Home

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (10209/1/2012 — C8-0038/2018 — 2010/0310M(NLE))

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (10209/1/2012 — C8-0038/2018 — 2010/0310M(NLE))

8.4.2020

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/49


P8_TA(2018)0286

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak (resolutie)

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (10209/1/2012 — C8-0038/2018 — 2010/0310M(NLE))

(2020/C 118/06)

Het Europees Parlement,

gezien het ontwerp van besluit van de Raad (10209/1/2012),

gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (1),

gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend op grond van artikel 91, artikel 100, artikel 207, artikel 209 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0038/2018),

gezien zijn resolutie van 17 januari 2013 over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak (2),

gezien de gezamenlijke mededeling van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de Commissie van 8 januari 2018 met elementen voor een EU-strategie voor Irak,

gezien de conclusies van de Raad van 22 januari 2018 tot vaststelling van een nieuwe strategie voor Irak,

gezien het meerjarig indicatief programma voor Irak (2014-2017) van de Commissie,

gezien zijn resolutie van 4 februari 2016 over de stelselmatige massamoord op religieuze minderheden door “ISIS/Da'esh” (3),

gezien zijn resolutie van 27 oktober 2016 over de situatie in Noord-Irak/Mosul (4),

gezien de resoluties 2367 (2017) en 2379 (2017) die op 14 juli 2017 en 21 september 2017 zijn aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

gezien zijn wetgevingsresolutie van 4 juli 2018 (5) over het ontwerp van besluit,

gezien artikel 99, lid 2, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A8-0224/2018),

A.

overwegende dat Europa en Irak zijn verbonden door duizenden jaren van wederzijdse culturele invloeden en een gemeenschappelijke geschiedenis;

B.

overwegende dat Irak verwoest is door het decennialange dictatoriale bewind van Saddam Hoessein, die in 1980 tegen Iran en in 1990 tegen Koeweit aanvalsoorlogen begon, door de verlammende sancties en door diverse interne conflicten na de inval onder Amerikaans bevel in 2003, waaronder sektarisch geweld, het Koerdisch afscheidingsstreven en het jihadistisch terrorisme van IS; overwegende dat al die factoren verklaren waarom de uitdagingen voor Irak om vooruitgang te boeken op het gebied van goed bestuur, de economie en nationale verzoening zo groot zijn;

C.

overwegende dat de Unie andermaal heeft verklaard een solide partnerschap tussen de EU en Irak te willen opzetten op basis van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, de Iraakse autoriteiten te willen steunen tijdens de overgang naar democratie en het wederopbouwproces en tegelijk de achterliggende oorzaken van de politieke, sociale en economische instabiliteit te willen aanpakken; overwegende dat de kosten voor de wederopbouw naar schatting tot 88 miljard USD zullen oplopen;

D.

overwegende dat de EU-lidstaten die betrokken waren bij de oorlog van 2003, maar ook de EU als geheel, een bijzondere verantwoordelijkheid dragen wat betreft het bijstaan van de Iraakse bevolking en het ondersteunen van inspanningen om vrede en stabiliteit in het land tot stand te brengen;

E.

overwegende dat er op 12 mei 2018 verkiezingen hebben plaatsgevonden; overwegende dat Irak in de regio, waar autoritaire regimes en praktijken alomtegenwoordig zijn, een van de weinige landen is dat politieke concurrentie kent, inclusief een meerpartijenstelsel en relatief vrije media; overwegende dat de politieke krachten in het land lijken te beseffen dat zij over de geloofsgrenzen heen allianties moeten sluiten om de legitimiteit en de stabiliteit van het systeem te vergroten; overwegende dat echte en concurrerende verkiezingen van fundamenteel belang zijn voor de democratische consolidatie in Irak; overwegende dat de volwaardige deelname van alle geledingen van de Iraakse maatschappij een belangrijke stap zal zijn naar een inclusieve democratie en een gedeeld natiegevoel;

F.

overwegende dat de veiligheidssituatie aanzienlijk moet worden verbeterd om stabiliteit, verzoening, inclusief bestuur en economische en sociale vooruitgang in het land te bevorderen, zowel op nationaal als lokaal niveau; overwegende dat het noodzakelijk is dat daders uit alle kampen voor begane misdrijven ter verantwoording worden geroepen, wil het tot verzoening kunnen komen; overwegende dat de EU de hervorming van de veiligheidssector in Irak ondersteunt via de adviserende missie van de EU; overwegende dat de missie van de Verenigde Naties voor bijstand aan Irak (UNAMI) sinds 2003 in het land aanwezig is en aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om een inclusieve politieke dialoog en nationale verzoening te bevorderen; overwegende dat de NAVO doorgaat met haar initiatief voor capaciteitsopbouw in Irak, waarbij de nadruk ligt op de strijd tegen geïmproviseerde explosieven, explosievenopruiming, ontmijning, civiel-militaire planning, onderhoud van uitrusting uit het Sovjettijdperk, militaire geneeskunde en hervorming van de Iraakse veiligheidsinstellingen;

G.

overwegende dat Irak wordt geconfronteerd met uitdagingen op het gebied van bestuur, zoals de opbouw van institutionele en bestuurlijke capaciteit en de bestendiging van de rechtsstaat, wetshandhaving en eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de vrouwenrechten en de rechten van alle etno-religieuze groepen;

H.

overwegende dat werkloosheid en sociale uitsluiting moeten worden aangepakt, in het bijzonder onder jongeren, om te voorkomen dat zij radicaliseren en daardoor gemakkelijk kunnen worden gerekruteerd door terroristische organisaties of andere georganiseerde criminele groepen;

I.

overwegende dat de Iraakse dienst voor terrorismebestrijding, die het meest heeft bijdragen aan de bevrijding van Mosul, grote verliezen heeft geleden en de nodige erkenning en steun moet krijgen zodat de dienst zijn rekruteringsvermogen kan vergroten en opnieuw een korps van billijke en duurzame omvang kan vormen;

J.

overwegende dat de Iraakse autoriteiten de inkomsten uit aardgas van het land zouden moeten beschouwen als een kans en een instrument voor duurzame sociale en economische wederopbouw die de gehele Iraakse samenleving ten goede zal komen, in plaats van deze inkomsten op basis van cliëntelisme te verdelen; overwegende dat zich aanzienlijke olievoorraden bevinden in de autonome Iraakse regio Koerdistan; overwegende dat de betrekkingen tussen de centrale overheid in Bagdad en de Koerdische regionale regering van de autonome Iraakse regio Koerdistan moeten worden genormaliseerd in overeenstemming met de grondwet;

K.

overwegende dat Irak een lappendeken van gemeenschappen is die vaak onderling wedijveren om macht en controle over nationale hulpbronnen; overwegende dat duizenden Iraakse burgers, onder wie leden van minderheden, en vooral vrouwen en meisjes, door IS op wrede wijze zijn uitgemoord of tot slaaf gemaakt in oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid; overwegende dat terroristische en extremistische groeperingen nog steeds gemakkelijk misbruik kunnen maken van de intersektarische en plaatselijke spanningen; overwegende dat er in 2003 1,5 miljoen christelijke Iraakse burgers (Chaldeeërs, Arameeërs, Assyriërs en andere christelijke minderheden) in Irak woonden, en overwegende dat zij een oude inheemse bevolkingsgroep vormen die nu ernstig wordt bedreigd met vervolging en ballingschap; overwegende dat miljoenen Irakezen, waaronder christenen, gedwongen waren het geweld te ontvluchten, hetzij door hun land te verlaten, hetzij als binnenlands ontheemden; overwegende dat de Koerden een belangrijke minderheid vormen in Irak en dat de meesten van hen in de autonome Iraakse regio Koerdistan wonen;

L.

overwegende dat IS, Al Qaida en gelijkgestemde terroristische organisaties hun inspiratie halen uit de extreme versie van het salafisme/wahabisme; overwegende dat, niettegenstaande het feit dat IS militair en territoriaal verslagen is, de dreiging van deze ideologie nog steeds moet worden aangepakt door middel van beter bestuur, onderwijs, dienstverlening, deradicalisering en volledige integratie van de soennieten in het Iraakse politieke proces;

M.

overwegende dat in een land met 26 miljoen inwoners 11 miljoen mensen humanitaire hulp nodig hebben, dat het aantal Iraakse binnenlands ontheemden meer dan 3 miljoen bedraagt, waarvan velen zich in de Iraakse regio Koerdistan bevinden, en dat er 246 000 Syrische vluchtelingen zijn; overwegende dat het voor de terugkeer van de binnenlands ontheemden onontbeerlijk is dat zij economische steun krijgen om opnieuw in hun levensonderhoud te kunnen voorzien;

N.

overwegende dat de verdrijving van IS uit het land te danken is aan de inspanningen van het Iraakse leger, met de steun van de wereldwijde coalitie tegen IS en de verschillende Popular Mobilisation Units, de Peshmerga en andere geallieerde strijdkrachten; overwegende dat, hoewel IS uit Irak is verdreven, de jihadisten een gevaar blijven vormen en de duurzame stabiliteit en veiligheid van het land bedreigen, met name langs de grens met Syrië; overwegende dat het met het oog op de wederopbouw van het land en de integratie van de Iraakse samenleving nodig is om de verschillen op basis van religieuze criteria te overbruggen, de Popular Mobilisation Units te ontbinden en hun leden afhankelijk van de behoeften van het land te integreren, omdat het anders onmogelijk is om een op democratie en pluraliteit gestoelde functionele staat tot stand te brengen; overwegende dat het Iraakse parlement in 2016 een wet heeft goedgekeurd waardoor sjiitische milities effectief een permanent onderdeel van de Iraakse veiligheidstroepen zijn geworden; overwegende dat een verenigd, pluralistisch en democratisch Irak de voorwaarde vormt voor stabiliteit en voor de ontwikkeling van het land en zijn burgers;

1.

is ingenomen met de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Europese Unie en Irak; vraagt om de mechanismen die erin zijn vastgesteld ten volle te benutten om de banden tussen de Unie en Irak te verdiepen;

2.

onderstreept dat de PSO een essentieel instrument is voor de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor Irak en voor de versterking van onze samenwerking met het oog op wederopbouw, stabilisering en verzoening op nationaal en lokaal niveau in het land, met een langetermijnstrategie; wijst erop dat de Irakezen hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opbouw van een democratische, federale en pluralistische staat gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;

3.

is ingenomen met het initiatief voor de organisatie van de internationale conferentie voor de wederopbouw van Irak in Koeweit op 12 februari 2018; vraagt de Unie en de lidstaten om hun financiële verbintenissen en hun verbintenissen op het vlak van technische bijstand na te komen;

4.

is ingenomen met de toezegging van de EU inzake het verlenen van steun op langere termijn aan Irak en met het feit dat de EU het land beschouwt als een pilot-land om de koppeling tussen humanitaire en ontwikkelingsmaatregelen beter aan te pakken en in de praktijk te brengen teneinde de overgang van humanitaire bijstand naar wederopbouw en stabilisatie op de langere termijn te bevorderen; wijst erop dat de crisis in Irak door de VN is ingeschaald als een noodsituatie van niveau 3 en dat 11 miljoen mensen momenteel bijstand nodig hebben; dringt er derhalve bij de EU en haar lidstaten op aan in de eerste plaats hun inspanningen op te voeren voor het onverwijld aanpakken van de voornaamste humanitaire uitdagingen en menselijke behoeften, vooral met betrekking tot de meer dan 3 miljoen binnenlands ontheemden;

5.

onderstreept dat de armoede in het land wijdverbreid is en dat, hoewel Irak een hogermiddeninkomensland is, de jaren van geweld, conflict en sektarisme de voortgang van de ontwikkeling aanzienlijk hebben ondermijnd; doet een beroep op de EU om middels gerichte projecten haar ontwikkelingsbijstand te concentreren op de kwetsbaarste groepen en de meest behoeftigen, namelijk vrouwen en kinderen, jongeren, binnenlands ontheemden en vluchtelingen;

De prioriteiten van het optreden van de Europese Unie in Irak

6.

vraagt de Unie en de lidstaten om de humanitaire hulp die zij momenteel verlenen te handhaven om alle Irakezen die het slachtoffer zijn van conflicten te helpen en te beschermen, en de hulp te gebruiken als een middel om goed bestuur, democratie en de rechtsstaat te helpen consolideren; vraagt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor een compleet overzicht van de verstrekte financiële hulp om te waarborgen dat deze ten goede komt aan wie ze nodig heeft; benadrukt dat alle Iraakse burgers wettelijk recht hebben op documenten van de burgerlijke stand en op toegang tot hulp zonder enige discriminatie;

7.

vraagt de Unie om haar samenwerking te intensiveren om de stabilisering en veiligheid van recent bevrijde zones te bevorderen en zo de veilige, welbewuste, vrijwillige en waardige terugkeer van binnenlands ontheemden mogelijk te maken; vraagt de EU om de Iraakse autoriteiten te blijven steunen zodat de verkiezingen op een democratische manier verlopen en om het Iraakse onafhankelijke verkiezingscomité te steunen in zijn pogingen om binnenlands ontheemden ook te laten stemmen; spoort de Unie ertoe aan technische bijstand te verlenen om de Iraakse capaciteit op het gebied van ontmijning en verwijdering van explosiegevaar in de bevrijde gebieden te versterken; vraagt de Iraakse overheid inspanningen te leveren om de registratie van ontmijningsorganisaties vlotter te doen verlopen;

8.

dringt er bij de Unie en de lidstaten op aan dringend financiële bijstand te verstrekken voor de wederopbouw van prioritaire infrastructuur en voor het herstel van essentiële openbare diensten, zoals de toegang tot water en sanitaire voorzieningen, elektriciteit, onderwijs en gezondheidszorg, teneinde een basislevensstandaard voor de bevolking te garanderen, de steun aan het maatschappelijk middenveld te verhogen en prioriteit te verlenen aan de financiering voor projecten die actoren steunen die verantwoordingsplicht en democratische verandering bevorderen; verzoekt de EU-lidstaten steun te verlenen aan een planningsproces voor de wederopbouw van steden waarbij de burgers betrokken worden bij de besluitvorming over de wederopbouw met het oog op inclusiviteit bij stadsplanning en herstel, met het doel een vertrouwensband te scheppen tussen de burgers en de overheid; dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat de middelen voor wederopbouw gelijkmatig worden verdeeld over de behoeftige gemeenschappen, ongeacht de etnische afkomst of geloofsovertuiging van de begunstigden, en dat de steunverlening via erkende overheidsagentschappen en niet via subnationale actoren verloopt; is van mening dat er ook financiële steun zou kunnen worden ingevoerd voor en verstrekt aan plaatselijke ondernemers en bedrijven, zodat kleine en middelgrote ondernemingen over kapitaal beschikken;

9.

vraagt de Unie om alles in het werk te stellen om een intensieve, constructieve dialoog tussen de centrale overheid en de autoriteiten van de Iraakse regio Koerdistan aan te moedigen, met name na het in september 2017 in Koerdistan gehouden referendum, teneinde stabiele betrekkingen tot stand te brengen die beide partijen tevreden stellen, inclusieve besluitvorming op het hoogste niveau te bevorderen en de diversiteit van het land en de rechten van alle geledingen van de Iraakse samenleving volledig in acht te nemen, evenals de beginselen van de Iraakse grondwet en de eenheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Irak; beklemtoont dat het probleem van de grensafbakening tussen de Koerdische regio en de rest van Irak via dialoog met VN-steun moet worden opgelost; is van mening dat de olie-uitvoer aan Irak en de autonome regionale regering van Koerdistan ten goede moet kunnen komen zonder enige inmenging van buitenaf; verzoekt de Unie om intensievere samenwerking tussen de federale en lokale autoriteiten te bevorderen om het land effectief opnieuw op te bouwen en langdurige stabiliteit en vreedzame co-existentie te bereiken; beklemtoont dat de Iraakse regio Koerdistan dringend de nodige politieke en economische hervormingen moet doorvoeren, de corruptie moet bestrijden, de oprichting en werking van nieuwe partijen mogelijk moet maken en echte en concurrerende verkiezingen voor het regionaal parlement in 2018 moet garanderen;

10.

is van oordeel dat, tijdens de overgang van noodhulp naar ontwikkeling, een langetermijnbenadering, stabilisatie, hervormingen en verbeteringen op het gebied van goed bestuur en rekenschap, onderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden, toegang tot bestaansmogelijkheden en de voorziening van medische en sociale basisvoorzieningen prioritaire gebieden voor ontwikkelingsbijstand zijn; onderstreept bovendien het belang van hervormingen voor de verbetering van het genderevenwicht en de vertegenwoordiging van vrouwen in het politieke leven van het land; kijkt uit naar concrete voorstellen inzake geplande maatregelen waarmee op deze behoeften wordt ingegaan, en verzoekt de Commissie bewijzen te leveren van de resultaten en effecten die in het kader van het meerjarig indicatief programma 2014-2017 zijn behaald;

11.

uit zijn bezorgdheid over de sterke versnippering van de Iraakse samenleving; verzoekt de Unie om, in coördinatie met UNAMI en de Iraakse autoriteiten, haar volle steun te verlenen aan het werk van de nationale verzoeningscommissie om verzoening tussen verschillende gemeenschappen en een door Irak zelf aangestuurd nationale verzoeningsproces te bevorderen, om de eerbiediging van de Iraakse diversiteit te waarborgen en een inclusief en representatief bestuur te bevorderen, op nationaal en lokaal niveau, dat bijdraagt aan een door alle Irakezen als gemeenschappelijk ervaren burgerschap; merkt op dat er, gezien de behoefte aan conflictpreventie en de bestrijding van veiligheidsproblemen en de vraag naar initiatieven inzake verzoening, bemiddeling en dialoog, aanzienlijk meer middelen moeten worden vrijgemaakt voor dergelijke initiatieven, hoofdzakelijk via het Instrument dat bijdraagt aan stabiliteit en vrede (IcSP); is ingenomen met de aanbevelingen van de Iraakse religieuze leiders aan de Iraakse regering om in Irak een raad van hogere geestelijken en geleerden op te richten, om het Iraakse parlement te vragen een wet goed te keuren die extremistische religieuze toespraken waarin wordt opgeroepen tot haat en geweld, strafbaar stelt en de personen te straffen die daartoe aansporen, om de leerplannen te herzien en om de nadruk te leggen op verzoening en nationaal burgerschap en niet op sektarische identiteit;

12.

spoort de internationale gemeenschap en de EU aan bij te dragen aan het behoud van de diversiteit van de etnische, culturele en religieuze identiteiten in Irak; vraagt om binnen de grenzen van de Iraakse grondwet manieren te zoeken om het lokale zelfbestuur te erkennen, te beschermen en te bevorderen van etnische en religieuze minderheden die in gebieden wonen waar ze al eeuwenlang talrijk aanwezig zijn en in vrede samenleven — bijvoorbeeld in het Sinjar-gebergte (jezidi's) en de Nineveh-vallei (Chaldeeërs, Arameeërs, Assyriërs); vraagt de Iraakse autoriteiten om Koerden, christenen en jezidi's te laten terugkeren naar de gebieden waar ze oorspronkelijk woonden, en ervoor te zorgen dat het voor hen veilig is om terug te keren;

Politieke dialoog

13.

roept de Unie op om haar politieke dialoog met de Iraakse autoriteiten te versterken om de eerbiediging van de mensenrechten en de bestendiging van de democratische instellingen te bevorderen door een betere eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat, goed bestuur en een efficiënt rechtsstelsel; vraagt in dat verband om van de afschaffing van de doodstraf een prioriteit te maken in die dialoog en roept de Iraakse autoriteiten op om onmiddellijk een moratorium op de doodstraf in te stellen;

14.

wijst er nogmaals op dat de ontwikkeling van het Iraakse maatschappelijk middenveld en de volwaardige politieke vertegenwoordiging en deelname ervan aan de verschillende hervormingsprocessen moeten worden ondersteund; pleit ervoor om bijzondere aandacht te schenken aan de vertegenwoordiging van vrouwen, jongeren en mensen uit alle etnische en religieuze groeperingen in de Iraakse maatschappij, waaronder christenen, sjiieten en soennieten, jezidi's en Mandaeërs, Shabak, Koerden, Turkmenen en anderen, met wier noden rekening moet worden gehouden in het transitieproces; wijst er tevens op dat de totstandbrenging van een inclusieve, niet-sektarische politieke klasse, die alle geledingen van de Iraakse samenleving vertegenwoordigt, prioriteit moet krijgen;

15.

vraagt de Unie en de lidstaten om, rekening houdend met het Europese acquis inzake de strijd tegen corruptie, samen met de Iraakse autoriteiten programma's op te zetten voor justitiële samenwerking en voor uitwisselingen van goede praktijken en doeltreffende instrumenten om de wijdverspreide corruptie te bestrijden, en zo een gelijke verdeling van de rijkdom van het land te verzekeren; wijst op de belangrijke rol die de Europese Unie speelt voor de stabiliteit binnen Irak als bron van advies voor de Iraakse overheid wat betreft veiligheid en goed bestuur;

16.

prijst de bijdrage van het Iraakse leger aan de wereldwijde strijd tegen de terroristische organisatie IS; blijft de brede acties ter bestrijding van terrorisme van de internationale coalitie in de strijd tegen IS, die een grote bedreiging blijft vormen ondanks de recente militaire overwinningen op de organisatie, ononderbroken steunen, met inachtneming van het internationaal recht en de mensenrechten; erkent dat de strijd tegen terrorisme in Irak in sterke mate wordt beïnvloed door de toestand in de omliggende gebieden, zoals de oorlog in Syrië; verzoekt de Unie om een dialoog over terrorismebestrijdingskwesties op gang te brengen met het oog op de hervorming van de antiterrorismewet en om de capaciteit van het land om terroristische dreigingen het hoofd te bieden, te vergroten, alsmede om samen te werken met de Iraakse autoriteiten om straffeloosheid voor alle vormen van misdrijven tegen etnische, religieuze of andere minderheidsgroepen tegen te gaan; beseft dat de onderliggende oorzaken van terrorisme moeten worden aangepakt om het te kunnen bestrijden;

17.

vraagt de Unie om de Iraakse autoriteiten aan te moedigen een nationale strategie te ontwikkelen om door IS begane misdrijven te behandelen en om toe te treden tot het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ICC) en vrijwillig de rechtspraak van het Internationaal Strafhof te aanvaarden om op een transparante en eerlijke manier de door IS begane oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te onderzoeken ervoor te zorgen dat hiervoor rekenschap wordt afgelegd; beklemtoont dat de verantwoordelijken voor de door IS begane misdrijven op een geloofwaardige manier moeten worden vervolgd, dat de slachtoffers daarbij op een zinvolle manier betrokken moeten worden en dat een degelijk strafregister van deze misdrijven moet worden aangelegd; maakt zich daarnaast zorgen dat een al te uitgebreide vervolging tot verdere onrechtvaardigheden kan leiden die toekomstige verzoening en re-integratie in de gemeenschap onmogelijk maken;

18.

onderstreept de noodzaak van uitgebreide deskundigheid inzake kwesties in verband met de media en de vrije meningsuiting bij het onderrichten van plaatselijke media-actoren in vredesjournalistiek;

19.

vraagt de Unie om haar verantwoordelijkheid te erkennen voor EU-burgers die naar Irak zijn gereisd om deel te nemen aan de misdrijven van IS en die volgens de regels van de rechtsstaat moeten worden berecht; vraagt dat er tussen Irak en de betrokken EU-lidstaten duidelijke procedures worden opgezet inzake de repatriëring van en wettelijke verantwoordelijkheid voor die personen;

20.

roept de Commissie ertoe op een hervorming van het rechtsstelsel te ondersteunen, in het bijzonder met betrekking tot de overgangsrechtspraak, om te waarborgen dat de internationale normen voor eerlijke procesvoering, eerlijke processen, een onafhankelijke rechterlijke macht en onpartijdigheid worden geëerbiedigd om te zorgen voor verantwoordingsplicht binnen de overheidsstructuren; vraagt de EU tevens om samen met de Iraakse autoriteiten de straffeloosheid voor alle vormen van misdrijven tegen etnische, religieuze of andere groepen, waaronder alle vormen van minderheden, aan te pakken;

21.

vraagt de Iraakse autoriteiten voorrang te verlenen aan gendergelijkheid en de uitbanning van alle vormen van geweld en discriminatie tegen vrouwen en meisjes, waaronder gendergerelateerd geweld; wijst in dit verband op het belang van de afschaffing van de wet die de beklaagde ontslaat van vervolging wegens verkrachting, aanranding, ontucht met minderjarigen, ontvoering of vergelijkbare feiten als de verkrachter met zijn slachtoffer huwt;

22.

verzoekt de Unie om de goede en constructieve betrekkingen tussen Irak en de buurlanden te stimuleren en de bijdrage van het land aan de vrede in de regio te bevorderen; overwegende dat Irak intensieve betrekkingen is aangegaan met de Verenigde Staten en met Iran, en dat recent ook de betrekkingen met Saudi-Arabië zijn verbeterd, waardoor Irak een centrale rol zou kunnen spelen in de regionale inspanningen om de spanningen te doen afnemen; vraagt alle betrokken partijen om uitvoering van punt 8 van resolutie 598 van de VN-Veiligheidsraad waarin op een regionale veiligheidsregeling voor de landen aan de Perzische Golf wordt aangedrongen;

23.

verzoekt de EU om de Iraakse autoriteiten te helpen bij het opstellen van een nationale strategie voor de bescherming en opgraving van massagraven teneinde deze graven in huidige of recente conflictgebieden te beschermen, zodat de stoffelijke resten erin kunnen worden opgegraven en forensisch onderzocht en de stoffelijke resten van de slachtoffers waardig kunnen worden begraven of aan de familie teruggegeven, en zodat er bewijzen kunnen worden verzamelen om vermeende misdaden tegen de menselijkheid te kunnen onderzoeken en vervolgen; vraagt ook dat de EU en de lidstaten actie ondernemen om dringend een deskundigengroep op te richten om alle bewijzen te verzamelen van alle internationale misdrijven, waaronder volkerenmoord, om het even waar deze worden begaan, ter voorbereiding op de internationale vervolging van de verantwoordelijken;

24.

vraagt om wereldwijde invoering van een jaarlijkse herdenkingsdag voor de slachtoffers van terroristische wreedheden door IS, Al Qaida en vergelijkbare terroristische organisaties;

Sectorale samenwerking

25.

benadrukt dat het proces van wederopbouw en stabilisering gepaard moet gaan met coherente beleidsmaatregelen voor economische en sociale ontwikkeling waarvan alle Irakezen op duurzame en inclusieve wijze kunnen profiteren; vraagt de Unie om samen met de Iraakse autoriteiten alles in het werk te stellen om niet alleen de economische en budgettaire onevenwichtigheden weg te werken, maar ook een duurzame en inclusieve economische groei te bevorderen die nieuwe banen kan scheppen, in het bijzonder voor jongeren, een kader voor handel op te zetten en een gunstig investeringsklimaat te creëren; vraagt de EU om Irak aan te moedigen en te steunen om aan jonge mensen die geen regulier onderwijs hebben genoten ten gevolge van hun gedwongen verhuizing door IS, kansen te bieden om reguliere onderwijsprogramma's te volgen die hun de nodige kennis en vaardigheden bijbrengen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten;

26.

vraagt de Unie om Irak aan te moedigen en te ondersteunen bij het diversifiëren van zijn economie;

27.

is bezorgd over het hoge percentage schoolverlaters van beide geslachten op Iraakse scholen (zoals gelaakt door maatschappelijke organisaties, volgens welke 60 % van degenen die in 2015 op lagere scholen waren ingeschreven, sedertdien vroegtijdig hun school hebben verlaten); onderstreept dat hoge alfabetiseringsniveaus een sleutelrol vervullen bij het opbouwen van een positieve vrede in conflictsituaties;

28.

verzoekt de Unie om haar samenwerking op het gebied van onderwijs en ter bevordering van een onderwijshervorming te versterken om te waarborgen dat iedereen, vooral minderjarigen, toegang krijgt tot kwaliteitsvol onderwijs op alle niveaus; erkent het probleem van het gebrek aan toegang tot scholen voor jonge meisjes door gewoonten, maatschappelijke perceptie, armoede en onveiligheid; vraagt de EU om de bewustwording op het gebied van onderwijs voor meisjes te stimuleren en de situatie samen met de Iraakse overheid te verbeteren, aangezien dit van cruciaal belang is voor hun levenskwaliteit;

29.

roept de Unie op samenwerkingsmogelijkheden te creëren voor wetenschap en onderzoek, met name samenwerking en partnerschappen tussen universiteiten, vooral wat betreft Erasmus+ en uitwisselingsmogelijkheden op het gebied van onderwijzen en onderzoek;

30.

verzoekt de EU samenwerking op cultureel gebied tot stand te brengen en te versterken om het Iraakse artistieke en culturele erfgoed te beschermen, te bewaren en weer op te bouwen;

31.

is ingenomen met het feit dat op vraag van de Iraakse autoriteiten en in het kader van de Iraakse veiligheidsstrategie een missie is opgezet om de hervorming van de veiligheidssector in Irak (EUAM Irak) te ondersteunen; hoopt dat die missie het mogelijk zal maken om de overheidsinstellingen te versterken en een onpartijdige, inclusieve politiemacht op te zetten; onderstreept dat de hervorming van de veiligheidssector in Irak een belangrijke uitdaging is die door de VN moet worden ondersteund; beklemtoont dat de demobilisatie van milities en de re-integratie van strijders als onderdeel van de ruimere hervorming van de veiligheidssector moeten worden gestimuleerd, indien nodig met behulp van re-integratieprogramma's op maat;

32.

doet een beroep op de EU om versterkte technische bijstand aan de Iraakse autoriteiten te verlenen voor een gedegen beheer van de natuurlijke hulpbronnen, een verbeterde belastinginning en het terugdringen van illegale geldstromen, opdat Irak in staat zal zijn de ontwikkeling op de middellange termijn in eigen land te financieren en de ongelijkheid tussen zijn bevolkingsgroepen en regio's te verminderen; onderstreept dat het nodig is de particuliere sector en investeerders actief te adviseren om zowel een conflictsensitieve benadering als hun bijdrage tot vredesopbouw en duurzame ontwikkeling te versterken;

33.

vraagt de Unie om, samen met Irak, binnen het kader van de PSO een dialoog tot stand te brengen over migratie in al zijn aspecten en om een op mensenrechten gebaseerde aanpak op het gebied van migratie uit te werken die rekening houdt met de behoefte aan doeltreffende en haalbare langetermijnoplossingen en die zowel de Unie als Irak ten goede komt;

34.

onderstreept dat Irak een potentieel belangrijke partner is bij het waarborgen van het herstel van de energie-infrastructuur en van grotere diversificatie van de energiebronnen voor Irak en van de voorziening voor de EU; verzoekt de Unie dan ook om Irak te steunen bij zijn energietransitie en met het land samen te werken bij de vaststelling van gemeenschappelijke projecten en de uitwisseling van goede praktijken en kennis op essentiële gebieden als energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, milieu en efficiënt beheer van hulpbronnen, waaronder water, onder meer met het doel om de tenuitvoerlegging van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen te bespoedigen;

35.

wijst erop dat vrouwen en meisjes op onevenredige wijze door conflicten en extremisme worden getroffen en dat zij kwetsbaarder zijn voor geweld en misbruik, met inbegrip van seksueel geweld, foltering, mensenhandel, slavernij en kindhuwelijken; onderstreept de noodzaak in te gaan op de specifieke humanitaire en ontwikkelingsbehoeften van vrouwen en meisjes, vooral in ontheemde gemeenschappen; verzoekt de EU de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de zelfbeschikking van vrouwen via haar ontwikkelingsinspanningen te bevorderen en de rol van vrouwen bij herstel en vredesopbouw in het land te benadrukken;

36.

onderstreept de noodzaak om in de Iraakse landbouw te investeren gezien het grote werkgelegenheidspotentieel en het belang van de herbevolking van de plattelandsgebieden die door de conflicten steeds meer bewoners zijn kwijtgeraakt;

37.

prijst Iraks duidelijke verbintenis om toe te treden tot de Wereldhandelsorganisatie en vraagt de Commissie om de Iraakse autoriteiten te steunen bij hun inspanningen om opnieuw deel uit te maken van de mondiale economie en handel;

Institutionele betrekkingen

38.

staat erop dat alle hulp van de Unie afhankelijk wordt gemaakt van een strikte eerbiediging van de beginselen inzake mensenrechten en de rechtsstaat, en aan een continu evaluatieproces wordt onderworpen, waarvan de resultaten aan het Parlement worden voorgelegd in overeenstemming met artikel 113 van de PSO;

39.

verbindt zich ertoe om samen met het Iraakse parlement een parlementair samenwerkingscomité op te richten, zoals bepaald in de PSO, zodat dit comité zijn werkzaamheden kan aanvatten, waaronder de follow-up van de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsprojecten tussen Irak en de Europese Unie;

40.

hoopt dat zijn groep voor ondersteuning van de democratie en voor verkiezingscoördinatie Irak opneemt in de lijst van prioritaire landen voor 2019 en zich inzet om programma's uit te werken om de capaciteit van het Iraakse parlement te versterken; roept de Commissie op om die programma's te steunen;

o

o o

41.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en de Raad van vertegenwoordigers van de Republiek Irak.