Home

Resolutie (EU) 2018/1460 van het Europees Parlement van 18 april 2018 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016: functioneren, financieel beheer en controle

Resolutie (EU) 2018/1460 van het Europees Parlement van 18 april 2018 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016: functioneren, financieel beheer en controle

3.10.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/393


RESOLUTIE (EU) 2018/1460 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 18 april 2018

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016: functioneren, financieel beheer en controle

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluiten over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016,

gezien het verslag van de Commissie betreffende de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2015 (COM(2017) 379),

gezien de specifieke jaarverslagen van de Rekenkamer (1) over de jaarrekeningen van de gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2016,

gezien het verslag van de Rekenkamer inzake de snelle evaluatie van de tenuitvoerlegging van de vermindering van het aantal personeelsleden met 5 %, gepubliceerd op 21 december 2017,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (2), en met name artikel 208,

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3), en met name artikel 110,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A8-0115/2018),

A.

overwegende dat deze resolutie voor elk orgaan in de zin van artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 de horizontale op- en aanmerkingen bevat die overeenkomstig artikel 110 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie en artikel 3 van bijlage IV bij zijn Reglement bij de kwijtingsbesluiten behoren;

B.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk legt op het bijzondere belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, en het uitvoeren van het concept van resultaatgericht begroten en goed personeelsbeheer;

1.

benadrukt dat de agentschappen zeer zichtbaar zijn in de lidstaten, en op gebieden die van essentieel belang zijn voor Europese burgers, zoals gezondheid, veiligheid, zekerheid, vrijheid en justitie, onderzoek en industriële ontwikkeling, economische en monetaire zaken, werkgelegenheid en sociale vooruitgang, een aanzienlijke invloed hebben op het beleid, de besluitvorming en de uitvoering van programma's; wijst nogmaals op het belang van de door agentschappen uitgevoerde taken en hun directe effect op het dagelijks leven van de Europese burgers; wijst ook andermaal op het belang van de autonomie van de agentschappen, met name van de regelgevende agentschappen en van agentschappen die onafhankelijk informatie verzamelen; erkent dat de belanghebbenden hun weg naar de agentschappen hebben gevonden, maar vreest dat agentschappen over het algemeen nog weinig zichtbaar zijn voor de Europese burgers, terwijl een hoge mate van zichtbaarheid juist nodig is opdat zij verantwoording afleggen en onafhankelijk kunnen zijn;

2.

herinnert eraan dat agentschappen vooral zijn opgericht om onafhankelijke technische of wetenschappelijke evaluaties uit te voeren — waardoor duidelijke en effectieve regels om belangenconflicten te vermijden, onontbeerlijk zijn — EU-systemen te beheren en de tenuitvoerlegging van de interne markt te vergemakkelijken; verzoekt alle agentschappen deel te nemen aan het interinstitutioneel akkoord betreffende het transparantieregister, waarover momenteel wordt onderhandeld tussen de Commissie, de Raad en het Parlement;

3.

merkt op dat de begroting van de agentschappen voor 2016 volgens de samenvatting van de Rekenkamer van de resultaten van de jaarlijkse controles van de agentschappen van de Unie en andere organen over 2016 („de samenvatting van de Rekenkamer”) ongeveer 3,4 miljard EUR bedroeg, wat een toename van 21,42 % ten opzichte van 2015 is en ongeveer 2,4 % van de algemene begroting van de Unie vertegenwoordigt (ten opzichte van 2 % in 2015); wijst erop dat de toename zich vooral voordoet bij agentschappen die zich bezighouden met onderwerpen op het gebied van industrie, onderzoek en energie (358 000 000 EUR meer) en burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (174 000 000 EUR meer); merkt ook op dat van de begroting van 3,4 miljard EUR ongeveer 2,4 miljard EUR uit de algemene begroting van de Unie afkomstig was, terwijl ongeveer 1 miljard EUR afkomstig was uit vergoedingen alsook uit directe bijdragen van lidstaten, de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie en andere bronnen;

4.

verzoekt de Commissie nauw met het netwerk van agentschappen van de Unie („het netwerk”) en met de afzonderlijke agentschappen samen te werken bij het opstellen van haar voorstel voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 en bij het onderzoeken van alternatieve financieringsbronnen voor de gedecentraliseerde agentschappen van de Unie;

5.

benadrukt dat de Interinstitutionele Werkgroep gedecentraliseerde agentschappen met name het proefproject „Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)” voor agentschappen die door vergoedingen worden gefinancierd, heeft onderzocht; stelt dat agentschappen, zelfs als zij volledig door vergoedingen worden gefinancierd, nog steeds volledige verantwoording moeten afleggen aan de kwijtingsautoriteit, gelet op de reputatierisico's; spreekt voorts zijn zorg uit over de kwaliteitsindicatoren die bij het EASA-proefproject zijn gebruikt, aangezien deze sterk de nadruk leggen op klanttevredenheid en minder op luchtverkeersveiligheid; verzoekt de Commissie na te gaan hoe de onafhankelijkheid van volledig door vergoedingen gefinancierde agentschappen kan worden verzekerd;

6.

merkt op dat de agentschappen 10 364 personeelsleden (vaste en tijdelijke medewerkers, arbeidscontractanten en gedetacheerde medewerkers) in dienst hadden, een toename van 5,24 % vergeleken met het jaar ervoor (9 848 in 2015), voornamelijk als gevolg van de nieuwe taken die zijn toegewezen; wijst erop dat het aantal medewerkers het meeste toenam bij de agentschappen die zich bezighouden met onderwerpen op het gebied van industrie, onderzoek en energie (110), burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (177) en economische en monetaire zaken (85);

7.

merkt op dat de Rekenkamer volgens haar samenvatting een ongekwalificeerd oordeel heeft gegeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen van alle agentschappen; merkt ook op dat de Rekenkamer voor alle agentschappen een ongekwalificeerd oordeel heeft gegeven over de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen, behalve voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO);

8.

is van mening dat de kwijtingsprocedure moet worden gestroomlijnd en versneld naar n+1; verzoekt de agentschappen en de Rekenkamer daarom het goede voorbeeld van de particuliere sector te volgen en stelt voor om de deadline voor de publicatie van de definitieve rekeningen van de agentschappen, jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen over het begrotings- en financieel beheer vast te stellen op 31 maart, alsook om de publicatie van de jaarverslagen over de agentschappen van de Rekenkamer te vervroegen tot uiterlijk 1 juli, teneinde het proces te vereenvoudigen en versnellen, zodat de kwijtingsprocedure wordt afgesloten binnen het jaar volgend op het betrokken boekjaar;

Gemeenschappelijke aanpak en routekaart van de Commissie

9.

neemt nota van de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke aanpak en de bijbehorende routekaart door de agentschappen van de Unie;

10.

neemt kennis van de bijdrage die het netwerk heeft geleverd aan het coördineren, verzamelen en samenvoegen van acties en informatie ten behoeve van de EU-instellingen, waaronder het Parlement; merkt op dat de coördinatietaken van het netwerk de jaarlijkse kwijtings- en begrotingsprocedures omvatten, de tenuitvoerlegging van de routekaart van de Commissie die voortvloeit uit de gemeenschappelijke aanpak en gerelateerde beleidsinitiatieven, en de herziening en tenuitvoerlegging van het Financieel Reglement en het Statuut van de ambtenaren;

11.

is van mening dat het netwerk voor concrete meerwaarde zorgt bij de betrekkingen tussen de EU-instellingen en de gedecentraliseerde agentschappen; is van oordeel dat het een goede zaak zou zijn om het management van het gezamenlijke ondersteuningsbureau van het netwerk in Brussel ondersteuning te bieden; steunt ten zeerste het verzoek van het management om één post van tijdelijk functionaris, waarvan de kosten, opgenomen in het begrotingsverzoek voor 2019 van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), door de agentschappen zouden worden gedeeld, met name als de bevoegdheden van het netwerk worden verduidelijkt en, zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de agentschappen, waar mogelijk worden versterkt; moedigt de Commissie aan om de extra post op te nemen in haar voorstel voor de begroting voor 2019;

12.

stelt vast dat het netwerk, via het subnetwerk voor prestatieontwikkeling (Performance Development sub-Network, PDN), in 2016 het kaderdocument over prestaties van de agentschappen heeft opgesteld, waarin de gebruikte instrumenten worden beschreven, waaronder indicatoren met bijzondere aandacht voor het plannen, meten en rapporteren van de efficiency; is ingenomen met het feit dat het PDN samen met de Commissie werkt aan de ontwikkeling van een maturitymodel voor prestatiegebaseerd begroten, om ieder agentschap een leidraad te geven bij zijn inspanningen om de resultaten, de begroting en de gebruikte middelen zo goed mogelijk te plannen, te monitoren en te rapporteren; merkt op dat het gebruik van resultaat- en effectindicatoren door sommige agentschappen in hun kernprestatie-indicatoren (KPI's) voor verbetering vatbaar is; vraagt het netwerk aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vastgestelde maatregelen en de uitvoering daarvan;

Begroting en financieel management

13.

herinnert eraan dat jaarperiodiciteit, eenheid en evenwicht de drie fundamentele boekhoudkundige beginselen vormen, die onontbeerlijk zijn voor een efficiënte uitvoering van de begroting van de Unie; maakt uit de samenvatting van de Rekenkamer op dat een hoog niveau van overdrachten van vastgestelde kredieten, ondanks een aanzienlijke daling, het meest voorkomende probleem blijft van het begrotings- en financiële beheer, dat zich voordoet bij 23 agentschappen (tegen 32 in 2015);

14.

merkt op dat overdrachten vaak gedeeltelijk of geheel kunnen worden gerechtvaardigd door de meerjarige aard van de operationele programma's van de agentschappen, niet noodzakelijkerwijs duiden op zwakke plekken in begrotingsplanning en tenuitvoerlegging, en niet altijd op gespannen voet staan met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit;

15.

neemt nota van het voorstel van het netwerk om geannuleerde overdrachten te melden als ze hoger zijn dan 5 % van de totale begroting; merkt echter op dat agentschappen, met het oog op de evaluatie van de begrotingsplanning en -tenuitvoerlegging, aanvullend verslag zouden kunnen uitbrengen over het bedrag van de geplande overdrachten en de redenen voor deze overdrachten; moedigt de agentschappen aan om deze informatie in hun geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslagen op te nemen;

16.

wijst erop dat het hoge niveau van geannuleerde overdrachten een aanwijzing is voor de begrotingsplanningscapaciteit en de mate waarin de agentschappen hun financiële behoefte juist hebben voorzien en dat dit vaak een betere maatstaf is voor goede begrotingsplanning dan louter het niveau van de overdrachten;

17.

benadrukt daarom dat er dringend duidelijk moet worden omschreven welke overdrachten aanvaardbaar zijn, teneinde de verslaglegging door de Rekenkamer hierover te stroomlijnen en de kwijtingsautoriteit in staat te stellen een onderscheid te maken tussen overdrachten die een teken zijn van slechte begrotingsplanning en overdrachten als begrotingsinstrument die de meerjarenplanning en de inkoopplanning ondersteunen; is van mening dat de suggestie van de Rekenkamer om gesplitste kredieten te gebruiken, voor meer transparantie zou zorgen met betrekking tot wat een gerechtvaardigde overdracht is;

18.

wijst erop dat de taken en de begrotingsmiddelen van het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het EASO in 2016 aanzienlijk zijn uitgebreid; erkent dat deze agentschappen te maken hadden met administratieve en operationele uitdagingen en hooggespannen verwachtingen, terwijl zij weinig tijd hadden om hun systemen en procedures aan te passen en het nodige personeel aan te werven; neemt ter kennis dat het daardoor voor deze agentschappen problematisch was om de extra middelen van de Unie die in de loop van het begrotingsjaar zijn toegewezen, te absorberen, wat tot aanzienlijke annuleringen en overdrachten leidde, alsook tot moeilijkheden bij de naleving van de financiële en begrotingsregels;

19.

verzoekt de Commissie, de Rekenkamer en het netwerk om mogelijke oplossingen voor dit probleem te bespreken en voor te stellen, in het bijzonder voor de stroomlijning van het financieel beheer op de gebieden van meerjarige planning en inkoop;

20.

stelt met bezorgdheid vast dat de gecontroleerde verslagen over de tenuitvoerlegging van de begroting van bepaalde agentschappen qua gedetailleerdheid afwijken van die van de meeste andere agentschappen, hetgeen de leesbaarheid en vergelijkbaarheid bemoeilijkt en aantoont dat er duidelijke richtsnoeren nodig zijn voor de begrotingsverslagen van de agentschappen; neemt nota van de inspanningen die zijn gedaan om samenhang bij de presentatie van en de verslaggeving over de rekeningen te waarborgen; benadrukt het belang van meer gestandaardiseerde en vergelijkbare verslaglegging om de kwijtingsprocedure te vereenvoudigen en te rationaliseren en om het werk van de kwijtingsautoriteit te vergemakkelijken; vraagt het netwerk en de afzonderlijke agentschappen voorts te blijven werken aan gestroomlijnde indicatoren en over de genomen maatregelen verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;

21.

merkt met bezorgdheid op dat er op het gebied van openbare aanbestedingen nog steeds vaak fouten worden gemaakt; uit zijn ontevredenheid over het EASO, het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA), het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec), die zich niet volledig hielden aan de in het Financieel Reglement opgenomen beginselen en regels voor openbare aanbestedingen; vraagt de agentschappen bijzondere aandacht te schenken aan de opmerkingen van de Rekenkamer over openbare aanbestedingen;

22.

stelt met tevredenheid vast dat de meerderheid van de agentschappen (27 van de 31) een bedrijfscontinuïteitsplan hebben; is van oordeel dat alle agentschappen een dergelijk plan zouden moeten hebben; vraagt het netwerk aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de ontwikkeling van die situatie;

Samenwerking tussen agentschappen en met andere instellingen — gedeelde diensten en synergieën

23.

stelt met tevredenheid vast dat sommige agentschappen, zoals de agentschappen voor justitie en binnenlandse zaken (4) en de Europese toezichthoudende autoriteiten (5), reeds samenwerken volgens hun thematische groepering; moedigt andere agentschappen die daarmee nog niet zijn begonnen, aan om waar mogelijk verdere samenwerking aan te gaan met andere, thematisch verwante agentschappen, niet alleen door diensten en synergieën te delen, maar ook op hun gemeenschappelijke beleidsterreinen; benadrukt dat er twee locaties zijn voor het Spoorwegbureau, vier agentschappen voor sociaal beleid en zes agentschappen voor justitie en binnenlandse zaken; spreekt in dit verband zijn teleurstelling uit over het resultaat tot dusver van de interinstitutionele werkgroep gedecentraliseerde agentschappen, aangezien er geen specifieke voorstellen zijn ontwikkeld om agentschappen die zich met aanverwante beleidsgebieden bezighouden, samen te voegen of een locatie te laten delen; verzoekt de Commissie een overzicht op te stellen van mogelijke stappen in deze richting; moedigt de Rekenkamer aan om te overwegen verkennende inventarisaties te maken van de gemeenschappelijke beleidsterreinen van de agentschappen;

24.

merkt op dat sommige agentschappen nog steeds twee hoofdzetels en verscheidene operationele centra en kantoren hebben; is van oordeel dat alle dubbele en meervoudige zetels die geen toegevoegde waarde hebben voor het functioneren van het agentschap zo snel mogelijk moeten worden afgeschaft; kijkt in dit verband uit naar de evaluatie door de Commissie, waarbij de nadruk moet liggen op de meerwaarde en de gemaakte kosten;

25.

wijst op de voordelen van het delen van diensten, waardoor administratieve uitvoeringsvoorschriften en procedures met betrekking tot personele middelen en financiën consequent kunnen worden toegepast, en op de potentiële efficiëntie- en kosteneffectiviteitswinst als agentschappen diensten delen, met name in het licht van de bezuinigingen en personeelsinkrimpingen waar de agentschappen mee te maken hebben; merkt op dat synergieën tussen agentschappen de administratieve lasten zouden kunnen verlichten, met name voor kleinere agentschappen;

26.

wijst er verder op dat het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie en het Europees Bureau voor visserijcontrole een „proof of concept”-proefproject inzake noodhersteldiensten hebben ondertekend; merkt op dat deze diensten hierdoor kunnen worden verstrekt met een besparing van naar schatting ruim 65 % van de op basis van de marktprijzen geraamde kosten; stelt vast dat het project in de eerste helft van 2017 is uitgebreid tot het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, en dat een aantal andere agentschappen de mogelijkheid overweegt om later, in 2017 of 2018, mee te doen; verzoekt het netwerk aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de verdere ontwikkelingen in verband met dit project;

27.

toont zich verheugd dat de agentschappen zijn begonnen met het gebruik van het Joint Procurement Portal, het centrale register van mogelijkheden voor gezamenlijke aanbestedingen, dat wordt gehost op het extranet van de agentschappen en dat functionaliteiten heeft zoals het delen van documenten en forumdiscussies waardoor de communicatie tussen agentschappen over aanbestedingsdiensten transparanter en gemakkelijker kan worden beheerd;

28.

toont zich verheugd over de resultaten op het gebied van besparingen en grotere efficiëntie die de afgelopen twee jaar door het gebruik van de gemeenschappelijke diensten zijn bereikt via vijf grote gezamenlijke aanbestedingen met meerdere agentschappen, waarvan drie onder leiding van de EFSA, namelijk clouddiensten, controlediensten en professionele netwerkdiensten; een onder leiding van de Europese Stichting voor opleiding (ETF), namelijk enquêtediensten; en een onder leiding van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), namelijk evaluatie- en terugkoppelingsdiensten; wijst erop dat de deelname aan deze vijf gezamenlijke aanbestedingen hoog was, namelijk 8 à 30 agentschappen; toont zich verheugd over de bereikte besparingen, die voor clouddiensten naar schatting 6 700 000 EUR bedragen, voor controlediensten 970 000 EUR, voor professionele netwerkdiensten 1 490 000 EUR, voor enquêtediensten 400 000 EUR, en voor evaluatie en terugkoppelingsdiensten 1 160 000 EUR; vraagt het netwerk en de afzonderlijke agentschappen hun samenwerking voort te zetten en de lijst van gemeenschappelijke goederen en diensten die in gezamenlijke aanbestedingsprocedures zouden kunnen worden opgenomen, verder te verbeteren;

29.

neemt nota van de vooruitgang die de agentschappen hebben geboekt bij de harmonisering van IT-oplossingen voor begrotingsbeheer en boekhoudsystemen; schaart zich achter de aanbeveling van de Rekenkamer om op belangrijke gebieden, zoals personeelszaken en het beheer van aanbestedingen of contracten, naar meer IT-oplossingen te streven, teneinde de internecontrolerisico's te beperken en de IT-governance te versterken;

Personeelsbeheer

30.

herinnert eraan dat in punt 27 van het Interinstitutioneel Akkoord (6) wordt gevraagd om in alle instellingen, organen en agentschappen het personeelsbestand tussen 2013 en 2017 geleidelijk met 5 % te verminderen; merkt op dat de gedecentraliseerde agentschappen, in navolging van het tijdschema van de Commissie (7), een jaar later met de vermindering zijn begonnen en van plan zijn deze in 2018 af te ronden; toont zich verheugd dat de meeste agentschappen de vermindering van 5 % al hebben gehaald of overschreden; merkt op dat uit de snelle evaluatie van de Rekenkamer van de tenuitvoerlegging van de vermindering van het aantal posten met 5 % blijkt dat de gedecentraliseerde agentschappen het aantal posten in de periode 2013-2017 al met 279 hebben verminderd, afgezet tegen de beoogde 303 posten tegen 2018; wijst erop dat een horizontale doelstelling niet de meest geschikte oplossing is gebleken voor de gedecentraliseerde agentschappen, aangezien hun taken en operationele behoeften aanzienlijk verschillen;

31.

stelt vast dat de Commissie gedurende de vijfjarige periode van 2014-2018 een aanvullende jaarlijkse heffing van 1 % heeft toegepast voor het creëren van een herindelingspool, die in de periode 2013-2017 uit 218 posten bestond, waaruit de Commissie de posten zou toekennen aan de agentschappen die nieuwe taken hadden gekregen of in een startfase (8) verkeerden; merkt op dat de meeste nieuwe posten zijn toegekend aan Frontex, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), de EASO en het EASA;

32.

maakt zich zorgen over het feit dat het door de extra personeelsvermindering steeds moeilijker wordt om de taken en jaarlijkse werkprogramma's van de agentschappen uit te voeren, met name voor de agentschappen die door de Commissie worden aangeduid als „agentschappen op kruissnelheid”; vraagt de Commissie en de begrotingsautoriteit om andere opties te bekijken zodat het vermogen van de agentschappen om hun mandaat uit te voeren, niet wordt gehinderd; beveelt de begrotingsautoriteiten aan om extra middelen toe te staan voor agentschappen die door de wetgevers met nieuwe taken zijn belast; vraagt de Commissie ook rekening te houden met de besparingen die het netwerk en de afzonderlijke agentschappen hebben bereikt door het gebruik van gezamenlijke aanbestedingsprocedures, waardoor de efficiëntie en het personeelsbeheer zijn verbeterd, en toe te staan dat de doelstellingen inzake personeelsinkrimping zo nodig overeenkomstig worden aangepast;

33.

stelt vast dat de gedecentraliseerde agentschappen, als gedeeltelijke compensatie voor de personeelsinkrimping van 5 % en de heffing voor het opzetten van de herindelingspool, 718 (fte) extra arbeidscontractanten hebben aangenomen voor de uitvoering van nieuwe taken; merkt op dat dit vooral het geval was bij Frontex, Europol, de EASO en het EASA, het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) en het Europees GNSS-Agentschap (GSA); is van mening dat arbeidscontractanten hoofdzakelijk moeten worden gebruikt als tijdelijke maatregel voor agentschappen met de grootste vraag naar nieuw personeel als gevolg van een toename van de werklast; vraagt de Commissie om zich nog eens te beraden over haar plannen voor een verdere personeelsinkrimping van 1 %;

34.

is bezorgd over een aantal factoren die het operationele functioneren van agentschappen belemmeren, zoals het snijden in de personeelsformatie, beperkte personele middelen, moeilijkheden bij het aanwerven van gekwalificeerd personeel in bepaalde rangen, de in bepaalde landen lage correctiecoëfficiënt en de uitvoering van activiteiten waar een lange en administratief zware subsidieprocedure voor nodig is; neemt nota van de bevinding van het netwerk dat de lage correctiecoëfficiënt in sommige landen ertoe leidt dat systematisch van hogere rangen gebruikt wordt gemaakt om geschikt personeel aan te trekken en te behouden; verzoekt de Commissie werk te maken van de herziening van de formule voor de berekening van de correctiecoëfficiënt, zodat een effectiever evenwicht kan worden gevonden tussen een aantrekkelijk salaris en lage kosten van levensonderhoud;

35.

stelt vast dat er tussen de agentschappen aanzienlijke verschillen zijn in de hoogte van het ziekteverzuim; is van mening dat maatregelen die de gezondheid en veiligheid op het werk bevorderen, regelmatige medische controles en welzijnsactiviteiten voor het personeel onderdeel vormen van een preventief gezondheidsbeleid dat, indien het volledig ten uitvoer wordt gelegd, zorgt voor meer tevredenheid op het werk en voor besparingen die veel hoger zijn dan de initiële investering;

Belangenconflicten en transparantie

36.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat slechts 22 agentschappen (71 %) ten aanzien van klokkenluiden en het melden van onregelmatigheden interne regels en richtsnoeren hebben die in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Statuut van de ambtenaren; merkt op dat de overige negen agentschappen voornemens zijn de betreffende regels en richtsnoeren vast te stellen; vraagt het netwerk aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vaststelling en tenuitvoerlegging van deze maatregelen bij elk van de afzonderlijke agentschappen;

37.

betreurt dat er nog geen interne klokkenluidersprocedures zijn ingevoerd omdat de agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken wachtten op richtsnoeren of input van de Commissie; stelt vast dat sommige agentschappen proactief hebben gehandeld en als voorlopige maatregel in hun gedragscodes beginselen inzake klokkenluiders hebben opgenomen en die gemakkelijk toegankelijk hebben gemaakt op hun websites; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat haar richtsnoeren inzake klokkenluiders spoedig worden vastgesteld, zodat ze onmiddellijk kunnen worden vastgesteld en daadwerkelijk kunnen worden toegepast door de agentschappen van de Unie, waaronder Eurojust, het Cepol, het EASO en eu-LISA, in de vorm van duidelijke interne regels inzake de bescherming van klokkenluiders;

38.

merkt op dat 29 agentschappen (94 %) de belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur, het management en interne deskundigen op hun website hebben gepubliceerd; vraagt de resterende agentschappen die dat nog niet hebben gedaan, om de belangenverklaringen onverwijld te publiceren en lidmaatschappen van andere professionele organisaties daarbij te vermelden, zodat interne onafhankelijke toetsing mogelijk is; toont zich verheugd dat middelgrote agentschappen en agentschappen die door hun werkterrein een grotere kans hebben om met een belangenconflict te maken te krijgen, de belangenverklaringen jaarlijks of zelfs vaker controleren zodra ze worden ingediend;

39.

toont zich verheugd dat 26 agentschappen (84 %) richtsnoeren hebben voor toegang van het publiek tot documenten; vraagt de resterende agentschappen die nog geen dergelijke richtsnoeren hebben, om die onverwijld vast te stellen; is ingenomen met de ontwikkeling dat er bij agentschappen die met een hogere frequentie en complexiteit van verzoeken te maken hebben, interne systemen worden ontwikkeld om de aanvragen af te handelen, met speciaal voor toegang tot documenten opgeleide teams die de binnenkomende verzoeken afhandelen; vraagt het netwerk ten behoeve van de agentschappen gemeenschappelijke richtsnoeren voor toegang van het publiek tot documenten te ontwikkelen, in het bijzonder ten aanzien van intellectuele-eigendomsrechten;

40.

wijst erop dat in 2016 een van de grootste verwezenlijkingen van het netwerk bij de bestrijding van fraude en corruptie de oprichting was van een Werkgroep fraudebestrijding van het juridisch netwerk van de agentschappen (Inter-Agency Legal Network), met het doel om de aanpak van strategieën tegen fraude bij de verschillende agentschappen verder te harmoniseren en standaardiseren; verwelkomt de ontwikkeling van een sterke fraudebestrijdingscultuur bij de agentschappen; vraagt het netwerk aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de werkzaamheden van deze werkgroep;

41.

toont zich verheugd over de samenwerking tussen de agentschappen en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op het gebied van preventie, met name wanneer zij hun fraudebestrijdingsstrategieën vaststellen, door deze af te stemmen op de methodologie die in de leidraad van OLAF wordt beschreven; moedigt alle agentschappen aan om de richtsnoeren van het OLAF voor de fraudebestrijdingsstrategieën van agentschappen over te nemen;

42.

vraagt met name Eurojust, het EASO en eu-LISA meer inspanningen te leveren om onverwijld richtsnoeren vast te stellen voor een doeltreffend beleid inzake de voorkoming van en de omgang met belangenconflicten, ten behoeve van de transparantie en zodat er ook een coherentere aanpak komt ten aanzien van de openbare verklaringen inzake belangenconflicten;

Communicatie en zichtbaarheid

43.

stelt vast dat de agentschappen hun werkzaamheden via diverse kanalen actief onder de aandacht brengen, maar herhaalt zijn vraag om meer zichtbaarheid in de lidstaten door de ontwikkeling van een alomvattend plan om meer Europese burgers te bereiken, met name door de informatie op hun websites regelmatig bij te werken en het werk dat zij hebben geleverd, onder de aandacht te brengen; merkt voorts op dat sociale media voor de agentschappen in toenemende mate een standaard communicatie-instrument worden; stelt vast dat open dagen, gerichte campagnes en video's over wat de kern van hun werk is, een aantal van de activiteiten zijn die zij gebruiken om de burgers voor te lichten en hun de mogelijkheid te bieden meer te weten te komen over de werkzaamheden van de agentschappen en de EU-instellingen; neemt er nota van dat de betrekkingen met algemene of gespecialiseerde media regelmatig aan de hand van verschillende indicatoren worden gemeten, en dat elk agentschap een eigen communicatieplan heeft met op zijn eigen behoeften afgestemde specifieke activiteiten;

44.

merkt op dat de agentschappen workshops en trainingen over thema's zoals crisiscommunicatie, mensenrechten en menselijke waarden, videoproducties, werken met journalisten, interne communicatie, datavisualisatie en webtechnologie hebben georganiseerd om beter te kunnen communiceren en om het delen van informatie over de rol en de functie van agentschappen met de burgers te bevorderen; toont zich verheugd over de activiteiten en de aanwezigheid van het PDN op diverse relevante socialemediaplatforms en de succesvolle door verscheidene agentschappen samen gevoerde campagnes;

Andere opmerkingen

45.

neemt nota van advies nr. 1/2017 van de Rekenkamer over de herziening van het Financieel Reglement, waarin wordt voorgesteld om de regeling voor de controle van de gedecentraliseerde agentschappen te actualiseren; betreurt het dat in het wetgevingsvoorstel niet wordt voorzien in een vermindering van de buitensporige administratieve lasten waarmee de gedecentraliseerde agentschappen nog steeds te kampen hebben; merkt op dat de controle van de gedecentraliseerde agentschappen „geheel onder de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer [blijft] vallen, die alle voorgeschreven administratieve procedures en procedures voor het toekennen van contracten beheert”; herhaalt ook dat de nieuwe benadering van de controle, waarbij accountants uit de particuliere sector zijn betrokken, voor de agentschappen heeft geresulteerd in een aanzienlijke toename van de administratieve lasten; ook heeft de tijd die aan de aanbesteding en administratie van controlecontracten wordt besteed, tot extra uitgaven geleid, waardoor de afnemende middelen van de agentschappen nog verder onder druk komen te staan; benadrukt dat dit probleem absoluut moet worden opgelost in overeenstemming met de gemeenschappelijke aanpak en in het kader van de huidige herziening van het Financieel Reglement en de daaropvolgende herziening van de financiële kaderregeling; vraagt aan alle bij deze herzieningen betrokken partijen dringend duidelijkheid over deze kwestie te verschaffen zodat de buitensporige administratieve lasten sterk kunnen worden verminderd;

46.

merkt op dat de externe evaluaties van de agentschappen volgens de samenvatting van de Rekenkamer in het algemeen positief waren en dat de agentschappen actieplannen hebben opgesteld om follow-up te geven aan de in de evaluatieverslagen genoemde kwesties; merkt op dat hoewel de meeste oprichtingsverordeningen van agentschappen voorzien in een regelmatig uit te voeren externe evaluatie (gewoonlijk om de vier à zes jaar), de oprichtingsverordeningen van zes gedecentraliseerde agentschappen (Bureau van Berec, EASO, eu-LISA, ETF, Enisa en het Europees Instituut voor gendergelijkheid) geen dergelijke bepaling bevatten, terwijl de oprichtingsverordening van het EMA slechts om de tien jaar een externe evaluatie voorschrijft; is van oordeel dat deze kwestie moet worden aangepakt;

47.

neemt er nota van dat op de Raad Algemene Zaken van 20 november 2017 is overeengekomen om het EMA en de Europese Bankautoriteit (EBA) van Londen naar respectievelijk Amsterdam en Parijs te verhuizen; is zich bewust van het effect dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU op deze agentschappen kan hebben qua toekomstige kosten en verlies van deskundigheid, waardoor een risico voor de bedrijfscontinuïteit ontstaat; neemt ook nota van het mogelijke effect op de inkomsten en activiteiten van verscheidene niet in Londen gevestigde agentschappen, met name de EASA, het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, de Europese Autoriteit voor effecten en markten en het GSA; verzoekt de Commissie de afzonderlijke agentschappen en het netwerk volledig bij de brexitonderhandelingen en de toekomstige voorbereidingen te betrekken om de eventuele negatieve gevolgen tot een minimum te beperken;

48.

neemt nota van de aan de gang zijnde herziening van de verordeningen tot oprichting van de drie tripartiete agentschappen (het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), Eurofound en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)); benadrukt dat het belangrijk is het tripartiete karakter van de agentschappen te handhaven om de actieve betrokkenheid van nationale instanties, de Europese werkgeversorganisaties en de Europese werknemersorganisaties bij hun bestuur en werking te waarborgen; merkt op dat het personeelsbestand is verkleind, zij het met grote moeite, en herhaalt dat het gekant is tegen verdere inkrimpingen die het vermogen van de agentschappen om hun mandaat uit te oefenen zouden beperken;

49.

neemt nota van de aan de gang zijnde externe evaluatie van de vier agentschappen die actief zijn op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie (Cedefop, Eurofound, EU-OSHA en de ETF);

50.

herinnert eraan dat de bespreking van de ontwerpen van de jaarlijkse werkprogramma's en de meerjarenstrategieën van de agentschappen in de bevoegde commissies ervoor helpt zorgen dat de programma's en strategieën aan de beleidsprioriteiten beantwoorden;

51.

neemt nota van de inspanningen van de agentschappen om hun meerjarenstrategieën af te stemmen op de beleidsprioriteiten en doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

52.

wijst erop dat eu-LISA en EASO de enige agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zijn waarvoor in de respectieve oprichtingsverordeningen niet wordt voorzien in verplichtingen om regelmatig externe evaluaties te verrichten; verzoekt de medewetgevers om bij de herziening van de oprichtingsverordeningen van die agentschappen te onderzoeken hoe dit belangrijke probleem kan worden aangepakt;

53.

verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de onder deze kwijtingsprocedure vallende agentschappen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie).