Home

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2017 over belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt (2016/3042(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2017 over belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt (2016/3042(RSP))

25.7.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/98


P8_TA(2017)0083

Belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2017 over belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt (2016/3042(RSP))

(2018/C 263/12)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de titels IV en V, artikel 4, lid 2, onder a), en de artikelen 20, 21, 26, 45 t/m 48 en 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien artikel 5, lid 2, en de artikelen 30, 31 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1),

gezien Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

gezien Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (3),

gezien Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 (4),

gezien Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (5),

gezien Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (6),

gezien Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (7),

gezien Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende zorg (8),

gezien Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening”) (9),

gezien Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (10),

gezien Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening”) (11),

gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (COM(2009)0313),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 november 2013 getiteld „Het recht van vrij verkeer van EU-burgers en hun gezinsleden: vijf stappen die een verschil maken” (COM(2013)0837),

gezien het verslag over het EU-burgerschap 2017 van 24 januari 2017 getiteld „Versterking van de rechten van de burgers in een Unie van democratische verandering” (COM(2017)0030),

gezien zijn resolutie van 15 december 2011 over het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie (12),

gezien zijn resolutie van 14 januari 2014 betreffende sociale bescherming voor iedereen, ook zelfstandige arbeidskrachten (13),

gezien zijn resolutie van 16 januari 2014 over de eerbiediging van het fundamentele recht van vrij verkeer in de Europese Unie (14),

gezien artikel 216, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de Commissie verzoekschriften diverse verzoekschriften heeft ontvangen waarin bezwaren worden geuit over de verschillende belemmeringen die EU-burgers ondervinden bij de uitoefening van hun recht van vrij verkeer;

B.

overwegende dat het feit dat sommige lidstaten het huwelijk of geregistreerd partnerschap van LGBTI-personen niet erkennen een belemmering kan vormen voor het vrije verkeer van deze personen en hun partners in de Unie, omdat ze in die landen geen toegang hebben tot een aantal sociale uitkeringen of openbare diensten;

C.

overwegende dat er tijdens de vergadering van de Commissie verzoekschriften op 11 oktober 2016 een hoorzitting heeft plaatsgevonden over belemmeringen voor het vrij verkeer van EU-burgers en voor hun recht te werken in de interne markt, aan de hand van ondervindingen van indieners van verzoekschriften;

D.

overwegende dat vrij verkeer tot de grondrechten van EU-burgers behoort en essentieel is voor de sociale en economische samenhang binnen de Unie, met als doel om volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang te garanderen;

E.

overwegende dat het vrij verkeer van werknemers volgens verscheidene indieners van verzoekschriften door tal van lidstaten wordt geschonden; overwegende dat mobiele EU-burgers soms geen beroep doen op gezondheidsdiensten uit angst voor uitwijzing, hetgeen een reële inperking vormt van hun grondrecht inzake toegang tot gezondheidszorg;

F.

overwegende dat de economische crisis en de maatregelen ter bestrijding daarvan de sociaal-economische ongelijkheden en het aantal gevallen van economische migratie binnen de EU hebben vergroot; overwegende dat hiermee terdege rekening moet worden gehouden en dat er specifieke coördinerende maatregelen moeten worden genomen door zowel de lidstaat van herkomst als de lidstaat van ontvangst en de desbetreffende EU-instellingen;

G.

overwegende dat de mobiliteit van werknemers in de EU nationale arbeidsmarkten voor uitdagingen kan stellen waarvoor gerichte oplossingen nodig zijn, maar dat mobiliteit tegelijkertijd de nationale arbeidsmarkten billijker kan helpen maken, op voorwaarde dat de grondrechten van werknemers volledig worden beschermd;

H.

overwegende dat de lidstaten en de EU-instellingen de verantwoordelijkheid delen om de beginselen van vrij verkeer positief te laten uitpakken voor burgers, groei, economische en sociale ontwikkeling en werkgelegenheid, en om toe te zien op een doeltreffendere omzetting en tenuitvoerlegging van het desbetreffende wetgevingskader van de EU;

I.

overwegende dat de sociale zekerheid van mobiele werknemers uit de EU en hun gezin in bepaalde gevallen wordt gekenmerkt door ongelijkheid en onzekerheid;

J.

overwegende dat socialezekerheidsrechten moeten worden uitgeoefend zonder discriminatie van vaste werknemers, seizoens- of grensarbeiders en personen die werkzaam zijn in de dienstverlening;

K.

overwegende dat het gebruik van promesses in arbeidsrelaties kan leiden tot een oneerlijke en discriminerende situatie voor werknemers als gevolg waarvan ze geen gebruik kunnen maken van hun recht van vrij verkeer in de interne markt;

L.

overwegende dat indieners van verzoekschriften zich zorgen maken over het ontbreken van breedbandverbindingen, vooral in afgelegen gebieden, plattelands- en berggebieden, en over de discrepanties tussen geadverteerde en werkelijke breedbandsnelheden, waarmee afbreuk wordt gedaan aan het niveau van consumentenbescherming in de interne markt en hindernissen worden opgeworpen voor de toegang tot informatie en diensten;

1.

verzoekt de lidstaten om in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel discriminerende praktijken en onnodige barrières weg te halen uit hun regelgeving voor EU-burgers en hun gezinsleden, ook als deze gezinsleden geen EU-onderdanen zijn, zodat ze gebruik kunnen maken van het recht om het grondgebied van deze landen te betreden en daar te verblijven en hun sociale rechten uit te oefenen, en verzoekt de lidstaten daarnaast hun administratie efficiënter te maken om arbeidsmobiliteit in de EU te vergemakkelijken;

2.

is ernstig verontrust over de praktijk in enkele lidstaten om Europese burgers die daar gewerkt hebben kort na het aflopen van hun arbeidscontract het land uit te zetten, wat indruist tegen het beginsel van vrij verkeer voor werknemers;

3.

verzoekt de Commissie haar richtsnoeren voor betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG te verhelderen, bij te werken en uit te breiden en daar met name de recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) in op te nemen (zaken C-456/12 (15) en C-457/12 (16)); pleit voor het gebruik van omzettings- en uitvoeringsplannen om een volledige en juiste toepassing te waarborgen;

4.

benadrukt het beginsel van gelijke beloning voor gelijk werk en betreurt het dat sommige lidstaten EU-werknemers die geen eigen onderdaan zijn sociale bescherming ontzeggen; dringt er bij de lidstaten op aan de huidige EU-wetgeving en de basisbeginselen van de arbeidswetgeving na te leven om alle EU-werknemers te beschermen; pleit voor een betere afbakening van de bestaande voorwaarden, zodat EU-burgers en hun gezinsleden uit derde landen gebruik kunnen maken van hun sociale rechten;

5.

is verheugd over de nieuw opgezette elektronische uitwisseling van gegevens betreffende de sociale zekerheid (EESSI) waarmee socialezekerheidsinstanties in de hele EU sneller en veiliger informatie kunnen uitwisselen; roept de lidstaten ertoe op hun technologische capaciteit te verbeteren om zich aan te passen aan deze nieuwe vorm van informatie-uitwisseling; dringt erop aan dat wordt nagegaan of het mogelijk is om grensoverschrijdende collectieve arbeidsovereenkomsten te stimuleren en Europese platforms op te zetten voor de bevordering van optimale werkmethoden;

6.

verzoekt de lidstaten één enkele nationale website op te zetten, als voorgeschreven in Richtlijn 2014/67/EU; verzoekt de Commissie en de lidstaten hun begeleidings- en adviesactiviteiten te verbeteren, teneinde de vrijheid van burgers om zich te verplaatsen, te werken en te studeren in andere EU-lidstaten verder te vergroten en bewustzijn te kweken onder de bevolking; verzoekt de Commissie instrumenten die ontwikkeld zijn om informatie te verschaffen over werk- en studiemogelijkheden in de EU, zoals Eures en Ploteus, te verbeteren en mensen hierover beter te informeren; neemt kennis van de nieuwe Eures-verordening (Verordening (EU) 2016/589), bedoeld om van Eures een doeltreffend instrument op het gebied van werkgelegenheid te maken door middel van eerlijke arbeidsmobiliteit binnen de EU; benadrukt dat betere consulaire hulp en medewerking bijdraagt aan de bewustmaking over de persoonlijke status van individuen en aan de bescherming van de grondrechten van mobiele werknemers of studenten, en zorgt voor een snellere integratie in de ontvangende lidstaat;

7.

verzoekt de lidstaten duidelijke richtsnoeren op te stellen en passende opleidingen aan te bieden voor de ambtenaren en administratieve medewerkers die zich bezighouden met de uitoefening van de sociale rechten van EU- en niet-EU-burgers, -werknemers en hun gezinsleden die legaal in de EU verblijven;

8.

dringt aan op een versterking van de dienst Solvit, bijvoorbeeld door een hulplijn op te zetten, en van alle andere bevoegde instanties bij wie EU-burgers terechtkunnen met hun specifieke vraag over de interne markt, zodat zij en hun gezinsleden tijdig informatie en ondersteuning kunnen krijgen als ze op hindernissen stuiten bij de uitoefening van hun recht van vrij verkeer;

9.

pleit ervoor verbeteringen aan te brengen in het verzamelen en verwerken van statistische gegevens over het aantal burgers dat gebruikmaakt van de overdraagbaarheid van hun sociale rechten van de ene lidstaat naar de andere, om de coördinatie tussen de lidstaten verder te verbeteren en de rechten van EU-burgers met beleidsoplossingen te versterken en zo tot een hogere mate van sociale bescherming te komen;

10.

pleit voor een betere harmonisering in de interpretatie van het begrip „gebruikelijke verblijfplaats”;

11.

betreurt het dat socialezekerheidsrechten niet kunnen worden geaccumuleerd, waardoor barrières worden opgeworpen voor EU-ingezetenen, en verzoekt de lidstaten Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels volledig en op doeltreffende wijze ten uitvoer te leggen, om de overdraagbaarheid van socialezekerheidsuitkeringen (bijv. overheidspensioenen, zorgverzekeringen, werkloosheidsuitkeringen en gezinstoelagen) te waarborgen en zo de belemmeringen voor arbeidsmobiliteit in de EU terug te dringen; pleit voor kordate en doeltreffende stappen om te komen tot een gecoördineerd systeem van geaccumuleerde sociale bijdragen en uitkeringen voor iedereen in de EU, zoals een socialezekerheidskaart waarmee het gemakkelijker wordt om socialezekerheidsbijdragen en -rechten te traceren (17);

12.

verzoekt de lidstaten om de Europese gehandicaptenkaart, waarmee mensen met een handicap gemakkelijker kunnen reizen en zich vlotter kunnen verplaatsen van de ene lidstaat naar de andere, met spoed in te voeren;

13.

betreurt het dat EU-burgers worden uitgesloten van het nationale volksgezondheidssysteem van een andere lidstaat, aangezien dit een recht is dat is vastgelegd in Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, in Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en in de desbetreffende jurisprudentie van het HvJ-EU (18);

14.

verzoekt om een betere coördinatie in het fiscale kader van de EU zodat er een eind wordt gemaakt aan dubbele belastingheffing en andere belangrijke kwesties zoals fiscale dumping;

15.

wijst op het stijgende aantal grensoverschrijdende voogdijzaken dat voortkomt uit het vrije verkeer van personen; roept op tot nauwere consulaire en justitiële samenwerking in voogdijzaken tussen de lidstaten; is ingenomen met de huidige herziening van verordening Brussel IIbis;

16.

veroordeelt de praktijk van het gebruik van blanco promesses in arbeidsrelaties, waarbij de werkgever mogelijke schade gemakkelijker kan terugvorderen en langdurig procederen bij arbeidsrechtbanken kan voorkomen en tevens de bewijslast voor de schuld en het bedrag van de schade kan omkeren; waarschuwt ervoor dat burgers door deze blanco promesses worden belemmerd bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer in de interne markt; verzoekt de lidstaten wetgeving aan te nemen waarmee het gebruik van blanco promesses in arbeidsrelaties in de hele EU wordt verboden; dringt er bij de Commissie op aan een aanbeveling aan de lidstaten af te geven over de noodzaak van een streng verbod op het gebruik van blanco promesses in arbeidsrelaties;

17.

vindt het verontrustend dat indieners van verzoekschriften moeilijkheden ondervinden bij de erkenning van hun beroepskwalificaties in Europa; pleit voor een verdere standaardisering van academische titels en diploma's voor permanente educatie door de lidstaten, voor een systematisch gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) met het oog op een betere administratieve samenwerking en eenvoudigere en snellere procedures voor de erkenning van beroepskwalificaties en vereisten inzake permanente professionele ontwikkeling die gekwalificeerde professionals nodig hebben wanneer ze in een andere lidstaat willen gaan werken, waarbij elke vorm van discriminatie wordt vermeden, in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, en tevens wordt voldaan aan de vereisten van het ontvangende land, in volledige overeenstemming met Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;

18.

is ervan overtuigd dat mobiliteit moet worden gecoördineerd in het kader van een uitgebreid regelgevingsproces dat gericht is op het garanderen van stabiele, hoogwaardige banen met daadwerkelijke sociale rechten, waarmee alle vormen van discriminatie en onzekerheid doeltreffend worden aangepakt;

19.

is van mening dat de EU en de lidstaten het gebrek aan arbeidsmogelijkheden en ontoereikende sociale bescherming in de eigen regio van werknemers met succes moeten aanpakken zodat mobiliteit op vrijwillige basis kan plaatsvinden;

20.

verzoekt de Commissie toe te zien op een doeltreffende controle en tenuitvoerlegging met betrekking tot de verordening betreffende een eengemaakte markt voor telecommunicatie, waarin bepalingen zullen worden opgenomen op grond waarvan klanten moeten worden geïnformeerd over de minimale, de normaal beschikbare, de maximale en de geadverteerde breedbandsnelheden; schaart zich achter bewustmakingscampagnes op dit vlak die gericht zijn op de uitbanning van misleidende reclame;

21.

roept de lidstaten op Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg volledig ten uitvoer te leggen en toe te zien op een efficiënte en tijdige vergoeding van grensoverschrijdende gezondheidszorg, met inbegrip van de vergoeding van geneesmiddelen, omdat dit een vorm van willekeurige discriminatie of een ongegronde belemmering van het vrije verkeer zou kunnen vormen;

22.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.