P8_TA(2019)0341 Aanpassing aan de ontwikkelingen in de wegvervoersector ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan de ontwikkelingen in de sector (COM(2017)0281 — C8-0169/2017 — 2017/0123(COD)) P8_TC1-COD(2017)0123 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 4 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de sector (Voor de EER relevante tekst)
P8_TA(2019)0341 Aanpassing aan de ontwikkelingen in de wegvervoersector ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan de ontwikkelingen in de sector (COM(2017)0281 — C8-0169/2017 — 2017/0123(COD)) P8_TC1-COD(2017)0123 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 4 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de sector (Voor de EER relevante tekst)
31.3.2021 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 116/59 |
P8_TA(2019)0341
Aanpassing aan de ontwikkelingen in de wegvervoersector ***I
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 4 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan de ontwikkelingen in de sector (COM(2017)0281 — C8-0169/2017 — 2017/0123(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(2021/C 116/13)
Het Europees Parlement,
— | gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2017)0281), |
— | gezien artikel 294, lid 2, en artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0169/2017), |
— | gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— | gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité van 18 januari 2018 (1), |
— | gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 1 februari 2018 (2), |
— | gezien artikel 59 van zijn Reglement, |
— | gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0204/2018), |
1. | stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast; |
2. | verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen; |
3. | verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
P8_TC1-COD(2017)0123
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 4 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1071/2009 en Verordening (EG) nr. 1072/2009 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de sector
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) | Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EG) nr. 1071/2009 (4) en (EG) nr. 1072/2009 (5) is gebleken dat de regels in die verordeningen op een aantal punten konden worden verbeterd. |
(2) | Tenzij anders bepaald in nationale wetgeving, waren de regels inzake toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer tot dusver niet van toepassing op ondernemingen die uitsluitend vervoersactiviteiten uitvoerden met motorvoertuigen met een toelaatbare maximummassa van hoogstens 3,5 ton of combinaties van voertuigen die dat maximum niet overschrijden, met inbegrip van die van de aanhangwagens, van hoogstens 3,5 ton. Het aantal van dergelijke ondernemingen, zowel op de nationale als internationale vervoersmarkten, gaat in stijgende lijn. Ten gevolge daarvan hebben verscheidene lidstaten besloten de regels inzake toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer, vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1071/2009 toe te passen op die ondernemingen. Teneinde eventuele mazen te dichten en aan de hand van gemeenschappelijke regels te zorgen voor een minimumniveau van professionalisering van de sector die voertuigenmotorvoertuigen met een toelaatbare maximummassa, met inbegrip van hoogstensdie van de aanhangwagens, van 2,4 tot3,5 ton gebruikt voor internationaal vervoer en aldus de concurrentievoorwaarden tussen alle marktdeelnemers dichter bij elkaar te brengen, moet deze bepaling worden geschrapt; de eisen inzake werkelijke en duurzame vestiging en voldoende financiële draagkracht moeten daarentegen verplicht worden gesteldmoeten de eisen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer voor iedereen op gelijke wijze van toepassing zijn, waarbij onevenredige administratieve lasten moeten worden vermeden. Aangezien deze verordening alleen van toepassing is op ondernemingen die goederen voor rekening van derden vervoeren, vallen ondernemingen die vervoer voor eigen rekening verrichten, niet onder deze bepaling. [Am. 110] |
(2 bis) | In haar effectbeoordeling raamt de Commissie dat bedrijven in de periode 2020-2035 tussen de 2,7 en 5,2 miljard EUR zullen besparen. [Am. 111] |
(3) | Op dit ogenblik hebben de lidstaten het recht om, naast de in Verordening (EG) nr. 1071/2009 bepaalde voorwaarden, nog andere voorwaarden voor de toegang tot het beroep van wegvervoersondernemer op te leggen. Deze mogelijkheid bleek niet noodzakelijk om te reageren op dringende behoeften en heeft op het gebied van de toegang verschillen doen ontstaan. Ze moet derhalve worden geschrapt. |
(4) | Het is noodzakelijk ervoor te zorgen datOm het verschijnsel van zogenaamde “brievenbusmaatschappijen” te bestrijden en eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld op de interne markt te garanderen, zijn duidelijkere vestigingscriteria, intensievere monitoring en handhaving en een betere samenwerking tussen de lidstaten noodzakelijk. Wegvervoersondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd, moeten werkelijk en duurzaam in die lidstaat aanwezig zijn, hun vervoersactiviteiten daadwerkelijk vanuit die lidstaat uitvoeren en hun bedrijfsactiviteitensubstantiële activiteiten vanuit die lidstaat uitvoerenverrichten. In het licht van de opgedane ervaring moeten de bepalingen inzake het bestaan van een werkelijke en duurzame vestiging dan ook worden verduidelijkt en verscherpt, waarbij onevenredige administratieve lasten moeten worden vermeden. [Am. 112] |
(5) | Aangezien de toegang tot het beroep afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de desbetreffende onderneming, is verduidelijking nodig ten aanzien van de personen met wiens gedragingen rekening moet worden gehouden, de administratieve procedures die moeten worden gevolgd en de wachttijden voor het herstel van de betrouwbaarheidsstatus als een vervoersmanager deze heeft verloren. |
(6) | Aangezien schendingen van nationale belastingregels een aanzienlijk effect kunnen hebben op de eerlijke concurrentie op de wegvervoersmarkt, moeten dergelijke schendingen worden toegevoegd aan de punten die relevant zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus. |
(7) | Aangezien ernstige schendingen van de regels van de Unie betreffende de detachering van werknemers, cabotage en de wetgeving inzake contractuele verplichtingen, een aanzienlijk effect kunnen hebben op de eerlijke concurrentie op de wegvervoersmarkt en de sociale bescherming van werknemers, moeten dergelijke schendingen worden toegevoegd aan de punten die relevant zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheidsstatus. [Am. 113] |
(8) | Gezien het belang van eerlijke concurrentie op de markt, moet met dergelijke schendingen van de regels van de Unie rekening worden gehouden bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van vervoersmanagers en vervoersondernemingen. De bevoegdheid van de Commissie om de ernst van de relevante schendingen te definiëren, moet dienovereenkomstig worden verduidelijkt. |
(9) | Nationale bevoegde autoriteiten hebben problemen ondervonden om de documenten te identificeren die door vervoersondernemingen kunnen worden ingediend om hun financiële draagkracht aan te tonen, met name wanneer die ondernemingen geen gecertificeerde jaarrekeningen hebben. De regels inzake de bewijzen die moeten worden ingediend om de financiële draagkracht aan te tonen, moeten worden verduidelijkt. |
(10) | Ondernemingen die goederenvervoer over de weg verrichten met uitsluitend motorvoertuigen met een toelaatbare maximummassa, met inbegrip van hoogstens 3,5 ton of combinaties van voertuigen die dat maximum niet overschrijdendie van de aanhangwagens, van 2,4 tot 3,5 ton, en die internationale wegvervoersactiviteiten verrichten, moeten een minimumniveau vanminimale financiële draagkracht hebben teneinde te garanderen dat zij over de middelen beschikken om hun activiteiten op stabiele en duurzame basis te verrichten. Aangezien de activiteiten in kwestiedie met deze voertuigen worden verricht, meestal beperkt zijn in omvang, moeten de overeenkomstige eisen echter minder streng zijn dan die welke van toepassing zijn op exploitanten die gebruik makengebruikmaken van voertuigen of combinaties van voertuigen die het bovenvermelde maximum overschrijden. [Am. 114] |
(11) | De informatie over vervoerders in de nationale elektronische registers moet zo volledig mogelijken actueel zijn teneinde de bevoegde nationale autoriteiten die de relevante regels toepassen, een voldoende overzicht te bieden van de onderzochte vervoerders. Met name informatie over het registratiekenteken van de voertuigen waarover de vervoerder beschikt, het aantal werknemers dat hij in dienst heeft, zijn risicocategorie en financiële toestandrisicocijfer, moet betere nationale en grensoverschrijdende handhaving van de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 1071/2009 en (EG) nr. 1072/2009en andere relevante Uniewetgeving mogelijk maken. Om ervoor te zorgen dat rechtshandhavers, waaronder functionarissen die controles langs de weg verrichten, een duidelijk en volledig overzicht hebben van de vervoerders die worden gecontroleerd, moeten zij rechtstreekse en realtimetoegang krijgen tot alle desbetreffende informatie. Daarom moeten de nationale elektronische registers echt interoperabel zijn en moeten de gegevens die hierin zijn opgenomen, rechtstreeks en in real time toegankelijk zijn voor alle aangewezen rechtshandhavers van alle lidstaten. De regels betreffende het nationale elektronische register moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. [Am. 115] |
(12) | De definitie van de zwaarste inbreuken op de dagelijkse rijtijd, zoals vastgesteld in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009, spoort niet met de bestaande relevante bepaling van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6). Dit verschil leidt tot onzekerheid en uiteenlopende praktijken tussen nationale autoriteiten, wat op zijn beurt leidt tot problemen met de handhaving van de regels in kwestie. Die definitie moet derhalve worden verduidelijkt om de samenhang tussen de twee verordeningen te garanderen. |
(13) | De regels betreffende nationaal vervoer dat op tijdelijke basis wordt verricht door niet-ingezeten vervoerders in een lidstaat van ontvangst (“cabotage”), moeten duidelijk, eenvoudig en gemakkelijk te handhaven zijn, waarbij het tot dusver bereikte niveau van liberalisering over het algemeen moet worden behouden. [Am. 116] |
(14) | Om lege ritten te voorkomen moet cabotagevervoer, met specifieke beperkingen, worden toegestaan in de ontvangende lidstaat. Om de controle te vergemakkelijken en de onzekerheid weg te nemen, moet de beperking van het aantal cabotageritten na een internationale vervoersactiviteit worden afgeschaft en worden vervangen door een beperking van het aantal dagen dat voor dergelijke activiteiten beschikbaar is. [Am. 117] |
(14 bis) | Om te voorkomen dat cabotagevervoer systematisch wordt verricht, waardoor een permanente of doorlopende activiteit zou kunnen ontstaan die de nationale markt verstoort, moet de periode die in één ontvangende lidstaat voor cabotagevervoer beschikbaar is, worden verkort. Bovendien mag het wegvervoerders niet worden toegestaan om binnen een bepaalde termijn in dezelfde ontvangende lidstaat opnieuw cabotagevervoer te verrichten zolang zij geen nieuw internationaal vervoer hebben verricht vanuit de lidstaat waar de onderneming is gevestigd. Deze bepaling laat de verrichting van internationaal vervoer onverlet. [Am. 118] |
(15) | Effectieve en efficiënte handhaving van de regels is een noodzakelijke voorwaarde voor eerlijke concurrentie op de interne markt. Een verdere digitalisering van de handhavingsinstrumenten is essentieel om handhavingscapaciteit vrij te maken, onnodige administratieve lasten voor internationale vervoerders en met name kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, zich beter te concentreren op vervoerders met een hoog risico en frauduleuze praktijken op te sporen. Opdat vervoersdocumenten papierloos worden, moet het gebruik van elektronische documenten in de toekomst de regel worden, met name de elektronische vrachtbrief in het kader van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (eCMR). De regels die wegvervoerders moeten volgen om aan te tonen dat zij de cabotageregels naleven, moeten worden verduidelijkt. Het gebruik en de verzending van elektronische vervoersinformatie moet daartoe worden erkend; dit moet de indiening van relevante bewijzen en de behandeling ervan door de bevoegde autoriteiten vergemakkelijken. Het formaat dat voor dat doel wordt gebruikt, moet de betrouwbaarheid en de authenticiteit garanderen. Aangezien in het vervoer en de logistiek steeds vaker gebruik wordt gemaakt van efficiënte elektronische uitwisseling van informatie, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de regelgevingskaders en -bepalingen met betrekking tot de vereenvoudiging van de administratieve procedures coherent zijn. [Am. 119] |
(15 bis) | De spoedige invoering van de slimme tachograaf is van het grootste belang, aangezien deze de handhavingsautoriteiten in staat zal stellen wegcontroles te verrichten om inbreuken en onregelmatigheden sneller en efficiënter vast te stellen, hetgeen tot een betere handhaving van deze verordening zou leiden. [Am. 120] |
(16) | De regels inzake internationaal vervoer zijn gericht tot vervoersondernemingen; deze ondernemingen moeten dan ook de gevolgen van eventuele schendingen van deze regels dragen. Om misbruiken te voorkomen door ondernemingen waaraan wegvervoerders hun vervoersdiensten uitbesteden, moeten de lidstaten ook voorzien in sancties voor verzenders, bevrachters, en expediteurs in geval zij bewust opdracht geven voor vervoersdiensten die, contractanten en subcontractanten indien deze weten dat de vervoersdiensten waartoe zij opdracht geven, schendingen inhouden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1072/2009. Wanneer ondernemingen die vervoersdiensten uitbesteden, deze diensten laten verrichten door vervoersondernemingen met een laag risicocijfer, moet hun aansprakelijkheid worden beperkt. [Am. 121] |
(16 bis) | De voorgestelde Europese Arbeidsautoriteit […] heeft tot doel de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de nationale bevoegde autoriteiten te ondersteunen en te vergemakkelijken met het oog op de effectieve handhaving van de betreffende Uniewetgeving. Ter ondersteuning en vergemakkelijking van de handhaving van deze verordening kan de Autoriteit een belangrijke rol spelen door de bevoegde autoriteiten bij te staan bij het uitwisselen van informatie, de lidstaten te ondersteunen bij capaciteitsopbouw door het uitwisselen en opleiden van personeel, en de lidstaten bij te staan bij het organiseren van gecoördineerde controles. Dit zou het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten versterken, effectieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten bevorderen, en fraude en misbruik van de regels helpen bestrijden. [Am. 122] |
(16 ter) | De wetgeving voor het wegvervoer moet worden aangescherpt om een goede toepassing en handhaving van de Rome I-verordening te garanderen zodat in arbeidscontracten wordt uitgegaan van de gebruikelijke werkplek van werknemers. De fundamentele voorschriften van Verordening (EG) nr. 1071/2009 om brievenbusmaatschappijen te bestrijden en passende vestigingscriteria voor ondernemingen te waarborgen, vormen een aanvulling op en houden rechtstreeks verband met de Rome I-verordening. Deze voorschriften moeten worden aangescherpt om de rechten van werknemers te garanderen als zij tijdelijk werkzaam zijn buiten het land van hun gebruikelijke werkplek, en om eerlijke concurrentie tussen vervoersondernemingen te waarborgen. [Am. 123] |
(17) | Aangezien deze verordening zorgt voor een zekere mate van harmonisatie op bepaalde gebieden die tot dusver niet door de Uniewetgeving waren geharmoniseerd, met name wat betreft het vervoer met lichte bedrijfsvoertuigen en de handhavingspraktijken, kan het doel, namelijk de concurrentievoorwaarden op elkaar afstemmen en de handhaving verbeteren, niet voldoende worden bereikt door de lidstaten, maar, gezien de aard van de nagestreefde doelstellingen in combinatie met de grensoverschrijdende aard van het wegvervoer, beter worden bereikt op het niveau van de Unie. De Unie kan derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als bepaald in dat artikel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. |
(18) | Teneinde rekening te houden met de marktontwikkelingen en de technische vooruitgang moet, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I, II en III bij Verordening (EG) nr. 1071/2009, teneinde die verordening aan te vullen met een lijst waarin de categorie, het type en de ernst is aangegeven van inbreuken die, naast de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1071/2009 vermelde inbreuken, kunnen leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus, en tot wijziging van bijlage I, II en III bij Verordening (EG) nr. 1072/2009. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(19) | De Verordeningen (EG) nr. 1071/2009 en (EG) nr. 1072/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1071/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) | Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) | In artikel 3 wordt lid 2 geschrapt; |
3) | Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) | Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) | Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
5 bis) | artikel 8, lid 5, wordt vervangen door: “De lidstaten kunnen met tussenpozen van drie jaar periodieke bijscholing aanmoedigen met betrekking tot de in bijlage I genoemde onderwerpen, om te waarborgen dat de in lid 1 bedoelde persoon of personen voldoende op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de sector.”; [Am. 138] |
6) | artikel 8, lid 9, wordt vervangen door: “9. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I, II en III te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de marktontwikkelingen en de technische vooruitgang.”; |
7) | artikel 11, lid 4, derde alinea, wordt geschrapt; |
8) | artikel 12, lid 2, tweede alinea, wordt geschrapt;vervangen door: “De lidstaten voeren ten minste om de drie jaar controles uit om na te gaan of de ondernemingen aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen”. [Am. 139] |
9) | artikel 13, lid 1, onder c), wordt vervangen door:
|
10) | aan artikel 14, lid 1, wordt de volgende tweede alinea toegevoegd: “De bevoegde autoriteit herstelt de betrouwbaarheidsstatus van de vervoersmanager ten vroegste één jaar na de datum waarop die status werd verloren.”; |
10 bis) | artikel 14, lid 2, wordt vervangen door: “2.Zolang er overeenkomstig de betreffende bepalingen van nationaal recht geen rehabilitatiemaatregelen zijn getroffen, is het in artikel 8, lid 8, bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid van een ongeschikt verklaarde vervoersmanager in geen enkele lidstaat meer geldig. De Commissie stelt een lijst op van rehabilitatiemaatregelen waarmee de betrouwbaarheidsstatus kan worden hersteld.”; [Am. 140] |
11) | Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) | artikel 18 wordt vervangen door: “Artikel 18 Administratieve samenwerking tussen de lidstaten 1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan dat wordt belast met de uitwisseling van gegevens met de andere lidstaten, voor wat de toepassing van deze verordening betreft. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2018 in kennis van de naam en het adres van hun nationale contactpunt. De Commissie stelt een lijst op van alle nationale contactpunten en stuurt deze naar de lidstaten. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen met betrekking tot de contactpunten.werken nauw samen en bieden elkaar snel wederzijdse bijstand en andere relevante informatie teneinde de tenuitvoerlegging en handhaving van deze verordening te vergemakkelijken. [Am. 149] 1 bis.Voor de toepassing van lid 1 wordt de administratieve samenwerking waarin dit artikel voorziet ten uitvoer gelegd via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad(*2)ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI), dat alle vervoerders in staat stelt gegevens in hun eigen taal te verstrekken.). [Am. 150] 2. Wanneer een lidstaat een melding ontvangt van een ernstige inbreuk die in de voorbije twee jaar tot een veroordeling of een sanctie in een andere lidstaat heeft geleid, vermeldt hij deze inbreuk in zijn nationale elektronische register. 3. De lidstaten beantwoorden verzoeken om informatie van alle bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en voeren, indien nodig, inspecties en onderzoeken uit met betrekking tot de naleving van de in artikel 3, lid 1, onder a), vastgestelde eis door de op hun grondgebied gevestigde wegvervoersondernemingen. Verzoeken om informatie van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten naar behoren gerechtvaardigd enworden gemotiveerd worden. Zij moeten geloofwaardige aanwijzingen van mogelijke schendingen van artikel 3, lid 1, onder a), bevatten. [Am. 151] 4. Als de lidstaat die om informatie wordt verzocht, van oordeel is dat het verzoek onvoldoende gemotiveerd is, stelt hij de verzoekende lidstaat daar binnen tienvijf werkdagen van in kennis. De verzoekende lidstaat moet het verzoek verder onderbouwen. Als dit niet mogelijk is, kan het verzoek door de lidstaat worden afgewezen. [Am. 152] 5. Als het moeilijk of onmogelijk is om te voldoen aan een verzoek om informatie of een verzoek tot het uitvoeren van controles of onderzoeken, stelt de lidstaat in kwestie de verzoekende lidstaat daar binnen tienvijf werkdagen van in kennis, met opgave van redenenwaarbij die moeilijkheid of onmogelijkheid naar behoren wordt gerechtvaardigd. De betrokken lidstaten plegen overlegwerken samen om een oplossing voor eventuele problemen te vinden. In geval van aanhoudende problemen bij de uitwisseling van informatie, of een niet naar behoren gerechtvaardigde permanente weigering om informatie te verstrekken, kan de Commissie, na hiervan in kennis te zijn gesteld en na de betrokken lidstaten te hebben geraadpleegd, alle nodige maatregelen nemen om de situatie op te lossen. [Am. 153] 6. In reactie op verzoeken uit hoofde van lid 3, verstrekken de lidstaten de gevraagde informatie en voeren zij de vereiste controles, inspecties en onderzoeken uit binnen 2515 werkdagen na ontvangst van het verzoek, tenzij de betrokken lidstaten onderling een andere tijdslimiet overeenkomen of tenzij zij de verzoekende lidstaat ervan in kennis hebben gesteld dat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd of dat het onmogelijk of moeilijk is eraan te voldoen, zoals bepaald in leden 4 en 5, en er geen oplossing voor deze moeilijkheden kan worden gevonden. [Am. 154] 7. De lidstaten zien erop toe dat de informatie die hen overeenkomstig dit artikel wordt verstrekt, alleen wordt gebruikt voor het (de) doel(en) waarvoor ze werd verstrekt. 8. Wederzijdse administratieve samenwerking en bijstand is kosteloos. 9. Een verzoek om informatie belemmert de bevoegde instanties niet om in overeenstemming met de relevante nationale en Uniewetgeving onderzoeken in te stellen naar vermeende inbreuken op deze verordening, of om maatregelen te nemen om dergelijke inbreuken te voorkomen. (*2)Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (“de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).”;" |
12 bis) | Het volgende artikel 18 bis wordt ingevoegd: “Artikel 18 bis Flankerende maatregelen 1.De lidstaten nemen flankerende maatregelen ter ontwikkeling, vergemakkelijking en bevordering van uitwisselingen tussen ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de lidstaten en ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van en voor de handhaving van de toepasselijke regels van deze verordening. 2.De Commissie biedt in technische en andere ondersteuning om de administratieve samenwerking verder te verbeteren en het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te vergroten, onder meer door het bevorderen van uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleidingsprogramma's, alsook de ontwikkeling, vergemakkelijking en bevordering van initiatieven voor good practices. De Commissie kan, onverminderd de prerogatieven van het Europees Parlement en de Raad in het kader van de begrotingsprocedure, beschikbare financieringsinstrumenten gebruiken om de capaciteitsopbouw en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten verder uit te bouwen. 3.De lidstaten stellen een programma voor collegiale toetsing vast waaraan alle bevoegde handhavingsautoriteiten moeten deelnemen, en zorgen daarbij voor een passende roulatie van de bevoegde handhavingsautoriteiten die de toetsing uitvoeren en die welke worden getoetst. De lidstaten stellen de Commissie om de twee jaar van deze programma's in kennis als onderdeel van het verslag over de activiteiten van de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 26.”; [Am. 155] |
13) | artikel 24 wordt geschrapt. |
14) | het volgende artikel 24 bis wordt ingevoegd: “Artikel 24 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze (wijzigings-)verordening]. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(*3). 5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 6. Een krachtens artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben aangetekend, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. |
15) | in artikel 25 wordt lid 3 geschrapt; |
16) | aan artikel 26 worden de volgende leden 3, 4 en 5 toegevoegd: “3. de lidstaten stellen elk jaar een verslag op over het gebruik van motorvoertuigen met een toelaatbare maximummassa, met inbegrip van hoogstensdie van aanhangwagens, van 2,4 tot3,5 ton of combinaties van voertuigen met een toelaatbare maximummassa van hoogstens 3,5 tondie gebruikt worden voor internationale wegvervoersactiviteiten en die zich op hun grondgebied bevinden, en dienen dit uiterlijk op 30 juni van het jaar na het einde van de verslagperiode in bij de Commissie. Dit verslag bevat: [Am. 156]
4. Op basis van de informatie die de Commissie overeenkomstig lid 3 heeft vergaard en van verder bewijsmateriaal presenteert de Commissie uiterlijk op 31 december 2024 een verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van het totale aantal motorvoertuigen met een toelaatbare maximummassa, met inbegrip van die van de aanhangwagens, van hoogstens 3,5 ton of combinaties van voertuigen met een toelaatbare maximummassa van hoogstens2,4 tot3,5 ton die worden ingezet voor nationale en internationale wegvervoersactiviteiten. Op basis van dit verslag beoordeelt de Commissie of het nodig is aanvullende maatregelen voor te stellen. [Am. 161] 5. Elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de verzoeken die zij hebben ontvangen uit hoofde van artikel 18, leden 3 en 4, van de antwoorden die zij van andere lidstaten hebben ontvangen en van de maatregelen die zij op basis van de verstrekte informatie hebben genomen.”; [Am. 162] |
16 bis) | het volgende lid 5 bis wordt ingevoegd: “5 bis.Op basis van de informatie die zij krachtens lid 5 heeft verzameld en verder bewijsmateriaal dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2020 een gedetailleerd verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de mate van administratieve samenwerking tussen de lidstaten, mogelijke tekortkomingen in dit opzicht en mogelijke manieren om de samenwerking te verbeteren. Op basis van dit verslag beoordeelt de Commissie of het noodzakelijk is om aanvullende maatregelen voor te stellen.”; [Am. 163] |
17) | bijlage IV, punt 1, onder b), wordt vervangen door:
|
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 1072/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) | aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “Het vervoer van lege containers of pallets wordt beschouwd als goederenvervoer voor rekening van derden wanneer er een vervoersovereenkomst voor is afgesloten.”; |
1 bis) | aan artikel 1, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: “De in artikel 8, leden 2 en 2 bis, van deze verordening genoemde termijnen zijn ook van toepassing op het aan- of uitrijden van goederen over de weg als eerste binnenlandse en/of laatste binnenlandse gedeelte van het traject van gecombineerd vervoer als vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG van de Raad.”; [Am. 164] |
1 ter) | Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door: “2.In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd is deze verordening van toepassing op het traject op het grondgebied van iedere lidstaat van doorvoer. Dit doorvoertraject is echter uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn terbeschikkingstelling werknemers. Zij is niet van toepassing op het traject over het grondgebied van de lidstaat waar de goederen worden geladen of gelost, zolang niet de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.”; [Am. 165] |
1 quater) | Lid 5, onder c), wordt vervangen door:
|
2) | Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) | Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) | artikel 5, lid 4, wordt vervangen door: “4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage III te wijzigen teneinde deze aan de technische vooruitgang aan te passen.”; |
5) | Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
5 bis) | Aan artikel 9, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
(*6)Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).”; [Am. 172]" |
6) | Artikel 10, lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door: “De Commissie beoordeelt de situatie op basis van de relevante gegevens en beslist, na overleg met het overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad(*7) opgerichte comité, binnen één maand na ontvangst van het verzoek van de lidstaat of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zijn; indien dit het geval is, stelt zij dergelijke maatregelen vast. (*7) Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).”;" |
7) | Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd: “Artikel 10 bis ControlesSlimme handhaving [Am. 173] 1. Elke lidstaat organiseert de controles op zodanige wijze dat, vanaf 1 januari 2020, in elk kalenderjaar ten minste 2 % van alle cabotageritten op zijn grondgebied worden gecontroleerd. Vanaf 1 januari 2022 verhogen zij dit percentage tot minstens 3 %. De basis voor de berekening van dat percentage wordt gevormd door de totale cabotageactiviteit in de lidstaat, uitgedrukt in tonkilometers in jaar t-2, zoals gerapporteerd door EurostatOm de verplichtingen op grond van dit hoofdstuk verder te handhaven, zorgen de lidstaten ervoor dat er op hun grondgebied een samenhangende nationale handhavingsstrategie wordt toegepast. Deze strategie is vooral gericht op ondernemingen met een hoge risicocategorie als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad*. [Am. 174] 1 bis.Elke lidstaat zorgt ervoor dat de controles als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2006/22/EG in voorkomend geval ook een controle op cabotageritten omvatten. [Am. 175] 2. De lidstaten richten hun controles op ondernemingen die geclassificeerd zijn als ondernemingen met een verhoogd risico op overtredingen van de bepalingen van dit hoofdstuk die op hen van toepassing zijn. Daar moeten de lidstaten, binnen de risicoclassificatie die door hen is ingesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement(*8) en die is uitgebreid overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad(*9), het risico op dergelijke overtredingen behandelen als een risico op zich. 2 bis.Voor de toepassing van lid 2 hebben de lidstaten toegang tot relevante informatie en gegevens die zijn geregistreerd, verwerkt of opgeslagen door de in hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 165/2014 bedoelde slimme tachograaf en in elektronische vervoersdocumenten, zoals elektronische vrachtbrieven in het kader van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (eCMR). [Am. 176] 2 ter.De lidstaten verlenen alleen bevoegde autoriteiten die bevoegd zijn om inbreuken op de in deze verordening genoemde rechtshandelingen te controleren, toegang tot deze gegevens. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de contactgegevens van alle bevoegde autoriteiten op hun grondgebied die zij hebben aangewezen om toegang te krijgen tot die gegevens. Uiterlijk … [XXX] stelt de Commissie een lijst van alle bevoegde autoriteiten op en zendt zij deze toe aan de lidstaten. De lidstaten melden eventuele latere wijzigingen in de lijst onverwijld. [Am. 177] 2 quater.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de kenmerken van de gegevens waartoe de lidstaten toegang hebben, de voorwaarden voor het gebruik ervan en de technische specificaties voor de doorgifte ervan of voor de toegang ertoe, en met name:
2 quinquies.Persoonsgegevens als bedoeld in dit artikel worden niet langer ingezien of opgeslagen dan strikt noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of waarvoor zij verder worden verwerkt. Persoonsgegevens die niet meer nodig zijn voor deze doeleinden worden vernietigd. [Am. 179] 3. Minstens drie keer per jaar verrichten de lidstaten gezamenlijke controles van cabotagevervoer langs de weg, die kunnen samenvallen met de controles die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2006/22/EG. Dergelijke controles worden tegelijk uitgevoerd door de voor de handhaving van de regels op het gebied van wegvervoer bevoegde nationale autoriteiten van twee of meer lidstaten, elk op hun eigen grondgebied. De nationale contactpunten die overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad**** zijn aangewezen,De lidstaten wisselen informatie uit over het aantal en het type overtredingen dat is vastgesteld nadat de gezamenlijke controles langs de weg zijn uitgevoerd. [Am. 180] (*8)Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35)." (*9) Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).”;" |
(8) | de volgende artikelen 14 bis en 14 ter worden ingevoegd: “Artikel 14 bis Aansprakelijkheid De lidstaten voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties tegen verzenders, expediteurs, contractanten en subcontractanten wegens niet-naleving van de hoofdstukken II en III, als deze bewust opdracht geven voorweten of redelijkerwijze moeten weten dat de vervoersdiensten diewaartoe zij opdracht geven, in strijd zijn met deze verordening. Wanneer verzenders, expediteurs, contractanten en subcontractanten vervoersdiensten laten verrichten door vervoersondernemingen met een laag risicocijfer als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG, zijn zij niet onderworpen aan sancties voor inbreuken, tenzij wordt aangetoond dat zij daadwerkelijk van die inbreuken op de hoogte waren. [Am. 181] Artikel 14 ter Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 4, leden 2 en 4, en artikel 5, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze (wijzigings-)verordening]. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, leden 2 en 4, en artikel 5, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016(*10). 5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 6. Een krachtens artikel 4, leden 2 en 4, en artikel 5, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben aangetekend, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. |
9) | artikel 15 wordt geschrapt. |
10) | artikel 17 wordt vervangen door: “Artikel 17 Rapportage 1. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal vervoerders die op 31 december van het voorafgaande jaar houder waren van een communautaire vergunning en van het aantal gewaarmerkte kopieën die overeenkomen met het aantal voertuig dat op die datum in het verkeer was. 2. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal bestuurdersattesten die in het voorgaande kalenderjaar zijn afgegeven, en van het totale aantal bestuurdersattesten op 31 december van het voorgaande kalenderjaar. 3. Uiterlijk … [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] leggen de lidstaten hun overeenkomstig artikel 10 bis vastgestelde nationale handhavingsstrategie voor aan de Commissie. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal cabotagecontroles datde handhavingsactiviteiten die in het voorgaande kalenderjaar iszijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 10 bis, met inbegrip van het aantal verrichte controles, voor zover van toepassing. Deze informatie omvat het aantal gecontroleerde voertuigen en het aantal gecontroleerde tonkilometers. [Am. 182] 3 bis.De Commissie stelt uiterlijk eind 2022 een verslag op over de stand van de communautaire markt voor vervoer over de weg. Dit verslag bevat een analyse van de marktsituatie, met inbegrip van een evaluatie van de doeltreffendheid van de controles en de ontwikkeling van de in het beroep geldende arbeidsvoorwaarden”. [Am. 183] |
Artikel 3
Toetsing
1. De Commissie zal de tenuitvoerlegging van deze verordening, en met name de gevolgen van artikel 2, waarbij artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1072/2009 wordt gewijzigd, uiterlijk [3 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de toepassing van deze verordening. Het verslag van de Commissie gaat, voor zover passend, vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
2. Na het in lid 1 bedoelde verslag zal de commissie deze verordening regelmatig evalueren en de resultaten van die evaluaties indienen bij het Europees Parlement en de Raad.
3. Voor zover passend gaan de in leden 1 en 2 bedoelde verslagen vergezeld van relevante voorstellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van [xx].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te …,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Voor de Raad
De voorzitter
(1)PB C 197 van 8.6.2018, blz. 38.
(2)PB C 176 van 23.5.2018, blz. 57.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019.
(4) Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).
(5) Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72).
(6) Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).