Home

Resolutie van het Europees Parlement van 16 maart 2017 over e-democratie in de Europese Unie: potentieel en uitdagingen (2016/2008(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 16 maart 2017 over e-democratie in de Europese Unie: potentieel en uitdagingen (2016/2008(INI))

25.7.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/156


P8_TA(2017)0095

e-Democratie in de EU: potentieel en uitdagingen

Resolutie van het Europees Parlement van 16 maart 2017 over e-democratie in de Europese Unie: potentieel en uitdagingen (2016/2008(INI))

(2018/C 263/21)

Het Europees Parlement,

gezien aanbeveling CM/Rec(2009)1 van de Raad van Europa over elektronische democratie (e-democratie), die op 18 februari 2009 door het Comité van Ministers is goedgekeurd als eerste internationale rechtsinstrument waarin normen op het gebied van e-democratie worden vastgesteld,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name de artikelen 2, 3, 6, 9, 10 en 11, alsmede het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name de artikelen 8 t/m 20 en 24,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Europees Sociaal Handvest,

gezien zijn resolutie van 28 oktober 2015 over het Europees burgerinitiatief (1),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „EU-actieplan inzake e-overheid 2016-2020 — Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten” (COM(2016)0179),

gezien de VN-index voor de ontwikkeling van e-overheid (E-Government Development Index (EGDI)) voor 2014,

gezien de drie studies getiteld „Potentieel en uitdagingen voor e-participatie in de Europese Unie”, „Potentieel en uitdagingen voor e-stemmen in de Europese Unie” en „De juridische en politieke context voor de ontwikkeling van een Europees identiteitsbewijs”, die zijn beleidsondersteunende afdeling C in 2016 heeft gepubliceerd,

gezien de twee STOA-studies getiteld „E-public, e-participation and e-voting in Europe — prospects and challenges: final report” van november 2011 en „Technology options and systems to strengthen participatory and direct democracy” die in 2017 dient te worden gepubliceerd,

gezien de werkzaamheden die de Conferentie van Europese regionale wetgevende parlementen (CALRE) in verband met e-democratie heeft verricht met behulp van het samenwerkingssysteem IT4all van de VN,

gezien zijn resolutie van 8 september 2015 getiteld „Mensenrechten en technologie: het effect van inbreuk- en bewakingssystemen op de mensenrechten in derde landen” (2),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en het advies van de Commissie cultuur en onderwijs (A8-0041/2017),

A.

overwegende dat de recente crises en impasses op financieel, economisch, politiek en sociaal gebied afzonderlijke lidstaten en de Unie als geheel zwaar treffen, op een moment waarop zij allemaal worden geconfronteerd met mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering, migratie en veiligheid; overwegende dat de verhouding tussen de burgers en de politiek steeds meer gespannen is geworden omdat de burgers zich afkeren van politieke-besluitvormingsprocessen, en dat het risico op publieke afkeer jegens de politiek toeneemt; overwegende dat engagement en participatie van de burgers en het maatschappelijk middenveld, evenals transparantie en voorlichting, in het democratische bestel van essentieel belang zijn voor de goede werking van de democratie en voor de legitimiteit en verantwoordingsplicht van alle niveaus van de meerlagige beheersstructuur van de EU; overwegende dat er een duidelijke noodzaak bestaat om de democratische kloof tussen de burgers en politieke instellingen te verkleinen;

B.

overwegende dat onze samenleving de afgelopen decennia razendsnel is veranderd en de burger de behoefte heeft zich vaker en directer uit te spreken over de problemen die de toekomst van de samenleving bepalen, en dat politieke en beleidsinstellingen er daarom goed aan doen te investeren in democratische innovatie;

C.

overwegende dat het opkomstpercentage bij de Europese verkiezingen sinds 1979 steeds lager wordt en bij de verkiezingen van 2014 slechts 42,54 % bedroeg;

D.

overwegende dat het van belang is het vertrouwen van de burgers in het Europese project terug te winnen; overwegende dat instrumenten voor e-democratie een bijdrage kunnen leveren aan de bevordering van actief burgerschap door participatie, transparantie en verantwoordingsplicht in het besluitvormingsproces te bevorderen en de democratische controlemechanismen en kennis over de EU te versterken teneinde de burgers meer inspraak te geven in het politieke leven;

E.

overwegende dat de democratie zich moet blijven ontwikkelen en aanpassen aan de veranderingen en mogelijkheden die gepaard gaan met nieuwe technologieën en ICT-hulpmiddelen, die moeten worden beschouwd als een gemeenschappelijk goed dat, mits goed uitgevoerd en vergezeld van voldoende informatie, een meer transparante en participatieve democratie tot stand kan helpen brengen; overwegende dat elke burger daarom de mogelijkheid moet krijgen om met de nieuwe technologie te leren omgaan;

F.

overwegende dat verdere vooruitgang op het gebied van cyberbeveiliging en gegevensbescherming van essentieel belang is om het gebruik van nieuwe technologie in institutionele en politieke activiteiten aan te zwengelen en daarmee de inspraak van de burgers in de besluitvorming te bevorderen;

G.

overwegende dat de opkomst van nieuwe instrumenten voor digitale communicatie en open samenwerkingsplatforms de aanzet kan geven en kan leiden tot nieuwe oplossingen om de deelname van burgers aan en de betrokkenheid van burgers bij de politiek te bevorderen en de ontevredenheid ten aanzien van de politieke instellingen te verminderen, en tevens een bijdrage te leveren aan het vergroten van het vertrouwen in en de transparantie en controleerbaarheid van het democratische systeem;

H.

overwegende dat Commissievoorzitter Juncker in zijn jongste State of the Union een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatie heeft voorgesteld, waaronder WIFI4EU of de invoering van 5G in Europa;

I.

overwegende dat open overheidsgegevens economische groei kunnen bevorderen, de efficiëntie binnen de publieke sector kunnen vergroten en de transparantie en controleerbaarheid van Europese en nationale instellingen kunnen verbeteren;

J.

overwegende dat de toegang op gelijke voorwaarden tot een neutraal internet een onontbeerlijke voorwaarde vormt om de doeltreffendheid van fundamentele mensenrechten te garanderen;

K.

overwegende dat e-democratie de ontwikkeling van aanvullende vormen van engagement kan bevorderen, die een bijdrage kunnen leveren aan het afremmen van de toenemende publieke afkeer jegens de traditionele politiek; overwegende dat e-democratie voorts een bijdrage kan leveren aan de bevordering van communicatie, dialoog en kennis van en belangstelling voor de Unie, haar politiek en haar beleid, en op die manier gunstig is voor de maatschappelijke steun voor het Europees project en bovendien het zogeheten Europees democratisch tekort verkleint;

L.

overwegende dat voor de nieuwe vormen van deelname aan de virtuele openbare ruimte ook de rechten en verplichtingen gelden die gelden voor deelname aan de openbare ruimte, zoals het recht om een procedure te starten in geval van smaad;

M.

overwegende dat het absoluut noodzakelijk is de digitale kloof te dichten en ervoor te zorgen dat de burgers beschikken over voldoende mediageletterdheid en digitale vaardigheden, teneinde de rol van het internet als geldig en doeltreffend democratisch instrument te waarborgen;

N.

overwegende dat informatie- en communicatiesystemen (ICT-systemen) de kern vormen van alle moderne overheidsprocessen, maar dat er nog altijd inspanningen moeten worden geleverd om de dienstverlening op het gebied van e-overheid te verbeteren;

O.

overwegende dat e-stemmen het mensen die werken of wonen in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn of in een derde land gemakkelijker kan maken hun stemrecht uit te oefenen; overwegende dat bij e-stemmen de veiligheid en geheimhouding bij het uitbrengen en opnemen van de stemmen gewaarborgd moeten zijn, met name met het oog op de mogelijkheid van cyberaanvallen;

Potentieel en uitdagingen

1.

benadrukt de mogelijke voordelen van e-democratie, die wordt gedefinieerd als ondersteuning en versterking van de traditionele democratie door middel van ICT, en die de democratische processen kan aanvullen en versterken met een stuk inspraak van de burgers via verschillende onlineactiviteiten, zoals onder meer e-overheid, e-governance, e-beraadslaging, e-participatie en e-stemmen; vindt het verheugend dat steeds meer burgers via nieuwe communicatiemiddelen kunnen worden betrokken bij de democratische processen;

2.

benadrukt dat de lidstaten in aanbeveling CM/Rec(2009)1 van de Raad van Europa wordt gevraagd ervoor te zorgen dat e-democratie transparantie, verantwoordingsplicht, responsiviteit, engagement, overleg, inclusiviteit, toegankelijkheid, participatie, subsidiariteit en sociale cohesie bevordert, waarborgt en versterkt; herinnert eraan dat de lidstaten in deze aanbeveling wordt gevraagd maatregelen uit te werken die de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat kunnen versterken;

3.

benadrukt dat e-democratie tot doel heeft een democratische cultuur te bevorderen die de democratische praktijken verrijkt en versterkt door een aanvullend instrument te bieden dat de transparantie en burgerparticipatie kan vergroten, en niet een alternatief democratisch systeem in te stellen dat afbreuk doet aan de representatieve democratie; wijst erop dat e-democratie op zich onvoldoende is om politieke participatie te waarborgen, en dat het ook nodig is om naast e-democratie met niet-digitale middelen te streven naar een grotere politieke participatie van burgers;

4.

wijst op het belang van e-stemmen en stemmen op afstand via internet als systemen die kunnen zorgen voor verbetering van de inclusie van de burgers en democratische participatie kunnen vergemakkelijken, vooral in geografisch en sociaal gemarginaliseerde gebieden, hetgeen tal van potentiële voordelen biedt, met name voor jongeren, mensen met beperkte mobiliteit, ouderen en mensen die permanent of tijdelijk werken of wonen in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn of in een derde land, mits het hoogst mogelijke niveau van gegevensbescherming wordt gewaarborgd; herinnert eraan dat de lidstaten bij de toepassing van een systeem voor stemmen op afstand via internet de transparantie en betrouwbaarheid van de telling van de stemmen moeten waarborgen en de beginselen van gelijkheid, stemgeheim, stemrecht en vrije verkiezingen moeten eerbiedigen;

5.

benadrukt dat alle processen voor digitale interactie gebaseerd moeten zijn op het beginsel van institutionele openheid, zodat er een combinatie van realtime-transparantie en geïnformeerde participatie wordt gerealiseerd;

6.

benadrukt het gebruik van e-participatie en moedigt het aan als essentieel kenmerk van e-democratie, dat drie vormen van interactie omvat tussen enerzijds de EU-instellingen en de overheid en anderzijds de burgers, namelijk: e-voorlichting, e-raadpleging en e-besluitvorming; erkent dat veel gevallen van nationale, regionale en lokale e-participatie kunnen worden beschouwd als goede voorbeelden van hoe ICT kan worden gebruikt in een participatieve democratie; spoort de lidstaten aan deze praktijken op nationaal en lokaal niveau verder te ontwikkelen;

7.

onderstreept dat ICT ruimten voor participatie en overleg tot stand helpt komen, die op hun beurt de kwaliteit en legitimiteit van onze democratische systemen vergroten;

8.

wijst op de noodzaak jonge mensen te betrekken bij het politieke debat en merkt op dat het gebruik van ICT voor democratische procedures in dit kader een doeltreffend instrument kan zijn;

9.

herinnert aan het eerste Europese voorbeeld van onlinestemmen bij de juridisch bindende verkiezingen van 2005 in Estland, maar is van mening dat in andere lidstaten pas op geslaagde wijze van e-stemmen gebruik kan worden gemaakt als de waarborg voor de effectieve deelname van de hele bevolking is beoordeeld en de voordelen van, uitdagingen bij en gevolgen van verschillende of uiteenlopende technologische benaderingen zijn geëvalueerd; wijst erop dat veilige en snelle internetverbindingen en een veilige elektronische-identiteitsstructuur belangrijke voorwaarden zijn voor succesvol e-stemmen; benadrukt dat de voordelen van de nieuwe technologie moeten worden benut bij de huidige vormen van stembusgang, en is van oordeel dat grote vooruitgang kan worden geboekt door middel van de uitwisseling van beste praktijken en onderzoek op alle politieke niveaus;

10.

wijst erop dat het belangrijk is tegemoet te komen aan de bezorgdheid onder burgers met betrekking tot het gebruik van online democratie-instrumenten; is van oordeel dat het zeer belangrijk is aandacht te besteden aan veiligheidsaspecten en waarborging van de privacy, teneinde het vertrouwen van de burgers in de zich ontwikkelende digitale politieke omgeving op te bouwen;

11.

benadrukt dat democratische processen een uitvoerig debat op elk niveau van de EU-samenleving, toezicht en reflectie vereisen, die bevorderlijk zijn voor billijke, volledige en rationele beraadslaging; waarschuwt voor het risico van verdraaiing en manipulatie van uitlatingen gedaan bij online discussies; is van mening dat de beste garantie tegen dit risico bestaat uit transparantie van alle spelers die interageren en informatie verstrekken over campagnes die zij direct of indirect op digitale participatieplatforms kunnen voeren;

12.

merkt op dat het vertrouwen van de burgers in instellingen en democratische processen een essentieel aspect vormt van een functionerende democratie; benadrukt derhalve dat de invoering van instrumenten voor e-democratie gepaard moet gaan met goede communicatie- en educatiestrategieën;

13.

benadrukt dat e-participatie geïntegreerd moet worden in het politieke systeem, om ervoor te zorgen dat de bijdragen van de burgers aan de besluitvorming meetellen en om follow-up te garanderen; merkt op dat het negeren van de bijdragen van burgers door besluitvormers leidt tot teleurstelling en wantrouwen;

14.

benadrukt dat het gebruik van ICT-instrumenten een aanvulling moet vormen op andere instrumenten voor communicatie met overheidsinstellingen, om discriminatie wegens een gebrek aan digitale vaardigheden of een gebrek aan middelen of infrastructuur te voorkomen;

Voorstellen om het democratische systeem te verbeteren door middel van ICT:

15.

is van oordeel dat deelname aan democratische processen in de eerste plaats berust op daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot informatie en kennis;

16.

dringt er voorts bij de EU en de lidstaten op aan geen onnodige maatregelen vast te stellen die bedoeld zijn om de toegang tot het internet en de uitoefening van fundamentele mensenrechten willekeurig te beperken, zoals onevenredige censuurmaatregelen of strafbaarstelling van legitieme uiting van kritiek of afkeuring;

17.

verzoekt de lidstaten en de EU educatieve en technische middelen ter beschikking te stellen om de democratische betrokkenheid van de burgers te bevorderen en de ICT-vaardigheden te verbeteren, alsook te voorzien in digitale geletterdheid en gelijke en veilige digitale toegang van alle EU-burgers teneinde de digitale kloof te dichten (e-inclusie), wat uiteindelijk de democratie ten goede zal komen; moedigt de lidstaten aan om de verwerving van digitale vaardigheden op te nemen in de leerprogramma's en de programma's voor een leven lang leren, en om prioriteit te verlenen aan digitale leerprogramma's voor ouderen; steunt de ontwikkeling van netwerken met universiteiten en opleidingsinstellingen om het onderzoek naar en de toepassing van nieuwe participatie-instrumenten te bevorderen; dringt er tevens bij de EU en de lidstaten op aan programma's en beleidsmaatregelen te bevorderen die een kritische en geïnformeerde houding ten opzichte van het gebruik van ICT stimuleren;

18.

stelt voor vooruitgang te boeken bij de beoordeling van het gebruik van nieuwe technologie om de democratie bij de Europese overheden te verbeteren door als indicatoren streefcijfers in te voeren voor het meten van de kwaliteit van onlinediensten;

19.

beveelt aan dat het Europees Parlement — als enige rechtstreeks gekozen Europese instelling — het voortouw neemt bij de versterking van de e-democratie; acht daarvoor de ontwikkeling van innovatieve technologische oplossingen van belang waarmee burgers op inhoudelijke wijze kunnen communiceren of hun zorgen kunnen delen met de door hen gekozen vertegenwoordigers;

20.

dringt erop aan de institutionele taal en procedures te vereenvoudigen en multimedia-inhoud te ontwikkelen om de grondbeginselen van de belangrijkste besluitvormingsprocessen uit te leggen, teneinde het begrip en de participatie te bevorderen; benadrukt dat aan deze toegangspoort tot e-participatie ruchtbaarheid moet worden gegeven door middel van gesegmenteerde proactieve instrumenten die toegang bieden tot alle documenten in de parlementaire dossiers;

21.

verzoekt de lidstaten en de EU betaalbare en snelle digitale infrastructuur aan te leggen, met name in perifere regio's, plattelandsgebieden en economisch minder ontwikkelde gebieden, en erop toe te zien dat gelijkheid tussen burgers wordt gegarandeerd, waarbij de kwetsbaarste burgers bijzondere aandacht krijgen en vaardigheden kunnen ontwikkelen om een veilig gebruik van de technologie te waarborgen; pleit ervoor dat bibliotheken, scholen en gebouwen waar openbare diensten worden verleend naar behoren worden uitgerust met een snelle, moderne IT-infrastructuur die gelijkelijk toegankelijk is voor alle burgers, met name de meest kwetsbare categorieën, zoals mensen met een handicap; benadrukt dat er voor deze doelstellingen voldoende financiële en opleidingsmiddelen beschikbaar moeten worden gesteld; beveelt de Commissie aan middelen beschikbaar te stellen voor projecten ter verbetering van digitale infrastructuur op het gebied van de sociale en solidaire economie;

22.

benadrukt dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de politieke besluitvorming op alle niveaus, alsook in ICT-sectoren; merkt op dat vrouwen en meisjes dikwijls worden geconfronteerd met genderstereotypen met betrekking tot digitale technologieën; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom te investeren in gerichte programma's ter bevordering van ICT-onderwijs en e-participatie voor vrouwen en meisjes, met name die met een kwetsbare of gemarginaliseerde achtergrond, waarbij gebruik wordt gemaakt van formeel, informeel en niet-formeel leren;

23.

merkt op dat, om gelijke toegang tot de instrumenten voor e-democratie voor alle burgers te waarborgen, meertalige vertalingen belangrijk zijn wanneer informatie dient te worden verspreid onder en gelezen door alle burgers, in landen met meer dan een officiële taal en door mensen met andere etnische achtergronden;

24.

moedigt de lidstaten en de EU aan mechanismen en instrumenten te bevorderen, te steunen en uit te voeren die burgerparticipatie en interactie tussen de burgers en overheden en EU-instellingen mogelijk maken, zoals platforms voor crowdsourcing; benadrukt dat ICT toegang tot onafhankelijke informatie, transparantie, controleerbaarheid en inspraak in de besluitvorming moet faciliteren; vraagt in deze context alle instrumenten van de Commissie voor communicatie en betrekkingen met de burgers, in het bijzonder het portaal Europe Direct, beter aan te passen aan de uitdagingen van e-democratie; verbindt zich ertoe alle bestaande instrumenten voor de follow-up van het wetgevingsproces toegankelijker, begrijpelijker, educatiever en interactiever te maken en verzoekt de Commissie om op haar eigen website hetzelfde te doen;

25.

verzoekt de lidstaten en de EU na te denken over de inhoud op hun officiële websites die verband houdt met de werking van de democratie, om enerzijds didactische instrumenten aan te reiken die de sites aantrekkelijker en begrijpelijker maken voor jongeren, en anderzijds de sites toegankelijk te maken voor personen met een handicap;

26.

spoort de overheden ertoe aan hun gehechtheid aan het beginsel van institutionele openheid gestalte te geven door middel van wijzigingen van hun strategisch ontwerp en bedrijfscultuur, begrotingen en organisatorische veranderingsprocessen, uitgaande van de doelstelling de democratie te verbeteren met behulp van nieuwe technologie;

27.

verzoekt om de oprichting van een onlineplatform om de burgers stelselmatig te raadplegen voordat de Europese wetgever besluiten neemt, en hen zo nauwer bij het openbare leven te betrekken;

28.

acht het noodzakelijk de inzet van deze nieuwe instrumenten te flankeren met campagnes ter verspreiding van de mogelijkheden die zij bieden en ter bevordering van de maatschappelijke waarden medeverantwoordelijkheid en participatie;

29.

herinnert aan het belang van het Europees burgerinitiatief als instrument voor de betrokkenheid bij en rechtstreekse participatie van burgers aan het politieke leven van de Unie en vraagt de Commissie derhalve de werkingsmechanismen ervan te herzien om het potentieel ten volle te kunnen benutten en daarbij de aanbevelingen te volgen die het Europees Parlement heeft gedaan in zijn resolutie van 28 oktober 2015; wijst er dan ook op dat de bureaucratische vereisten hieromtrent vereenvoudigd en verkort moeten worden en dat meer gebruik moet worden gemaakt van ICT, bijvoorbeeld via digitale platforms en andere toepassingen die geschikt zijn voor mobiele apparaten, teneinde dit belangrijke instrument gebruiksvriendelijker te maken en wijd en zijd bekend te maken; is van mening dat door het gebruik van nieuwe technologie met name het onlinesysteem voor het verzamelen van handtekeningen kan worden verbeterd via het gebruik van elektronische identificatie- en authenticatiediensten (e-IDAS), waardoor burgers gemakkelijker informatie over bestaande of potentiële EBI's kunnen ontvangen en uitwisselen zodat zij actief kunnen deelnemen aan de discussies en/of de initiatieven kunnen steunen;

30.

benadrukt dat verscheidene processen van de Commissie, zoals online openbare raadplegingen, e-participatieactiviteiten en effectbeoordelingen, baat zouden vinden van een ruimer gebruik van nieuwe technologieën om de participatie van de burgers te stimuleren en te zorgen voor meer verantwoordingsplicht omtrent deze processen, transparantie van de kant van de EU-instellingen en betere Europese governance; herhaalt dat de processen van publieke raadpleging doeltreffend en beschikbaar voor een zo ruim mogelijk publiek moeten zijn en dat de technische barrières tot een minimum moeten worden beperkt;

31.

benadrukt dat burgers beter voorgelicht moeten worden over de bestaande platforms voor e-participatie op EU-, nationaal en lokaal niveau;

32.

verzoekt de Commissie om in het kader van de tussentijdse herziening van de strategie voor de digitale eengemaakte markt, die in 2017 moet plaatsvinden, e-participatie uit te breiden en te ontwikkelen, en om de ontwikkeling en financiering van nieuwe instrumenten in verband met digitaal EU-burgerschap te bevorderen; beveelt de Commissie voorts aan zich te richten op open-sourceoplossingen die gemakkelijk kunnen worden toegepast op de hele digitale eengemaakte markt; verzoekt de Commissie in het bijzonder opnieuw gebruik te maken van eerdere projecten, zoals het D-CENT-platform, een door de EU gefinancierd project dat technologische instrumenten biedt voor participatieve democratie;

33.

benadrukt dat de ontwikkeling van e-overheid een prioriteit moet zijn voor de lidstaten en de EU-instellingen, en is verheugd over het ambitieuze en uitgebreide actieplan van de Commissie voor e-overheid, waarvoor een goede uitvoering op nationaal niveau en coördinatie van de beschikbare EU-middelen, in synergie met de voor digitale technologie bevoegde nationale agentschappen en autoriteiten, van essentieel belang zullen zijn; is van oordeel dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om open data en het gebruik van ICT-instrumenten die gebaseerd zijn op open-source- en gratis software te bevorderen, zowel in de EU-instellingen als in de lidstaten;

34.

vraagt om meer samenwerking op EU-niveau en beveelt aan om beste praktijken op het gebied van e-democratie uit te wisselen als een manier om toe te werken naar een vorm van democratie met meer participatie en overleg, die tegemoetkomt aan de wensen en behoeften van de burgers en bedoeld is om de burgers meer te betrekken bij het besluitvormingsproces; wijst erop dat het belangrijk is te weten wat de houding van de burgers is ten aanzien van de invoering van een systeem voor stemmen op afstand via internet; verzoekt de Commissie een onafhankelijk onderzoek naar de publieke opinie of een onafhankelijke raadpleging van het publiek uit te voeren ten aanzien van onlinestemmen als aanvullende mogelijkheid om te stemmen, met een analyse van de voor- en nadelen ervan, en de resultaten daarvan uiterlijk eind 2018 aan de lidstaten voor te leggen;

35.

benadrukt dat het van groot belang is dat bij het gebruik van e-democratie-instrumenten de privacy en persoonsgegevens worden beschermd en dat een veiligere internetomgeving moet worden bevorderd, met name wat betreft de beveiliging van informatie en gegevens, waaronder het „recht om vergeten te worden”, dat er garanties tegen bewakingssoftware moeten worden geboden en dat de verifieerbaarheid van bronnen dient te worden gewaarborgd; dringt er voorts op aan dat er in grotere mate gebruik wordt gemaakt van digitale diensten die voldoen aan belangrijke randvoorwaarden zoals een veilige en versleutelde identiteit, overeenkomstig de Eidas-verordening; is voorstander van beveiligde digitale openbare registers en de validering van elektronische handtekeningen om frauduleuze veelvuldige interacties te voorkomen, in overeenstemming met de Europese en internationale mensenrechtennormen en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie; onderstreept ten slotte dat beveiligingskwesties personen en groepen er niet van mogen afschrikken aan democratische processen deel te nemen;

36.

benadrukt dat de democratie moet worden versterkt door middel van technologie die wordt ontplooid in een veilige omgeving, beschermd tegen misbruik van technologische instrumenten (bijv. spambots, anonieme profilering en identiteitsdiefstal), en herinnert eraan dat de hoogste juridische normen moeten worden nageleefd;

37.

wijst op de belangrijke rol die klokkenluiders vervullen bij het aan het licht brengen, meestal via het internet, van corruptie, fraude, wanbeheer en andere vormen van wangedrag die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid, veiligheid, financiële integriteit, mensenrechten, het milieu en de rechtsstaat, en op het feit dat zij hiermee tegelijkertijd het recht van het publiek op informatie waarborgen;

38.

moedigt volksvertegenwoordigers aan om, met de burgers, actief aan bestaande, volledig onafhankelijke fora deel te nemen en gebruik te maken van nieuwe media en IT-platformen, teneinde discussie en uitwisseling van standpunten en voorstellen met de burgers te stimuleren (e-parlement), zodat er rechtstreeks contact met hen tot stand wordt gebracht; vraagt de fracties van het Europees Parlement en de Europese politieke partijen om de burgers meer mogelijkheden te bieden voor openbaar debat en e-participatie;

39.

vraagt zijn leden en de andere EU-instellingen om, met name in de huidige moeilijke politieke context, de transparantie van hun werkzaamheden te blijven verhogen, en vraagt de overheidsdiensten de mogelijkheid te onderzoeken om digitale platforms op te zetten, met inbegrip van de recentste IT-instrumenten; spoort politici ertoe aan deze instrumenten te gebruiken en op efficiënte wijze met de kiezers en belanghebbenden te communiceren en hen op positieve wijze tegemoet te treden, teneinde hen te informeren over de werkzaamheden van de EU en het Parlement en aldus de beraadslagings- en beleidsvormingsprocessen open te stellen en aan bewustmaking te doen over de Europese democratie;

40.

is verheugd over de initiatieven van het Parlement op het gebied van e-participatie; steunt voortdurende inspanningen om de representativiteit, legitimiteit en effectiviteit van het Parlement te versterken en moedigt de leden aan om meer van nieuwe technologieën gebruik te maken teneinde het potentieel daarvan ten volle te benutten, maar daarbij rekening te houden met de grenzen die worden gesteld door het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op bescherming van persoonsgegevens; wijst erop dat uitgebreid moet worden nagedacht over manieren om het gebruik van ICT door zijn leden te verbeteren, niet alleen in het kader van de contacten met de burger, maar ook op het gebied van wetgeving, verzoekschriften, raadplegingen en andere aspecten die van belang zijn voor de dagelijkse werkzaamheden van de leden;

41.

spoort politieke partijen op EU- en nationaal niveau aan optimaal gebruik te maken van digitale instrumenten, om nieuwe manieren te ontwikkelen om de interne democratie te bevorderen, onder andere door middel van meer transparantie op het gebied van beheer, financiering en besluitvormingsprocessen, en om een betere communicatie met en participatie van leden en het maatschappelijk middenveld mogelijk te maken; spoort hen tevens aan om jegens de burgers een hoog niveau van transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen; stelt voor hiervoor mogelijke wijzigingen van het statuut van de Europese partijen, die de praktijken van e-participatie bevatten en bevorderen, te overwegen;

42.

vraagt de EU en haar instellingen open te staan voor meer experimenten met nieuwe methoden voor e-participatie, zoals crowdsourcing op EU-niveau en op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en daarbij rekening te houden met de beste praktijken die in de lidstaten reeds zijn ontwikkeld, en met het oog hierop specifieke proefprojecten op te zetten; wijst er daarbij nogmaals op dat dergelijke maatregelen vergezeld moeten gaan van bewustmakingscampagnes die erop gericht zijn de mogelijkheden van deze instrumenten toe te lichten;

43.

dringt er bij de Europese instellingen op aan een participatief proces op te starten om een Europees Handvest inzake internetrechten uit te werken, in lijn met onder andere de Italiaanse Verklaring inzake internetrechten die op 28 juli 2015 door de Kamer van Afgevaardigden van Italië is gepubliceerd, teneinde alle rechten met betrekking tot de digitale omgeving te bevorderen en te garanderen, waaronder het effectieve recht op toegang tot het internet en netneutraliteit;

44.

wijst op de overvloed aan heterogene informatie die vandaag de dag op het internet te vinden is en benadrukt dat het vermogen van de burgers tot kritisch nadenken moet worden versterkt, zodat zij beter in staat zijn onderscheid te maken tussen betrouwbare en onbetrouwbare informatiebronnen; spoort de lidstaten daarom aan wetgeving aan te passen en bij te werken om een antwoord te bieden op de huidige ontwikkelingen, en de bestaande wetgeving met betrekking tot haatzaaiende uitingen — zowel online als offline — volledig ten uitvoer te leggen en te handhaven, waarbij de fundamentele en constitutionele rechten worden gewaarborgd; benadrukt dat de Unie en haar lidstaten maatregelen en beleid moeten ontwikkelen om overdraagbare vaardigheden op het gebied van kritisch en creatief denken en digitale en mediageletterdheid, alsook inclusie en belangstelling onder hun burgers te vergroten, met name onder jongeren, zodat zij in staat zullen zijn geïnformeerde beslissingen te nemen en een positieve bijdrage te leveren aan democratische processen;

o

o o

45.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.