Home

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.38238 — Ruwe tabak — Spanje — Besluit tot wijziging van een geldboete

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.38238 — Ruwe tabak — Spanje — Besluit tot wijziging van een geldboete

12.12.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 425/11


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur(1)

Zaak AT.38238 — Ruwe tabak — Spanje — Besluit tot wijziging van een geldboete

(2017/C 425/08)

In Beschikking C(2004) 4030 final van 20 oktober 2004 in zaak AT.38238 — Ruwe tabak — Spanje (hierna „de beschikking van 2004” genoemd) heeft de Commissie onder andere vastgesteld dat World Wide Tobacco España, SA (hierna „WWTE” genoemd) in de periode 1996-2001 inbreuk heeft gemaakt op artikel 81, lid 1, EG. Bij de beschikking van 2004 zijn de toenmalige moedermaatschappijen van WWTE, Standard Commercial Corporation (hierna „SCC” genoemd), Standard Commercial Tobacco Co. Inc. (hierna „SCTC” genoemd) en Trans-Continental Leaf Tobacco Corporation Ltd (hierna „TCLT” genoemd) met WWTE hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk gesteld voor de geldboete in verband met het inbreukmakende gedrag van WWTE. Nadat WWTE die boete voorlopig had betaald namens haarzelf en die moedermaatschappijen, heeft het Gerecht ze verlaagd met 243 000 EUR(2). In een afzonderlijk beroep dat Alliance One International Inc. (hierna „AOI” genoemd)(3) samen met SCTC(4) en TCLT heeft ingesteld, heeft het Gerecht de beschikking van 2004 nietig verklaard voor TCLT, maar niet voor AOI of SCTC(5).

In het licht van de verlaging van de geldboete van WWTE strekt het ontwerpbesluit ertoe de beschikking van 2004 te wijzigen door een verlaging, in overeenstemming met de aan WWTE toegekende korting, van het bedrag van de geldboete waarvoor SCC en SCTC hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk zijn gesteld. Aangezien SCC en SCTC gezamenlijk aansprakelijk waren voor hetzelfde bedrag, achten de diensten van de Commissie het toereikend om één enkele verlaagde geldboete op te leggen aan AOI, die, als rechtsopvolger van SCC en SCTC, de bij de beschikking van 2004 aan die entiteiten opgelegde aansprakelijkheid heeft overgenomen. Toen AOI in december 2015 de gelegenheid kreeg haar standpunten kenbaar te maken, heeft zij bevestigd dat een dergelijk besluit tot haar moest worden gericht, en niet tot SCC en SCTC.

Het ontwerpbesluit verandert niets aan de bezwaren die ten grondslag liggen aan de beschikking van 2004. Het heeft uitsluitend betrekking op boetekwesties in verband met de aansprakelijkheid van de moedermaatschappijen SCC en SCTC voor het gedrag van WWTE. Het is niet van invloed op het bedrag van de geldboete waarvoor WWTE definitief aansprakelijk is gesteld. Hoewel de Commissie er ondanks herhaalde inspanningen, zoals blijkt uit overweging 9 van het ontwerpbesluit, niet is in geslaagd de standpunten van WWTE in te winnen, is zij haar verplichtingen ten aanzien van WWTE op het vlak van het recht te worden gehoord, meer dan nagekomen. AOI heeft gebruikgemaakt van de haar geboden mogelijkheid om haar standpunten kenbaar te maken. Alles in aanmerking genomen ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten tot dusver is geëerbiedigd in de procedure betreffende dit ontwerpbesluit.

Brussel, 31 mei 2017.

Joos STRAGIER