Home

P9_TA(2019)0053Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering — EGF/2019/001 BE/Carrefour — BelgiëResolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van België — EGF/2019/001 BE/Carrefour) (COM(2019)0442 — C9-0127/2019 — 2019/2114(BUD))2021/C 208/08

P9_TA(2019)0053Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering — EGF/2019/001 BE/Carrefour — BelgiëResolutie van het Europees Parlement van 14 november 2019 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van België — EGF/2019/001 BE/Carrefour) (COM(2019)0442 — C9-0127/2019 — 2019/2114(BUD))2021/C 208/08

Het Europees Parlement,

  • gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2019)0442 — C9-0127/2019),

  • gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1) (EFG-verordening),

  • gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1), en met name artikel 12,

  • gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(1) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13,

  • gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,

  • gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

  • gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0021/2019),

  1. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren; overwegende dat deze bijstand wordt verleend in de vorm van financiële steun aan de werknemers en aan de ondernemingen waarvoor zij hebben gewerkt;

  2. overwegende dat de financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld; overwegende dat er in dit geval sprake is van een bijzonder kwetsbare leeftijdsgroep waarbij meer dan 81 % van de werknemers tussen 55 en 64 jaar oud is;

  3. overwegende dat België aanvraag EGF/2019/001 BE/Carrefour voor een financiële bijdrage uit het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 751 ontslagen tijdens de referentieperiode in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 — afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen), tussen 30 november 2018 en 30 maart 2019; overwegende dat nog eens 268 werknemers vóór of na de referentieperiode zijn ontslagen; overwegende dat volgens de Commissie een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de ontslagen tijdens de referentieperiode; overwegende dat er geen andere middelen of programma’s zijn aangewend ten aanzien van de feiten die in de aanvraag van België zijn beschreven;

  4. overwegende dat de aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening, die vereisen dat binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen bij leveranciers, downstreamproducenten en/of zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd;

  5. overwegende dat België heeft besloten om overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 ook door het EFG medegefinancierde individuele diensten te verlenen aan 330 jongeren die geen werk hebben en geen scholing of stage volgen (NEET’s);

BIJLAGEBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAADbetreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering naar aanleiding van een aanvraag van België — EGF/2019/001 BE/Carrefour

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1), en met name artikel 15, lid 4,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(2), en met name punt 13,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft tot doel steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren.

  2. Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad, mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen van 2011) niet overschrijden(3).

  3. Op 20 juni 2019 heeft België een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen voor ontslagen bij Carrefour België NV. Samen met de aanvraag zijn aanvullende gegevens ingediend overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1309/2013. Die aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het bepalen van een financiële bijdrage uit het EFG overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1309/2013.

  4. België heeft besloten om door het EFG medegefinancierde individuele dienstverlening overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 ook te verlenen aan 330 jongeren die geen werk hebben en geen scholing of stage volgen (NEET’s).

  5. Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 1 632 028 EUR te leveren naar aanleiding van de door België ingediende aanvraag.

  6. Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten laste van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2019 wordt een bedrag van 1 632 028 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf [de datum waarop het wordt vastgesteld](****).

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

Het Europees Parlement,

  • gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2019)0442 — C9-0127/2019),

  • gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006(1) (EFG-verordening),

  • gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020(1), en met name artikel 12,

  • gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(1) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13,

  • gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,

  • gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

  • gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0021/2019),

  1. overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren; overwegende dat deze bijstand wordt verleend in de vorm van financiële steun aan de werknemers en aan de ondernemingen waarvoor zij hebben gewerkt;

  2. overwegende dat de financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld; overwegende dat er in dit geval sprake is van een bijzonder kwetsbare leeftijdsgroep waarbij meer dan 81 % van de werknemers tussen 55 en 64 jaar oud is;

  3. overwegende dat België aanvraag EGF/2019/001 BE/Carrefour voor een financiële bijdrage uit het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 751 ontslagen tijdens de referentieperiode in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 — afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen), tussen 30 november 2018 en 30 maart 2019; overwegende dat nog eens 268 werknemers vóór of na de referentieperiode zijn ontslagen; overwegende dat volgens de Commissie een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de ontslagen tijdens de referentieperiode; overwegende dat er geen andere middelen of programma’s zijn aangewend ten aanzien van de feiten die in de aanvraag van België zijn beschreven;

  4. overwegende dat de aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening, die vereisen dat binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen bij leveranciers, downstreamproducenten en/of zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd;

  5. overwegende dat België heeft besloten om overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 ook door het EFG medegefinancierde individuele diensten te verlenen aan 330 jongeren die geen werk hebben en geen scholing of stage volgen (NEET’s);

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter