Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie (COM(2020) 628 final)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie (COM(2020) 628 final)

9.6.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 220/79


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie

(COM(2020) 628 final)

(2021/C 220/11)

Rapporteur:

Paul RÜBIG

Raadpleging

Europese Commissie, 11.11.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

2.3.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

24.3.2021

Zitting nr.

559

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

254/0/4

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de nieuwe kijk op de EOR-agenda en de vernieuwing daarvan. De nieuwe Europese Onderzoeksruimte (EOR) is niet slechts “meer van hetzelfde”, maar een echte “New Deal” voor onderzoek, technologie en innovatie in de EU.

1.2.

Het EESC staat volledig achter de aanpak van de Commissie, die de focus legt op het snel omzetten van O&I-resultaten in duurzame bedrijfsactiviteiten. Om ervoor te zorgen dat de O&I-sector de economie en de werkgelegenheid in de EU ondersteunt, is het met name van belang erop toe te zien dat de transitie eerlijk verloopt.

1.3.

Ook werpt het EESC zich op als pleitbezorger voor een nieuwe governance op het gebied van onderzoek, zodat administratieve en regelgevende belemmeringen voor innovatie uit de weg kunnen worden geruimd.

1.4.

Het EESC is verheugd dat het nieuwe EOR-document over het geheel genomen in overeenstemming is met de duurzameontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de VN en deze ook ondersteunt. De overgang naar een veerkrachtigere Europese economie moet worden bevorderd. Tegelijkertijd is een inclusieve wederopbouw, waarbij geen enkele Europese burger aan zijn lot wordt overgelaten, van essentieel belang voor de overgang naar een duurzame Europese economie (1).

1.5.

Daarnaast is ook een intelligente mix van O&O-instrumenten op alle niveaus (regionaal, nationaal, EU-niveau en wereldwijd) belangrijk. Ook moeten O&O en innovatie worden bevorderd door gebruik te maken van de grote structuurfondsen van de EU, alsmede via directe en indirecte maatregelen (bijv. belastingprikkels) voor O&O.

1.6.

Volgens het EESC zijn de volgende sleutelsectoren en -technologieën van vitaal belang voor de welvaart van de EU:

digitale bedrijfsmodellen;

technologieën voor de productie van goederen en levensmiddelen;

klinisch onderzoek en de farmaceutische en biotechnologische sector;

ruimtevaarttechnologieën;

schoon water en sanitaire voorzieningen.

1.7.

Onderzoek in de sociale en geesteswetenschappen is van groot belang voor de complexe vernieuwing van de EOR-agenda.

1.8.

Het EESC beklemtoont dat het onderzoek in de EU achteroploopt bij het aanvragen van octrooien. Azië heeft zijn aandeel in de wereldwijde octrooiaanvragen vergroot. In 2019 kwam 65 % van de mondiale octrooiaanvragen uit Azië. Het aandeel van Europa in octrooien is gedaald en bedraagt nu nog slechts 11,3 % van de wereldwijde octrooiaanvragen.

1.9.

Talrijke studies tonen aan dat de EU ook achterloopt op de VS en Azië wat de ondernemerscultuur betreft. Deze moet aan bod komen in het onderwijs, met inbegrip van het hoger onderwijs, en moet aandacht krijgen in het hele proces, van innovatie in fundamenteel en toegepast onderzoek tot het in de handel brengen van nieuwe technologieën.

1.10.

De Europese Innovatieraad (EIC) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie met zijn kennis- en innovatiegemeenschappen worden beschouwd als waardevolle partners en instrumenten bij de “versnelde omzetting van O&I” en bij het verleggen van de focus van de O&I-sector van de EU naar het genereren van baanbrekende innovaties die inspelen op concrete behoeften van burgers en bedrijven, met name in verband met grote maatschappelijke uitdagingen. De EU maakt in het kader van de EIC-accelerator een aanzienlijk budget vrij voor innovatieve Europese startende ondernemingen met veel groeipotentieel, terwijl het Europees Instituut voor innovatie en technologie per definitie streeft naar excellentie op onderzoeksgebied voor technologiegedreven innovaties in zijn kennis- en innovatiegemeenschappen; zowel de Europese Innovatieraad als het Europees Instituut voor innovatie zijn dan ook belangrijke partners met het oog op de versnelde omzetting van O&I.

1.11.

Het EESC onderstreept dat het beginsel van wetenschappelijke en ethische integriteit in acht moet worden genomen, om zo financieel verlies en wetenschappelijke mislukkingen te voorkomen en de menselijke gezondheid niet in gevaar te brengen.

1.12.

Waar het gaat om de snelheid waarmee O&O-resultaten worden omgezet in innovatieve producten en diensten loopt Europa met name achter op de VS en Azië. In het kader van haar beleid inzake onderzoek, technologie en innovatie zou de Commissie zich dan ook moeten richten op “excellentie” én “snelheid”.

1.13.

De Commissie zou er goed aan doen om in haar nieuwe O&I-strategie te streven naar een evenwicht tussen:

O&O/O&I voor hoogtechnologische industriële productie en voor de dienstensector;

marktgedreven innovaties (vraaggestuurde innovatie) en technologiegedreven innovaties.

2. Algemene opmerkingen

2.1.

De nieuwe visie op de EOR-agenda en de vernieuwing daarvan, die in dit document centraal staan, zijn een goede zaak. Uit de mededeling blijk duidelijk dat de nieuwe EOR niet slechts “meer van hetzelfde” is, maar een echte “New Deal” voor onderzoek, technologie en innovatie in de EU. Centraal in de “New Deal” staat de doelstelling om de impact van innovatie op de economie en de samenleving drastisch te doen toenemen. De EU-27 is vastbesloten om met deze “New Deal” een halt toe te roepen aan het voortdurende terreinverlies aan China en Zuid-Korea, zowel op het gebied van fundamenteel onderzoek als van toegepast onderzoek, octrooiaanvragen en hightechproducten en -diensten. De “New Deal” is erop gericht de voorlichting en opleiding van de Europese burgers op het gebied van alle vormen van O&O, innovatie en ondernemerschap nog te verbeteren, en zo het innovatievermogen van de Europese samenleving ten volle te benutten.

2.2.

Het EESC staat achter de manier waarop de Europese Commissie het effect van innovatie op de economie en de samenleving wil vergroten en beklemtoont dat het maatschappelijk middenveld als katalysator voor sociale innovatie werkt. De participatie van het maatschappelijk middenveld is nu belangrijker dan ooit, en echte sociale innovatie vindt pas plaats wanneer de maatschappelijke organisaties erbij betrokken worden (2).

2.3.

Azië, met name China en Korea, heeft zijn prestaties op het gebied van onderzoek, technologie en innovatie de afgelopen 20 jaar enorm verbeterd. China heeft niet alleen zijn aandeel in de uitgaven voor O&O verhoogd van 0,55 % (1995) tot 2,2 % (2018), maar heeft de EU ook overtroffen wat betreft het totale budget dat aan O&O wordt besteed. In 2017 gaf China 496 miljard USD daaraan uit, terwijl dat in de EU 430 miljard USD was. Uit het scorebord van industriële investeringen in O&O in de EU van 2020 blijkt dat bedrijven in de EU tussen 2018 en 2019 de investeringen in O&O met 5,6 % hebben opgevoerd, Amerikaanse ondernemingen met 10,8 % en Chinese ondernemingen met 21 %.

2.4.

Uit de verslagen van het scorebord voor wetenschap, technologie en industrie van de OESO blijkt onder meer dat de EU vooral achterloopt op het gebied van digitale dienstverlenende bedrijven en zogenaamde baanbrekende technologiegedreven innovaties. Europa moet voluit gaan voor digitalisering door economische kansen te benutten, maar moet daarbij de maatschappelijke waarden en de grondrechten beschermen. Met het oog op de ontwikkeling van een Europese aanpak op het gebied van vooruitgang is het zeer wenselijk dat in alle initiatieven van de Commissie de mens centraal staat (3).

2.5.

Het bevorderen van de ontwikkeling van baanbrekende innovaties (4), waarbij erop wordt toegezien dat de transitie eerlijk verloopt, is een van de belangrijkste uitdagingen in de nabije toekomst.

2.6.

Het EESC staat volledig achter het idee om duidelijk de focus te leggen op de “dubbele transitie”, d.w.z. de digitale transitie en de Green Deal.

2.7.

Ook is het ingenomen met de inspanningen om de resultaten van O&I snel om te zetten in duurzame bedrijfsactiviteiten. Om ervoor te zorgen dat O&I de economie en de werkgelegenheid in de EU ondersteunen, is het met name van belang erop toe te zien dat de transitie naar een groener en klimaatvriendelijk Europa en een eerlijke digitale toekomst, met inachtneming van de rechten en de positie van werknemers, eerlijk verloopt, zoals uiteengezet in het document.

2.8.

Het EESC is verheugd dat het nieuwe EOR-document over het geheel genomen in overeenstemming is met de SDG’s en deze ook ondersteunt. De overgang naar een veerkrachtigere Europese economie moet worden bevorderd. Tegelijkertijd is een inclusieve wederopbouw, waarbij geen enkele Europese burger aan zijn lot wordt overgelaten, van essentieel belang voor de overgang naar een duurzame Europese economie (5).

2.9.

Het EESC wijst erop dat een intelligente mix van O&O-instrumenten op alle niveaus (regionaal, nationaal, EU-niveau) belangrijk is. Ook moeten O&O en innovatie worden bevorderd door gebruik te maken van de grote structuurfondsen van de EU, alsmede via directe en indirecte maatregelen (bijv. belastingprikkels) voor O&O.

3. De Europese Onderzoekruimte in een nieuwe context

3.1.

Zoals het EESC al in zijn algemene opmerkingen heeft aangegeven, is het duidelijk van mening dat de EU, als haar strategie voor onderzoek, technologie en innovatie “meer van hetzelfde” blijft, zal achterblijven bij de wereldwijde concurrentie op het gebied van onderzoek, technologie en innovatie, met name ten opzichte van China, Korea en de VS.

3.2.

Het EESC onderstreept dat het beginsel van wetenschappelijke en ethische integriteit in acht moet worden genomen, om zo financieel verlies en wetenschappelijke mislukkingen te voorkomen en de menselijke gezondheid niet in gevaar te brengen.

3.3.

Het EESC moedigt de Europese Commissie aan om een “New Deal”-agenda voor onderzoek, technologie en innovatie in de EU op te stellen.

3.4.

Geavanceerde, efficiënt beheerde O&I-infrastructuur is cruciaal voor de versnelde omzetting van O&I.

3.5.

Het dagelijks beheer van deze O&I-infrastructuur kan volgens het EESC worden geprofessionaliseerd. De benutting van sommige van deze dure O&I-infrastructuur is relatief gering: in sommige gevallen gaat het niet eens om 25 % van de jaarlijkse werktijd.

3.6.

Het EESC is ingenomen met de initiatieven van de Europese Commissie op het gebied van open wetenschap (EOSC).

3.7.

Het EESC is het ermee eens dat de in het document vermelde strategische sleuteltechnologieën van groot belang zijn voor de EU, en stelt voor daaraan nog de volgende cruciale technologieën en sectoren toe te voegen:

digitale bedrijfsmodellen;

technologieën voor de productie van goederen en levensmiddelen;

klinisch onderzoek en de farmaceutische en biotechnologische sector;

ruimtevaarttechnologieën;

schoon water en sanitaire voorzieningen.

3.8.

Op dit moment zijn het de digitale bedrijfsmodellen die wereldwijd de snelste groei kennen, en dat zal de komende jaren ook zo blijven. Te denken valt aan e-commerce (bijv. Amazon), Industrie 4.0, elektronisch bankieren, e-gaming, digitale sociale netwerken (bijv. Facebook), e-security enz.

3.9.

Onderzoek in de sociale en geesteswetenschappen is van groot belang voor de complexe vernieuwing van de EOR-agenda.

3.10.

Het onderzoek in de EU loopt evenwel achterop bij het aanvragen van octrooien. Azië heeft zijn aandeel in de wereldwijde octrooiaanvragen vergroot. In 2019 kwam 65 % van de mondiale octrooiaanvragen uit Azië. Het aandeel van Europa in octrooien is gedaald en bedraagt nu 11,3 % van de wereldwijde octrooiaanvragen.

3.11.

Andere belangrijke O&I-onderwerpen omvatten (maar zijn niet beperkt tot) de productie van goederen (die altijd een sterk punt van de EU is geweest en dat nog steeds is), IT, software en AI, en mediumtech.

3.12.

De meeste banen in de EU zijn nog steeds te vinden in de mediumtechsector (eveneens altijd al een sterk punt van de EU). Hightech is natuurlijk belangrijk, maar er is ook veel groei- en werkgelegenheidspotentieel in de mediumtechsector.

3.13.

De coronacrisis stelt de mensheid zwaar op de proef en het is dan ook zaak al het mogelijke te doen om vaccins en behandelingen tegen COVID-19 te ontwikkelen. Deze crisis heeft een aantal problemen aan het licht gebracht waar we ons dringend over moeten buigen willen we soortgelijke pandemieën in de toekomst voorkomen; zo moeten we met name gaan nadenken over onze relatie met de natuur en de dieren. De Europese O&I-sector moet een belangrijke rol spelen bij het in kaart brengen, bestuderen en oplossen van deze problemen. Anderzijds mag de crisis niet als enige factor de koers van de langetermijnstrategie van de EU inzake O&I bepalen.

3.14.

Talrijke studies tonen aan dat de EU ook achterloopt op de VS en Azië wat de ondernemerscultuur betreft. Deze moet aan bod komen in het onderwijs, met inbegrip van het hoger onderwijs, en moet aandacht krijgen in het hele proces, van innovatie in fundamenteel en toegepast onderzoek tot het in de handel brengen van nieuwe technologieën. Ondernemerscultuur moet een kerncompetentie zijn in onderzoek, technologie en innovatie van de EU en daarmee natuurlijk ook in de nieuwe EOR.

4. De visie: een sterkere Europese onderzoeksruimte voor de toekomst

4.1.

In de mededeling wordt een aantal paragrafen gewijd aan nieuwe gemeenschappelijke technologische routekaarten, een nieuwe industriële strategie en in de ogen van de Commissie cruciale toekomstige technologieën. Het EESC wil er nogmaals op wijzen dat al deze onderwerpen in nauw verband met de SDG’s moeten worden gezien. Met andere woorden: O&O moet met name worden gestimuleerd binnen de nieuwe EOR en de gemeenschappelijke technologische routekaarten, waar elk van de 17 gebieden van de SDG’s kan worden ondersteund. Het EESC is ervan overtuigd dat een constructieve sociale en burgerdialoog op elk niveau zal bijdragen tot het welslagen van de strategie.

4.2.

Het is een goede zaak dat de samenwerking op het gebied van onderzoek, technologie en innovatie binnen de EU wordt versterkt. De afzonderlijke EU-lidstaten zijn te klein om te kunnen concurreren met grote onderzoekslanden als de VS en China en kunnen niet profiteren van “schaalvoordelen”, die vooral voor baanbrekende innovaties zeer belangrijk zijn. Europa heeft uitstekende prestaties geleverd op het gebied van wetenschap en technologie, en de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling maken integraal deel uit van de Europese economie. Europa was de thuishaven van enkele van de meest vooraanstaande onderzoekers in verschillende wetenschappelijke disciplines, met name natuurkunde, wiskunde, scheikunde en techniek. Het wetenschappelijk onderzoek in Europa wordt gesteund door de industrie, de Europese universiteiten en diverse wetenschappelijke instellingen. De resultaten van het Europees wetenschappelijk onderzoek behoren steevast tot de wereldtop. Waar samenwerking een belangrijk aspect is van efficiënte innovatie voor het genereren van nieuwe producten en diensten, is concurrentie de belangrijkste drijvende kracht achter innovatie in de wereldeconomie. Daarom pleit het EESC ervoor dat de lidstaten zich in het kader van de “New Deal” voor onderzoek, technologie en innovatie in de EU in gelijke mate op samenwerking en concurrentie richten.

4.3.

De Europese Innovatieraad en het Europees Instituut voor innovatie en technologie met zijn kennis- en innovatiegemeenschappen worden beschouwd als waardevolle partners en instrumenten bij de “versnelde omzetting van O&I” en bij het verleggen van de focus van de O&I-sector van de EU naar het genereren van baanbrekende innovaties die inspelen op concrete behoeften van burgers en bedrijven, met name in verband met grote maatschappelijke uitdagingen.

5. O&I omzetten in economische resultaten

5.1.

In de mededeling staat: “De EU heeft een achterstand op haar voornaamste mondiale concurrenten wat betreft de O&O-intensiteit van de bedrijven, met name in hightechsectoren, en wat betreft de schaalvergroting van innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen, met negatieve gevolgen voor de productiviteit en het concurrentievermogen. […] Investeringen in innovatie in de bedrijfs-, diensten- en openbare sector aantrekken is cruciaal om deze trend te keren en om de industriële en technologische soevereiniteit van Europa te versterken. De EU moet haar uitmuntende onderzoeks- en innovatieresultaten optimaal benutten om de groene en digitale transities van de EU-economie te ondersteunen”. Het EESC sluit zich hierbij aan, maar wil benadrukken dat met name de digitale transitie een verantwoorde aanpak van onderzoek, technologie en innovatie vereist. Het EESC herhaalt dat het zich volledig kan vinden in het streven van de EU naar betrouwbare en mensgerichte artificiële intelligentie (AI), en roept nogmaals op tot een “human-in command”-benadering van AI, waar het al sinds zijn eerste advies over AI uit 2017 voor pleit (6).

5.2.

Waar het gaat om de snelheid waarmee O&O-resultaten worden omgezet in innovatieve producten en diensten loopt Europa met name achter op de VS en Azië. In het kader van haar beleid inzake onderzoek, technologie en innovatie zou de Commissie zich dan ook moeten richten op “excellentie” én “snelheid”.

5.3.

De Commissie is duidelijk van mening dat de nodige aandacht moet uitgaan naar de innovatieketen en de omzetting van O&I in levensvatbare producten. De meeste in het document voorgestelde acties en maatregelen zijn echter nog steeds gericht op de inputzijde van de innovatieketen (hoger onderwijs, onderzoeksloopbanen voor getalenteerde mensen, meer geld voor openbaar en fundamenteel onderzoek enz.).

5.4.

Het EESC moedigt de Commissie aan om evenveel aandacht te besteden aan de input- als aan de outputzijde van de innovatieketen.

5.5.

Ook dringt het er bij de Commissie op aan om marktgedreven innovaties verder te stimuleren, bijvoorbeeld door:

lead-user-concepten te bevorderen;

te investeren in systematisch onderzoek naar sociale innovatie om zo te kunnen inschatten of er al snel een breed maatschappelijk draagvlak zal zijn voor nieuwe producten en diensten.

6. Dienstensector

6.1.

Industriële productieprocessen kunnen in hoge mate worden geautomatiseerd, zodat zeer grote partijen kunnen worden geproduceerd met lage arbeidskosten en wereldwijd concurrerende productiekosten — en dat ondanks de hoge Europese uurlonen. Wat de dienstensector aangaat liggen de zaken ingewikkelder. Ook bedrijfsmodellen voor digitale diensten kunnen in hoge mate worden geautomatiseerd. Diensten aan individuen, zoals kappersdiensten, massages enz., kunnen echter niet worden geautomatiseerd. Om al deze redenen zou de EU er goed aan doen in haar nieuwe O&I-strategie te streven naar een evenwicht tussen hoogtechnologische industriële productie en de dienstensector.

7. Verdieping van het kader voor onderzoeksloopbanen

7.1.

Het EESC is ingenomen met de in de mededeling voorgestelde maatregelen om de technologische en wetenschappelijke uitmuntendheid en de mobiliteit van jonge onderzoekers te vergroten, maar moedigt de Commissie aan om ook meer maatregelen te nemen ter bevordering van het ondernemerschap van jonge onderzoekers en innovators. Het gaat dan ook om betere loopbaanvooruitzichten voor onderzoekers en hogere salarissen, vooral voor onderzoekers aan het begin van hun loopbaan. Bovendien lijkt het zinvol om universiteiten te verbinden met economische entiteiten teneinde ervoor te zorgen dat innovaties worden omgezet in verkoopbare producten. Het EESC stelt voor om één register van EU-onderzoekers en -innovators te creëren, met basisgegevens over professioneel onderzoek, zodat onderzoekers en innovators in de EU nader tot elkaar komen.

7.2.

Cruciale vaardigheden en innovatiecultuur, nieuwe leer- en onderwijstechnologieën, persoonlijke scholing.

7.2.1.

Het EESC wil er nogmaals op wijzen dat niet alleen strategische sleuteltechnologieën, maar ook cruciale vaardigheden voor werknemers en een innovatiecultuur binnen alle ondernemingen in de EU van groot belang zijn om de EU te laten floreren.

7.2.2.

Belangrijk voor de nieuwe EOR-agenda, de nieuwe O&I-agenda en het nieuwe “pact voor onderzoek en innovatie in Europa” is met name het bevorderen van een innovatie- en ondernemerscultuur in EU-bedrijven, zowel bij het management als bij de werknemers, bijvoorbeeld door het aanbieden van passende scholing aan werknemers.

8. Betrokkenheid van burgers

8.1.

Het EESC is het eens met de opmerking in de mededeling dat “De betrokkenheid van burgers, lokale gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld […] de kern [zal] vormen van de nieuwe EOR om tot een grotere maatschappelijke impact te komen en het vertrouwen in de wetenschap te vergroten”. Het EESC staat achter de aanpak van de Europese Commissie, die uitgaat van het idee dat “onderzoeksorganisaties en ondernemingen de burgers [moeten] betrekken bij technologiekeuzen”.

8.2.

De sociale partners en maatschappelijke organisaties zoals consumentenorganisaties en ngo’s moeten actief bij de Europese O&I-processen en -projecten worden betrokken, met name wanneer het onderzoek gevolgen heeft voor de mensen of de zaak die zij vertegenwoordigen. Participatie in een vroeg stadium zal de inzet, het begrip en de betrokkenheid van de partners ten goede komen en het draagvlak voor innovatie verbreden, en zal rechtvaardige transities, die met name noodzakelijk zijn voor baanbrekende innovaties, stimuleren. Ook zullen onderzoekers op deze manier meer inzicht krijgen in de impact van hun innovaties op de samenleving in het algemeen en kunnen zij potentiële negatieve effecten gemakkelijker in een vroeg stadium aanpakken. Het EESC zou dan ook graag zien dat in het geval van onderzoeksgebieden die een impact hebben op andere gebieden, wordt gekozen voor een multidisciplinaire aanpak. Een voorbeeld daarvan is AI; het EESC heeft er al toe opgeroepen om disciplines als geesteswetenschappen, rechten, economie, ethiek en psychologie te betrekken bij O&I op het gebied van AI, zodat verder wordt gekeken dan de louter technische dimensie (7).

8.3.

De economie van de EU is sterk afhankelijk van de uitvoer van haar goederen en diensten.

8.4.

Technologiekeuzen moeten dus gebaseerd zijn op de voorkeuren op het vlak van goederen en diensten van de EU-burgers en de rest van de 7,8 miljard mensen op de wereld. Het EESC verzoekt de Commissie om met name met het oog op de verwezenlijking van de SDG’s van de VN de nadruk te leggen op O&I.

8.5.

Zoals te lezen staat in de algemene opmerkingen moeten politici, de media en de samenleving beter worden doordrongen van het belang van onderzoek, technologie en innovatie.

8.6.

Daarom is het in de context van de mededeling en de nieuwe EU-strategie voor onderzoek, technologie en innovatie ook zaak om slimme middelen en strategieën te ontwikkelen om mensen het belang van onderzoek, technologie en innovatie én van de resultaten ervan duidelijk te maken.

9. Governance van de nieuwe EOR

9.1.

Het EESC is het ermee eens dat een transparant monitoringsysteem (EOR-scorebord) van essentieel belang is om de prestaties van de EU in de wereldwijde concurrentiestrijd op het gebied van onderzoek, technologie en innovatie te monitoren. Ook werpt het zich op als pleitbezorger voor een nieuwe governance op het gebied van onderzoek, zodat administratieve en regelgevende belemmeringen voor innovatie uit de weg kunnen worden geruimd.

Brussel, 24 maart 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1) Voorstellen van het EESC voor wederopbouw en herstel na de COVID-19-crisis: “De EU moet zich laten leiden door het beginsel dat zij een gemeenschap van landen met eenzelfde lotsbestemming is”, (PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1), par. 5.3.1.

(2) Voorstellen van het EESC voor wederopbouw en herstel na de COVID-19-crisis: “De EU moet zich laten leiden door het beginsel dat zij een gemeenschap van landen met eenzelfde lotsbestemming is,” (PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1), par. 6.8.

(3)PB C 364 van 28.10.2020, blz. 101.

(4) Clayton M. Christensen, The Innovator’s Dilemma — When New Technologies Cause Great Firms to Fail, 2016.

(5) Voorstellen van het EESC voor wederopbouw en herstel na de COVID-19-crisis: “De EU moet zich laten leiden door het beginsel dat zij een gemeenschap van landen met eenzelfde lotsbestemming is”, (PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1), par. 5.3.1.

(6)PB C 288 van 31.8.2017, blz. 1.

(7)PB C 288 van 31.8.2017, blz. 1.