Home

Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

Brussel, 4.10.2017

COM(2017) 568 final

2017/0249(NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

TOELICHTING

  • Bewijs van intracommunautaire levering: de Raad verzocht de Commissie naar mogelijkheden te zoeken voor een gemeenschappelijk kader van aanbevolen criteria voor de bewijsstukken die moeten worden voorgelegd om vrijstelling voor intracommunautaire leveringen te vragen.

  • Btw-identificatienummer: de Raad verzocht de Commissie om met een wetgevingsvoorstel te komen op grond waarvan het geldige btw-identificatienummer van de belastingplichtige of de niet-belastingplichtige rechtspersoon die de goederen afneemt, dat is toegekend door een andere lidstaat dan die vanwaaruit de goederen aanvankelijk werden verzonden of vervoerd, een extra essentiële voorwaarde wordt om de vrijstelling voor een intracommunautaire levering van goederen te kunnen toepassen.

  • Ketentransacties: de Raad verzocht de Commissie om uniforme criteria en passende verbeteringen in de wetgeving te bestuderen en voor te stellen die zouden leiden tot meer rechtszekerheid en een meer geharmoniseerde toepassing van de btw-regels bij de bepaling van de btw-behandeling van de transactieketen, met inbegrip van driehoekstransacties.

  • Voorraad op afroep: de Raad verzocht de Commissie wijzigingen van de huidige btw-regels voor te stellen om tot een eenvoudige en uniforme behandeling te komen van regelingen in de grensoverschrijdende handel waarbij voorraad op afroep beschikbaar wordt gehouden. In dit verband wordt met "voorraad op afroep" verwezen naar de situatie waarbij een verkoper goederen overbrengt naar een opslagplaats die ter beschikking staat van een bekende afnemer in een andere lidstaat, en die afnemer de eigenaar van de goederen wordt zodra hij deze afroept uit de opslagplaats.

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de begroting van de Unie hebben.

In 1994 heeft de Commissie de Raad en het Europees Parlement 13 geattendeerd op de problematiek van de bewijsstukken die moeten worden verstrekt om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor de vrijstelling van een intracommunautaire goederenlevering is voldaan. Toen al heeft de Commissie, minder dan twee jaar na de invoering van de huidige overgangsregeling voor de belastingheffing van de intracommunautaire handel (waarbij een intracommunautaire b2b-goederentransactie aanleiding geeft tot een vrijgestelde levering in de lidstaat van vertrek en tot een belaste intracommunautaire verwerving in de lidstaat van aankomst), gewezen op deze lastige kwestie.

2017/0249 (NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

Latere besprekingen op het niveau van de Unie hebben evenwel geen concrete resultaten opgeleverd. Ook in de btw-uitvoeringsverordening zijn momenteel geen bepalingen hieromtrent opgenomen; door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is er in de loop der jaren echter wel rechtspraak opgebouwd over de bewijslevering voor de vrijstelling van intracommunautaire leveringen 14 .

Desondanks werd deze kwestie in vele reacties op het raadplegingsproces dat werd opgezet in verband met het Groenboek over de toekomst van de btw 15 , opnieuw naar voren geschoven als een groot probleem in het huidige btw-stelsel. Duidelijke en stabiele regels die de bedrijven rechtszekerheid bieden, zijn van essentieel belang. Tegelijkertijd moeten de belastingdiensten de juiste toepassing van de vrijstelling kunnen controleren en handhaven, met name omdat vrijgestelde intracommunautaire leveringen vaak een cruciaal element zijn van grensoverschrijdende carrouselfraude.

De voorgestelde oplossing houdt in dat een weerlegbaar vermoeden wordt geïntroduceerd in twee specifieke gevallen waarbij wordt aangeknoopt bij de status van gecertificeerd belastingplichtige. Wat de status van gecertificeerd belastingplichtige betreft, wordt verwezen naar de voorgestelde wetgeving betreffende het definitieve btw-stelsel voor de intracommunautaire handel.

In de eerste situatie, waarbij de goederen rechtstreeks door de leverancier dan wel door een derde voor zijn rekening zijn vervoerd of verzonden, en de leverancier de status van gecertificeerd belastingplichtige heeft, wordt een vermoeden geïntroduceerd dat de goederen zijn vervoerd vanuit de lidstaat van levering (vertrek) naar een andere lidstaat in het geval dat de leverancier in het bezit is van twee niet-tegenstrijdige documenten (waarvan een lijst is opgenomen in de verordening) ten bewijze van het vervoer. Een belastingautoriteit kan dit vermoeden evenwel weerleggen op basis van bewijsstukken waaruit blijkt dat de goederen niet vanuit de lidstaat van levering naar een andere lidstaat zijn vervoerd.

In de tweede situatie, waarbij de afnemer de status van gecertificeerd belastingplichtige heeft en de goederen rechtstreeks door die afnemer dan wel door een derde voor zijn rekening zijn vervoerd of verzonden, wordt een vermoeden geïntroduceerd dat de goederen kunnen worden geacht te zijn vervoerd vanuit de lidstaat van levering naar een andere lidstaat indien de leverancier in het bezit is van (i) een schriftelijke verklaring van de afnemer dat de goederen door hemzelf of voor zijn rekening zijn vervoerd onder opgave van de lidstaat van aankomst van de goederen (zonder dat evenwel de precieze bestemming hoeft te worden vermeld om het vertrouwelijke karakter van de zakelijke activiteiten van de afnemer te beschermen), en van (ii) twee niet-tegenstrijdige documenten (van die welke zijn vermeld in de in de verordening opgenomen lijst) ten bewijze van het vervoer. De onder (i) bedoelde verklaring, die door de leverancier in zijn administratie moet worden bijgehouden, moet worden verstrekt uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op de levering. Deze periode moet de afnemer voldoende tijd bieden om de informatie door te zenden maar overschrijdt ook niet de termijn waarbinnen de leverancier een factuur moet uitreiken (uiterlijk op de vijftiende van de maand volgende op de levering overeenkomstig de voorwaarden van artikel 222 van de btw-richtlijn).

In de situaties die niet door deze vermoedens worden gedekt, bijvoorbeeld omdat de betrokken belastingplichtigen niet de status van gecertificeerd belastingplichtige hebben, blijven de huidige regels zoals uitgelegd door het HvJEU van toepassing.

UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 16 , en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. In haar btw-actieplan 17 heeft de Commissie aangekondigd dat zij voor de grensoverschrijdende b2b-handel tussen de lidstaten een voorstel voor een definitief btw-stelsel wilde indienen. De Raad heeft de Commissie in zijn conclusies van 8 november 2016 18 verzocht om in afwachting daarvan bepaalde verbeteringen aan de btw-regels van de Unie voor grensoverschrijdende transacties voor te stellen, waaronder die betreffende vrijstellingen voor intracommunautaire transacties.

  2. In Richtlijn 2006/112/EG is een reeks voorwaarden vastgesteld om goederenleveringen bij bepaalde intracommunautaire transacties van de btw te mogen vrijstellen. Eén van die voorwaarden is dat de goederen vanuit een lidstaat naar een andere zijn vervoerd of verzonden.

  3. De uiteenlopende aanpak van de lidstaten bij de toepassing van deze vrijstellingen voor grensoverschrijdende transacties heeft evenwel tot moeilijkheden en rechtsonzekerheid voor de bedrijven geleid. Dit staat haaks op het streven naar een uitbreiding van de handel binnen de Unie en de afschaffing van de fiscale grenzen. Het is derhalve belangrijk om de voorwaarden waaronder de vrijstellingen toepassing kunnen vinden, te specificeren en te harmoniseren.

  4. Aangezien grensoverschrijdende btw-fraude hoofdzakelijk samenhangt met de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen, dienen bepaalde omstandigheden te worden gespecificeerd waarin goederen moeten worden geacht vanuit het grondgebied van de lidstaat van levering te zijn vervoerd of verzonden.

  5. Teneinde bedrijven een praktische oplossing aan te reiken alsook de belastingdiensten waarborgen te bieden, worden in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 19 twee weerlegbare vermoedens geïntroduceerd met betrekking tot transacties waarbij gecertificeerd belastingplichtigen betrokken zijn.

  1. Aangezien de in deze verordening vervatte bepalingen verband houden met wijzigingen die zijn ingevoerd bij Richtlijn [...]/EU 20 van de Raad wat betreft de gecertificeerd belastingplichtige, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van deze wijzigingen.

  2. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In hoofdstuk VIII van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt de volgende AFDELING 2 bis ingevoegd:

"AFDELING 2 bis

Vrijstellingen met betrekking tot intracommunautaire handelingen

(Artikelen 138 tot en met 142 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 45 bis

  1. Voor de toepassing van de in artikel 138 van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde vrijstellingen geldt het vermoeden dat goederen zijn verzonden of vervoerd naar een bestemming buiten het desbetreffende grondgebied maar binnen de Gemeenschap in elk van de volgende omstandigheden:

    1. de verkoper is een gecertificeerd belastingplichtige in de zin van artikel 13 bis van Richtlijn 2006/112/EG, hij verklaart dat de goederen door hemzelf of door een derde voor zijn rekening zijn vervoerd of verzonden, en hij is in het bezit van ten minste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken die zijn genoemd in de in lid 3 opgenomen lijst, ten bewijze van het vervoer of de verzending;

    2. de afnemer van de goederen is een gecertificeerd belastingplichtige in de zin van artikel 13 bis van Richtlijn 2006/112/EG en de verkoper is in het bezit van het volgende:

      1. een schriftelijke verklaring van de afnemer van de goederen waarin wordt bevestigd dat de goederen door hemzelf of door een derde voor zijn rekening zijn vervoerd of verzonden, en waarin de lidstaat van bestemming van de goederen is vermeld;

      2. twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken die zijn genoemd in de in lid 3 opgenomen lijst, ten bewijze van het vervoer of de verzending.

De afnemer van de goederen moet de onder b), i), bedoelde schriftelijke verklaring uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op de levering aan de verkoper bezorgen.

  1. Een belastingdienst kan een vermoeden uit hoofde van lid 1 weerleggen in geval van aanwijzingen voor verkeerd gebruik of misbruik door de verkoper of de afnemer van de goederen.

  2. Voor de toepassing van lid 1 wordt het volgende aanvaard als bewijs van vervoer of verzending:

    1. een document dat is ondertekend door de afnemer van de goederen, of door een namens hem daartoe gemachtigde persoon, waarin de ontvangst van de goederen in de lidstaat van bestemming wordt bevestigd;

    2. documenten met betrekking tot het vervoer of de verzending van de goederen, zoals een ondertekend CMR-document of een ondertekende CMR-vrachtbrief, een cognossement, een factuur voor het vervoer van de goederen door de lucht, een factuur van de vervoerder, een verzekeringsovereenkomst voor het vervoer of de verzending van de goederen of bankdocumenten die de betaling van het vervoer of de verzending staven;

  1. officiële documenten afgegeven door een openbare instantie, zoals een notaris, waarin de aankomst van de goederen in de lidstaat van bestemming wordt bevestigd;

  2. een ontvangstbewijs afgegeven in de lidstaat van bestemming, waarin de opslag van de goederen in die lidstaat wordt bevestigd;

  3. een attest afgegeven in de lidstaat van bestemming door een beroepsorganisatie in die lidstaat, zoals een kamer van koophandel of nijverheid, waarin de bestemming van de goederen wordt bevestigd;

  4. een contract tussen de verkoper en de afnemer van de goederen of een bestelbon waarin de bestemming van de goederen is vermeld;

  5. correspondentie tussen de partijen die bij de transactie zijn betrokken, waarin de bestemming van de goederen is vermeld;

  6. de btw-aangifte van de afnemer van de goederen, waarin deze de intracommunautaire verwerving van de goederen opgeeft.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,