P9_TA(2020)0253Europese klimaatwet ***IAmendementen van het Europees Parlement aangenomen op 8 oktober 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet) (COM(2020)0080 — COM(2020)0563 — C9-0077/2020 — 2020/0036(COD))(1)(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)2021/C 395/22
P9_TA(2020)0253Europese klimaatwet ***IAmendementen van het Europees Parlement aangenomen op 8 oktober 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet) (COM(2020)0080 — COM(2020)0563 — C9-0077/2020 — 2020/0036(COD))(1)(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)2021/C 395/22
Artikel 8 bis
In dit verband maakt de Unie een einde aan de bescherming van investeringen in fossiele brandstoffen in het kader van de modernisering van het Verdrag inzake het Energiehandvest.
Artikel 9 bis Beoordeling
De Commissie voert, zes maanden na elke algemene inventarisatie als bedoeld in artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs, een beoordeling uit van alle onderdelen van deze verordening in het licht van de beste beschikbare en meest actuele wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de meest recente bevindingen en aanbevelingen van de IPCC en de ECCC, alsook in het licht van de beste beschikbare en meest actuele internationale ontwikkelingen en inspanningen om de temperatuurstijging tot 1,5 oC te beperken, en legt hierover een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, dat, waar passend, vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 10 bis Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/842
Aan artikel 5 van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (1) worden de volgende leden toegevoegd:
“5 bis.In de transacties die op grond van de in artikel 5, lid 5, bedoelde bepaling worden verricht, wordt de minimumprijs voor de jaarlijkse emissieruimte vastgesteld op 100 EUR per ton CO2-equivalent.
5 ter.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij op grond van dit lid hebben genomen en maken uiterlijk op 31 maart 2025 hun voornemen kenbaar om gebruik te maken van de in artikel 5, lid 5, bedoelde bepalingen.
5 quater.Uiterlijk op 30 juni 2025 beoordeelt de Commissie het voornemen van alle lidstaten om gebruik te maken van de in artikel 5, lid 5, bedoelde bepalingen en maakt zij de gevolgen van het gebruik van deze bepalingen voor de begroting openbaar.”.