Home

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2019 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2019 (2018/2119(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2019 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2019 (2018/2119(INI))

21.1.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 23/67


P8_TA(2019)0201

Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2019

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2019 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2019 (2018/2119(INI))

(2021/C 23/11)

Het Europees Parlement,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name artikel 121, lid 2, artikel 126 en artikel 136, alsmede Protocol nr. 12,

gezien Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

gezien Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

gezien het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie,

gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1),

gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (2),

gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (3),

gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4),

gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (5),

gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (6),

gezien Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (7),

gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (8),

gezien de mededeling van de Commissie van 21 november 2018 getiteld “Jaarlijkse groeianalyse 2019: Voor een sterker Europa bij mondiale onzekerheid” (COM(2018)0770) en het Waarschuwingsmechanismeverslag 2019 (COM(2018)0758),

gezien het jaarverslag van het Europees Begrotingscomité van 10 oktober 2018,

gezien de Europese economische prognoses van de Commissie (najaar 2018 en winter 2019),

gezien Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013 (9),

gezien het vergrijzingsverslag 2018 dat de Commissie op 25 mei 2018 heeft gepubliceerd,

gezien de aanbeveling van 21 november 2018 voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2018)0759),

gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 inzake de verbetering van de werking van de Europese Unie, voortbouwend op het potentieel van het Verdrag van Lissabon (10),

gezien het verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015 over de voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie, het Witboek van de Commissie van 1 maart 2017 over de toekomst van Europa, en de discussienota van de Commissie van 31 mei 2017 over de verdieping van de Economische en Monetaire unie,

gezien het verslag van de Eurogroep aan de leiders over de verdieping van de economische en monetaire unie (EMU) van 4 december 2018,

gezien de verklaring van de Eurotop van 14 december 2018,

gezien de resolutie van het Comité van de Regio's van 10 oktober 2018 over het economisch beleid voor de eurozone en met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2019 (11),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken, de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie regionale ontwikkeling, en het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0159/2019),

A.

overwegende dat de Europese economie thans begint aan haar zevende jaar van ononderbroken groei; overwegende dat de groeicijfers van het bbp van de eurozone en de EU naar beneden zijn bijgesteld, met respectieve groei van 1,3 % en 1,5 % in 2019 en 1,6 % en 1,8 % (EU27) in 2020; overwegende dat de groei naar verwachting verder zal matigen, deels vanwege toenemende bezorgdheid over de mondiale groeivooruitzichten; overwegende dat nog steeds verschillen tussen de lidstaten bestaan wat betreft economische en werkgelegenheidsprestaties;

B.

overwegende dat de werkloosheid in de eurozone en in de EU respectievelijk 7,9 % en 6,6 % in december 2018 bedroeg; overwegende dat het werkloosheidspercentage in veel lidstaten nog boven het niveau van vóór de crisis ligt, met name in het geval van langdurige werkloosheid, waarbij de jeugdwerkloosheid nog steeds hoog is in een aantal lidstaten;

C.

overwegende dat de arbeidsparticipatie in de EU toeneemt, zij het ongelijk in de verschillende lidstaten; overwegende dat het aantal werkenden het hoogste niveau ooit gemeten in de eurozone heeft bereikt, waarbij dit er 146 miljoen waren in het derde kwartaal van 2018; overwegende dat veel van de nieuw gecreëerde banen deeltijdbanen zijn;

D.

overwegende dat de economische groei gevoelig blijft en tussen de lidstaten onderling verschilt vanwege de aanhoudende geopolitieke spanningen, die van invloed zijn op de wereldhandel, en de aanhoudende onzekerheid rond de toekomstige betrekkingen van de Unie met het Verenigd Koninkrijk;

E.

overwegende dat Europa nog altijd met een investeringskloof kampt, ondanks het feit dat het jarenlang heeft geprofiteerd van rentetarieven die buitengewoon laag zijn en dat financieringsvoorwaarden onverminderd zeer gunstig zijn;

F.

overwegende dat de afhankelijkheidsratio van ouderen in de EU volgens prognoses van Eurostat bij het uitblijven van beleidswijzigingen zal stijgen van 29,3 % in 2016 naar 52,3 % tegen 2080, hetgeen neerkomt op minder dan twee personen in de werkende leeftijd op elke oudere; overwegende dat er op dit punt grote verschillen tussen de lidstaten zijn;

G.

overwegende dat de totale factorproductiviteit in de eurozone in de afgelopen twintig jaar is achtergebleven bij die van de voornaamste economieën in de wereld;

H.

overwegende dat de schuldquote van de eurozone naar verwachting de dalende trend van de jongste jaren zal blijven aanhouden en zal afnemen van rond 87 % in 2018 tot rond 85 % in 2019; overwegende echter dat volgens de prognose van de Commissie tien lidstaten in 2019 naar verwachting een overheidsschuldquote van meer dan 60 % zullen hebben en de overheidsschuldquote in zeven lidstaten boven 90 % zal blijven; overwegende dat in sommige lidstaten de schuldverlagende maatregelen langzaam zijn gegaan; overwegende dat vijf lidstaten van de eurozone met een hoge schuldquote naar verwachting in 2019 een aanzienlijk structureel tekort zullen hebben;

I.

overwegende dat volgens de prognoses geen enkele lidstaat in 2019 een begrotingstekort zal hebben boven de drempel van 3 % van het bbp en het geaggregeerde nominale begrotingstekort in de eurozone in 2018 naar verwachting zal zijn gedaald tot 0,6 % van het bbp en in 2019 licht zal stijgen tot 0,8 % van het bbp;

J.

overwegende dat de duurzaamheid van de overheidsfinanciën van de lidstaten op de lange termijn een punt van zorg is voor een eerlijke verdeling van de lasten tussen de generaties;

K.

overwegende dat het huidige overschot op de lopende rekening zijn hoogtepunt bereikte in 2017 en enigszins zal afnemen tot ongeveer 3,6 % van het bbp in de eurozone en tot 2,3 % van het bbp in de EU in 2019 en 2020, en dus tot het hoogste overschot wereldwijd behoort;

1.

is ingenomen met de jaarlijkse groeianalyse 2019 van de Commissie waarin andermaal wordt gewezen op het belang van:

(a)

het verhogen van hoogwaardige investeringen;

(b)

hervormingen die de productiviteitsgroei, de inclusiviteit en de institutionele kwaliteit vergroten; en

(c)

macrofinanciële stabiliteit en gezonde overheidsfinanciën;

2.

dringt er bij de EU en de lidstaten op aan doortastende en gezamenlijke maatregelen te nemen om de doelstelling van inclusieve en duurzame groei te verwezenlijken, verantwoordelijkheid te nemen voor toekomstige generaties en te zorgen voor een eerlijke lastenverdeling tussen de generaties middels duurzame en toereikende overheidsfinanciën en socialezekerheidsstelsels en aldus de toekomst van onze welvaartsstaten veilig te stellen;

3.

constateert dat uit het vergrijzingsverslag 2018 van de Commissie blijkt dat de begrotingskosten in verband met pensioenen, gezondheidszorg en de zorg op lange termijn de komende decennia zonder beleidswijzigingen naar verwachting zullen stijgen, aangezien de bevolking van Europa aanmerkelijk ouder blijft worden;

4.

dringt er bij de lidstaten op een zich op deze demografische ontwikkelingen voor te bereiden door:

(a)

het doorvoeren van sociaal evenwichtige structurele hervormingen om dergelijke kosten te verlagen;

(b)

het stimuleren van de productiviteitsgroei, hetgeen van essentieel belang is om in de toekomst sterke en duurzame economische groei te waarborgen en

(c)

het opbouwen van passende begrotingsbuffers om zich te wapenen tegen stijgende begrotingskosten;

5.

is verheugd over het feit dat de arbeidsparticipatie in de EU toeneemt, zij het ongelijk in de verschillende lidstaten; merkt op dat in sommige lidstaten de langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid nog steeds hoog zijn en dat er dus moet worden doorgegaan met de hervormingen en investeringen om de toegang van jongeren en langdurig werklozen tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken;

6.

dringt er bij de Commissie op aan de verdieping van de economische en monetaire unie (EMU) overeenkomstig het overeengekomen stappenplan verder te bevorderen;

7.

verzoekt de Commissie de voltooiing van de eengemaakte markt bovenaan haar agenda te plaatsen;

Zorgen voor hoogwaardige investeringen

8.

onderstreept dat de lidstaten met het oog op de eerlijke lastenverdeling tussen de generaties de productiviteit moeten verbeteren middels productieve investeringen, zoals in groeibevorderende duurzame infrastructuurprojecten, overeenkomstig de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG's), teneinde bij te dragen aan het stimuleren van de hoognodige potentiële economische groei;

9.

is ingenomen met de positieve bijdrage van het investeringsplan voor Europa voor economische groei en het scheppen van banen; onderstreept het feit dat het Europees Parlement zijn onderhandelingspositie ten aanzien van het InvestEU-programma al heeft vastgesteld en dringt erop aan zo snel mogelijk een interinstitutionele politieke overeenkomst tot stand te brengen; wijst op het voorstel van de Europese Rekenkamer om de geografische spreiding van door het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) gesteunde investeringen te verbeteren;

10.

merkt op dat nog steeds sprake is van een investeringskloof in de eurozone, ondanks de positieve resultaten van het investeringsplan voor Europa; wijst erop dat in de huidige context van tekenen van economische vertraging en toenemende externe risico's en uitdagingen, publieke en private investeringen een belangrijke rol spelen in het vergemakkelijken van groei en convergentie op Europees niveau;

11.

herinnert eraan dat de lidstaten een onderscheid moeten maken tussen productieve overheidsinvesteringen op de lange termijn en lopende uitgaven bij het gebruik van de begrotingsruimte;

12.

benadrukt dat een toenemende productiviteitsgroei vraagt om investeringen in vaardigheden, innovatie, automatisering, digitalisering, O&O, duurzame mobiliteit en infrastructuur, overeenkomstig de streefdoelen van de Europa 2020-strategie; beklemtoont dat zowel in fysiek als menselijk kapitaal moet worden geïnvesteerd, en roept daarbij de lidstaten op om te zorgen voor gelijke toegang tot een leven lang leren, bijscholing en omscholing;

13.

is van mening dat hervormingen die onevenredige administratieve rompslomp omtrent investeringen wegnemen, zowel economische activiteit zouden vergemakkelijken als voorwaarden zouden scheppen die bevorderlijk zijn voor groei op de lange termijn;

14.

onderstreept dat buitenlandse rechtstreekse investeringen binnen Europa kunnen leiden tot verhoogde productiviteit zowel voor de investerende onderneming als voor plaatselijke ondernemingen in de ontvangende regio's, en bijdragen tot economische convergentie in Europa; is van oordeel dat duidelijke en afdwingbare regels, gelijke randvoorwaarden en lagere nalevingskosten essentieel zijn voor het aantrekken van investeringen;

15.

onderstreept de dringende noodzaak van een volwaardige kapitaalmarktenunie, aangezien beter geïntegreerde financiële markten kunnen zorgen voor nieuwe mechanismen voor private risicodeling en risicovermindering, grensoverschrijdende investeringen en toegang tot financiering voor de reële economie kunnen vergemakkelijken en duurzame particuliere investeringen kunnen bevorderen;

Hervormingsinspanningen toespitsen op productiviteitsgroei, inclusiviteit en institutionele kwaliteit

16.

herinnert eraan dat een vergrijzende beroepsbevolking bij voorts ongewijzigde omstandigheden een rem op de Europese productiviteitsgroei in de komende decennia kan zetten; blijft bezorgd over het geringe concurrentievermogen en de lage productiviteitsgroei van de EU en dringt er daarom bij de lidstaten op aan productiviteitsbevorderende en sociaal evenwichtige structurele hervormingen door te voeren;

17.

onderstreept de dringende noodzaak om zowel de toereikendheid als de financiële houdbaarheid van de nationale publieke pensioenregelingen te herzien; benadrukt dat de pensioenstelsels in de betrokken lidstaten moeten worden hervormd om de houdbaarheid op de lange termijn te waarborgen;

18.

schaart zich achter het standpunt van de Commissie dat grotere productiviteitsgroei en inclusiviteit een belangrijke doelstelling van nationale hervormingen moeten zijn;

19.

onderstreept het belang van de vergroting van de arbeidsmarktparticipatie om onder meer de duurzaamheid van de socialezekerheidsstelsels te kunnen behouden, met name in het kader van een toenemende afhankelijkheidsratio; verzoekt de lidstaten daarom maatregelen vast te stellen om de integratie van jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben (NEET's) en vluchtelingen op de arbeidsmarkt te stimuleren;

20.

merkt op dat buitensporige belastingtarieven een belemmering voor investeringen en banen kunnen vormen; dringt erop aan de hoge belastingdruk in Europa te verleggen van arbeid naar andere bronnen; is bovendien van mening dat het verlagen van de belastingdruk voor lage en middeninkomens de vraag waarschijnlijk zal doen toenemen en de groei zal stimuleren; onderstreept de noodzaak van een betere belastinginning en een betere coördinatie van administratieve praktijken op het gebied van belastingheffing, en is verheugd over de inspanningen van die lidstaten die dergelijke hervormingen doorvoeren;

21.

benadrukt dat digitalisering, globalisering, kunstmatige intelligentie, automatisering en technologische veranderingen een enorm groeipotentieel bieden, tot een radicale verandering van onze arbeidsmarkten leiden en gevolgen hebben voor de groeidynamiek van de Europese economieën;

22.

wijst op het feit dat het mobiliseren van een afnemende arbeidsbevolking vraagt om veelzijdigere en beter opgeleide werknemers, dynamischere arbeidsmarkten, een actief arbeidsmarktbeleid, een leven lang leren en opleiding, bijscholing en omscholing van de beroepsbevolking alsook sterkere koppelingen tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels en het bedrijfsleven in combinatie met toegankelijke socialezekerheidsstelsels; dringt erop aan dat terdege rekening wordt gehouden met deze beginselen ter ondersteuning van inclusieve en goed functionerende arbeidsmarkten en ter bevordering van hoogwaardige banen, zoals bedoeld in de Europese Pijler van sociale rechten;

23.

onderstreept het feit dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), die belangrijke motoren voor de werkgelegenheid zijn, niet in staat zijn het potentieel van de Europese interne markt volledig te benutten vanwege bestuurlijke en wetgevingsbelemmeringen; dringt er bij de Commissie op aan deze belemmeringen te verminderen; verzoekt de Commissie bovendien de oneerlijke concurrentie en belastingheffing tussen kmo's en multinationale concerns aan te pakken; wijst op het belang belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking te blijven bestrijden;

24.

herinnert aan het belang van een bedrijfsvriendelijk administratief en regelgevingsklimaat waarbij rekening wordt gehouden met toereikende consumentenbescherming, om het eenvoudiger te maken voor ondernemingen om toegang te krijgen tot financiering en om grensoverschrijdend fondsen te werven; is ingenomen dat in de jaarlijkse groeianalyse de nadruk wordt gelegd op de noodzaak om de doeltreffendheid van openbaar bestuur te verbeteren, waarbij alle bestuursniveaus betrokken moeten worden; dringt er bij de lidstaten op aan onnodige obstakels voor private en overheidsinvesteringen op lokaal en regionaal niveau weg te nemen;

25.

benadrukt dat om potentiële toekomstige schokken het hoofd te kunnen bieden, vooruitgang moet worden geboekt wat betreft de verdieping van de EMU; wijst er nog eens op dat de verdieping van de EMU alleen mogelijk is met grote politieke inzet, doeltreffende governance en democratische verantwoording; herinnert aan het belang van een veerkrachtig bankwezen en een efficiënte en passende regulering ervan om de financiële stabiliteit te beschermen; verzoekt om een stapsgewijze voltooiing van de bankenunie met een geloofwaardig Europees depositoverzekeringsstelsel en aanhoudende inspanningen ter vermindering van niet-renderende leningen; neemt kennis van het door de Eurotop aan de Eurogroep gegeven mandaat om te werken aan een begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen;

Waarborgen van macro-economische stabiliteit en gezonde overheidsfinanciën

26.

wijst erop dat macrofinanciële stabiliteit en gezonde overheidsfinanciën een eerste vereiste blijven voor duurzame groei;

27.

constateert dat door een groter aandeel ouderen de uitgaven voor gezondheidszorg, bejaardenzorg en pensioenen stijgen; merkt voorts op dat in een vergrijzende samenleving bij voorts ongewijzigde omstandigheden het aandeel personen in de werkende leeftijd in verhouding tot ouderen daalt, hetgeen betekent dat er minder bijdragers in de werkende leeftijd per oudere zijn; benadrukt dat hierdoor een zeer zware last op de overheidsfinanciën van lidstaten wordt gelegd die de nodige hervormingen niet hebben doorgevoerd, waardoor de duurzaamheid ervan op de proef wordt gesteld;

28.

verzoekt dat lidstaten met grote begrotingstekorten en hoge overheidsschulden inspanningen blijven doen om deze terug te dringen; neemt nota van de inspanningen die door een aantal lidstaten zijn geleverd om hun overheidsfinanciën te consolideren, maar betreurt het feit dat sommige niet de gelegenheid hebben aangegrepen om de noodzakelijke hervormingen door te voeren; wijst erop dat sommige lidstaten met een goede begrotingsruimte voor verdere consolidatie hebben gezorgd en aldus bijdragen tot het huidige overschot op de lopende rekening in de eurozone;

29.

is verheugd over de inspanningen van de Commissie om lidstaten met tekorten op de lopende rekening of hoge buitenlandse schulden ertoe aan te sporen hun concurrentievermogen te verbeteren, en lidstaten met overschotten op de lopende rekening ertoe aan te sporen de vraag te bevorderen door de loonstijging te vergroten in overeenstemming met de productiviteitsgroei, en de productiviteitsgroei te bevorderen door investeringen aan te moedigen;

30.

dringt er bij de lidstaten op aan voor de huidige en toekomstige generaties passende begrotingsbuffers op te bouwen; pleit voor de consistente uitvoering en naleving van het stabiliteits- en groeipact (SGP), met inbegrip van zijn flexibiliteitsclausules, om verantwoorde overheidsfinanciën veilig te stellen; wijst nogmaals op het belang van een consistente uitvoering van begrotingsregels om het vertrouwen van de financiële markten, dat cruciaal is voor het aantrekken van investeringen, te waarborgen;

31.

is ingenomen met het voorstel van het Europees Begrotingscomité voor een radicale vereenvoudiging van de begrotingsregels om het huidige begrotingskader van de EU verder te verbeteren; onderstreept dat de flexibiliteit, die is ingebouwd in de regels van het SGP, de lidstaten in staat stelt een goed evenwicht te vinden tussen de doelstelling van een voorzichtig begrotingsbeleid en het vergemakkelijken van productieve investeringen; verzoekt de Commissie rekening te houden met alle landspecifieke factoren met het oog op haar schuldhoudbaarheidsanalyses;

Nationale verantwoordelijkheid

32.

wijst andermaal op de ontoereikende uitvoering van landspecifieke aanbevelingen; is van oordeel dat de nadruk van het Europees Semester op nationale verantwoordelijkheid zou moeten worden gelegd; dringt er bij de nationale en regionale parlementen op aan te debatteren over landverslagen en landspecifieke aanbevelingen en te communiceren met de relevante actoren; wijst erop dat een gestroomlijnder en doelgerichter Europees Semester de eigen verantwoordelijkheid kan vergroten;

o

o o

33.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

(2)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

(3)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.

(4)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.

(5)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(6)PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

(7)PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11.

(8)PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

(9)PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1.

(10)PB C 252 van 18.7.2018, blz. 215.

(11)PB C 461 van 21.12.2018, blz. 1.