Home

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende een regeling voor de vergoeding van de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende een regeling voor de vergoeding van de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 14.10.2019

COM(2019) 471 final

2019/0224(NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende een regeling voor de vergoeding van de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

TOELICHTING

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad 1 (“Eurojust-verordening”) dient de Raad op voorstel van de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen uiterlijk op 12 december 2019 een vergoedingsregeling vast te stellen ten gunste van de lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter van Eurojust is verkozen. Overeenkomstig artikel 11, lid 7, van de Eurojust-verordening mag de lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter van Eurojust is verkozen, een andere voldoende gekwalificeerde persoon afvaardigen om het nationale bureau te versterken gedurende het mandaat van dat nationale lid als voorzitter.

Artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat nadere regelingen over Eurojust bij verordening worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. De Eurojust-verordening heeft onder meer ten doel de operationele taken van Eurojust te versterken door de administratieve werklast voor de nationale leden te verminderen. De voorzitter zal uit hoofde van zijn functie meer management- en administratieve taken op zich moeten nemen en zal zich bijgevolg niet meer uitsluitend kunnen bezighouden met operationele kwesties. Daarom biedt de verordening de betrokken lidstaat de mogelijkheid om een andere voldoende gekwalificeerde persoon naar Eurojust af te vaardigen en daarvoor volgens de desbetreffende regels een vergoeding aan te vragen.

Met dit voorstel voldoet de Commissie aan haar wettelijke verplichting uit hoofde van artikel 12, lid 1, van de Eurojust-verordening. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met de bestaande bepalingen op dit beleidsterrein.

Dit voorstel is in overeenstemming met het beleid en de wetgevingswerkzaamheden van de Unie voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, overeenkomstig titel V van het VWEU en onder meer het beginsel van wederzijdse erkenning – het kernbeginsel op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken.

Overeenkomstig artikel 12 van de Eurojust-verordening is de Commissie wettelijk verplicht een voorstel in te dienen voor de vaststelling van de vergoedingsregeling. Dit voorstel is van essentieel belang om te waarborgen dat de lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter is verkozen, deze vergoeding kan aanvragen in de bij de Eurojust-verordening bepaalde gevallen.

Het voorstel beperkt zich tot wat noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken, en is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het voorstel houdt rechtstreeks verband met de uitvoering van de Eurojust-verordening.

2019/0224 (NLE)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende een regeling voor de vergoeding van de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

betreffende een regeling voor de vergoeding van de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad 2 , en met name artikel 12,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het tot voorzitter van Eurojust verkozen nationale lid zal uit hoofde van zijn functie als voorzitter aanvullende taken moeten vervullen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1727 en het reglement van orde van Eurojust.

  2. Omdat de taken die het voorzitterschap met zich meebrengt, invloed zullen hebben op de werklast van de adjunct en de medewerker van de lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter is verkozen, mag deze lidstaat een andere voldoende gekwalificeerde persoon afvaardigen om het nationale bureau gedurende het mandaat van de voorzitter te versterken.

  3. Krachtens artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1727 heeft de betrokken lidstaat het recht een vergoeding aan te vragen wanneer een andere persoon wordt afgevaardigd.

  4. De vergoedingsregeling moet waarborgen dat het tot voorzitter verkozen nationale lid en de andere gedetacheerde persoon gelijk worden behandeld wat de vergoeding van de kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten betreft,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  1. Een lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter van Eurojust is verkozen en die om die reden een andere persoon naar zijn nationale bureau heeft gedetacheerd en op grond van artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1727 het recht heeft om daarvoor een vergoeding aan te vragen bij het college van Eurojust, neemt in zijn verzoek de volgende informatie op:

    1. het besluit van de betrokken lidstaat om die persoon te detacheren;

    2. de motivering van de noodzaak om zijn nationale bureau te versterken op grond van de toegenomen werklast;

    3. gegevens over het nationale maandelijkse brutosalaris van de gedetacheerde persoon;

    4. gegevens inzake eventuele kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten waarvoor de gedetacheerde persoon uit hoofde van het nationale recht wordt vergoed;

    5. gegevens over de rekening waarop de vergoeding moet worden overgemaakt.

  2. De betrokken lidstaat dient het verzoek tot vergoeding bij het college van Eurojust in binnen zes maanden nadat de persoon is gedetacheerd.

Artikel 2

  1. Het college van Eurojust neemt binnen een redelijke termijn een beslissing over de toekenning van de vergoeding.

  2. De betrokken lidstaat heeft recht op vergoeding zolang zijn nationale lid het voorzitterschap bekleedt en de andere persoon wordt is gedetacheerd.

Artikel 3

  1. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1727 betaalt Eurojust aan de betrokken lidstaat een vergoeding ten belope van:

  1. 50 % van het nationale maandelijkse brutosalaris van de gedetacheerde persoon, en

  2. de door de gedetacheerde persoon gemaakte kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten die ten laste komen van de betrokken lidstaat.

    1. De in lid 1, onder b), bedoelde kosten worden slechts vergoed indien de gedetacheerde persoon uit hoofde van het nationale recht recht heeft op toelagen of vergoedingen voor uitgaven die vergelijkbaar zijn met die in bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (“het Statuut”) 3 , zoals gezinstoelagen, ontheemdingstoelage, vergoeding van kosten in verband met indiensttreding, met inbegrip van inrichtingsvergoeding, inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst, reiskosten, verhuiskosten, dagvergoeding.

    2. Eurojust vergoedt de betrokken lidstaat overeenkomstig de in die lidstaat geldende voorwaarden en financiële grenzen. De vergoeding mag in geen geval hoger zijn dan de maximumbedragen voor toelagen of vergoedingen voor uitgaven als bedoeld in bijlage VII bij het Statuut.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,