Home

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2018 over de zaak van de mensenrechtenactivisten Wu Gan, Xie Yang, Lee Ming-che en Tashi Wangchuk, en de Tibetaanse monnik Choekyi (2018/2514(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2018 over de zaak van de mensenrechtenactivisten Wu Gan, Xie Yang, Lee Ming-che en Tashi Wangchuk, en de Tibetaanse monnik Choekyi (2018/2514(RSP))

19.12.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 458/47


P8_TA(2018)0014

De zaak van de mensenrechtenactivisten Wu Gan, Xie Yang, Lee Ming-che, Tashi Wangchuk en de Tibetaanse monnik Choekyi

Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2018 over de zaak van de mensenrechtenactivisten Wu Gan, Xie Yang, Lee Ming-che en Tashi Wangchuk, en de Tibetaanse monnik Choekyi (2018/2514(RSP))

(2018/C 458/05)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over China, met name die van 13 maart 2014 over de prioriteiten van de EU voor de 25e sessie van de Mensenrechtenraad van de VN (1), die van 16 december 2015 over de betrekkingen tussen de EU en China (2), die van 24 november 2016 over uitgever Gui Minhai, die in China in de gevangenis zit (3), die van 15 december 2016 over de zaak van de Tibetaanse boeddhistische academie Larung Gar en Ilham Tohti (4), en die van 6 juli 2017 over Nobelprijswinnaar Lia Xiaobo en Lee Ming-che (5),

gezien het in 2003 gelanceerde strategisch partnerschap tussen de EU en China, en de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 22 juni 2016 getiteld „Elementen voor een nieuwe strategie van de EU ten aanzien van China”,

gezien de top EU-China op 1 en 2 juni 2017 in Brussel,

gezien de goedkeuring — op 1 juli 2015 — van de nieuwe wet op de nationale veiligheid door het permanente comité van het Chinese Nationale Volkscongres, en de publicatie — op 5 mei 2015 — van het tweede ontwerp van een nieuwe wet op het beheer van buitenlandse ngo's,

gezien artikel 36 van de grondwet van de Volksrepubliek China, waarin het recht van alle burgers op vrijheid van religie en geloof wordt gewaarborgd, en artikel 4 van diezelfde grondwet, waarin de rechten van „minderheidsnationaliteiten” worden bevestigd,

gezien de in 1995 gestarte dialoog tussen de EU en China over de mensenrechten, en de 35e ronde van deze dialoog op 22 en 23 juni 2017 in Brussel,

gezien de toekenning van de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken van het Europees Parlement aan Wei Jingsheng en Hu Lia in 1996, respectievelijk 2008,

gezien de verklaring van de woordvoerder voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/Europees Nabuurschapsbeleid en uitbreidingsonderhandelingen van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 27 december 2017 over de veroordeling van Wu Gan en Xie Yang in China,

gezien de plaatselijke verklaring van de delegatie van de Europese Unie op Internationale Mensenrechtendag, 8 december 2017,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de bevordering en eerbiediging van de universele mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat de kern moeten blijven uitmaken van de langlopende relatie tussen de EU en China, in overeenstemming met het engagement van de EU om deze waarden in haar extern optreden uit te dragen en het feit dat China de intentie uitgesproken heeft zich bij zijn eigen ontwikkeling en in het kader van internationale samenwerking aan deze waarden te zullen houden;

B.

overwegende dat de mensenrechtensituatie in China sinds het aantreden van president Xi Jinping verder is verslechterd, in die zin dat de regering harder optreedt tegen vreedzaam protest en minder ruimte laat voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, en de rechtsstaat; overwegende dat honderden mensenrechtenactivisten, advocaten en journalisten door de Chinese autoriteiten opgepakt zijn en worden vervolgd;

C.

overwegende dat een rechtbank in Tianjin activist Wu Gan op 26 december 2017 tot een gevangenisstraf van acht jaar heeft veroordeeld op beschuldiging van ondermijning van de staat; overwegende dat Wu Gan herhaaldelijk gevoelige kwesties zoals machtsmisbruik door de regering aan de kaak stelde, zowel online als offline; overwegende dat Wu Gan volgens zijn advocaat een deal met de autoriteiten van de hand heeft gewezen op grond waarvan zijn veroordeling in ruil voor een schuldbekentenis in een voorwaardelijke straf zou zijn omgezet;

D.

overwegende dat op dezelfde dag in Hunan mensenrechtenadvocaat Xie Yang werd veroordeeld, maar een strafrechtelijke sanctie ontliep nadat hij eerder bekende zich schuldig te hebben gemaakt aan subversieve activiteiten; overwegende dat de arrestatie van Wu Gan maanden vóór een ongekende aanval op mensenrechtenadvocaten en -activisten in 2015 plaatsvond, een aanval waarbij gedurende enkele weken in het hele land honderden mensen, waaronder Xie Yang, voor ondervraging werden opgepakt of vastgezet; overwegende dat er beschuldigingen zijn dat Xie Yang door zijn ondervragers gefolterd, geslagen en bedreigd is;

E.

overwegende dat een rechtbank in Yueyang voorvechter voor democratie Lee Ming-che op 28 november 2017 tot vijf jaar gevangenisstraf heeft veroordeeld na hem schuldig te hebben bevonden aan „ondermijning van de staat”, en hem voor een periode van twee jaar al zijn politieke rechten in China heeft afgepakt; overwegende dat Lee Ming-che's publieke schuldbekentenis waarschijnlijk onder druk van de Chinese autoriteiten tot stand is gekomen; overwegende dat Lee Ming-che op 19 maart 2017 was verdwenen na vanuit Macau naar de Chinese provincie Guangdong te zijn gereisd;

F.

overwegende dat Tashi Wangchuk, een Tibetaanse winkeleigenaar en voorvechter van taalrechten, op 27 januari 2016 is opgepakt na zich in een video van de New York Times te hebben uitgesproken voor het recht van Tibetanen om in hun moedertaal onderwijs te volgen en te studeren; overwegende dat Tashi Wangchuk in maart 2016 beschuldigd is van het „aanzetten tot separatisme” en hem een gevangenisstraf van mogelijkerwijs 15 jaar boven het hoofd hangt, hoewel hij de krant nadrukkelijk had verteld dat hij niet oproept tot de onafhankelijkheid van Tibet;

G.

overwegende dat de Tibetaanse monnik Choekyi van het klooster Phurbu in Seda in Sichuan gevangen is gezet voor het vieren van de verjaardag van de Dalai Lama, de in ballingschap levende spirituele leider van Tibet; overwegende dat Choekyi na zijn inbeschuldigingstelling korte tijd is vastgehouden in Kangding in de provincie Ganzi, en uiteindelijk naar de Mianyang-gevangenis in Sichuan over is gebracht voor het uitzitten van een straf van vier jaar; overwegende dat Choekyi volgens berichten in de media nierproblemen, geelzucht en andere gezondheidsproblemen had, en dat deze door zijn detentie erger zijn geworden;

H.

overwegende dat mensenrechtenadvocaten voortdurend met intimidatie te maken hebben en ervoor moeten vrezen gevangen te worden gezet, zoals in het geval van de prominente advocaten Li Yuhan, die sinds november 2017 incommunicado is, en Wang Quanzhang, die in juli 2015 is gearresteerd, meer dan 800 dagen geen enkel contact met de buitenwereld had en naar verluidt gefolterd is; overwegende dat mensenrechtenactivisten die verzoekschriften opstellen en naar grote steden reizen om plaatselijke problemen aan de kaak te stellen detentie en gevangenschap moeten vrezen, zoals in het geval van Li Xiaoling, die al sinds juni 2017 vastzit terwijl hij aan een ernstige vorm van groene staar lijdt; overwegende dat ook mensenrechtenactivisten die een platform bieden aan opstellers van verzoekschriften en andere mensenrechtenactivisten, zoals Ding Lingjie, Liu Feiyue en Zhen Jianghua, zijn opgepakt;

I.

overwegende dat de Chinese regering nieuwe wetten heeft aangenomen, in het bijzonder de wet op de staatsveiligheid, de wet terrorismebestrijding, de wet op de cyberveiligheid en de wet op het beheer van buitenlandse ngo's, waarin actievoeren en het uitoefenen van vreedzame kritiek op de regering als bedreiging voor de staatsveiligheid worden gekwalificeerd, de censuurregels worden aangescherpt, de monitoring van en de controle op individuen en maatschappelijke groeperingen wordt opgevoerd, en maatregelen vastgesteld zijn om individuen ervan te weerhouden campagne te voeren voor mensenrechten;

J.

overwegende dat de Raad in het strategisch kader en het actieplan voor mensenrechten en democratie van de EU belooft dat de Unie democratie, de rechtsstaat en „mensenrechten op alle deelterreinen van haar externe optreden, zonder uitzondering, zal bevorderen”, en „mensenrechten in het centrum zal plaatsen van haar betrekkingen met alle derde landen, inclusief haar strategische partners”;

1.

maakt zich onverminderd ernstig zorgen over de benadering van de Chinese regering van mensenrechtenvoorvechters, -activisten en -advocaten; herinnert China aan zijn verantwoordelijkheid als mondiale mogendheid, en vraagt de autoriteiten in Beijing te waarborgen dat de mensenrechten en fundamentele vrijheden in alle omstandigheden in acht worden genomen, in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten die China ondertekend of geratificeerd heeft; vraagt de autoriteiten in Beijing verder een eind te maken aan alle gevallen van intimidatie van mensenrechtenactivisten in het land, zodat zij hun werk onbelemmerd kunnen doen;

2.

vraagt de Chinese autoriteiten met klem alle mensenrechtenvoorvechters, -activisten en -advocaten, en journalisten en opstellers van verzoekschriften die vanwege hun inzet voor de mensenrechten gevangen zitten onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, en de repressie waarvan zij het slachtoffer zijn, in de vorm van detentie en intimidatie (waaronder door justitie), te stoppen;

3.

vraagt de regering van de Volksrepubliek China Wu Gan onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, aangezien hij alleen vastzit voor het op vreedzame wijze uitoefenen van het recht van vrije meningsuiting en het recht van vergadering, en er — in afwachting daarvan — voor te zorgen dat hij regelmatig en onbeperkt toegang heeft tot zijn familie en de advocaten van zijn keuze, en niet aan foltering of andere vormen van slechte behandeling wordt onderworpen; dringt aan op een snel, doeltreffend en onafhankelijk onderzoek naar foltering in China, en op berechting van de daders;

4.

beklemtoont het belang van een onderzoek naar de beschuldigingen van foltering van Xie Yang;

5.

vraagt de Chinese autoriteiten Lee Ming-che onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, en er — in afwachting daarvan — op toe te zien dat hij niet gefolterd of aan andere vormen van slechte behandeling onderworpen wordt, en toegang krijgt tot zijn familie en de advocaten van zijn keuze, alsook tot passende medische zorg;

6.

spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de arrestatie en permanente detentie van Tashi Wangchuk, alsook over zijn beperkte toegang tot juridische bijstand, het gebrek aan bewijs tegen hem en de onregelmatigheden in het strafrechtelijk onderzoek; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Tashi Wangchuk;

7.

vraagt de Chinese autoriteiten de Tibetaanse monnik Choekyi onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten; vraagt de Chinese regering met klem zijn familie en de advocaten van zijn keuze toe te staan hem te bezoeken en, in het bijzonder, hem passende medische zorg te geven;

8.

vraagt de Chinese regering haar eigen grondwet te respecteren, in het bijzonder artikel 4 inzake de bescherming van nationale minderheden, artikel 35 inzake de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de vrijheid van vergadering, van vereniging, van het organiseren van marsen en van demonstratie, artikel 36 inzake de vrijheid van religie en geloof, en artikel 41 inzake het recht op het uitoefenen van kritiek op en het doen van suggesties aan overheidsorganen en/of -functionarissen;

9.

herhaalt zijn oproep aan de regering van China het gesprek aan te gaan met Zijne Heiligheid de Dalai Lama en diens vertegenwoordigers, en spreekt zijn steun uit voor een vreedzame oplossing van de kwestie-Tibet door middel van dialoog en onderhandelingen, gericht op daadwerkelijke autonomie voor Tibet binnen het kader van de Chinese grondwet;

10.

veroordeelt bovendien de volgens de aanpak van „patriottische opvoeding” gevoerde anti-boeddhistische campagnes, waaronder de maatregelen om de Tibetaanse boeddhistische kloosters te laten beheren door de staat; vindt het zorgwekkend dat het Chinese strafrecht wordt misbruikt om Tibetanen en boeddhisten, wier religieuze activiteiten op gelijke voet worden geplaatst met „separatisme”, te vervolgen; betreurt het dat het klimaat om het boeddhisme te belijden in Tibet sinds de Tibetaanse protesten in maart 2008 sterk verslechterd is, waarbij China sterker inzet op de benadering van „patriottische opvoeding”;

11.

is bezorgd over de goedkeuring van het pakket veiligheidswetten en de impact ervan op minderheden in China, in het bijzonder de wet inzake terrorismebestrijding, die kan leiden tot de strafbaarstelling van vreedzame uitingen van de Tibetaanse cultuur en religie, en de wet inzake het beheer van internationale ngo's, uit hoofde waarvan mensenrechtengroepen onder de strikte controle van de regering zullen komen te staan, aangezien dit louter een benadering van bovenaf inhoudt in plaats van een aanzet tot het tot stand brengen van partnerschappen tussen de lokale en centrale overheid en het maatschappelijk middenveld;

12.

beklemtoont dat de Chinese autoriteiten moeten waarborgen dat al diegenen die incommunicado worden gehouden onmiddellijk contact met hun familieleden en advocaten kunnen opnemen, en dat de omstandigheden van alle personen in detentie moeten voldoen aan de normen in het document „Body of Principles for the Protection of All Persons under Any Form of Detention or Imprisonment” in resolutie 43/173 van 9 december 1988 van de Algemene Vergadering van de VN, waaronder aan hetgeen daarin staat over de toegang tot medische zorg;

13.

maakt zich ernstig zorgen over de berichten van foltering van mensenrechtenactivisten; vraagt de Chinese regering dan ook het absolute en onaantastbare verbod op foltering en andere vormen van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, zoals bedoeld in de artikelen 2 en 16 van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat China op 4 oktober 1988 heeft geratificeerd, volledig te respecteren;

14.

spoort de regering van China aan om, nu de 20e verjaardag van haar ondertekening dichterbij komt, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ratificeren en erop toe te zien dat het volledig wordt toegepast, waaronder door een eind te maken aan alle vormen van inperking van de rechten in kwestie en door, in voorkomend geval, haar wetgeving aan te passen;

15.

herinnert eraan dat het belangrijk is dat de EU de kwestie van de mensenrechtenschendingen in China, in het bijzonder het geval van de minderheden in Tibet en Xinjiang, tijdens elke politieke en mensenrechtendialoog met de Chinese autoriteiten, met inbegrip van de jaarlijkse mensenrechtendialogen, ter sprake brengt, in overeenstemming met de belofte van de EU om met één sterke, duidelijke stem te spreken in haar contacten met China; betreurt het overigens dat de jaarlijkse mensenrechtendialogen tussen de EU en China weinig concrete resultaten opleveren; brengt verder in herinnering dat China er in de context van zijn permanente hervormingsproces en steeds prominentere rol op het wereldtoneel voor gekozen heeft aan het internationale mensenrechtenkader deel te nemen door zijn handtekening te zetten onder een breed scala van internationale mensenrechtenverdragen; dringt er dan ook op aan de dialoog met China voort te zetten, teneinde het land ertoe te bewegen de gedane toezeggingen te honoreren;

16.

dringt er bij alle lidstaten op aan een stevig, op waarden gebaseerd standpunt in te nemen ten opzichte van China, en rekent erop dat ze zullen afzien van unilaterale initiatieven of handelingen die de coherentie, doeltreffendheid en consistentie van het EU-optreden ondermijnen; betreurt het ten zeerste dat de EU er niet in is geslaagd in juni 2017 op de vergadering van de VN-Mensenrechtenraad in Genève een verklaring over de mensenrechten in China af te leggen; juicht de goedkeuring van een verklaring tijdens de volgende bijeenkomst toe, en verwacht van de EU dat zij China blijft noemen als een land waar de Mensenrechtenraad aandacht aan moet besteden zolang als het weigert betekenisvolle mensenrechtenhervormingen door te voeren; vraagt de EU en haar lidstaten daarnaast de zorgen tijdens de aanstaande universele periodieke toetsing van China in niet mis te verstane bewoordingen tot uitdrukking te brengen, en er met name voor te zorgen dat het Chinese maatschappelijk middenveld aan het proces kan deelnemen;

17.

vraagt de VP/HR en de lidstaten goedkeuring te hechten aan de conclusies ten aanzien van China van de Raad Buitenlandse Zaken, waarin gewezen wordt op het cruciale belang van de mensenrechten in de betrekkingen tussen de EU en China, en duidelijk uitdrukking te geven aan de bezorgdheid over de negatieve ontwikkelingen op dit gebied in China, en aan te geven dat verwacht wordt dat China in reactie hierop concrete stappen onderneemt; beklemtoont dat dergelijke conclusies de 28 lidstaten van de EU en de EU-instellingen wat betreft de mensenrechtensituatie in China zouden committeren aan een gemeenschappelijke boodschap en benadering;

18.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van de Volksrepubliek China.