Home

Resolutie van het Europees Parlement van 17 mei 2017 over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 24 maart 2017 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Guyana uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel en de toevoeging van Ethiopië aan die tabel (C(2017)01951 — 2017/2634(DEA))

Resolutie van het Europees Parlement van 17 mei 2017 over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 24 maart 2017 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Guyana uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel en de toevoeging van Ethiopië aan die tabel (C(2017)01951 — 2017/2634(DEA))

30.8.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 307/201


P8_TA(2017)0213

Bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen

Resolutie van het Europees Parlement van 17 mei 2017 over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 24 maart 2017 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Guyana uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel en de toevoeging van Ethiopië aan die tabel (C(2017)01951 — 2017/2634(DEA))

(2018/C 307/38)

Het Europees Parlement,

gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2017)01951) („de gedelegeerde wijzigingsverordening”),

gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (1) (4AMLD), en met name de artikelen 9, lid 2, en 64, lid 5,

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (2), en met name de bijlage daarbij,

gezien zijn resolutie van 19 januari 2017 over de gedelegeerde verordening van de Commissie van 24 november 2016 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (3),

gezien de brief van de Commissie van 24 maart 2017 bij de gedelegeerde wijzigingsverordening,

gezien het werk dat is verricht en de conclusies die zijn getrokken door de twee bijzondere commissies van het Parlement, de Commissie fiscale rulings en andere maatregelen van vergelijkbare aard of met vergelijkbaar effect en de Enquêtecommissie witwaspraktijken, belastingontwijking en belastingontduiking,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

gezien artikel 105, lid 3, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de gedelegeerde verordening, de bijlage daarbij en de gedelegeerde wijzigingsverordening ten doel hebben landen met een hoog risico te identificeren waarvan de regelgeving op het gebied van de bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering (AML/CTF) strategische tekortkomingen vertoont die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de EU, en ter zake waarvan meldingsplichtige entiteiten in de EU overeenkomstig 4AMLD verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen moeten toepassen;

B.

overwegende dat de meest recente gedelegeerde verordening, Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen, sinds 23 september 2016 van kracht is;

C.

overwegende dat Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van kracht zal blijven, ook al zou de gedelegeerde wijzigingsverordening verworpen worden;

D.

overwegende dat de lijst van landen, met inbegrip van de wijzigingen die zijn ingevoerd bij de gedelegeerde wijzigingsverordening die op 24 maart 2017 door de Commissie is goedgekeurd, overeenstemt met de lijst die door de Financial Action Task Force (FATF) op haar 29e voltallige vergadering van 20 t/m 24 februari 2017 is vastgesteld;

E.

overwegende dat, zoals gesteld wordt in overweging 28 van 4AMLD en herhaald wordt in de toelichting (C(2016)04180) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie, de beoordeling door de Commissie een autonoom proces is; overwegende dat het de Commissie dus vrijstaat om verder te gaan dan de normen van de FATF, bijvoorbeeld door een derde land dat door de FATF van de lijst is geschrapt op de lijst te laten staan of door andere derde landen op de lijst te plaatsen, mits dit in overeenstemming is met de specifieke criteria van artikel 9, lid 2, van 4AMLD;

F.

overwegende dat de beoordeling door de Commissie een autonoom proces is dat uitvoerig en op onbevooroordeelde wijze uitgevoerd moet worden, waarbij alle derde landen beoordeeld moeten worden aan de hand van dezelfde in artikel 9, lid 2, van 4AMLD vastgestelde criteria;

G.

overwegende dat het Parlement een eerdere gedelegeerde wijzigingsverordening (C(2016)07495) heeft verworpen met het argument dat het proces van de Commissie onvoldoende autonoom was en het niet limitatieve karakter („in het bijzonder…”) van de lijst van criteria in artikel 9, lid 2, van 4AMLD niet erkende, waardoor gronddelicten van witwasactiviteiten, zoals fiscale misdrijven, werden uitgesloten;

H.

overwegende dat het Parlement vasthoudt aan het standpunt dat er wat verschillende aspecten van artikel 9, lid 2, betreft lacunes ten aanzien van AML/CTF blijven bestaan in bepaalde landen die niet zijn opgenomen in de lijst van derde landen met een hoog risico in de gedelegeerde wijzigingsverordening;

I.

overwegende dat het Parlement terdege kennis heeft genomen van de brief van de Commissie van 24 maart 2017 waarin wordt verwezen naar de lopende inventarisatie door de Commissie van de mogelijkheden om haar afhankelijkheid van externe informatiebronnen te verminderen; overwegende dat het vaststellen van een autonoom beoordelingsproces voor de EU-lijst van derde landen met een hoog risico, zoals door het Parlement gewenst, een van de opties is die in overweging zijn genomen;

J.

overwegende dat het Parlement beseft dat de ontwikkeling van een autonoom beoordelingsproces de nodige tijd en middelen vergt, met name gezien het feit dat de Commissie over zeer weinig personeel en middelen beschikt voor het voorkomen van financiële misdrijven, maar verwacht een krachtigere inzet van de Commissie met vaste en ambitieuze mijlpalen (zoals een routekaart) waarmee een duidelijke boodschap wordt uitgedragen over de gezamenlijke inspanningen van de instellingen om witwassen, belastingontduiking en financiering van terrorisme te bestrijden;

K.

overwegende dat de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Parlement de voor deze gedelegeerde handeling bevoegde commissaris gezamenlijk hebben verzocht voor beide commissies te verschijnen, zodat er een grondig debat kan plaatsvinden over het voorstel en de bezwaren van het Parlement hiertegen;

1.

maakt bezwaar tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie;

2.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en haar ervan in kennis te stellen dat de gedelegeerde verordening niet in werking kan treden;

3.

verzoekt de Commissie een nieuwe gedelegeerde handeling in te dienen waarin rekening wordt gehouden met bovengenoemde bezwaren en met de aanbeveling om een routekaart vast te stellen om tot een autonoom beoordelingsproces te komen;

4.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.