Home

De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — Verslag van de onafhankelijke controleur

De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — Verslag van de onafhankelijke controleur

28.9.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/175


DE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VOORGELEGDE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING VAN DE REKENKAMER — VERSLAG VAN DE ONAFHANKELIJKE CONTROLEUR

(2018/C 348/02)

Oordeel

I.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie, die de geconsolideerde financiële staten (1) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (2) voor het op 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar bevatten, zoals goedgekeurd door de Commissie op 27 juni 2018, en

b)

de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening, zoals voorgeschreven door artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

II.

Naar ons oordeel geven de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie (EU) over het op 31 december 2017 afgesloten jaar op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van de EU per 31 december 2017, van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van haar nettoactiva in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig het Financieel Reglement en de boekhoudregels die berusten op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen

III.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Betalingen

Oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

IV.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende betalingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2017 afgesloten begrotingsjaar, behoudens de gevolgen van de aangelegenheid die is beschreven in de paragraaf Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen, op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Grondslag voor het oordeel

V.

Wij verrichtten onze controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden (ISA) en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties (ISSAI) van INTOSAI. Onze verantwoordelijkheden volgens die standaarden worden nader beschreven in het onderdeel van ons verslag over de verantwoordelijkheden van de controleur. We zijn onafhankelijk, zoals voorgeschreven in de Ethische gedragscode voor professionele accountants (Code of Ethics for Professional Accountants) van de International Ethics Standards Board for Accountants („IESBA Code”), en we hebben ons van onze andere ethische verantwoordelijkheden gekweten in overeenstemming met deze standaarden en vereisten en met de IESBA Code. Wij achten de verkregen controle-informatie toereikend en geschikt als grondslag voor ons oordeel.

Grondslag voor een oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

VI.

De in 2017 geboekte uitgaven die betrekking hebben op bestedingen op basis van een vergoedingsregeling (3) vertonen fouten van materieel belang. Het door ons geschatte foutenpercentage voor betalingen in het kader van een vergoedingsregeling is 3,7 %. Het door ons geschatte totale foutenpercentage (2,4 %) ligt nog steeds boven onze materialiteitsdrempel maar is niet van diepgaande invloed. De betalingen op basis van rechten vertonen geen materieel foutenpercentage (4).

Essentiële controleaangelegenheden

VII.

Essentiële controleaangelegenheden zijn aangelegenheden die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren bij onze controle van de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie van de huidige periode. Deze aangelegenheden werden behandeld in het kader van onze controle van de financiële staten als geheel en bij het vormen van ons oordeel daarover, maar we geven geen afzonderlijk oordeel af over deze aangelegenheden.

Wij hebben de boekhoudkundige verwerking van de garantieactiviteiten voor de eigenvermogenportefeuilles van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) beoordeeld

VIII.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) is een gezamenlijk door de EU en de EIB-groep in 2015 (5) gelanceerd initiatief om investeringen in de hele EU aan te moedigen door het risicodragend vermogen van de EIB-groep te vergroten. In het kader van dit initiatief verschaft de EU-begroting een garantie van maximaal 16 miljard EUR (6) ter dekking van potentiële verliezen op EFSI-activiteiten voor het venster „infrastructuur en innovatie” (IWW, Infrastructure and Innovation Window) en investeringen in het kader van het venster „kleine en middelgrote ondernemingen” (kmo-venster) (7).

IX.

Wij hebben ons de afgelopen jaren op dit gebied gericht omdat de opzet van het EFSI heeft geleid tot een aantal complexe boekhoudkundige kwesties die voortkomen uit de regelingen tussen de EU en de EIB. In november 2017 raadpleegde de rekenplichtige van de Commissie de adviesgroep van deskundigen over de passende boekhoudkundige verwerking van door de EU gegarandeerde eigenvermogensverrichtingen in het kader van het kmo-venster. Overeenkomstig het ontvangen advies en op grond van zijn professioneel oordeel besloot de rekenplichtige van de Commissie dat de Commissie geen controle uitoefent over het EFSI of die controle deelt met de EIB (8). Voor de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de EU houdt dit in dat de aan de EIB-groep toegekende EU-garantie als volgt wordt behandeld:

a)

als financiële garantieverplichting voor de IWW-schuldenportefeuille;

b)

als financiële voorziening voor de schuldenportefeuille van het kmo-venster;

c)

als derivaat (financieel actief of passief tegen reële waarde door een overschot of een tekort) voor beide eigenvermogensportefeuilles.

X.

Wij hebben de boekhoudkundige verwerking van de garantieactiviteiten voor de eigenvermogensportefeuilles van het EFSI beoordeeld. Wij zijn van oordeel dat dit niet van invloed is op het feit dat de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de EU een getrouw beeld geeft.

We beoordeelden de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen

XI.

De EU-balans omvatte eind 2017 een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen ten bedrage van 73,1 miljard EUR. Dit is een van de belangrijkste verplichtingen in de balans, goed voor bijna een derde van de totale verplichtingen ad 236,5 miljard EUR in 2017.

XII.

Het grootste deel van deze verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen (64,0 miljard EUR) houdt verband met de pensioenregeling van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie (de „pensioenregeling”). Deze pensioenverplichting dekt de „toegezegde uitkering” die in artikel 83 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (het „Statuut”) wordt gegarandeerd, evenals in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (het „VEU”). De in de rekeningen opgenomen verplichting weerspiegelt het bedrag dat in een pensioenfonds zou zijn opgenomen als er één zou zijn opgezet om te betalen voor de bestaande ouderdomspensioenverplichtingen (9). Naast ouderdomspensioenen dekt het bedrag invaliditeitspensioenen en pensioenen die worden betaald aan weduwen/weduwnaars/wezen van EU-personeel. Op grond van artikel 83 van het Statuut komen de in het kader van de pensioenregeling betaalde uitkeringen ten laste van de EU-begroting. Lidstaten garanderen gezamenlijk de uitbetaling van de uitkeringen en ambtenaren dragen voor een derde bij in de kosten van de regeling.

XIII.

De pensioenregeling is een verplichte bedrijfspensioenregeling voor EU-ambtenaren in het kader waarvan bijdragen van personeelsleden en van de instellingen en organen waarbij zij in dienst zijn, worden gebruikt om toekomstige pensioenen te financieren. De regeling is zo opgezet dat het actuariële evenwicht automatisch wordt gewaarborgd door aanpassing van het pensioenbijdragepercentage en de pensioengerechtigde leeftijd. Door het aantal en de diversiteit van de parameters die worden gebruikt voor een projectie van de pensioenkosten op de lange termijn komt het actuariële karakter van deze berekening, die jaarlijks door Eurostat wordt uitgevoerd, duidelijk naar voren.

XIV.

In het kader van onze controle hebben we de actuariële veronderstellingen en de daarmee samenhangende waardering van de pensioenverplichting geëvalueerd. We controleerden de numerieke gegevens, de actuariële parameters en de berekening van de verplichting alsmede de presentatie in de geconsolideerde balans en de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. Zoals opgemerkt in toelichting 2.9 bij de geconsolideerde financiële staten, zal de Commissie blijven werken aan het versterken van haar processen voor de berekening van de verplichting voor personeelsbeloningen, en wij zullen deze in het oog blijven houden.

Wij hebben de in de rekeningen opgenomen te betalen lasten beoordeeld

XV.

Eind 2017 schatte de Commissie de gemaakte subsidiabele kosten die aan de begunstigden verschuldigd waren maar die nog niet waren gerapporteerd, op 101 miljard EUR (eind 2016: 102 miljard EUR). Deze bedragen werden als te betalen kosten geboekt (10).

XVI.

Wij onderzochten de methodologieën en controlesystemen die in de belangrijkste directoraten-generaal werden toegepast voor de schattingen aan het einde van het jaar. Wij namen steekproeven van facturen en voorfinancieringsbetalingen en onderzochten deze elementen om het risico van onjuiste vermelding van de te betalen lasten te onderzoeken. Wij vroegen de boekhoudkundige diensten van de Commissie om verdere verduidelijking van de algemene methodologie.

XVII.

We kunnen concluderen dat de schatting van het totaalbedrag aan te betalen lasten in de geconsolideerde balans reëel is.

We zijn de potentiële impact van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op de rekeningen van 2017 nagegaan

XVIII.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen om de Europese Unie te verlaten (EU). Op 22 mei 2017 gingen de onderhandelingen voor het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK van start.

XIX.

In deel vijf (financiële bepalingen) van het ontwerpterugtrekkingsakkoord van 19 maart 2018 betreffende de financiële afwikkeling staat dat het VK al zijn financiële verplichtingen binnen het huidige en de vorige meerjarige financiële kaders zal nakomen alsof het nog een lidstaat was.

XX.

Op grond daarvan concluderen we dat de rekeningen per 31 december 2017 het terugtrekkingsproces juist weergeven.

Andere aangelegenheden

XXI.

De leiding is verantwoordelijk voor het verstrekken van „andere informatie”, een term die de toelichting „Financiële staten — bespreking en analyse” omvat, maar niet de geconsolideerde rekeningen of ons verslag daarover. Ons oordeel over de geconsolideerde rekeningen heeft geen betrekking op deze andere informatie en we formuleren geen enkele conclusie over de betrouwbaarheid daarvan. In het kader van onze controle van de geconsolideerde rekeningen is het onze verantwoordelijkheid de andere informatie te lezen en na te gaan of die in materieel opzicht inconsistent is met de geconsolideerde rekeningen of de kennis die we in de loop van de controle hebben opgedaan, of anderszins afwijkingen van materieel belang lijkt te bevatten. Wanneer wij concluderen dat er sprake is van een afwijking van materieel belang in de overige informatie, moeten we dat feit dienovereenkomstig melden. Wij hebben in dit verband niets te melden.

Verantwoordelijkheden van de leiding

XXII.

Overeenkomstig de artikelen 310 tot en met 325 van het VWEU en het Financieel Reglement is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de geconsolideerde rekeningen van de EU op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de opstelling en weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële staten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften waar ze onder vallen. De Commissie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EU (artikel 317 van het VWEU).

XXIII.

Bij het voorbereiden van de geconsolideerde rekeningen is de leiding verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van de EU om de activiteiten voort te zetten, voor het melden van alle relevante kwesties en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel tenzij zij voornemens is om de entiteit te liquideren of om haar activiteiten stop te zetten, of als er geen realistisch alternatief bestaat.

XXIV.

De Commissie is verantwoordelijk voor de supervisie van het proces van financiële verslaglegging over de EU.

XXV.

Volgens het Financieel Reglement (titel IX) moet de rekenplichtige van de Commissie de geconsolideerde rekeningen van de EU uiterlijk 31 maart van het volgende jaar eerst als voorlopige rekeningen en uiterlijk 31 juli als definitieve rekeningen ter controle indienen. De voorlopige rekeningen moeten al een getrouw beeld geven van de financiële situatie. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat alle posten in de voorlopige rekeningen als definitieve berekeningen worden gepresenteerd zodat wij onze opdracht binnen de gegeven termijnen kunnen uitvoeren overeenkomstig titel X van het Financieel Reglement. Verschillen tussen voorlopige en definitieve rekeningen zouden normaliter alleen voortvloeien uit onze opmerkingen.

Verantwoordelijkheden van de controleur voor de controle van de geconsolideerde rekeningen en onderliggende verrichtingen

XXVI.

Onze doelstellingen bestaan erin redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de geconsolideerde rekeningen van de EU geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad een betrouwbaarheidsverklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij de controle alle gevallen waarin sprake is van een materiële afwijking of van niet-conformiteit noodzakelijkerwijs zullen worden opgespoord. Deze kunnen voortkomen uit fraude of fouten en worden van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat ze van invloed zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze geconsolideerde rekeningen nemen.

XXVII.

Ten aanzien van de ontvangsten nemen wij bij ons onderzoek van de eigen middelen op basis van de btw en het bni de macro-economische aggregaten die de basis vormen voor de berekening daarvan als uitgangspunt, en beoordelen wij de systemen van de Commissie voor de verwerking van de gegevens totdat de bijdragen van de lidstaten zijn ontvangen en opgenomen in de geconsolideerde rekeningen. Bij de traditionele eigen middelen onderzoeken wij de rekeningen van de douaneautoriteiten en analyseren wij de stroom van douanerechten totdat de bedragen zijn ontvangen door de Commissie en opgenomen in de rekeningen.

XXVIII.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen nadat de uitgaven zijn gedaan, geboekt en aanvaard. Dit onderzoek betreft alle soorten betalingen (inclusief die voor de verwerving van activa) behalve voorschotten op het moment dat deze worden betaald. Voorschotbetalingen worden onderzocht nadat de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan heeft aangetoond en de instelling of het orgaan dit bewijs heeft aanvaard door het afwikkelen van de voorschotbetaling, wat wellicht pas in het volgende jaar plaatsvindt.

XXIX.

Als onderdeel van een controle in overeenstemming met de ISA's en ISSAI's passen wij professionele oordeelsvorming toe en houden wij gedurende de hele controle een professioneel-kritische instelling. Daarnaast:

a)

identificeren en beoordelen we de risico's op afwijkingen van materieel belang in de geconsolideerde rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten van de EU-wetgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. We ontwerpen in het licht van die risico's controleprocedures en voeren die uit en we verkrijgen controle-informatie die toereikend en geschikt is als grondslag voor ons controleoordeel. Gevallen waarin sprake is van een afwijking of niet-conformiteit van materieel belang als gevolg van fraude zijn moeilijker te ontdekken dan die als gevolg van fouten, aangezien er bij fraude sprake kan zijn van collusie, vervalsing, opzettelijke omissies, verkeerde voorstellingen van zaken of het terzijde stellen van de interne beheersing. Bijgevolg is het risico groter dat dergelijke gevallen niet worden ontdekt;

b)

verkrijgen we inzicht in de internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de controle teneinde adequate controleprocedures op te zetten, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen;

c)

beoordelen we de geschiktheid van de door de leiding gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen en de daarmee samenhangende informatieverschaffing door de leiding;

d)

trekken we conclusies over de geschiktheid van de wijze waarop de leiding het continuïteitsbeginsel hanteert en, op basis van de verkregen controle-informatie, over het al dan niet bestaan van materiële onzekerheden die het gevolg zijn van gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de entiteit om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Als we tot de conclusie komen dat een dergelijke materiële onzekerheid bestaat, zijn we verplicht in ons verslag de aandacht te vestigen op de gerelateerde informatie in de geconsolideerde rekeningen of, indien deze informatie ontoereikend is, ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die we hebben verkregen tot de datum van vaststelling van ons verslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de entiteit haar bedrijfsactiviteiten niet langer kan voortzetten;

e)

evalueren we de algemene presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde rekeningen, met inbegrip van alle vermelde informatie, en beoordelen we of de geconsolideerde rekeningen een getrouw beeld geven van de onderliggende verrichtingen en gebeurtenissen;

f)

verkrijgen we voldoende passende controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie over de entiteiten waarop de geconsolideerde rekeningen van de EU betrekking hebben om een oordeel te formuleren over de geconsolideerde rekeningen en de onderliggende verrichtingen. We zijn verantwoordelijk voor het aansturen van, toezicht houden op en uitvoeren van de controle, en dragen als enige de verantwoordelijkheid voor ons controleoordeel.

XXX.

Wij communiceren met de leiding onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over significante controlebevindingen, waaronder bevindingen over significante tekortkomingen in de interne beheersing.

XXXI.

We bepalen welke van de punten die we met de Commissie en andere gecontroleerde entiteiten hebben besproken, het belangrijkst waren bij de controle van de geconsolideerde rekeningen en dus de essentiële controleaangelegenheden voor de huidige periode vormen. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij openbaarmaking ervan verboden is op grond van de wet- en regelgeving of, zoals zeer zelden gebeurt, wij besluiten dat een aangelegenheid niet in ons verslag moet worden opgenomen omdat redelijkerwijs te verwachten is dat de negatieve gevolgen daarvan zwaarder wegen dan de voordelen ervan voor het algemeen belang.

12 juli 2018

Klaus-Heiner LEHNE

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi, Luxemburg, LUXEMBURG