Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 31ste zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de vaststelling van wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 31ste zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de vaststelling van wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))

Brussel, 6.11.2019

COM(2019) 575 final

2019/0248(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 31FMT:Superscriptste zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de vaststelling van wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 31ste zitting van de Internationale Maritieme Organisatie, die van 25 november tot en met 4 december 2019 plaatsvindt in Londen, in verband met de geplande goedkeuring van:

·wijzigingen in het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen;

·procedures voor havenstaatcontrole 2019; en

·wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC-richtsnoeren).

1.Achtergrond van het voorstel

1.1.Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)

De IMO is opgericht bij het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (hierna "het Verdrag" genoemd) en is bedoeld als samenwerkingsinstrument voor regeringen op het gebied van overheidsregelgeving en -praktijken met betrekking tot allerlei technische aangelegenheden voor de internationale commerciële scheepvaart. Ook moet de IMO de algemene vaststelling van de strengste uitvoerbare normen stimuleren op het vlak van maritieme veiligheid, efficiency van de scheepvaart en preventie van en toezicht op de verontreiniging van de zee door schepen, waarbij een gelijk speelveld wordt bevorderd. Ten slotte behandelt de IMO de bijbehorende administratieve en juridische kwesties.

Deze overeenkomst is op 17 maart 1958 in werking getreden.

Alle lidstaten zijn partij bij de overeenkomst.

1.2.De Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van mariene verontreiniging door schepen. De IMO bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is de creatie van een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartindustrie dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

Alle lidstaten zijn lid van de IMO. De Europese Commissie heeft sinds 1974 de status van waarnemer in de IMO op grond van “een samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO)1 en de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake aangelegenheden die voor de partijen van gemeenschappelijk belang zijn”.

Het lidmaatschap van de organisatie staat open voor alle staten. De algemene vergadering bestaat uit alle leden. De regelmatige bijeenkomsten van de algemene vergadering vinden om de twee jaar plaats. De algemene vergadering is het bestuursorgaan van de IMO. Zij bepaalt het werkprogramma en stemt over de begroting waartoe alle leden bijdragen. Voorts kan de algemene vergadering leden aanbevelen om regels en richtsnoeren inzake maritieme veiligheid, de preventie en controle van mariene verontreiniging door schepen en andere thema’s met betrekking tot het effect van de scheepvaart op het mariene milieu, die krachtens of volgens internationale instrumenten aan de Organisatie zijn toegewezen, of wijzigingen van dergelijke regels en richtsnoeren, goed te keuren. Een meerderheid van de leden, uitgezonderd geassocieerde leden, vormt een quorum voor de bijeenkomsten van de algemene vergadering.

1.3.De geplande handelingen van de algemene vergadering van de IMO

Tijdens de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO, van 25 november tot en met 4 december 2019, staat de goedkeuring van de volgende punten op de agenda:

wijzigingen in het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen;

procedures voor havenstaatcontrole 2019; en

wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC-richtsnoeren).

De geplande handelingen hebben tot doel:

1.de huidige middelen om de invloed van het weer op materialen te testen, te actualiseren door een verouderd en zelden gebruikt koolstofboogtoestel uit gebruik te nemen;

2.de huidige procedures voor havenstaatcontrole uit 2017 te actualiseren door er verwijzingen in op te nemen naar maatregelen die later door de IMO-organen zijn vastgesteld (de 30ste zitting van de algemene vergadering van de IMO, de 72ste, 73ste en 74ste zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de 99ste, 100ste en 101ste zitting van de commissie maritieme veiligheid), aanhangsel 8 en 11 te wijzigen en een nieuw aanhangsel 18 in te voegen; en

3.de richtsnoeren voor onderzoek te actualiseren in het licht van de recente wijzigingen van verplichte instrumenten, voornamelijk het Verdrag voor het beheer van ballastwater, maar ook bepaalde elementen in SOLAS en MARPOL, zoals, respectievelijk, ruimten van bijzondere aard op passagiersschepen en verklaringen van overeenstemming inzake brandstofverbruik.

2.Namens de Unie in te nemen standpunten

2.1.Wijziging van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen

Tijdens de 101ste zitting van de commissie maritieme veiligheid (MSC 101) werd eraan herinnerd dat de commissie, tijdens de vorige zitting, na bespreking van het door de EU-lidstaten en de Commissie ingediende document MSC 100/19/4, waarin wijzigingen worden voorgesteld van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, was overeengekomen het woord “koolstofboog” in punt 4.10 te schrappen en het IMO-secretariaat had verzocht een ontwerpresolutie op te stellen die ter goedkeuring zou worden voorgelegd tijdens MSC 101, teneinde ze ter vaststelling te kunnen voorleggen aan de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO (A 31) (MSC 100/20, punten 19.14 en 19.15). Sommigen waren van mening dat het schrappen van dit woord tot gevolg zou hebben dat de bepaling te vaag werd.

Na nota te hebben genomen van de mogelijkheid om relevante voorstellen met betrekking tot de bovenvermelde kwestie in te dienen bij A 31, heeft de Commissie de ontwerpresolutie van de algemene vergadering over wijzigingen inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen (resolutie A.658(16)), goedgekeurd.

De wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen zijn uiteengezet in bijlage 27 bij IMO-document MSC 101/24. In punt 14.41 van het verslag van MSC 101 (MSC 101/24) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden goedgekeurd tijdens de 31ste zitting van de IMO (A 31).

2.2.Wijzigingen van de procedures voor havenstaatcontrole uit 2017 (resolutie A.1119(30))

De IMO-procedures voor Havenstaatcontrole 2017 (resolutie A1119(30)) bevatten richtsnoeren over specifieke onderwerpen, in de vorm van aanhangsels bij het hoofddocument. Tijdens de 5de zitting van de subcommissie voor de uitvoering van IMO-instrumenten (III 5), is overeenstemming bereikt over herzieningen van de procedures voor havenstaatcontrole, met name aanhangsel 2 over de aanhouding van schepen (zie IMO-document III 5/15, punt 5.34). Na deze zitting werden deze verder ontwikkeld teneinde, samen met een ontwerpresolutie, een ontwerpprocedure voor havenstaatcontrole 2019 ter bespreking voor te leggen aan III.6, alvorens ze rechtstreeks ter goedkeuring in te dienen bij A 31, na goedkeuring door de commissies.

Tijdens de 101ste zitting van de commissie maritieme veiligheid (MSC 101) heeft de commissie nota genomen van de doorverwijzing van III 5 de ontwerpwijzigingen van aanhangsel 8 (richtsnoeren voor inspecteurs inzake havenstaatcontrole betreffende de ISM-code) en aanhangsel 11 (richtsnoeren voor inspecteurs inzake havenstaatcontrole betreffende certificering van zeevarenden, bemanning en rusturen) van de procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) naar de 6de zitting van de subcommissie inzake de menselijke factor, opleiding en wachtdienst (HTW 6) voor technische beoordeling en advies aan III 6. MSC 101 heeft ermee ingestemd dat het resultaat van deze beoordeling door HTW 6 wordt voorgelegd aan III 6, zodat ze er rekening mee kan houden bij de opstellen van de ontwerpresolutie inzake havenstaatcontrole 2019. De commissie heeft III 6 vervolgens toestemming gegeven om rechtstreeks verslag over het resultaat van haar werkzaamheden uit te brengen aan de 31ste zitting van de algemene vergadering (A 31), met het oog op de goedkeuring door die algemene vergadering (zie IMO-document MSC 101/24, punt 10.15.3).

III 6 heeft de wijzigingen van de bovengenoemde aanhangsels 7 en 11 beoordeeld en afgerond en, op verzoek van MEPC 74, een nieuw aanhangsel 18 "resolutie MEPC.321(74) inzake 2019-richtsnoeren voor havenstaatcontrole krachtens MARPOL bijlage VI hoofdstuk 3” opgenomen; dit nieuwe aanhangsel heeft betrekking op de limiet voor het zwavelgehalte en op het verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of gebruik aan boord van een schip met ingang van 1 maart 2020. III 6 heeft aanhangsel 19 betreffende de lijst van instrumenten die relevant zijn voor de procedures voor havenstaatcontrole aangepast aan de ontwikkelingen die na de procedures voor havenstaatcontrole 2017 hebben plaatsgevonden.

III 6 heeft de wijzigingen van de procedures voor havenstaatcontrole 2017 bekrachtigd en toestemming verleend om ze ter goedkeuring door te sturen naar A 31. De herziening van resolutie A.1119(30) inzake de procedures voor havenstaatcontrole is toegelicht in bijlage XX bij IMO-document III 6/15. In punt XX van het verslag van III 6 (III6/15) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden goedgekeurd tijdens de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO (A 31).

2.3.Wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))

Tijdens de 5de zitting van de subcommissie voor de uitvoering van IMO-instrumenten (III 5) heeft deze subcommissie eraan herinnerd dat zij tijdens haar vorige zitting de correspondentiegroep voor de evaluatie van de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSCC en de niet-uitputtende lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de code voor de toepassing van IMO-instrumenten (III Code) heeft opgericht, teneinde de richtsnoeren voor onderzoeken te blijven actualiseren en aan te vullen met de eisen die voortvloeien uit de wijzigingen van relevante IMO-instrumenten die tot en met 31 december 2019 in werking treden, zodat de gewijzigde ontwerprichtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSSC ter goedkeuring kunnen worden voorgelegd aan A 31. Wat SOLAS betreft, omvatten deze wijzigingen categorieën ruimten van bijzondere aard op passagiersschepen en, wat MARPOL betreft, verklaringen van overeenstemming inzake brandstofverbruik, met het oog op het verzamelen van gegevens over broeikasgassen. Tijdens de volgende 101ste zitting van de commissie maritieme veiligheid (MSC 101) heeft deze commissie nota genomen van het resultaat van III 5 en sommige uitstaande punten behandeld. Vervolgens heeft zij III 6 toestemming gegeven om het resultaat van haar werkzaamheden rechtstreeks ter goedkeuring voor te leggen aan de 31ste zitting van de algemene vergadering (A 31) (zie IMO-document MSC 101/24, punt 10.15.1).

III 6 heeft de wijzigingen van de HSSC-richtsnoeren in overweging genomen en toestemming verleend om ze ter goedkeuring door te sturen naar A 31. De wijzigingen van resolutie A.1120(30) inzake de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) zijn uiteengezet in bijlage XX bij IMO-document III 6/15. In punt XX van het verslag van III 6 (III6/15) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden goedgekeurd tijdens de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO (A 31).

2.4.Relevante EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

2.4.1.Wijzigingen in het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen

Retroflecterend materiaal op reddingsmiddelen heeft betrekking op de uitrusting van zeeschepen en valt derhalve onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG2. Retroflecterende materialen komen aan bod in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/773 van de Commissie van 15 mei 2018 betreffende de vereisten inzake het ontwerp, de constructie en de prestaties van en de beproevingsnormen voor de uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/3063. In die uitvoeringsverordening wordt met name verwezen naar IMO-resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen. Alle wijzigingen van de IMO-resolutie en de opvolgers daarvan zullen dan ook rechtstreekse gevolgen hebben voor de eisen van de verordening.

2.4.2.Wijzigingen van de procedures voor havenstaatcontrole uit 2017 (resolutie A.1119(30))

Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole4 (de HSC-richtlijn) heeft betrekking op de handhaving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Unie en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord. Het doel van de HSC-richtlijn is het aantal niet aan de normen voldoende schepen in wateren die onder de jurisdictie van de lidstaten vallen, te doen afnemen. De certificaten en documenten, met inbegrip van de logboeken, worden gecontroleerd door HSC-functionarissen. Er zij op gewezen dat de HSC-richtlijn de lidstaten verplicht om de richtsnoeren van het memorandum van overeenstemming van Parijs toe te passen en niet verwijst naar de IMO-richtsnoeren, die zijn gebaseerd op, maar niet noodzakelijk hetzelfde zijn als, de richtsnoeren van het memorandum van overeenstemming van Parijs. De EU heeft dus bevoegdheden op dit gebied, maar het juridische effect van de HSC-richtsnoeren van de IMO op de EU-wetgeving is hooguit indirect.

2.4.3.Wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))

Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties5 bevat voorschriften die moeten worden toegepast door de organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. In bijlage I, punt B, onder 7, punt k), van de bijlage bij deze verordening is het volgende bepaald:

“De organisatie moet garanderen dat:

de volgens het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vereiste wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties waartoe de erkende organisatie gemachtigd is, worden verricht volgens de bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij Resolutie A.948(23) van de IMO betreffende richtlijnen voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie.”

Alle wijzigingen van de IMO-resolutie en de opvolgers daarvan zullen dan ook rechtstreekse gevolgen hebben voor de eisen van Verordening (EG) nr. 391/2009.

2.4.4.EU-bevoegdheid

De wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen zullen gevolgen hebben voor de EU-wetgeving via de toepassing van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (Herschikking)6.

De toepassing van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole is gebaseerd op de procedures voor havenstaatcontrole en de instructies (richtsnoeren) van het memorandum van overeenstemming van Parijs, zoals uiteengezet in de respectievelijke bijlagen 1 en VI. De IMO-procedures voor havenstaatcontrole en de wijzigingen daarvan kunnen de ontwikkeling van de richtsnoeren van het memorandum van overeenstemming van Parijs beïnvloeden en kunnen derhalve directe gevolgen hebben voor de toepassing van Richtlijn 2009/16/EG.

De richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) zijn een voorschrift uit hoofde van Verordening (EG) nr. 391/2009. Elke wijziging van de richtsnoeren voor onderzoeken zullen gevolgen hebben voor de EU-wetgeving door de toepassing van Verordening (EG) nr. 391/2001.

3.Rechtsgrondslag

3.1.Procedurele rechtsgrondslag

3.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam of partij is bij de betrokken overeenkomst7.

Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt"8.

3.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De algemene vergadering van de IMO is een orgaan dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

De door de algemene vergadering van de IMO aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:

1.Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en –normen voor passagiersschepen. In artikel 6, lid 2, onder a), punt i), van deze richtlijn is bepaald dat nieuwe passagiersschepen van klasse A volledig moeten voldoen aan de eisen van het SOLAS-verdrag van 1974, als gewijzigd.

2.Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole. De lidstaten zorgen ervoor dat hun inspecteurs de in bijlage VI opgenomen richtsnoeren en procedures volgen. Deze richtsnoeren zijn vastgesteld in het memorandum van overeenstemming van Parijs. Wijzigingen van de IMO-procedures voor havenstaatcontrole 2017 kunnen van invloed zijn op de ontwikkelingen van de richtsnoeren van het memorandum van overeenstemming van Parijs en dus ook gevolgen hebben voor de toepassing van deze richtlijn. Er zij op gewezen dat de subcommissie IMO III de wijzigingen heeft besproken onder agendapunt “maatregelen ter harmonisering van activiteiten inzake havenstaatcontrole en mondiale procedures”.

3.Verordening (EG) nr. 391/2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties. De richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) zijn een voorschrift uit hoofde van deze verordening. In bijlage I, onder B, punt 7, criterium k), is als volgt bepaald:

"7. De organisatie moet garanderen dat:

k) de volgens het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vereiste wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties waartoe de erkende organisatie gemachtigd is, worden verricht volgens de bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij Resolutie A.948(23) van de IMO betreffende richtlijnen voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie.”

Wijzigingen van de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie zullen dus gevolgen hebben voor de EU-wetgeving via de toepassing van Verordening (EG) nr. 391/2009.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

3.2.Materiële rechtsgrondslag

3.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de geplande handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Als de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

3.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

3.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2019/0248 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 31ste zitting van de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de vaststelling van wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30))

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) (“het verdrag”) is in werking getreden op 17 maart 1958.

(2)Krachtens artikel 15, onder j), van het verdrag kan de algemene vergadering leden aanbevelen om regels en richtsnoeren inzake maritieme veiligheid, de preventie en controle van mariene verontreiniging door schepen en andere thema’s met betrekking tot het effect van de scheepvaart op het mariene milieu, die krachtens of volgens internationale instrumenten aan de Organisatie zijn toegewezen, of wijzigingen van dergelijke regels en richtsnoeren, goed te keuren.

(3)Tijdens haar 31ste zitting van 25 november tot 5 december 2019 zal de algemene vergadering van de IMO zich buigen over de goedkeuring van wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30)).

(4)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de IMO, aangezien de aangenomen wijzigingen van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, procedures voor havenstaatcontrole 2017 (resolutie A.1119(30)) en de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30)), een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, namelijk Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en –normen voor passagiersschepen9, Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole10 en Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties11.

(5)Tijdens de 101ste zitting van de commissie maritieme veiligheid (MSC 101), van 5 tot 14 juni 2019 in Londen, werd eraan herinnerd dat de commissie, tijdens de vorige zitting, na bespreking van het document MSC 100/19/4, waarin wijzigingen worden voorgesteld van resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, was overeengekomen het woord “koolstofboog” in punt 4.10 te schrappen en het IMO-secretariaat had verzocht een ontwerpresolutie op te stellen die ter goedkeuring zou worden voorgelegd tijdens MSC 101, teneinde ze ter vaststelling te kunnen voorleggen aan de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO (A 31) (MSC 100/20, punten 19.14 en 19.15). De commissie heeft vervolgens de ontwerpresolutie van de algemene vergadering over wijzigingen inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen (resolutie A.658(16)), goedgekeurd.

(6)Tijdens de 5de zitting van de subcommissie voor de uitvoering van IMO-instrumenten (III 5), van 24 tot 28 september 2018 in Londen, is overeenstemming bereikt over herzieningen van de procedures voor havenstaatcontrole, met name aanhangsel 2 over de aanhouding van schepen; deze werden na de zitting verder ontwikkeld, teneinde, samen met een ontwerpresolutie, een ontwerpprocedure voor havenstaatcontrole 2019 ter bespreking voor te leggen aan III 6, die van 1-5 juli 2019 bijeenkwam in Londen, alvorens ze rechtstreeks ter goedkeuring in te dienen bij A 31, na goedkeuring door de commissies.

(7)Tijdens MSC 101 heeft de commissie III 6 toestemming gegeven om het resultaat van haar werkzaamheden rechtstreeks ter goedkeuring voor te leggen aan de 31e zitting van de algemene vergadering (A 31). III 6 heeft de wijzigingen van de procedures voor havenstaatcontrole 2019 beoordeeld en afgerond en, op verzoek van de commissie voor de bescherming van het mariene milieu, die van 13-17 mei 2019 haar 74ste zitting hield in Londen, een nieuwe bijlage 18 “resolutie MEPC.321(74) inzake 2019-richtsnoeren voor havenstaatcontrole krachtens MARPOL bijlage VI hoofdstuk 3” opgenomen. III.6 heeft de wijzigingen van de procedures voor havenstaatcontrole 2017 bekrachtigd en toestemming verleend om ze ter goedkeuring door te sturen naar A 31.

(8)Tijdens III 5 heeft de subcommissie eraan herinnerd dat zij tijdens haar vorige zitting de correspondentiegroep voor de evaluatie van de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSCC en de niet-uitputtende lijst van verplichtingen uit hoofde van instrumenten die relevant zijn voor de code voor de toepassing van IMO-instrumenten (III Code) heeft opgericht, teneinde de richtsnoeren voor onderzoeken te blijven actualiseren en aan te vullen met de eisen die voortvloeien uit de wijzigingen van relevante IMO-instrumenten die tot en met 31 december 2019 in werking treden, zodat de gewijzigde ontwerprichtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het HSSC ter goedkeuring kunnen worden voorgelegd aan A 31. Tijdens MSC 101 heeft de commissie nota genomen van het resultaat van III 5 en sommige uitstaande punten behandeld. Vervolgens heeft zij III.6 toestemming gegeven om het resultaat van haar werkzaamheden rechtstreeks ter goedkeuring voor te leggen aan de 31e zitting van de algemene vergadering (A 31). III 6 heeft de wijzigingen van de HSSC-richtsnoeren in overweging genomen en toestemming verleend om ze ter goedkeuring door te sturen naar A 31.

(9)Het standpunt van de Unie moet worden uitgedrukt door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van de IMO.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de 31ste zitting van de algemene vergadering van de IMO houdt in dat de goedkeuring moet worden verleend aan wijzigingen van:

(a)resolutie A.658(16) inzake het gebruik en het aanbrengen van retroflecterende materialen op reddingsmiddelen, zoals uiteengezet document MSC 101/24, bijlage 27;

(b)de procedures voor havenstaatcontrole uit 2017 (resolutie A.1119(30)), zoals vastgesteld in document III 6/15, bijlage XX; en

(c)de richtsnoeren voor onderzoeken in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie (HSSC) (resolutie A.1120(30)), 2015 (resolutie A.1104(29)), zoals vastgesteld in document III 6/15, bijlage XX.

Artikel 2

1.Het in artikel 1 genoemde standpunt moet worden uitgedrukt door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van de IMO.

2.Geringe wijzigingen in het in artikel 1 bedoelde standpunt kunnen worden overeengekomen zonder nader besluit door de Raad.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

(1)De naam werd in 1982 veranderd in Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
(2)PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146.
(3)PB L 133 van 30.5.2018, blz. 1.
(4)PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.
(5)PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.
(6)PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1.
(7)Zaak C-399/12 Duitsland/Raad (OIV), ECLI:EU:C:2014:2258, punt 64.
(8)Zaak C-399/12 Duitsland/Raad (OIV), ECLI: EU: C: 2014: 2258, punten 61-64.
(9)PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1.
(10)PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.
(11)PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.