Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag

BESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 12.3.2019

COM(2019) 140 final

2019/0081(NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag

TOELICHTING

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ("het NEAFC-verdrag") moet worden ingenomen in verband met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ("het Verenigd Koninkrijk") tot dat verdrag.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Europese Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Bijgevolg zal het Verenigd Koninkrijk een derde land worden en zal het recht van de Unie met ingang van 30 maart 2019 niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij in een terugtrekkingsakkoord tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk een andere datum wordt vastgesteld of de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen een andere datum vaststelt.

Tot aan zijn terugtrekking uit de Unie blijft het Verenigd Koninkrijk een lidstaat met alle uit de Verdragen voortvloeiende rechten en verplichtingen, waaronder de inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking. In zijn richtsnoeren van 29 april 2017 heeft de Europese Raad erkend dat in de internationale context rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het Verenigd Koninkrijk als zich terugtrekkende lidstaat, voor zover het Verenigd Koninkrijk zijn verplichtingen nakomt en loyaal blijft aan de belangen van de Unie zolang het nog een lidstaat is.

De Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandeld over een terugtrekkingsakkoord ("het terugtrekkingsakkoord"), dat door de Europese Raad is goedgekeurd op 25 november 2018. Op het niveau van de Unie lopen de interne procedures voor de sluiting van dit akkoord 1 . Deel vier van het terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie, met inbegrip van door de Unie gesloten internationale overeenkomsten, op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zal blijven ("de overgangsperiode"). De Unie zal haar internationale partners inlichten over de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde specifieke regelingen waarbij het VK gedurende een overgangsperiode als een lidstaat moet worden behandeld voor de toepassing van de door de Unie gesloten internationale overeenkomsten, waaronder het NEAFC-verdrag.

De mededeling van de Commissie "Voorbereidingen voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op 30 maart 2019: een noodplan" van 13 november 2018 bevat de noodmaatregelen die de Commissie wil treffen indien op de terugtrekkingsdatum geen terugtrekkingsakkoord in werking treedt. In die mededeling heeft de Commissie de maatregelen opgesomd die zij noodzakelijk acht en erop gewezen dat in een later stadium mogelijk aanvullende maatregelen nodig zullen zijn.

De Europese Raad (artikel 50) heeft op 13 december 2018 zijn oproep herhaald meer te doen om op alle niveaus voorbereid te zijn op de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk, en daarbij rekening te houden met alle mogelijke uitkomsten.

Het NEAFC-verdrag is momenteel van toepassing op het Verenigd Koninkrijk omdat de Unie verdragsluitende partij bij dit verdrag is. Daar komt verandering in op de datum waarop het Verenigd Koninkrijk niet langer onder het NEAFC-verdrag valt als lidstaat van de Unie.

Het hoofddoel van het NEAFC-verdrag is "de instandhouding en het optimale gebruik van de visbestanden van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan te bevorderen binnen een kader dat passend is voor de regeling met betrekking tot uitgebreide rechtsmacht van kuststaten op het gebied van visgronden, en dienovereenkomstig internationale samenwerking en internationaal overleg met betrekking tot de visbestanden te stimuleren". Het NEAFC-verdrag is op 17 maart 1982 in werking getreden. Het Verenigd Koninkrijk is depositaris van het NEAFC-verdrag.

Het NEAFC-verdrag van 1982 verving het oorspronkelijke Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan van 1959 als gevolg van de terugtrekking van de lidstaten van de Europese Unie als afzonderlijke leden uit de NEAFC-organisatie van 1963 en de uitbreiding van de visserijgrenzen van de staten tot 200 mijl in 1977. Het NEAFC-verdrag van 1959 had op zijn beurt het Verdrag nopens het vaststellen van een maaswijdte van visnetten en van minimummaten op sommige vissoorten van 1946 vervangen.

Het NEAFC-verdrag van 1982 is gewijzigd in 2004 (om procedures voor de regeling van geschillen toe te voegen) en in 2006 (om het in overeenstemming te brengen met ontwikkelingen in het internationale recht en de internationale instrumenten). Niet alle verdragsluitende partijen hebben voor de wijzigingen van 2004 en 2006 het volledige ratificatieproces doorlopen. Door middel van de Verklaring van Londen van 2006 waren de partijen overeengekomen de wijzigingen op vrijwillige basis toe te passen tot de ratificatie is afgerond.

Voor de toepassing van het NEAFC-verdrag hebben de verdragsluitende partijen een Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ("NEAFC") opgericht. De NEAFC bezit rechtspersoonlijkheid en beschikt in haar betrekkingen met andere internationale organisaties en op het grondgebied van de verdragsluitende partijen over de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitvoering van haar taken en de verwezenlijking van haar doelstellingen.

De NEAFC heeft vijf verdragsluitende partijen, die allemaal kuststaten in het NEAFC-verdragsgebied zijn: de Europese Unie (EU), Denemarken (met betrekking tot de Faeröer en Groenland), IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie. Vlaggenstaten met een reëel belang bij de visserijen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan kunnen de status van samenwerkende niet-verdragsluitende partij krijgen, waardoor zij onder hun vlag varende vaartuigen kunnen machtigen om actief te zijn in het NEAFC-verdragsgebied voor zover zij ermee instemmen de NEAFC-maatregelen te handhaven. Momenteel zijn er zes samenwerkende niet-verdragsluitende partijen: de Bahama’s, Canada, Curaçao, Liberia, Panama en Nieuw-Zeeland.

De Europese Unie is partij bij het NEAFC-verdrag 2 omdat dat verdrag handelt over aangelegenheden die vallen binnen het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarvoor de Unie exclusief bevoegd is. De lidstaten vallen krachtens het recht van de Unie onder het NEAFC-verdrag.

De NEAFC is bevoegd om aanbevelingen vast te stellen voor beheersmaatregelen met betrekking tot de visserijen buiten de gebieden waarin de verdragsluitende partijen jurisdictie over de visserij uitoefenen ("het gereglementeerde gebied") en voor gebieden waarin een verdragsluitende partij jurisdictie over de visserij uitoefent indien de betrokken verdragsluitende partij daarom verzoekt. Vastgestelde aanbevelingen worden bindend voor de verdragsluitende partijen, tenzij een verdragsluitende partij tijdig bezwaar maakt tegen de aanbeveling.

Op 8 januari 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend om toe te treden tot het NEAFC-verdrag als verdragsluitende partij. Op die zelfde datum heeft de depositaris de Europese Commissie daarvan in kennis gesteld.

Volgens het NEAFC-verdrag kan elke staat (uitgezonderd een lidstaat van de Europese Unie) te allen tijde tot het verdrag toetreden, mits de toetredingsaanvraag van die staat de goedkeuring krijgt van driekwart van alle verdragsluitende partijen. De aanvraag wordt goedgekeurd als driekwart van de verdragsluitende partijen de depositaris binnen 90 dagen na de datum van kennisgeving heeft meegedeeld de aanvraag goed te keuren 3 . De depositaris stelt de om toetreding verzoekende staat en alle verdragsluitende partijen in kennis van de uitkomst van de aanvraag. De toetreding geschiedt door neerlegging van een toetredingsinstrument bij de depositaris en wordt van kracht op de datum van ontvangst van dat instrument.

Het Verenigd Koninkrijk heeft verduidelijkt dat het zijn aanvraag heeft ingediend als onderdeel van een noodplanning voor als een terugtrekkingsakkoord uitblijft, en dat het, wanneer er wel een akkoord is, pas zal overgaan tot toetreding tot het NEAFC-verdrag op een passend moment tijdens de overgangsperiode, in overeenstemming met het terugtrekkingsakkoord.

Dit besluit van de Raad moet de Commissie in staat stellen om namens de Unie de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag goed te keuren, met inachtneming van de volgende voorwaarde: gezien de huidige onzekerheid over de datum en de voorwaarden van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, mag de goedkeuring van de Unie enkel worden meegedeeld aan de NEAFC-depositaris als bij het verstrijken van de in artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag bedoelde kennisgevingstermijn een terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord plaatsvindt.

Een van de hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals is bepaald in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 4 , is er borg voor te staan dat de visserijactiviteiten uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam zijn, dat zij worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid te realiseren en de visbestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, en dat zij bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

Het is in het belang van de Unie dat het Verenigd Koninkrijk meewerkt aan het beheer van de visbestanden van gemeenschappelijk belang, met volledige inachtneming van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 ("UNCLOS"), de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden ("UNFSA") of enige andere internationale overeenkomst of norm in het internationale recht.

Op grond van de artikelen 56, 63 en 116 van het UNCLOS heeft het Verenigd Koninkrijk rechtmatige belangen bij de visserij in het NEAFC-verdragsgebied (de volle zee) en als kuststaat, in zoverre de wateren in de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk vallen onder het NEAFC-verdragsgebied.

Volgens artikel 63, lid 2, van het UNCLOS en artikel 8 van de UNFSA, wanneer eenzelfde bestand of bestanden van verwante soorten voorkomen in zowel de exclusieve economische zone als in een gebied buiten en grenzend aan die zone, moeten de kuststaat en de staten die in het aangrenzend gebied op die bestanden vissen, samenwerken om tot overeenstemming te komen omtrent de nodige maatregelen tot behoud van die bestanden in het aangrenzende gebied. Deze samenwerking kan plaatsvinden in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) of, wanneer de ROVB's niet bevoegd zijn voor het betrokken bestand, in het kader van ad-hocregelingen tussen de landen met een belang bij de desbetreffende visserij.

De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag zal het Verenigd Koninkrijk in staat stellen mee te werken aan de nodige visserijbeheersmaatregelen, rekening houdend met de rechten, plichten en belangen van andere landen en de Europese Unie, en te waarborgen dat het bestand (de bestanden) bij de visserijactiviteiten op een duurzame wijze wordt (worden) geëxploiteerd.

In het licht van de rechtmatige belangen van het Verenigd Koninkrijk bij de visserij in het NEAFC-verdragsgebied, de verplichting van het Verenigd Koninkrijk om mee te werken aan het nodige visserijbeheer en de noodzaak om het bindende karakter van de NEAFC-aanbevelingen bij de toetreding van het Verenigd Koninkrijk te verzekeren, beveelt de Commissie aan dat de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk wordt aanvaard, rekening houdend met de voorwaarden waaronder het Verenigd Koninkrijk zich zal terugtrekken uit de Unie.

Voorgesteld wordt dat de Commissie gemachtigd wordt om de depositaris van het NEAFC-verdrag in kennis te stellen van het standpunt van de Unie ten gunste van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk indien het Verenigd Koninkrijk zich bij het verstrijken van de termijn voor zijn aanvraag tot toetreding tot het NEAFC-verdrag uit de Unie heeft teruggetrokken zonder terugtrekkingsakkoord.

Indien het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie onder de voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord en de daarbij horende overgangsperiode van toepassing wordt, zal de Unie bij de ondertekening van het terugtrekkingsakkoord haar internationale partners, met inbegrip van de andere partijen bij het NEAFC-verdrag, ervan in kennis stellen dat het Verenigd Koninkrijk gedurende die overgangsperiode als een lidstaat moet worden behandeld voor de toepassing van de internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is. Bijgevolg zou de aanvraag tot toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag opnieuw moeten worden ingediend, in overeenstemming met de voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord.

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de regels van het internationaal recht. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die internationaalrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 5 .

Elke staat kan te allen tijde tot het NEAFC-verdrag toetreden. De aanvraag wordt goedgekeurd als driekwart van de verdragsluitende partijen binnen 90 dagen na de datum waarop de depositaris kennis heeft gegeven van de ontvangst van de aanvraag, aan de depositaris heeft meegedeeld de aanvraag goed te keuren. De depositaris stelt de om toetreding verzoekende staat en alle verdragsluitende partijen in kennis van de uitkomst van de aanvraag.

De toetreding geschiedt door neerlegging van een toetredingsinstrument bij de depositaris en wordt van kracht op de datum van ontvangst van dat instrument. De depositaris stelt alle ondertekenaars en toetredende partijen in kennis van alle neergelegde bekrachtigings-, aanvaardings-, goedkeurings- of toetredingsinstrumenten en deelt de ondertekenaars mee op welke datum dit verdrag voor welke partijen in werking treedt.

Zodra de toetreding van het Verenigd Koninkrijk van kracht is, is die bindend uit hoofde van het internationaal recht overeenkomstig artikel 24 van het NEAFC-verdrag en kan die beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving.

2019/0081 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het NEAFC-verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de voorgenomen handeling verschillende doelstellingen heeft of uit verschillende componenten bestaat, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstellingen of componenten slechts ondergeschikt zijn, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43 VWEU.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet worden ingenomen wat betreft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot dat Verdrag

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan 6 ("het NEAFC-verdrag") werd goedgekeurd bij Besluit 81/608/EEG van de Raad 7 en is op 17 maart 1982 in werking getreden.

  2. Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zullen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, dat wil zeggen met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.

  3. Tot aan zijn terugtrekking uit de Unie blijft het Verenigd Koninkrijk een lidstaat met alle uit de Verdragen voortvloeiende rechten en verplichtingen, waaronder de inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking.

  1. In de richtsnoeren van 29 april 2017 heeft de Europese Raad erkend dat in de internationale context rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het Verenigd Koninkrijk als zich terugtrekkende lidstaat, voor zover het Verenigd Koninkrijk zijn verplichtingen nakomt en loyaal blijft aan de belangen van de Unie zolang het nog een lidstaat is.

  2. Het terugtrekkingsakkoord bevat regelingen voor de toepassing van bepalingen van het recht van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk ("de overgangsperiode"). Indien dat akkoord in werking treedt, blijft het recht van de Unie, met inbegrip van internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode in overeenstemming met dat akkoord en houdt het op van toepassing te zijn aan het einde van die periode.

  3. Het NEAFC-verdrag is momenteel van toepassing op het Verenigd Koninkrijk omdat de Unie verdragsluitende partij bij dat verdrag is, terwijl artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag uitsluit dat lidstaten van de Unie ertoe toetreden.

  4. Op grond van artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag kan elke staat tot het NEAFC-verdrag toetreden, mits de toetredingsaanvraag van die staat binnen 90 dagen na de datum waarop de depositaris kennis heeft gegeven van de ontvangst van de aanvraag, de goedkeuring krijgt van driekwart van alle verdragsluitende partijen.

  5. Op 8 januari 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag tot toetreding tot het NEAFC-verdrag als verdragsluitende partij ingediend voor het geval er geen terugtrekkingsakkoord is op de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

  6. Op grond van de artikelen 56, 63 en 116 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee ("UNCLOS") 8 heeft het Verenigd Koninkrijk rechtmatige belangen bij de visserij in het NEAFC-verdragsgebied (de volle zee) en als kuststaat, in zoverre de wateren in de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk vallen onder het NEAFC-verdragsgebied.

  7. Om niet-duurzame visserij te voorkomen, is het in het belang van de Unie dat het Verenigd Koninkrijk meewerkt aan het beheer van de visbestanden van gemeenschappelijk belang, met volledige inachtneming van de bepalingen van het UNCLOS, de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden ("UNFSA") 9 of enige andere internationale overeenkomst of norm in het internationale recht.

  8. Volgens artikel 63, lid 2, van het UNCLOS en artikel 8 van de UNFSA, wanneer eenzelfde bestand of bestanden van verwante soorten voorkomen in zowel de exclusieve economische zone als in een gebied buiten en grenzend aan die zone, moeten de kuststaat en de staten die in het aangrenzend gebied op die bestanden vissen, samenwerken om tot overeenstemming te komen omtrent de nodige maatregelen tot behoud van die bestanden in het aangrenzende gebied. Zulke samenwerking kan plaatsvinden in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer of, wanneer die regionale organisaties niet bevoegd zijn voor het betrokken bestand, in het kader van ad-hocregelingen tussen de landen met een belang bij de desbetreffende visserij.

  9. De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag zal het Verenigd Koninkrijk in staat stellen mee te werken aan de nodige visserijbeheersmaatregelen, rekening houdend met de rechten, plichten en belangen van andere landen en de Unie, om ervoor te zorgen dat het betrokken bestand (de betrokken bestanden) bij de visserijactiviteiten op een duurzame wijze wordt (worden) geëxploiteerd.

  10. Het is bijgevolg in het belang van de Unie om de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot toetreding tot het NEAFC-verdrag goed te keuren indien het Verenigd Koninkrijk zich bij het verstrijken van de in artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag bedoelde kennisgevingstermijn uit de Unie heeft teruggetrokken zonder terugtrekkingsakkoord,


HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het kader van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ("het NEAFC-verdrag"), houdt in dat de aanvraag tot toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het NEAFC-verdrag wordt goedgekeurd.

2.    De Commissie wordt slechts gemachtigd om de depositaris van het NEAFC-verdrag in kennis te stellen van het standpunt van de Unie indien het Verenigd Koninkrijk zich bij het verstrijken van de in artikel 20, lid 4, van het NEAFC-verdrag bedoelde kennisgevingstermijn uit de Unie heeft teruggetrokken zonder terugtrekkingsakkoord.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,