beter aan te sluiten bij de ambitie van de Unie om tot een circulaire economie te komen en vooruitgang te boeken met de uitvoering van het grondstoffeninitiatief(15) door het storten van afval bestemd voor stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval geleidelijk te minimaliseren. De Commissie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit past in een geïntegreerd beleid dat een correcte toepassing van de afvalhiërarchie garandeert, een verschuiving naar preventie, hergebruik en recycling bevordert en een verschuiving van storten naar verbranden voorkomt.

Amendement 6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)

Met het oog op een grotere samenhang van de afvalwetgeving moeten de definities van Richtlijn 1999/31/EG in overeenstemming worden gebracht met die van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(16).

(4)

Met het oog op een grotere samenhang van de afvalwetgeving moeten de definities van Richtlijn 1999/31/EG in voorkomend geval overeenstemming worden gebracht met die van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(16).

Amendement 7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)

Er zouden duidelijke milieu-, economische en sociale voordelen verbonden zijn aan een verdere beperking van het storten van afval, te beginnen met afvalstromen die onderworpen zijn aan gescheiden inzameling (bv. plastic, metaal, glas, papier, bioafval). Bij de uitvoering van die beperkingen moet rekening worden gehouden met de technische, ecologische of economische haalbaarheid van het recycleren of op andere wijze terugwinnen van restafval dat voortkomt uit een gescheiden afvalinzameling.

(5)

Er zouden duidelijke milieu-, economische en sociale voordelen verbonden zijn aan een verdere beperking van het storten van afval, te beginnen met afvalstromen die onderworpen zijn aan gescheiden inzameling (bv. plastic, metaal, glas, papier, bioafval), met als doel uitsluitend restafval te aanvaarden. Langetermijninvesteringen in infrastructuur en in onderzoek en innovatie zullen een cruciale rol spelen bij het verminderen van de hoeveelheid restafval dat voortkomt uit een gescheiden afvalinzameling, waarvan het recycleren of op andere wijze terugwinnen momenteel technisch, ecologisch of economisch niet haalbaar is.

Amendement 8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5 bis)

Een politieke en maatschappelijke stimulans om het storten van afval verder te beperken als duurzame manier om in een circulaire economie met natuurlijke hulpbronnen om te gaan, moet stroken met de afvalhiërarchie als vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG en strikt een aanpak volgen waarbij preventie voorrang krijgt en het voorzorgsbeginsel in acht wordt genomen.

Amendement 9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6)

Veel stedelijk afval is biologisch afbreekbaar. Het storten van onbehandeld biologisch afbreekbaar afval brengt aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu met zich mee op het gebied van broeikasgasemissies en de vervuiling van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Hoewel in Richtlijn 1999/31/EG al streefdoelen zijn vastgesteld voor het voorkomen van het storten van biologisch afbreekbaar afval, is het passend om het storten van biologisch afbreekbaar afval verder te beperken door het storten van biologisch afbreekbaar afval dat overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2008/98/EG gescheiden is ingezameld, te verbieden.

(6)

Veel stedelijk afval is biologisch afbreekbaar. Het storten van onbehandeld biologisch afbreekbaar afval brengt aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu met zich mee op het gebied van broeikasgasemissies en de vervuiling van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Hoewel in Richtlijn 1999/31/EG al streefdoelen zijn vastgesteld voor het voorkomen van het storten van biologisch afbreekbaar afval, is het passend om het storten van biologisch afbreekbaar afval verder te beperken door het storten van biologisch afbreekbaar afval dat overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2008/98/EG gescheiden moet worden ingezameld, te verbieden.

Amendement 10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)

In veel lidstaten is de nodige infrastructuur voor afvalstoffenbeheer nog niet volledig uitgebouwd. Door het vaststellen van streefdoelen voor het verminderen van gestort afval zullen het gescheiden inzamelen, sorteren en recycleren van afval worden vergemakkelijkt en zal worden vermeden dat recycleerbare materialen onderaan de afvalhiërarchie blijven vastzitten.

(7)

In veel lidstaten is de nodige infrastructuur voor afvalstoffenbeheer nog niet volledig uitgebouwd. Door het vaststellen van duidelijke en ambitieuze streefdoelen voor het verminderen van gestort afval zullen investeringen ter vergemakkelijking van het gescheiden inzamelen, sorteren en recycleren van afval verder worden aangemoedigd en zal worden vermeden dat recycleerbare materialen op het laagste niveau van de afvalhiërarchie blijven vastzitten.

Amendement 11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8)

Een geleidelijke vermindering van het storten van afval is noodzakelijk om negatieve gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu te voorkomen en om te waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen geleidelijk en doeltreffend worden teruggewonnen door middel van een adequaat afvalstoffenbeheer en in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Bij die vermindering moet worden vermeden dat overcapaciteit ontstaat voor het behandelen van restafval, bijvoorbeeld door energieterugwinning of kwalitatief laagwaardige biomechanische behandeling van onbehandeld stedelijk afval, aangezien dit zou kunnen leiden tot een ondergraving van de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de Unie voor hergebruik en recycling van afvalstoffen, zoals vastgesteld in artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG. Op vergelijkbare wijze en om negatieve gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu te voorkomen, moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandeld afval wordt gestort, maar mag de naleving van een dergelijke verplichting desalniettemin niet leiden tot het creëren van overcapaciteiten voor het behandelen van stedelijk restafval. Om consistentie tussen de in artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen en het in artikel 5 vermelde streefdoel voor het verminderen van gestort afval te waarborgen, moeten de lidstaten die extra tijd krijgen voor het verwezenlijken van de streefdoelen voor het recycleren van stedelijk afval, daarnaast eveneens extra tijd worden gegeven voor het verwezenlijken van het streefdoel voor het verminderen van gestort afval tegen 2030 zoals vastgesteld in deze Richtlijn.

(8)

Een geleidelijke minimalisering van het storten van afval is noodzakelijk om negatieve gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu te voorkomen en om te waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen geleidelijk en doeltreffend worden teruggewonnen door middel van een adequaat afvalstoffenbeheer en in overeenstemming met de afvalhiërarchie zoals vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG. Deze geleidelijke minimalisering van het storten van afval zal in veel lidstaten grote veranderingen van het afvalbeheer teweegbrengen. Met betere statistische gegevens over de inzameling en behandeling van afval en een betere traceerbaarheid van de afvalstromen moet het mogelijk zijn te vermijden dat er overcapaciteit ontstaat voor het behandelen van restafval, bijvoorbeeld door energieterugwinning, aangezien dit zou kunnen leiden tot een ondergraving van de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de Unie voor hergebruik en recycling van afvalstoffen, zoals vastgesteld in artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG. Op vergelijkbare wijze en om negatieve gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu te voorkomen, moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alleen behandeld afval wordt gestort, maar mag de naleving van een dergelijke verplichting desalniettemin niet leiden tot het creëren van overcapaciteiten voor het behandelen van stedelijk restafval. Gezien recente investeringen in een aantal lidstaten, die tot overcapaciteit voor energieterugwinning of de instelling van biomechanische behandeling hebben geleid, is het van essentieel belang om de afvalverwerkers en de lidstaten een duidelijk signaal te geven, zodat investeringen die onverenigbaar zijn met de langetermijndoelstellingen van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen en de kaderrichtlijn afval worden voorkomen. Om deze redenen kan, in overeenstemming met de in artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG en artikel 5 van Richtlijn 1999/31/EG vastgestelde doelstellingen inzake voorbereiding voor hergebruik en recycling, een maximumgrens voor de verbranding van huishoudelijk afval worden overwogen. Om consistentie tussen de in artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen en het in artikel 5 vermelde streefdoel voor het verminderen van gestort afval te waarborgen, moeten de lidstaten die extra tijd krijgen voor het verwezenlijken van de streefdoelen voor het recycleren van stedelijk afval, daarnaast eveneens extra tijd worden gegeven voor het verwezenlijken van het streefdoel voor het verminderen van gestort afval tegen 2030 zoals vastgesteld in deze Richtlijn.

Amendement 12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8 bis)

Om de doelstellingen van deze richtlijn te helpen verwezenlijken en de overgang naar een circulaire economie te stimuleren, moet de Commissie de coördinatie en uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten en tussen de verschillende economische sectoren bevorderen. Deze uitwisseling kan worden gefaciliteerd door middel van communicatieplatforms die nieuwe industriële oplossingen onder de aandacht kunnen brengen, een beter overzicht van de beschikbare capaciteiten kunnen geven, de afvalindustrie met andere sectoren in contact kunnen helpen brengen en industriële symbiose kunnen helpen bevorderen.

Amendement 13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8 ter)

De Commissie moet de coördinatie en uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen lidstaten, regionale autoriteiten en in het bijzonder lokale autoriteiten bevorderen, en alle relevante maatschappelijke organisaties erbij betrekken, met inbegrip van de sociale partner-, milieu- en consumentenorganisaties.

Amendement 14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8 quater)

Om de doelstellingen van deze richtlijn op passende wijze te verwezenlijken, is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de lokale autoriteiten van de gebieden waar de stortplaatsen zich bevinden als relevante actoren worden erkend, aangezien zij de directe gevolgen van het storten van afval ondervinden. Derhalve moet worden gezorgd voor voorafgaande openbare en democratische raadplegingen in de gemeenten en bovengemeentelijke gebieden waar een stortplaats zal worden gevestigd en moet de lokale bevolking hiervoor op gepaste wijze worden gecompenseerd.

Amendement 15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8 quinquies)

De Commissie moet garanderen dat elke stortplaats in de Unie worden geïnspecteerd om ervoor te zorgen dat het uniale en het nationale recht naar behoren worden nageleefd.

Amendement 16

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)

Om te zorgen voor een betere, snellere en meer eenvormige uitvoering van deze richtlijn en te anticiperen op zwakke punten in de uitvoering ervan, moet een systeem voor vroegtijdige waarschuwing worden ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor de verwezenlijking van de doelstellingen maatregelen kunnen worden genomen.

(9)

Om te zorgen voor een betere, snellere en meer eenvormige uitvoering van deze richtlijn en te anticiperen op zwakke punten in de uitvoering ervan, moet een systeem voor vroegtijdige waarschuwing worden ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor de verwezenlijking van de doelstellingen maatregelen kunnen worden genomen. Ook moet de uitwisseling van beste praktijken tussen de diverse belanghebbenden worden bevorderd.

Amendement 17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)

Door de lidstaten ingediende statistische gegevens zijn voor de Commissie essentieel om de naleving van de afvalwetgeving in alle lidstaten te kunnen beoordelen. De kwaliteit, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van statistieken moet worden verbeterd door één toegangspunt voor alle gegevens over afvalstoffen in te stellen, achterhaalde verslagleggingsvereisten te schrappen, nationale verslagleggingsmethoden af te wegen en een kwaliteitscontroleverslag over de gegevens in te voeren. Betrouwbare verslaglegging over statistische gegevens betreffende afvalstoffenbeheer is van wezenlijk belang voor een doeltreffende uitvoering en voor het waarborgen van de vergelijkbaarheid van gegevens tussen de lidstaten. Bij de voorbereiding van de verslagen over de naleving van de in Richtlijn 1999/31/EG bepaalde doelstellingen zouden de lidstaten gebruik moeten maken van de recentste methode die door de Commissie en de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten is ontwikkeld.

(11)

Door de lidstaten ingediende gegevens en informatie zijn voor de Commissie essentieel om de naleving van de afvalwetgeving in alle lidstaten te kunnen beoordelen. De kwaliteit, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de ingediende gegevens moet worden verbeterd door op basis van betrouwbare bronnen een gemeenschappelijke methode voor de verzameling en verwerking van gegevens in te voeren, één toegangspunt voor alle gegevens over afvalstoffen in te stellen, achterhaalde verslagleggingsvereisten te schrappen, nationale verslagleggingsmethoden af te wegen en een kwaliteitscontroleverslag over de gegevens in te voeren. Betrouwbare verslaglegging over statistische gegevens betreffende afvalstoffenbeheer is van wezenlijk belang voor een doeltreffende uitvoering en voor het waarborgen van de vergelijkbaarheid van gegevens tussen de lidstaten. Bij de voorbereiding van de verslagen over de naleving van de in Richtlijn 1999/31/EG bepaalde doelstellingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de gezamenlijke methodologie die door de Commissie is ontwikkeld in samenwerking met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten en de nationale autoriteiten die belast zijn met afvalbeheer.

Amendement 18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12)

Met het oog op de aanvulling of wijziging van Richtlijn 1999/31/EG, en met name met op de aanpassing van de bijlagen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd aan de Commissie ten aanzien van artikel 16. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. De bijlagen moeten uitsluitend worden gewijzigd in overeenstemming met de beginselen van deze Richtlijn. Hiertoe moet de Commissie, wat bijlage II betreft, rekening houden met de algemene beginselen en procedures voor het testen en de aanvaardingscriteria van bijlage II. Bovendien moeten specifieke criteria en/of testmethoden en bijbehorende grenswaarden worden vastgesteld voor elke stortplaatsklasse, en zo nodig ook voor specifieke typen stortplaats binnen elke klasse, met inbegrip van ondergrondse opslag. De Commissie moet, waar van toepassing, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn overwegen voorstellen voor de standaardisering van controle-, bemonsterings- en analysemethoden in verband met de bijlagen goed te keuren.

(12)

Met het oog op de wijziging van Richtlijn 1999/31/EG moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd aan de Commissie, dit in verband met de aanpassing van de bijlagen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. De bijlagen moeten uitsluitend worden gewijzigd in overeenstemming met de beginselen van deze Richtlijn. Hiertoe moet de Commissie, wat bijlage II betreft, rekening houden met de algemene beginselen en procedures voor het testen en de aanvaardingscriteria van bijlage II. Bovendien moeten specifieke criteria en/of testmethoden en bijbehorende grenswaarden worden vastgesteld voor elke stortplaatsklasse, en zo nodig ook voor specifieke typen stortplaats binnen elke klasse, met inbegrip van ondergrondse opslag. De Commissie moet, waar van toepassing, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn zo nodig overwegen voorstellen voor de standaardisering van controle-, bemonsterings- en analysemethoden in verband met de bijlagen goed te keuren.

Amendement 19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 3, lid 3, bijlage I, punt 3.6, en bijlage II, punt 5. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(17).

(13)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de definitie van het storten van ongevaarlijke afvalstoffen, de te hanteren methode ter vaststelling van de doorlatendheidscoëfficiënt op stortplaatsen onder bepaalde voorwaarden, en de ontwikkeling van een Europese norm voor de bemonstering van afvalstoffen, aangezien het bemonsteren van afvalstoffen wat representativiteit en technieken betreft ernstige problemen kan opleveren als gevolg van de heterogene samenstelling van veel afvalstoffen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(17).

Amendement 20

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16 bis)

De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor de ontwikkeling van plannen voor duurzaam herstel en duurzame herbestemming van stortplaatsen en gebieden die door afvalstort zijn aangetast.

Amendement 21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16 ter)

Deze richtlijn is vastgesteld met inachtneming van de verbintenissen die zijn uiteengezet in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven en moet worden uitgevoerd en toegepast overeenkomstig de richtsnoeren die in dat akkoord zijn vervat.

Amendement 52/rev

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — lid - 1– punt - 1 (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 1 — lid - 1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(-1)

In artikel 1 wordt het volgende lid ingevoegd:

„-1.Een geleidelijke uitfasering van het storten van recycleerbaar en terugwinbaar afval is een fundamentele voorwaarde voor de overgang van de Unie naar een circulaire economie.”

Amendement 23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1 — letter a

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 2 — punt a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a)

„afvalstof”, „stedelijk afval”, „gevaarlijke afvalstof”, „afvalstoffenproducent”, „afvalstoffenhouder”, „afvalstoffenbeheer”, „gescheiden inzameling”, „nuttige toepassing”, „recycling” en „verwijdering”: datgene wat onder die begrippen wordt verstaan in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(*1);

a)

„afvalstof”, „stedelijk afval”, „gevaarlijke afvalstof”, „ongevaarlijke afvalstof”,„afvalstoffenproducent”, „afvalstoffenhouder”, „afvalstoffenbeheer”, „gescheiden inzameling”, „nuttige toepassing”, „recycling” en „verwijdering”: datgene wat onder die begrippen wordt verstaan in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(*2);

Amendement 24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1 — letter a bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 2 — punt a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a bis)

het volgende punt a bis wordt ingevoegd:

„a bis)

restafval: afvalstoffen die ontstaan bij een behandeling of een nuttige toepassing, waaronder recycling, waarvoor geen verdere nuttige toepassing is en die bijgevolg moeten worden verwijderd;”

Amendement 25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1 — letter b bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 2 — punt m

Bestaande tekst

Amendement

b bis)

punt m wordt als volgt gewijzigd:

m)

biologisch afbreekbare afvalstoffen: afvalstoffen die aëroob of of anaëroob kunnen worden afgebroken, zoals voedsel- en tuinafval, en papier en karton;

„m)

biologisch afbreekbare afvalstoffen: voedsel- en tuinafval, papier en karton, en hout en andere afvalstoffen die aëroob of anaëroob kunnen worden afgebroken;”

Amendement 26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 3 — lid 3

Bestaande tekst

Amendement

1 bis)

In artikel 3 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

3. Onverminderd Richtlijn 75/442/EEG kunnen de lidstaten desgewenst verklaren dat het storten van ongevaarlijke afvalstoffen, als nader te omschrijven door het comité van artikel 17, niet zijnde inerte afvalstoffen, die afkomstig zijn van de prospectie en de winning, de behandeling en de opslag van mineralen of van de exploitatie van steengroeven en zodanig gestort worden dat milieuverontreiniging en schade aan de menselijke gezondheid worden voorkomen, kan worden vrijgesteld van het bepaalde in bijlage I, de punten 2, 3.1, 3.2 en 3.3.

„3. Onverminderd Richtlijn 75/442/EEG kunnen de lidstaten desgewenst verklaren dat het storten van ongevaarlijke afvalstoffen niet zijnde inerte afvalstoffen, die afkomstig zijn van de prospectie en de winning, de behandeling en de opslag van mineralen of van de exploitatie van steengroeven en zodanig gestort worden dat milieuverontreiniging en schade aan de menselijke gezondheid worden voorkomen, kan worden vrijgesteld van het bepaalde in bijlage I, de punten 2, 3.1, 3.2 en 3.3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin wordt vastgelegd wat onder het storten van ongevaarlijke afvalstoffen wordt verstaan. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”

Amendement 27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter -a (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 1

Bestaande tekst

Amendement

-a)

lid 1 wordt vervangen door:

1. De lidstaten ontwikkelen uiterlijk twee jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum een nationale strategie voor de vermindering van de naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbare afvalstoffen en stellen de Commissie van die strategie in kennis. De strategie dient maatregelen te omvatten er verwezenlijking van de in lid 2 vermelde doelstellingen door middel van met name hergebruik, compostering, productie van biogas of terugwinning van materialenenergie. De Commissie legt de Raad en het Europees Parlement binnen 30 maanden na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum een rapport voor met een overzicht van de nationale strategieën.

1. De lidstaten ontwikkelen uiterlijk twee jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum in samenwerking met de met afvalbeheer belaste regionale en lokale overheden een nationale strategie voor de uitfasering van de naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbare afvalstoffen en stellen de Commissie van die strategie in kennis. De strategie dient maatregelen te omvatten er verwezenlijking van de in lid 2 vermelde doelstellingen door middel van met name hergebruik, compostering, productie van biogas, terugwinning van materialen of, indien de voorgenoemde niet mogelijk zijn, terugwinning van energie. De Commissie legt de Raad en het Europees Parlement binnen 30 maanden na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum een rapport voor met een overzicht van de nationale strategieën.

Amendement 28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter b

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 3 — punt f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

f)

afval dat overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 22, van Richtlijn 2008/98/EG gescheiden is ingezameld.

f)

afval dat overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 22, van Richtlijn 2008/98/EG gescheiden moet worden ingezameld en verpakkingen en verpakkingsafval als gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 94/62/EG.

Amendement 29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2030 tot 10 % van de totale geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval wordt verminderd.

5. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2030 tot 5 % van de totale geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval wordt verminderd.

Amendement 30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5 bis.Op stortplaatsen voor niet-gevaarlijke afvalstoffen aanvaarden de lidstaten tegen 31 december 2030 alleen nog stedelijk restafval.

Amendement 31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 6 — alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Estland, Griekenland, Kroatië, Letland, Malta, Roemenië en Slowakije kunnen vijf jaar extra krijgen voor de verwezenlijking van de in lid 5 bedoelde doelstelling. De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk 24 maanden vóór het verstrijken van de desbetreffende termijnen die zijn vastgelegd in lid 5 in kennis van zijn voornemen om van deze bepaling gebruik te maken. In geval van een verlenging treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2030 tot 20 % van de totale geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval wordt verminderd.

Een lidstaat die in 2013 meer dan 65 % van zijn stedelijk afval stortte, kan verzoeken om vijf jaar extra te krijgen voor de verwezenlijking van de in lid 5 bedoelde doelstelling.

Om een dergelijke verlenging te krijgen, dient de lidstaat uiterlijk op 31 december 2028 een verzoek in bij de Commissie.

Amendement 32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 6 — alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De kennisgeving gaat vergezeld van een uitvoeringsplan met de maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor naleving van de doelstellingen vóór het verstrijken van de nieuwe termijn. Het plan omvat tevens een gedetailleerd tijdschema voor de uitvoering van de voorgestelde maatregelen en een beoordeling van de te verwachten effecten.

Het verzoek om verlenging gaat vergezeld van een uitvoeringsplan met de maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor naleving van de doelstelling vóór het verstrijken van de nieuwe termijn. Het plan wordt opgesteld op basis van een evaluatie van de bestaande afvalbeheerplannen en omvat tevens een gedetailleerd tijdschema voor de uitvoering van de voorgestelde maatregelen en een beoordeling van de te verwachten effecten.

Ook voldoet het in de derde alinea bedoelde plan ten minste aan de volgende criteria:

a)

het maakt op passende wijze gebruik van economische instrumenten om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG;

b)

het geeft blijk van een efficiënt en effectief gebruik van de structuurfondsen en het Cohesiefonds via aantoonbare langetermijninvesteringen die gericht zijn op de financiering van de ontwikkeling van de afvalbeheerinfrastructuur die nodig is om de relevante doelstellingen te bereiken;

c)

het voorziet in kwalitatief hoogwaardige statistieken en genereert duidelijke vooruitzichten van de afvalverwerkingscapaciteiten en de afstand tot de doelstellingen die zijn vastgelegd in lid 5 van dit artikel, de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 94/62/EG, en artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG;

d)

het bevat afvalbeheerplannen en afvalpreventieprogramma's als bedoeld in artikel 29 van Richtlijn 2008/98/EG.

De Commissie beoordeelt of wordt voldaan aan de vereisten die in de vierde alinea, onder a) tot en met d), zijn vastgesteld.

Tenzij de Commissie binnen vijf maanden na de datum van ontvangst bezwaar maakt tegen het ingediende plan, wordt het verzoek tot verlenging geacht te zijn aanvaard.

Indien de Commissie bezwaar maakt tegen het ingediende plan, eist zij dat de betrokken lidstaat binnen twee maanden na ontvangst van deze bezwaren een herzien plan indient.

De Commissie beoordeelt het herziene plan binnen twee maanden na ontvangst ervan en aanvaardt of verwerpt het verzoek om verlenging schriftelijk. Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, wordt het verzoek om verlenging geacht te zijn aanvaard.

De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement binnen twee maanden nadat zij een besluit heeft genomen, hiervan in kennis.

Amendement 33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. Uiterlijk 31 december 2024beziet de Commissie de in lid 5 vastgelegde doelstelling opnieuw om deze zo nodig te verlagen en beperkingen van het storten van ongevaarlijke afvalstoffen behalve stedelijk afval toe te voegen. Hiertoe wordt een verslag van de Commissie, dat indien nodig vergezeld gaat van een voorstel, aan het Europees Parlement en de Raad gezonden.”.

7. Uiterlijk op31 december 2018onderzoekt de Commissie de mogelijkheid om een doelstelling voor en beperkingen op het storten van andere ongevaarlijke afvalstoffen dan stedelijk afval in te voeren. Hiertoe wordt een verslag van de Commissie, dat indien nodig vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel, aan het Europees Parlement en de Raad gezonden.”.

Amendement 34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 — letter c bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 — lid 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c bis)

In artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

7 bis.De Commissie doet nader onderzoek naar de haalbaarheid van een voorstel voor een regelgevingskader voor „enhanced landfill mining”, teneinde het mogelijk te maken secundaire grondstoffen terug te winnen die in bestaande stortplaatsen aanwezig zijn. Tegen 31 december 2025 brengen de lidstaten de bestaande stortplaatsen in kaart, met vermelding van de mogelijkheden voor „enhanced landfill mining”, en wisselen zij informatie uit.

Amendement 35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 bis — lid 2 — inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het volgende:

2. De in lid 1 bedoelde verslagen worden openbaar gemaakt en omvatten het volgende:

Amendement 36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 bis — lid 2 — punt b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

„b bis)

voorbeelden van beste praktijken die in de hele Unie worden toegepast en die als leidraad kunnen dienen om vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de in artikel 5 vastgestelde doelstellingen.”

Amendement 37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 5 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3 bis)

Het volgende artikel 5 ter wordt toegevoegd:

Artikel 5 ter

Uitwisseling van beste praktijken en informatie

De Commissie zet een platform op voor een regelmatige en structurele uitwisseling van beste praktijken en informatie tussen de Commissie en de lidstaten over de praktische uitvoering van de voorschriften van deze richtlijn. Deze uitwisseling zal helpen zorgen voor behoorlijk bestuur, handhaving, grensoverschrijdende samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken zoals innovatiedeals en intercollegiale toetsing. Voorts stimuleert het platform koplopers en maakt het sprongsgewijze vooruitgang mogelijk. De Commissie maakt de resultaten van het platform openbaar.

Amendement 38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 ter (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 6 — punt a

Bestaande tekst

Amendement

3 ter)

Artikel 6, punt a, wordt als volgt gewijzigd:

„a)

alleen behandelde afvalstoffen worden gestort. Deze bepaling behoeft niet van toepassing te zijn op inerte afvalstoffen waarvan de behandeling technisch niet realiseerbaar is of op andere afvalstoffen waarvoor een dergelijke behandeling niet tot de verwezenlijking van de in artikel 1 vermelde doelstellingen van de richtlijn bijdraagt door vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen of de gevaren voor de volksgezondheid dan wel het milieu;”

„a)

alleen behandelde afvalstoffen worden gestort. Als de betrokken lidstaat de reductiedoelstellingen van artikel 5, lid 2, van deze richtlijn, en de recyclingdoelstellingen van artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG heeft verwezenlijkt, behoeft deze bepaling niet van toepassing te zijn op inerte afvalstoffen waarvan de behandeling technisch niet realiseerbaar is of op andere afvalstoffen waarvoor een dergelijke behandeling niet tot de verwezenlijking van de in artikel 1 vermelde doelstellingen van de richtlijn bijdraagt door vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen of de gevaren voor de volksgezondheid dan wel het milieu;”

Amendement 39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 4

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 6 — punt a — tweede alinea

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4)

In artikel 6, onder a), wordt de volgende zin toegevoegd:

4)

In artikel 6, punt a, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig dit punt getroffen maatregelen het bewerkstelligen van de doelstellingen van Richtlijn 2008/98/EG niet in gevaar brengen, met name wat betreft de verhoging van de voorbereiding voor hergebruik en van recycling zoals vastgesteld in artikel 11 van die Richtlijn;”.

„De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig dit punt getroffen maatregelen het bewerkstelligen van de doelstellingen van Richtlijn 2008/98/EG niet in gevaar brengen, met name wat betreft de afvalhiërarchie en de verhoging van de voorbereiding voor hergebruik en van recycling zoals vastgesteld in artikel 11 van die Richtlijn;”.

Amendement 40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 15 — lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 5, leden 2 en 5, voor elk kalenderjaar aan de Commissie. Zij dienen deze gegevens uiterlijk 18 maanden na het einde van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld elektronisch in. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 5 is vastgesteld. Het eerste verslag omvat de gegevens voor de periode van 1 januari [enter year of transposition of this Directive + 1 year] tot en met 31 december [enter year of transposition of this Directive + 1 year].

1. De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 5, leden 2 en 5, voor elk kalenderjaar aan de Commissie. Zij dienen deze gegevens uiterlijk 12 maanden na het einde van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld elektronisch in. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 5 is vastgesteld. Het eerste verslag over de in artikel 5, lid 5, vervatte doelstelling omvat de gegevens voor de periode van 1 januari [enter year of transposition of this Directive + 1 year] tot en met 31 december [enter year of transposition of this Directive + 1 year].

Amendement 41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6 bis)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Instrumenten ter bevordering van een verschuiving naar een meer circulaire economie

Om de doelstellingen van deze richtlijn te helpen verwezenlijken, maken de lidstaten gebruik van passende economische instrumenten en treffen zij andere maatregelen om stimulansen te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie. Hierbij kan het gaan om de instrumenten en maatregelen die zijn vermeld in bijlage IV bis bij Richtlijn 2008/98/EG.”

Amendement 42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6 ter (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 15 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6 ter)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 15 ter

Vaststelling van de doorlatendheidscoëfficiënt op stortplaatsen

De te hanteren methode voor de vaststelling van de doorlatendheidscoëfficiënt op stortplaatsen, in het veld en voor het gehele terrein, wordt door de Commissie ontwikkeld en vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

Amendement 43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6 quater (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 15 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6 quater)

Het volgende artikel 15 quater wordt ingevoegd:

„Artikel 15 quater

Europese norm voor de bemonstering van afvalstoffen

De Commissie ontwikkelt door middel van uitvoeringshandelingen een Europese norm voor de bemonstering van afvalstoffen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Totdat die uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld, kunnen de lidstaten nationale normen en procedures toepassen.”

Amendement 44

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 9

Richtlijn 1999/31/EG

Artikel 17 bis — lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3 bis.Voordat zij een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt de Commissie de deskundigen die door elke lidstaat zijn aangewezen overeenkomstig de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

Amendement 45

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 9 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Bijlage I — punt 3.5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9 bis)

Bijlage I, punt 3.5 wordt geschrapt.

Amendement 46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 — alinea 1 — punt 9 ter (nieuw)

Richtlijn 1999/31/EG

Bijlage II — punt 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9 ter)

Bijlage II, punt 5, wordt geschrapt.