Home

P9_TA(2020)0306InvestEU-programma ***IAmendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 november 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2020)0403 – C9-0158/2020 – 2020/0108(COD))(1)(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)Amendement 12021/C 415/18

P9_TA(2020)0306InvestEU-programma ***IAmendementen van het Europees Parlement aangenomen op 13 november 2020 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2020)0403 – C9-0158/2020 – 2020/0108(COD))(1)(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)Amendement 12021/C 415/18

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173 en artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote symmetrische schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie , met enorme asymmetrische sociale en economische effecten in de verschillende lidstaten en regio’s . De economische activiteit in de EU is als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors teruggelopen. Volgens de Europese economische prognose van de Commissie van de zomer van 2020 is de verwachting dat het bbp in de EU in 2020 met ongeveer 8,3 % zal krimpen, meer dan na de Europese economische prognose van het voorjaar van 2020 werd verwacht, en veel meer dan tijdens de financiële crisis in 2009. Niettemin zal in sommige sectoren sprake zijn van een nog grotere daling. De uitbraak van de pandemie heeft laten zien hoe de mondiale toeleveringsketens onderling verweven zijn en heeft een aantal kwetsbare punten aan het licht gebracht, zoals het feit dat strategische bedrijfstakken al te sterk afhankelijk zijn van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen , en het ontbreken van kritieke infrastructuur . Voor dergelijke kwetsbare punten moet er een oplossing komen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van micro-ondernemingen, zodat de noodrespons van de Unie kan worden verbeterd, maar ook de veerkracht van de hele economie, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels. Verwacht kan worden dat de investeringsactiviteit aanzienlijk is gedaald. Zelfs vóór de pandemie, toen de investeringsquotes in de Unie zich bleken te herstellen, bleven zij onder het niveau dat in een krachtig herstel mocht worden verwacht en waren zij ontoereikend om de jarenlange onderinvesteringen na de crisis van 2009 te compenseren. Belangrijker is dat de huidige investeringsniveaus en -prognoses niet de behoeften aan structurele investeringen van de Unie dekken voor een nieuwe start en voor het behoud van de groei op de lange termijn, rekening houdend met de technologische veranderingen en het mondiale concurrentievermogen, onder meer wat betreft innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid of vergrijzing aan te gaan. Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie, onder meer in het kader van de mededelingen van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal, van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor een duurzaam Europa, van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa en van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa , en de ondersteuning van een snel, duurzaam, inclusief , blijvend en gezond economisch herstel is steun dan ook noodzakelijk om marktfalen en suboptimale investeringssituaties aan te pakken en de investeringskloof in specifieke sectoren te dichten.

  2. Uit evaluaties is gebleken dat de verscheidenheid aan financiële instrumenten die in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn gecreëerd, heeft geleid tot overlappingen wat hun toepassingsgebied betreft. Deze verscheidenheid heeft ook tot complexiteit geleid voor intermediairs en eindontvangers, die met verschillende subsidiabiliteits- en rapportageregels werden geconfronteerd. Het ontbreken van verenigbare regels heeft ook het combineren van verschillende fondsen van de Unie belemmerd, hoewel dergelijke combinaties gunstig zouden zijn geweest om projecten te ondersteunen die verschillende soorten financiering nodig hadden. Daarom moet onder meer op basis van de ervaringen met het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat in het kader van het investeringsplan voor Europa is opgericht, één enkel fonds, het InvestEU-fonds, worden opgericht om de steun aan de eindontvangers efficiënter te laten verlopen door de aangeboden financiering te groeperen en te vereenvoudigen onder één enkele begrotingsgarantieregeling, waardoor de impact van de steun van de Unie wordt vergroot en de uit de begroting van de Unie te betalen kosten worden verminderd.

  3. De afgelopen jaren heeft de Unie ambitieuze strategieën en teksten aangenomen om de interne markt te voltooien en duurzame en inclusieve groei en banen te stimuleren, zoals “Europa 2020 — een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” van 3 maart 2010, het “Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie” van 30 september 2015, “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” van 22 mei 2018, het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027, het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” van 30 november 2016, “Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie” van 2 december 2015, “Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit” van 20 juli 2016, het “Europees defensieactieplan” van 30 november 2016, de “Oprichting van het Europees Defensiefonds” van 7 juni 2017, de “Ruimtestrategie voor Europa” van 26 oktober 2016, de “Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten” van 13 december 2017, de langetermijnstrategie voor 2050 “Een schone planeet voor iedereen” van 28 november 2018, de “Europese Green Deal” van 11 december 2019, het “Investeringsplan voor de Europese Green Deal” van 14 januari 2020, “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, de “Strategie om de digitale toekomst van Europa vorm te geven”, de “Datastrategie” en de “Mededeling inzake artificiële intelligentie” van 19 februari 2020, de [Verordening tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)], “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” van 10 maart 2020, de “Kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” van 10 maart 2020 , de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 van 20 mei 2020, Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088, de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem en de waterstofstrategie van 8 juli 2020 . Het InvestEU-fonds moet de synergieën tussen deze wederzijds versterkende strategieën benutten en versterken door steun te verlenen voor investeringen en toegang tot financiering.

  4. Op het niveau van de Unie vormt het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid het kader om de nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en de uitvoering ervan te monitoren. De lidstaten ontwikkelen, in voorkomend geval in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden gepresenteerd om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen of EU-middelen, of met beide, moeten worden ondersteund. Voorts moeten deze strategieën op samenhangende wijze gebruik maken van de EU-financiering en de toegevoegde waarde maximaliseren van de financiële steun die met name uit hoofde van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de faciliteit voor herstel en veerkracht en het InvestEU-fonds wordt verleend.

  5. Het InvestEU-fonds dient bij te dragen aan een sterker concurrentievermogen en een grotere sociaal-economische convergentie en cohesie van de Unie, onder meer op het gebied van innovatie en digitalisering, het efficiënte gebruik van hulpbronnen volgens de beginselen van de circulaire economie, de duurzaamheid en inclusiviteit van de economische groei van de Unie en de sociale veerkracht en integratie van de kapitaalmarkten van de Unie, onder meer via oplossingen om de versnippering daarvan tegen te gaan en de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te diversifiëren. Daartoe moet het InvestEU-fonds projecten ondersteunen die technisch en economisch levensvatbaar zijn, door een kader te bieden voor het gebruik van schuld-, risicodelings-, eigenvermogens- en quasi- eigenvermogensinstrumenten (zoals hybride schulden, achtergestelde schulden of converteerbaar eigen vermogen) op basis van een garantie uit hoofde van de begroting van de Unie en, naargelang van het geval, door financiële bijdragen van uitvoerende partners. Het InvestEU-fonds moet vraaggestuurd zijn en moet er tegelijkertijd op gericht zijn strategische voordelen op lange termijn te leveren met betrekking tot essentiële terreinen van het beleid van de Unie die anders niet of onvoldoende zouden worden gefinancierd, zodat wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Steun in het kader van het InvestEU-fonds moet een breed scala aan sectoren en regio’s bestrijken, maar moet buitensporige sectorale of geografische concentratie vermijden en moet zorgen voor de bevordering van projecten met partnerentiteiten en projecten die de ontwikkeling van netwerken, clusters en hubs voor digitale innovatie stimuleren in ▌regio’s over de gehele EU.

  6. De culturele en de creatieve sector zijn belangrijke en snel groeiende sectoren in de Unie, die een belangrijke rol kunnen spelen bij het garanderen van een duurzaam herstel en zowel economische als culturele waarde uit intellectuele eigendom en individuele creativiteit genereren. De beperkingen op zowel sociale contacten als de organisatie van evenementen die aan het begin van de COVID-19-crisis werden ingevoerd, worden steeds verder aangescherpt en hebben echter aanzienlijke negatieve economische effecten teweeggebracht voor deze sectoren en degenen die erin werkzaam zijn, met mogelijkerwijs structurele problemen op de lange termijn wat betreft de toegang tot de garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector die is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad, (1) of complexe financiële instrumenten . Voorts hebben kmo’s en organisaties uit deze sectoren vanwege de immateriële aard van hun activa beperkte toegang tot particuliere financiering, hetgeen onontbeerlijk is om op internationaal niveau te kunnen investeren, doorgroeien en concurreren. Het InvestEU-programma moet de toegang tot financiering voor kmo’s en organisaties uit de culturele en creatieve sector blijven bevorderen. De culturele en creatieve sector, de audiovisuele wereld en de media zijn essentieel voor onze culturele diversiteit en voor de ontwikkeling van democratische en coherente samenlevingen in het digitale tijdperk, en een intrinsiek onderdeel van onze soevereiniteit en autonomie, en strategische investeringen in audiovisuele en media-inhoud en technologie zullen bepalend zijn voor het concurrentievermogen van de sectoren en hun vermogen om op lange termijn kwalitatief hoogwaardige inhoud te produceren en verspreiden voor een breed publiek over de nationale grenzen heen , waarbij pluralisme en de vrijheid van meningsuiting worden geëerbiedigd .

  7. Om duurzame en inclusieve groei, investeringen en werkgelegenheid te bevorderen, en aldus bij te dragen aan een beter welzijn, een eerlijkere inkomensverdeling en meer economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie, moet het InvestEU-fonds steun verlenen voor investeringen in materiële en immateriële activa, waaronder cultureel erfgoed. De door InvestEU gefinancierde projecten moeten voldoen aan de milieu- en sociale normen van de Unie, met inbegrip van de arbeidsrechten. Steun uit het InvestEU-fonds moet een aanvulling vormen op steun van de Unie die wordt verleend via subsidies.

  8. De Unie heeft haar goedkeuring gehecht aan de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (“Agenda 2030”), de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van die Agenda (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(1) (“Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering”) en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Om deze doelstellingen te bereiken alsmede de doelstellingen die bepaald zijn in het milieubeleid van de Unie, moeten de maatregelen voor duurzame ontwikkeling aanzienlijk worden uitgebreid. Daarom moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling een prominente plaats innemen bij de vormgeving van het InvestEU-fonds.

  9. Het InvestEU-programma moet bijdragen tot de opbouw van een duurzaam financieel stelsel in de Unie dat de heroriëntering van particulier kapitaal naar duurzame investeringen ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen die zijn geformuleerd in de mededelingen van de Commissie van 8 maart 2018 over het actieplan voor de financiering van duurzame groei , van 10 maart 2020 over een nieuwe industriestrategie voor Europa, van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa en ▌van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor de Europese Green Deal.

  10. Om uitdrukking te geven aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de toezeggingen van de Unie voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de SDG’s, zal het InvestEU-programma bijdragen tot het mainstreamen van klimaatacties en tot het realiseren van de algemene doelstelling om ten minste 30 % van de uitgaven uit de begroting van de Unie aan klimaatdoelen te besteden. Bij de acties in het kader van het InvestEU-programma zal naar verwachting ten minste 30 % van de totale financiële middelen van het InvestEU-programma aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen. De desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het InvestEU-programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de betrokken evaluatie- en herzieningsprocedures.

  11. De bijdrage van het InvestEU-fonds aan de verwezenlijking van het klimaatstreefdoel zal worden gevolgd aan de hand van het klimaatvolgsysteem van de Unie dat door de Commissie in samenwerking met potentiële uitvoerende partners moet worden ontwikkeld, waarbij op passende wijze gebruik zal worden gemaakt van de criteria die bij [de verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen(1)] zijn vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit duurzaam is uit milieuoogpunt. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de uitvoering van andere aspecten van de SDG’s.

  12. Volgens het Global Risks Report 2018 van het World Economic Forum heeft de helft van de tien meest kritieke risico’s die de wereldeconomie bedreigen, betrekking op het milieu. Die risico’s zijn onder meer lucht-, bodem-, binnenwateren- en oceaanverontreiniging, extreme weersomstandigheden, biodiversiteitsverlies en gebrekkige mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering. Milieubeginselen zijn sterk verankerd in de Verdragen en in tal van beleidsdomeinen van de Unie. Daarom moet het mainstreamen van milieudoelstellingen in de verrichtingen met betrekking tot het InvestEU-fonds worden bevorderd. Milieubescherming en de preventie en het beheer van daarmee samenhangende risico’s moeten worden geïntegreerd in de voorbereiding en de uitvoering van investeringen. De Unie moet ook haar uitgaven met betrekking tot biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging traceren om te voldoen aan de rapportageverplichtingen krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit(1) en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad(1). Investeringen op basis van doelstellingen inzake ecologische duurzaamheid moeten daarom worden getraceerd met behulp van gemeenschappelijke methoden die coherent zijn met die welke zijn ontwikkeld in het kader van andere Unieprogramma’s met betrekking tot klimaat, biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging, zodat de individuele en gecombineerde effecten van investeringen op de belangrijkste componenten van het natuurlijke kapitaal, waaronder lucht, water, land en biodiversiteit, kunnen worden beoordeeld.

  13. Investeringsprojecten waarvoor met name op het gebied van infrastructuur substantiële steun van de Unie wordt verleend, moeten door de uitvoerende partner worden gescreend om na te gaan of deze gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat of de maatschappij. Investeringen die dergelijke gevolgen hebben, moeten worden onderworpen aan een duurzaamheidstoets in overeenstemming met de richtsnoeren die de Commissie in nauwe samenwerking met potentiële uitvoerende partners in het kader van het InvestEU-programma moet ontwikkelen. In deze richtsnoeren moet een passend gebruik worden gemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame investeringen] om te bepalen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is en coherent met de richtsnoeren die voor andere programma’s van de Unie zijn ontwikkeld. Dergelijke richtsnoeren moeten conform het evenredigheidsbeginsel passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen, en projecten die een bepaalde, in de richtsnoeren vast te stellen omvang niet overschrijden, moeten worden uitgesloten van de duurzaamheidstoets. Indien de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, moet hij hiervoor een motivering verstrekken aan het voor het InvestEU-fonds ingestelde investeringscomité. Verrichtingen die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen, mogen niet in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening.

  14. De lage investeringspercentages voor infrastructuur in de Unie tijdens de financiële crisis en opnieuw tijdens de COVID-19-crisis ondermijnen het vermogen van de Unie ▌om duurzame groei, het streven naar klimaatneutraliteit, concurrentievermogen , opwaartse convergentie van de leefomstandigheden in de Unie en het scheppen van werkgelegenheid te stimuleren. Ook ontstaat er een risico op toenemende verschillen en ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten en wordt de langetermijnontwikkeling van regio’s getroffen , hetgeen een grote weerslag heeft op de convergentie en cohesie van de Unie en met name is terug te zien op het gebied van digitale infrastructuur . Het is van cruciaal belang om ondersteuning te bieden voor connectiviteit via (super)snelle breedbandverbindingen in alle plattelands- en stedelijke regio’s van de Unie, om digitale start-ups en innovatieve kmo’s te helpen hun concurrentievermogen te vergroten en deze ondernemingen in staat te stellen door te groeien, en om de digitale transformatie van de gehele economie in een stroomversnelling te brengen, teneinde zowel het concurrentievermogen op de lange termijn als de veerkracht van de economie van de Unie te vergroten . Om de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de SDG’s, en de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 te halen, zijn forse investeringen in de infrastructuur van de Unie van fundamenteel belang, met name met betrekking tot interconnectie en energie-efficiëntie en met het oog op de invoering van een interne Europese vervoersruimte. De steun uit het InvestEU-fonds moet dan ook gericht zijn op investeringen in vervoer, energie, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en andere veilige en duurzame emissiearme energiebronnen, milieu-infrastructuur, infrastructuur voor klimaatactie en maritieme en digitale infrastructuur. In het InvestEU-programma moet prioriteit worden gegeven aan gebieden waar onvoldoende wordt geïnvesteerd en die bijkomende investeringen nodig hebben. Om het effect en de toegevoegde waarde van de financieringssteun van de Unie te maximaliseren, is het aangewezen een gestroomlijnd investeringsproces te bevorderen dat zorgt voor zichtbaarheid van de projectenpijplijn en maximale synergie tussen de betrokken programma’s van de Unie tot stand brengt op gebieden als vervoer, energie en digitalisering. Gelet op bedreigingen op het vlak van veiligheid en beveiliging moeten investeringsprojecten waarvoor steun van de Unie wordt verstrekt, maatregelen inhouden inzake bestendigheid van de infrastructuur, onder meer het onderhoud en de veiligheid van de infrastructuur, en moet rekening worden gehouden met de beginselen inzake bescherming van burgers in de publieke ruimte. Een en ander moet een aanvulling vormen op de inspanningen van andere fondsen van de Unie, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, waarmee steun wordt verleend voor de veiligheidscomponenten van investeringen met betrekking tot de publieke ruimte, vervoer, energie en andere kritieke infrastructuur.

  15. In voorkomend geval moet het InvestEU-programma bijdragen tot de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad(1) en de governanceverordening(1), alsmede energie-efficiëntie in investeringsbesluiten stimuleren.

  16. Echte multimodaliteit is een kans om een efficiënt en milieuvriendelijk vervoersnetwerk tot stand te brengen dat het potentieel van alle vervoersmiddelen maximaal benut en onderlinge synergie creëert. Het InvestEU-programma moet worden ingezet ter ondersteuning van investeringen in multimodale vervoersknooppunten, die ondanks hun aanzienlijk economisch potentieel en hun aanmerkelijke businesscases een groot risico voor particuliere investeerders inhouden. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de ontwikkeling en invoering van intelligente vervoerssystemen (ITS). Het InvestEU-programma moet een stimulans geven aan het ontwerp en de toepassing van technologieën om de veiligheid van voertuigen en weginfrastructuur te helpen verbeteren.

  17. Het InvestEU-programma moet een bijdrage leveren aan het beleid van de Unie met betrekking tot zeeën en oceanen, via de ontwikkeling van projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie, en aan de beginselen inzake duurzame financiering van deze blauwe economie. Dit kan maatregelen inhouden op het gebied van maritiem ondernemerschap en de maritieme sector, een innoverende en concurrerende maritieme sector, alsmede hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie.

  18. Hoewel het totale investeringsniveau in de Unie vóór de Covid-19-crisis toenam, waren investeringen in activiteiten met een hoger risico, zoals onderzoek en innovatie, nog steeds ontoereikend. Er wordt nu verwacht dat dergelijke investeringen zwaar zullen lijden onder de crisis. Onderzoek en innovatie zullen een cruciale rol spelen bij het te boven komen van de crisis, het consolideren van de veerkracht van de Unie ten aanzien van toekomstige uitdagingen, en het ontwikkelen van de noodzakelijke technologieën om het beleid en de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daarom dient de doelstelling om ten minste 3 % van het bbp van de Unie in onderzoek en innovatie te investeren, zoals door de lidstaten overeengekomen in het kader van de Europa 2020-strategie, te worden verwezenlijkt. Het InvestEU-fonds moet ontoereikende investeringsniveaus helpen voorkomen door in wezenlijke mate bij te dragen tot het verhogen van de publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie in de lidstaten, en aldus tot het verwezenlijken van de algemene doelstelling van ten minste 3 % van het bbp van de Unie. Om deze doelstelling te verwezenlijken moet het InvestEU-fonds zowel door de lidstaten als door de private sector worden aangevuld met meer investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie van hun kant, om onderinvesteringen in onderzoek en innovatie te voorkomen, die schadelijk zijn voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en voor de levenskwaliteit van haar burgers. Het InvestEU-fonds moet passende financiële producten aanbieden voor de verschillende stadia van de innovatiecyclus en een breed scala van belanghebbenden, met name om de opschaling en de uitrol van oplossingen op commerciële schaal in de Unie mogelijk te maken. Het doel is dergelijke oplossingen concurrerend te maken op de wereldmarkten en excellentie van de Unie op het gebied van duurzame technologieën op mondiaal niveau te bevorderen, in synergie met Horizon Europa en met betrokkenheid van de Europese Innovatieraad. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde financieringsinstrumenten, zoals InnovFin — EU-financiering voor innovatieve ondernemingen, die innoverende ondernemingen gemakkelijker en sneller toegang tot financiering verlenen, een stevige basis vormen voor deze gerichte steun.

  19. Toerisme , met inbegrip van de horeca, is een ▌onderdeel dat van strategisch belang is voor de economie van de Unie en maakt als sector ▌een bijzonder zware krimp door ten gevolge van de COVID-19-pandemie en de ingevoerde grenssluitingen en beperkingen op de sociale contacten . Deze krimp is vooral nadelig voor kmo’s en familiebedrijven en heeft niet alleen massale werkloosheid veroorzaakt die in het bijzonder vrouwen, jongeren, seizoenarbeiders en mensen in kwetsbare situaties treft, maar ook grote inkomstenverliezen met zich meegebracht voor tal van ondernemingen. Het InvestEU-programma moet bijdragen tot een versterking van het herstel, het concurrentievermogen op lange termijn en de duurzaamheid van deze sector alsook de waardeketens ervan, door verrichtingen ter bevordering van duurzaam, innovatief en digitaal toerisme te ondersteunen , waaronder innovatieve maatregelen om de voetafdruk van de sector voor klimaat en milieu terug te dringen, wanneer op de COVID-crisis wordt gereageerd . Het duurzame herstel van het toerisme moet bijdragen tot het scheppen van talrijke permanente, lokale banen van hoge kwaliteit, waardoor regio’s die sterk afhankelijk zijn van toerisme en met specifieke uitdagingen kampen in verband met hun economische ontwikkeling, investeringen zullen kunnen aantrekken die niet mogelijk zouden zijn zonder de slagkracht van het InvestEU-programma en het vermogen daarvan om particuliere investeerders aan te trekken dankzij de EU-garantie en het crowding-in-effect dat daarvan uitgaat.

  20. Er moeten dringend zware inspanningen worden geleverd om te investeren in de digitale transformatie, deze te stimuleren en de voordelen ervan ten goede te laten komen aan alle burgers en bedrijven in de Unie. Tegenover het sterke beleidskader van de strategie voor een digitale interne markt moeten nu investeringen met een soortgelijke ambitie komen te staan, onder meer in artificiële intelligentie, in overeenstemming met het programma Digitaal Europa.

  21. Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) vertegenwoordigen meer dan 99 % van de bedrijven in de Unie en hebben een aanzienlijke en zelfs cruciale economische waarde. Bij de toegang tot financiering komen zij echter voor moeilijkheden te staan omdat het risico in hun geval hoog wordt ingeschat en zij onvoldoende onderpand hebben. Kmo’s en ondernemingen in de sociale economie staan voor bijkomende uitdagingen omdat zij concurrerend moeten blijven en moeten inzetten op digitalisering, internationalisering, transformatie volgens de logica van een circulaire economie, alsmede op innovatie en bij- en nascholing van hun personeel. Kmo’s, met name in de dienstensector, de productiesector, de bouw, het toerisme en de culturele en creatieve sectoren, zijn bijzonder zwaar door de COVID-19-crisis getroffen. Voorts beschikken kmo’s en ondernemingen in de sociale economie over een beperkter aantal financieringsbronnen dan grotere ondernemingen omdat zij gewoonlijk geen obligaties uitgeven en slechts beperkte toegang hebben tot effectenbeurzen of grote institutionele beleggers. Innoverende oplossingen zoals de mogelijkheid voor werknemers om de eigendom van het bedrijf te verwerven of er een aandeel in te nemen komen ook steeds vaker voor bij kmo’s en ondernemingen in de sociale economie. De toegang tot financiering is nog moeilijker voor kmo’s waarvan de activiteiten op immateriële activa zijn gericht. Kmo’s in de Unie zijn in hoge mate afhankelijk van banken en van schuldfinanciering in de vorm van rekening-courantkredieten, bankleningen of leasing. Om beter in staat te zijn hun oprichting, groei, innovatie en duurzame ontwikkeling te financieren, concurrentieel te zijn en economische schokken op te vangen, en om de economie en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken in tijden van economische neergang, zodat zij in staat blijven werkgelegenheid en sociaal welzijn te creëren, moeten kmo’s die met de bovengenoemde uitdagingen worden geconfronteerd, worden ondersteund door de toegang tot financiering vlotter te maken en meer gediversifieerde financieringsbronnen ter beschikking te stellen. Deze verordening vormt ook een aanvulling op de initiatieven die reeds zijn genomen in het kader van de kapitaalmarktenunie. Het InvestEU-fonds moet daarom voortbouwen op succesvolle programma’s van de Unie, zoals het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming voorzien in werkkapitaal en investeringen alsook in financiering voor leasingtransacties, alsmede de gelegenheid bieden om te focussen op specifieke, meer doelgroepgerichte financiële producten. Het moet ook een maximale slagkracht verlenen aan publieke/particuliere financieringsvehikels, zoals het fonds voor beursintroducties van kmo’s (SME IPO), dat tot doel heeft kmo’s te ondersteunen door meer particulier en publiek eigen vermogen met name naar strategische ondernemingen te kanaliseren.

  22. Zoals aangegeven in de discussienota van de Commissie van 26 april 2017 over de sociale dimensie van Europa, de mededeling over de Europese pijler van sociale rechten, het kader van de Unie voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de mededeling “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, is het opbouwen van een inclusievere en rechtvaardige Unie een topprioriteit van de Unie om ongelijkheid te bestrijden en het beleid inzake sociale inclusie in Europa te bevorderen. Ongelijkheid van kansen heeft met name invloed op de toegang tot onderwijs, opleiding, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten. Investeringen in de sociale economie waar vaardigheden en menselijk kapitaal van belang zijn, alsmede in integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenleving kunnen de economische kansen vergroten, vooral als de investeringen worden gecoördineerd op het niveau van de Unie. De COVID-19-crisis heeft laten zien dat dergelijke investeringen de samenleving beter bestand helpen maken tegen crises. Bovendien heeft de crisis een grote behoefte aan investeringen in sociale infrastructuur en projecten op het gebied van sociale diensten, gezondheidszorg, onderwijs, zorg en sociale huisvesting aan het licht gebracht. Het InvestEU-fonds moet worden gebruikt om investeringen in onderwijs en opleiding te ondersteunen, met inbegrip van bij- en nascholing van werknemers, onder meer in regio’s die afhankelijk zijn van een koolstofintensieve economie en die door de structurele overgang naar een koolstofarme economie worden getroffen. Het moet worden gebruikt voor de ondersteuning van projecten met positieve sociale effecten en de versterking van de sociale inclusie door bij te dragen tot meer werkgelegenheid in alle regio’s, met name voor ongeschoolden en langdurig werklozen, alsmede door de situatie te verbeteren wat betreft gendergelijkheid, gelijke kansen, non-discriminatie, toegankelijkheid, gezondheidssector en sociale diensten, sociale huisvesting, dakloosheid, digitale inclusiviteit, gemeenschapsontwikkeling, de rol en de plaats van jongeren in de samenleving en van kwetsbare mensen, waaronder onderdanen van derde landen. Het InvestEU-programma moet ook ondersteuning bieden aan Europese cultuur en creativiteit met een maatschappelijk doel.

  23. Zowel vanuit maatschappelijk als economisch oogpunt heeft de COVID-19-crisis onevenredig grote gevolgen voor vrouwen, onder meer in de vorm van verlies van banen, onbetaalde zorglast en een toename van huiselijk geweld. Met volledige inachtneming van artikel 8 VWEU, moet het InvestEU-programma bijdragen tot de verwezenlijking van Uniebeleid op het gebied van gendergelijkheid en tot de bevordering en versterking van de positie van vrouwen, onder meer door de digitale genderkloof te dichten, de creativiteit en het ondernemerspotentieel van vrouwen te helpen bevorderen en de ontwikkeling van zorgvoorzieningen en voorzieningen voor slachtoffers van geweld te ondersteunen.

  24. Om de negatieve effecten te trotseren van ingrijpende transformaties van samenlevingen in de Unie en van de arbeidsmarkt in het komende decennium, moet worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal, sociale infrastructuur, microfinanciering, ethische financiering en financiering van sociale ondernemingen en nieuwe bedrijfsmodellen voor de sociale economie, waaronder investeringen met sociale effecten en aanbesteding van contracten met sociale resultaten. Het InvestEU-programma moet het zich ontwikkelende socialemarktecosysteem versterken om het aanbod van en de toegang tot financiering voor micro- en sociale ondernemingen en instellingen voor maatschappelijke solidariteit te vergroten, en aldus tegemoet te komen aan de vraag van degenen die hieraan het meest behoefte hebben. In het verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa van januari 2018, dat de titel “Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe” droeg, is vastgesteld dat er voor de periode 2018-2030 een totale investeringskloof van ten minste 1,5 biljoen EUR bestaat met betrekking tot sociale infrastructuur en diensten, onder meer op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en huisvesting. Deze investeringen vereisen ondersteuning, ook op het niveau van de Unie. Bijgevolg moeten de collectieve kracht van publiek, commercieel en filantropisch kapitaal en de steun van stichtingen en van alternatieve soorten kapitaalverstrekkers, zoals ethische, sociale en duurzame actoren, worden aangewend om de ontwikkeling van de waardeketen van de sociale markt en van een veerkrachtigere Unie te ondersteunen.

  25. In de economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie verloopt de allocatie van de middelen door de markt niet volledig efficiënt en worden de particuliere investeringsstromen aanzienlijk verstoord door de risicoperceptie. In die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol en moet het worden versterkt, onder meer om het risico op asymmetrisch herstel tegen te gaan en de onderlinge verschillen tussen de lidstaten te verkleinen . Het InvestEU-programma moet ondernemingen , en met name kmo’s, tijdens de herstelfase cruciale steun kunnen verlenen en er tegelijkertijd voor zorgen dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleids- en wetgevingsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, [de Europese klimaatwet], de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa , de nieuwe industriestrategie voor Europa, de streefdoelen van Horizon Europa, de renovatiegolf, de Europese pijler van sociale rechten en het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities , met inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” . Met het programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, aanzienlijk meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van projecten die anders een gemiste kans zouden betekenen, hetgeen ten goede komt aan het economisch herstel.

  26. De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De verwachting is dat het bbp in de EU veel sterker zal krimpen dan tijdens de financiële crisis in 2009, hetgeen ook onvermijdelijk ongunstige sociale effecten zal hebben. Door de uitbraak van de pandemie is duidelijk geworden dat strategische zwakke punten dringend en doeltreffend moeten worden aangepakt om te komen tot een betere noodrespons van de Unie en een grotere weerbaarheid en duurzaamheid van de hele economie. Alleen een veerkrachtige, duurzame, inclusieve en geïntegreerde Europese economie kan de integriteit van de interne markt en het gelijke speelveld veiligstellen, ook ten behoeve van de zwaarste getroffen lidstaten en regio’s .

  27. Het InvestEU fonds moet in het kader van zes beleidsterreinen opereren, die de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie weerspiegelen, namelijk: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen, sociale investeringen en vaardigheden, Europese strategische investeringen , en solvabiliteitssteun .

  28. Hoewel het beleidsterrein van de kleine en middelgrote ondernemingen zich in de eerste plaats moet richten op kmo’s, moeten kleine midcap-ondernemingen eveneens in aanmerking komen voor steun in dit kader. Midcap-ondernemingen moeten eveneens steun kunnen krijgen in het kader van de andere vijf beleidsterreinen.

  29. Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet zich in eerste instantie toespitsen op ondersteuning van in een lidstaat gevestigde en in de Unie werkzame eindontvangers wier activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie , in overeenstemming met de in de nieuwe industriestrategie voor Europa uiteengezette prioriteiten, waarin een wereldwijd concurrerend groen en digitaal Europa wordt nagestreefd, aan de hand van een ontwikkelingsmodel op basis van industriële ecosystemen . Het beleidsterrein moet tevens het concurrentievermogen van de economie van de Unie bevorderen, met inbegrip van het nodige herstel van de productiecapaciteit van de lidstaten en de totstandbrenging van toekomstgerichte investeringen ter stimulering van ondernemerschap en nieuwe werkgelegenheid, en de veerkracht versterken door onder meer de afhankelijkheid van kwetsbare toeleveringsketens te verminderen. Projecten moeten een toegevoegde waarde voor de Unie opleveren en moeten grensoverschrijdend zijn dan wel daadwerkelijk toegevoegde waarde genereren in meer dan één lidstaat of regio door middel van overloopeffecten. Steun mag niet rechtstreeks in de nationale begrotingen terechtkomen of worden gebruikt ter vervanging van uitgaven uit de nationale begrotingen, zoals sociale uitkeringen. Tot de gebieden van strategisch belang behoren: (i) het verstrekken van kritieke gezondheidszorg, het vervaardigen van geneesmiddelen en het aanleggen van voorraden van geneesmiddelen, met inbegrip van vaccins, en tussenproducten daarvan, werkzame farmaceutische bestanddelen en grondstoffen, medische hulpmiddelen , ziekenhuisuitrusting en medische apparatuur, zoals beademingsapparaten, beschermende kleding en beschermingsmiddelen, diagnostische materialen en instrumenten, persoonlijke beschermingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en tussenproducten daarvan en grondstoffen die nodig zijn voor de productie ervan, het versterken van de veerkracht van gezondheidszorg- en gezondheidsstelsels ter voorbereiding van de responscapaciteit voor toekomstige crises, met inbegrip van de uitvoering van stresstests van nationale en regionale gezondheidszorgstelsels, en van het systeem voor civiele bescherming , op basis van de beginselen van ruime beschikbaarheid en betaalbaarheid van producten die van vitaal belang zijn tijdens gezondheidscrises; (ii) kritieke fysieke dan wel analoge of digitale infrastructuur , daaronder begrepen als kritiek aangemerkte infrastructuurelementen en mobiele activa in de sectoren energie, vervoer, inclusief openbaar vervoer en actieve mobiliteit, logistiek, milieu, water, gezondheid, veilige digitale communicatie en netwerken, 5G en ultrasnelle elektronische communicatienetwerken, het internet van de dingen, platforms voor onlinediensten, veilige edge- en cloudcomputing, dataverwerking of -opslag, betalings- en financiële infrastructuur, ruimtevaart, veiligheid en defensie, communicatie, media, audiovisuele diensten, cultuur en creativiteit, onderwijs en opleiding, verkiezingsinfrastructuur en gevoelige faciliteiten, overheidsdiensten, veiligheid, huisvesting, alsmede gronden en vastgoed die van vitaal belang zijn voor het gebruik van die kritieke infrastructuur; (iii) het leveren van de kennis, goederen , technologieën en diensten die noodzakelijk zijn voor de exploitatie en het onderhoud van dergelijke infrastructuur en mobiele activa ; (iv) essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties waar de investering van strategisch belang is voor de economie en de duurzame, innovatieve industriële toekomst van de Unie, met inbegrip van artificiële intelligentie, blockchain - en “distributed ledger”-technologie , software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge- en cloudtechnologieën, high-performance computing, cyberbeveiliging, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie, technologieën voor veilige, duurzame, slimme en geautomatiseerde mobiliteit en logistiek in alle vervoerswijzen, technologieën voor hernieuwbare en andere energie die bijdragen aan de verwezenlijking van klimaatneutraliteit tegen 2050 , technologieën voor de opslag van energie, waaronder duurzame accu’s, technologieën voor duurzaam vervoer, toepassingen voor schone waterstof en brandstofcellen, technologieën voor het koolstofvrij maken van de industrie , zoals de productie van koolstofvrij staal, en infrastructuur voor koolstofafvang en -opslag in industriële processen, bio-energie-installaties en -productievoorzieningen die kunnen bijdragen aan de energietransitie , technologieën en toeleveringsketens voor de circulaire economie, biogeneeskunde, nanotechnologieën, geneesmiddelen en geavanceerde , hernieuwbare en circulaire materialen , ruimtevaartsystemen en -technologieën, waaronder kritieke ruimtevaartcomponenten en op de ruimtevaart gebaseerde diensten en toepassingen, alsmede toerisme; (v) recycling- en productievoorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de Unie, daaronder begrepen energie, grondstoffen, tenzij hiervoor al wettelijke vereisten gelden, of voedselzekerheid, rekening houdende met hulpbronnenefficiëntie en circulariteit in strategische waardeketens en strategische ecosystemen ; vi) het leveren van kritieke input, en het aanleggen van voorraden daarvan, voor overheden, bedrijven of consumenten in de Unie; (vii) kritieke technologieën, input en toepassingen voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, zoals de veiligheids-, defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging , met inbegrip van de veiligheid van het 5G-netwerk, en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad; (vii bis) investeringen en technische bijstand voor ondernemingen, met name kmo’s, start-ups en familiebedrijven, om de veerkracht van hun waardeketens en bedrijfsmodellen te vergroten en ondernemersvaardigheden te bevorderen, alsmede de voorwaarden te ondersteunen voor het stimuleren van ondernemerschap, onder meer door het ontwikkelen van netwerken van clusters en digitale-innovatiehubs, en technologische en duurzame sectorale ontwikkeling; (vii ter) capaciteit voor kritieke vroegtijdige opsporing en gecoördineerde institutionele en economische respons om te reageren op het risico van een crisis, alsmede bevordering van oplossingen voor bedrijfscontinuïteit en continuïteit van de dienstverlening voor essentiële openbare en particuliere instellingen en sectoren; (vii quater) investeringen in nieuwe ruimtevaartactiviteiten, zowel upstream als downstream, teneinde de meest veelbelovende technologieën en toepassingen op de markt te kunnen brengen en zo het concurrentievermogen van de ruimtevaartsector van de Unie te waarborgen; (vii quinquies) strategische investeringen in projecten op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, inclusief de renovatie van gebouwen, die een groot potentieel hebben om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in Richtlijn (EU) 2018/2001, Richtlijn (EU) 2018/2002 en Richtlijn (EU) 2018/844 en om bij te dragen tot de totstandbrenging van een klimaatneutrale en energie-efficiënte bouwsector als onderdeel van de Europese Green Deal, zoals uiteengezet in de [renovatiegolfstrategie], of acties in het kader van het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie. De eindontvangers moeten hun statutaire zetel in een lidstaat hebben en moeten in de Unie actief zijn in die zin dat zij in de Unie substantiële activiteiten hebben in termen van personeel, productie, onderzoek en ontwikkeling of andere bedrijfswerkzaamheden. Eindontvangers mogen geen dochterondernemingen zonder echte economische activiteiten hebben in landen die op de lijst van de Unie van niet-coöperatieve rechtsgebieden staan. Projecten die bijdragen tot de diversificatie van strategische toeleveringsketens in de interne markt via verrichtingen op meerdere plaatsen in de Unie , moeten hiervan gebruik kunnen maken.

  30. Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet ook gericht zijn op in de Unie gevestigde en werkzame aanbieders waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie en die langetermijninvesteringen nodig hebben of onder het screeningmechanisme voor buitenlandse directe investeringen vallen. Daarnaast moeten met name belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen profiteren van het beleidsterrein voor Europese strategische investeringen. Het beleidsterrein moet bovendien de strategische samenwerking tussen industriële partners en bij onderzoek betrokken partijen ondersteunen, waardoor de synergieën tussen InvestEU en Horizon Europa worden versterkt.

  31. Het beleidsterrein solvabiliteitssteun is bedoeld om ondernemingen te helpen deze moeilijke periode door te komen zodat zij in staat zijn het herstel te dragen, de werkgelegenheidsniveaus te handhaven en de verwachte verstoringen in de interne markt op te vangen, aangezien niet alle ondernemingen dezelfde mate van toegang hebben tot marktfinanciering en sommige lidstaten wellicht niet over voldoende begrotingsmiddelen beschikken om adequate steun te verlenen aan ondernemingen in nood. De eventuele nationale maatregelen ter ondersteuning van de solvabiliteit van ondernemingen kunnen bijgevolg aanzienlijk verschillen van lidstaat tot lidstaat en tot een ongelijk speelveld leiden. Aangezien het risico bovendien groot is dat de COVID-19-crisis een lange nasleep zal hebben, kan een dergelijk gebrek aan capaciteit om levensvatbare bedrijven te helpen, leiden tot systeemverstoringen en tot het ontstaan van nieuwe of het versterken van bestaande ongelijkheden. Gezien de grote onderlinge verwevenheid van de economie in de Unie zou een economische neergang in een deel van de Unie negatieve overloopeffecten hebben op grensoverschrijdende leveringsketens en op de economie van de gehele Unie. Om dezelfde reden zou steun in een deel van de Unie omgekeerd ook positieve overloopeffecten hebben op grensoverschrijdende leveringsketens en op de economie van de gehele Unie.

  32. Om misbruik te voorkomen en het effect op de reële economie en op de werkgelegenheid zo groot mogelijk te maken, moeten ondernemingen die 30 miljoen EUR of meer ontvangen via het beleidssterrein solvabiliteitssteun, onderworpen zijn aan tijdelijke uitbetalingsbeperkingen, zoals beperkingen inzake dividenduitkeringen, vergoedingen voor managers en de terugkoop van aandelen tijdens de looptijd van de garantie.

  33. Zoals voorgesteld in de Europese Green Deal en het investeringsplan voor de Europese Green Deal, moet er een mechanisme voor een rechtvaardige transitie worden opgezet om het hoofd te bieden aan de sociale, economische en ecologische uitdagingen om de nieuwe klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 te verwezenlijken en tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Dit mechanisme, dat uit drie pijlers bestaat — een Fonds voor een rechtvaardige transitie (pijler 1), een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU (pijler 2) en een leenfaciliteit voor de overheidssector (pijler 3) — moet zich concentreren op de regio’s die de meeste gevolgen ondervinden van de groene transitie en minder capaciteit hebben om de noodzakelijke investeringen te financieren. InvestEU moet , als zodanig, ook financieringssteun bieden om investeringen te genereren ten behoeve van rechtvaardigetransitieregio’s , en de betreffende regio’s de mogelijkheid verschaffen om via de InvestEU-advieshub specifieke technische bijstand te verkrijgen .

  34. Ter uitvoering van de tweede pijler van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie moet op alle beleidsterreinen horizontaal een specifieke regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU worden ingevoerd. Deze regeling moet financiering bieden voor aanvullende investeringsbehoeften ter ondersteuning van de regio’s die in kaart zijn gebracht in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, zoals opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie, overeenkomstig Verordening [JTF-verordening].

  35. Elk beleidsterrein moet uit twee compartimenten bestaan, namelijk een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Het EU-compartiment moet tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in een specifieke lidstaat op evenredige wijze aanpakken. Ondersteunde acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor de Unie hebben. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten alsook de regionale autoriteiten via hun lidstaat de mogelijkheid bieden een deel van hun middelen uit de fondsen onder gedeeld beheer of bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht af te dragen aan de voorziening van de EU-garantie en de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen zodat specifiek marktfalen of suboptimale investeringssituaties op hun eigen grondgebied kunnen worden aangepakt, ook in kwetsbare en afgelegen gebieden zoals de ultraperifere gebieden van de Unie, zoals in de bijdrageovereenkomst moet worden vastgesteld, teneinde de doelstellingen van de fondsen onder gedeeld beheer of van nationale plannen voor herstel en veerkracht te verwezenlijken. Bovendien kunnen in plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht eventuele bijdragen aan het lidstaatcompartiment zijn opgenomen . Hierdoor zou onder meer solvabiliteitssteun kunnen worden geboden aan ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaten in kwestie. Acties die uit hoofde van het InvestEU fonds worden gesteund via EU- of lidstaatcompartimenten, mogen private financiering niet overlappen of verdringen en mogen de concurrentie op de interne markt niet verstoren.

  36. Het lidstaatcompartiment moet specifiek zijn geconcipieerd om het gebruik van middelen onder gedeeld beheer dan wel bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht mogelijk te maken voor de voorziening van een door de Unie verleende garantie. De meerwaarde van de EU-garantie zou toenemen met de mogelijkheid om steun aan een bredere groep ontvangers van financiering en projecten te bieden en te zorgen voor een diversificatie van de manieren om de doelstellingen van de fondsen in gedeeld beheer of van nationale plannen voor herstel en veerkracht te verwezenlijken, terwijl tegelijkertijd een consistent risicobeheer van de voorwaardelijke verplichtingen wordt gewaarborgd door de uitvoering van de EU-garantie in indirect beheer. De Unie moet de financierings- en investeringsverrichtingen garanderen waarin de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment voorzien. De fondsen onder gedeeld beheer of de bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht moeten voor de voorziening van de garantie zorgen, volgens een voorzieningspercentage dat op basis van de aard van de verrichtingen en de daaruit voortvloeiende verwachte verliezen door de Commissie wordt bepaald en in de bijdrageovereenkomst met de lidstaat wordt vastgesteld. De lidstaat zal de verliezen boven de verwachte verliezen dragen door een back-to-backgarantie aan de Unie te verlenen. Deze regelingen moeten worden gesloten in de vorm van één enkele bijdrageovereenkomst met elke lidstaat die vrijwillig voor deze optie kiest. De bijdrageovereenkomst moet een of meer specifieke garantieovereenkomsten omvatten die in de betrokken lidstaat moeten worden uitgevoerd, alsook eventuele regionaal afgeschermde regelingen, op basis van de regels van het InvestEU-fonds. De vaststelling van het voorzieningspercentage per geval vereist een afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(1) (het Financieel Reglement). Bij deze opzet is ook voorzien in één regeling voor door centraal beheerde fondsen of bijdragen op grond van plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht ondersteunde begrotingsgaranties, waardoor het combineren ervan zou worden vergemakkelijkt.

  37. Er moet een partnerschap tussen de Commissie en de EIB-groep tot stand worden gebracht waarin de sterke punten van elke partner worden aangewend om te zorgen voor maximale beleidseffecten, een efficiënte uitvoering en een passend toezicht op het begrotings- en risicobeheer. Dit partnerschap moet een doeltreffende en inclusieve rechtstreekse toegang tot de EU-garantie bevorderen.

  38. Om steun naar de Europese economie te kunnen kanaliseren via het Europees Investeringsfonds (EIF), moet de Commissie de mogelijkheid hebben deel te nemen aan een of meer eventuele kapitaalverhogingen van het EIF zodat het Fonds de Europese economie en het herstel daarvan kan blijven ondersteunen. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden, afdoende rekening houdende met de financiële implicaties. In het meerjarig financieel kader voor 2021–2027 moeten voor dat doel toereikende financiële middelen worden uitgetrokken.

  39. De Commissie moet, samen met de EIB-groep, de standpunten van andere potentiële uitvoerende partners verzamelen in verband met investeringsrichtsnoeren, het klimaatvolgsysteem, de richtsnoeren inzake duurzaamheidstoetsing en de gemeenschappelijke methoden, naargelang van het geval, teneinde inclusiviteit en operationaliteit te waarborgen totdat de bestuursorganen worden opgericht, waarna de medewerking van de uitvoerende partners moet worden geregeld in het kader van de adviesraad en het bestuur van het InvestEU-programma.

  40. Het InvestEU-fonds moet openstaan voor bijdragen van derde landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaten en potentiële kandidaten, landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen en andere landen, overeenkomstig de voorwaarden die tussen de Unie en die landen zijn vastgesteld. Dit moet in voorkomend geval verdere samenwerking met de betrokken landen mogelijk maken, met name op het gebied van onderzoek en innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen.

  41. Deze verordening stelt de financiële middelen vast voor de andere maatregelen van het InvestEU-programma dan de voorziening van de EU-garantie, die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing die in voorkomend geval moet worden bijgewerkt overeenkomstig het nieuw interinstitutioneel akkoord: punt 16 van het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, zoals aangenomen door de genoemde instellingen(1)].

  42. De EU-garantie van 91 773 320 000 EUR (lopende prijzen) op het niveau van de Unie zal naar verwachting meer dan 1 200 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de hele Unie mobiliseren en moet indicatief over de beleidsterreinen worden verdeeld. Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet echter een specifiek gedeelte van de EU-garantie krijgen.

  43. Op 18 april 2019 heeft de Commissie verklaard dat “[o]nverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact eenmalige bijdragen van de lidstaten, ofwel van een lidstaat ofwel van nationale stimuleringsbanken die zijn ingedeeld bij de sector algemene overheid of die namens een lidstaat optreden, aan thematische of meerlandeninvesteringsplatformen, in principe moeten worden beschouwd als eenmalige maatregelen in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad(1) en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad(1). Daarnaast zal de Commissie, onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact, nagaan in welke mate voor het InvestEU-programma, als opvolger van het EFSI, kan worden voorzien in dezelfde behandeling als voor het EFSI in de context van de mededeling van de Commissie over flexibiliteit, als het gaat om eenmalige bijdragen van de lidstaten in contanten om een extra bedrag van de EU-garantie te financieren ten behoeve van het lidstaatcompartiment.”

  44. De EU-garantie die het InvestEU-fonds ondersteunt, moet indirect worden geïmplementeerd door de Commissie, die voor het benaderen van financiële intermediairs, indien van toepassing, en eindontvangers steunt op uitvoerende partners. De selectie van de uitvoerende partners moet transparant verlopen en vrij zijn van belangenconflicten. De Commissie dient met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst voor de toewijzing van garantiecapaciteit uit het InvestEU-fonds te sluiten voor de ondersteuning van de financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria van het InvestEU-fonds voldoen en bijdragen tot zijn doelstellingen. Het beheer van het aan de EU-garantie verbonden risico mag rechtstreekse toegang tot de EU-garantie door de uitvoerende partners niet belemmeren. Zodra de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment aan de uitvoerende partners is verleend, moeten zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het gehele investeringsproces en het zorgvuldigheidsonderzoek met betrekking tot de financierings- of investeringsverrichtingen. Het InvestEU-fonds moet projecten ondersteunen die doorgaans een hoger risicoprofiel hebben dan de projecten die door de normale verrichtingen van de uitvoerende partners worden ondersteund en die in de periode waarin de EU-garantie kon worden benut, zonder InvestEU-steun niet of niet in dezelfde mate door andere overheids- of particuliere bronnen hadden kunnen worden uitgevoerd. Voor het additionaliteitscriterium met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen in het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen kunnen vanwege de doelstelling daarvan echter specifieke voorwaarden gelden.

  45. Het InvestEU-fonds moet een bestuursstructuur krijgen waarvan de functie in verhouding moet staan tot het enige doel ervan, namelijk toezien op een passend gebruik van de EU-garantie, met inachtneming van de politieke onafhankelijkheid van investeringsbesluiten. Die bestuursstructuur dient te bestaan uit een adviesraad, een bestuur en een volledig onafhankelijk investeringscomité. Bij de algemene samenstelling van de bestuursstructuur moet naar genderevenwicht worden gestreefd. De bestuursstructuur mag de besluitvorming van de EIB-groep of andere uitvoerende partners niet aantasten of verstoren, en mag evenmin in de plaats komen van de respectieve bestuursorganen.

  46. Er dient een adviesraad te worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de uitvoerende partners, vertegenwoordigers van de lidstaten, één deskundige benoemd door het Europees Economisch en Sociaal Comité, en één deskundige benoemd door het Comité van de Regio’s, om informatie uit te wisselen en van gedachten te wisselen over de benutting van de financiële producten die in het kader van het InvestEU-fonds worden ingezet, en om veranderende behoeften en nieuwe producten, met inbegrip van specifieke territoriale marktkloven, te bespreken.

  47. Om de adviesraad vanaf de start te kunnen samenstellen, dient de Commissie de vertegenwoordigers van de potentiële uitvoerende partners voor een tijdelijke periode van één jaar te benoemen, waarna uitvoerende partners met ondertekende garantieovereenkomsten deze taak op zich zouden nemen.

  48. Een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van uitvoerende partners en één deskundige zonder stemrecht benoemd door het Europees Parlement, moet de strategische en operationele richtsnoeren voor het InvestEU-fonds vaststellen.

  49. De Commissie moet beoordelen in welke mate de door de uitvoerende partners ingediende investerings- en financieringsverrichtingen verenigbaar zijn met het volledige recht en beleid van de Unie. De besluiten over financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk door een uitvoerende partner worden genomen.

  50. Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dient tot een besluit te komen over de verlening van steun uit hoofde van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, en dient externe deskundigheid te leveren bij de beoordeling van investeringsprojecten. Het investeringscomité dient verschillende formaties te hebben om de verschillende beleidsterreinen en sectoren zo goed mogelijk te bestrijken.

  51. Het investeringscomité moet vanaf de samenstelling ervan verantwoordelijkheid dragen voor het verlenen van het voordeel van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1017, om te voorkomen dat soortgelijke parallelle structuren de voorstellen voor het gebruik van de EU-garantie beoordelen.

  52. Het investeringscomité moet worden bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat door de Commissie wordt beheerd en verantwoording aflegt aan de voorzitter van het investeringscomité.

  53. Bij de selectie van de uitvoerende partners voor de inzet van het InvestEU-fonds moet de Commissie rekening houden met de capaciteit van de tegenpartij om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, teneinde een adequate geografische dekking en diversificatie te waarborgen, particuliere investeerders aan te trekken en te zorgen voor voldoende risicodiversificatie en oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken. Gezien de rol van de EIB krachtens de Verdragen, haar capaciteit om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die zij heeft opgedaan in het kader van de huidige financiële instrumenten en het EFSI, dient de EIB-groep een bevoorrechte uitvoeringspartner te blijven in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. Naast de EIB-groep moeten nationale stimuleringsbanken of -instellingen in staat zijn een aanvullend financieel productassortiment aan te bieden, aangezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau gunstig kunnen zijn om een maximale impact van openbare middelen op het gehele grondgebied van de Unie te bereiken en om een billijk geografisch evenwicht tussen de projecten te waarborgen. Het InvestEU-programma moet zodanig worden uitgevoerd dat het een gelijk speelveld voor kleinere en jongere stimuleringsbanken en -instellingen bevordert. Voorts moeten andere internationale financiële instellingen uitvoerende partner kunnen worden, met name wanneer zij qua specifieke deskundigheid en ervaring in bepaalde lidstaten een concurrentievoordeel bieden en wanneer een meerderheid van de aandeelhouders ervan afkomstig is uit de Unie. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten uitvoerende partner kunnen worden.

  54. Ter bevordering van een betere geografische diversificatie kunnen investeringsplatformen worden opgericht om de inspanningen en de deskundigheid van uitvoerende partners te combineren met die van andere nationale stimuleringsbanken of -instellingen met minder ervaring in het gebruik van financieringsinstrumenten. Dergelijke structuren moeten worden aangemoedigd, onder andere met beschikbare steun uit de InvestEU-advieshub. Om het gebruik van investeringsplatformen in de betrokken sectoren te bevorderen verdient het aanbeveling mede-investeerders, overheidsinstanties, deskundigen, onderwijs-, opleidings- en onderzoeksinstellingen, de betrokken sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en andere relevante actoren op Unie-, nationaal en regionaal niveau samen te brengen.

  55. De EU-garantie in het kader van het lidstaatcompartiment moet worden toegewezen aan elke uitvoerende partner die overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement subsidiabel is, met inbegrip van nationale of regionale stimuleringsbanken of -instellingen, de EIB, het Europees Investeringsfonds en andere internationale financiële instellingen. Bij de selectie van de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment moet de Commissie rekening houden met de voorstellen van elke lidstaat, zoals vermeld in de bijdrageovereenkomst. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement moet de Commissie de regels en procedures van de uitvoerende partner beoordelen om zich ervan te vergewissen dat deze een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie biedt dat gelijkwaardig is aan het door de Commissie geboden niveau.

  56. Financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk in eigen naam door een uitvoerende partner worden vastgesteld, overeenkomstig zijn interne regels, beleid en procedures worden uitgevoerd en in zijn eigen financiële staten administratief worden verwerkt of, indien van toepassing, in de opmerkingen bij de financiële staten worden bekendgemaakt. De Commissie dient dan ook uitsluitend verantwoording af te leggen over uit de EU-garantie voortvloeiende financiële verplichtingen en dient het maximumbedrag van de garantie bekend te maken, met inbegrip van alle relevante informatie betreffende de verstrekte garantie.

  57. Indien van toepassing, dient het InvestEU-fonds een soepele, naadloze en efficiënte combinatie van subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, mogelijk te maken die uit de begroting van de Unie of uit andere fondsen, zoals het EU-innovatiefonds voor de handel in emissierechten (ETS), worden gefinancierd, waarbij de EU-garantie wordt verleend in situaties waarin dit noodzakelijk is voor een optimale ondersteuning van investeringen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken.

  58. Projecten die door uitvoerende partners worden ingediend voor steun in het kader van het InvestEU-programma, met inbegrip van het combineren van steun in het kader van het InvestEU-fonds met steun uit andere programma’s van de Unie, moeten in hun geheel ook in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van de andere desbetreffende programma’s van de Unie. Over het gebruik van de EU-garantie moet worden beslist in het kader van het InvestEU-programma.

  59. De InvestEU-advieshub moet de ontwikkeling van een robuuste pijplijn van investeringsprojecten op elk beleidsterrein ondersteunen door middel van adviesinitiatieven die door de EIB-groep of andere adviespartners, of rechtstreeks door de Commissie worden uitgevoerd. De InvestEU-advieshub moet geografische diversificatie bevorderen om tot de doelstellingen van de Unie inzake economische, sociale en territoriale cohesie bij te dragen en regionale verschillen te verminderen. De InvestEU-advieshub moet bijzondere aandacht besteden aan het samenvoegen van kleine projecten in grotere portefeuilles. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners moeten nauw samenwerken om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, rekening houdend met de deskundigheid en lokale capaciteit van lokale uitvoerende partners en van de Europese investeringsadvieshub opgericht in het kader van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad(1). Daarnaast moet in het kader van de InvestEU-advieshub worden voorzien in een centraal contactpunt voor bijstand voor projectontwikkeling die in het kader van de InvestEU-advieshub wordt geboden aan autoriteiten en projectontwikkelaars.

  60. De InvestEU-advieshub moet door de Commissie worden opgericht met de EIB-groep als voornaamste partner en moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan via de Europese investeringsadvieshub. De Commissie is verantwoordelijk voor de aansturing van het beleid van de InvestEU-advieshub en voor het beheer van het centraal contactpunt. De EIB-groep dient adviesinitiatieven te verstrekken in het kader van de beleidsterreinen. Daarnaast dient de EIB-groep operationele diensten aan de Commissie te verlenen, onder meer door input te geven in verband met de strategische en beleidsrichtsnoeren met betrekking tot adviezen, bestaande en komende adviesinitiatieven in kaart te brengen, de adviesbehoeften te beoordelen en de Commissie te adviseren over de beste methoden om te voldoen aan deze behoeften via bestaande of nieuwe adviesinitiatieven.

  61. Om te zorgen voor een brede geografische spreiding van de adviesdiensten in de hele Unie en met succes gebruik te maken van de lokale kennis over het InvestEU-fonds moet, rekening houdend met de bestaande steunregelingen en de aanwezigheid van lokale partners, indien nodig worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de InvestEU-advieshub, zodat in de praktijk tastbare en proactieve maatwerkhulp kan worden geboden. Om op lokaal niveau gemakkelijker ondersteunend advies te kunnen verlenen en te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, moet de InvestEU-advieshub samenwerken met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en hun expertise benutten en toepassen.

  62. De InvestEU-advieshub moet ondersteunend advies verlenen aan kleine projecten en projecten voor start-ups, in het bijzonder wanneer deze ernaar streven hun investeringen in onderzoek en innovatie te beschermen door de aanvraag van intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien, rekening houdend met het bestaan van andere diensten die dit soort activiteiten kunnen verrichten, en in synergie hiermee.

  63. In het kader van het InvestEU-fonds moet worden voorzien in steun voor projectontwikkeling en capaciteitsopbouw om de organisatorische capaciteiten en activiteiten inzake marktontwikkeling te ontplooien die nodig zijn om kwalitatief hoogwaardige projecten tot stand te brengen. Deze steun moet ook gericht zijn op de financiële intermediairs die essentieel zijn om kmo’s en andere actoren vlottere toegang tot financiering te verschaffen en hen te helpen hun volledige potentieel te realiseren , en moet technische bijstand omvatten . Verder heeft adviesondersteuning tot doel de voorwaarden te scheppen om te komen tot een uitbreiding van het potentiële aantal subsidiabele ontvangers in zich ontwikkelende marktsegmenten, met name wanneer de geringe omvang van individuele projecten de transactiekosten op projectniveau aanzienlijk verhoogt, zoals voor het ecosysteem van de sociale financiering of voor de culturele en creatieve sector. De steun voor capaciteitsopbouw moet complementair en additioneel zijn ten opzichte van acties in het kader van andere programma’s van de Unie die specifieke beleidsterrein bestrijken. Ook moeten inspanningen worden geleverd om de capaciteitsopbouw van potentiële projectontwikkelaars, met name lokale organisaties en autoriteiten, te ondersteunen.

  64. Het InvestEU-portaal moet worden opgezet om te voorzien in een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke projectdatabank ter bevordering van de zichtbaarheid van investeringsprojecten die financiering vragen, met een sterkere focus op het verstrekken aan de uitvoerende partners van een mogelijke pijplijn van investeringsprojecten die verenigbaar zijn met het recht en het beleid van de Unie.

  65. Overeenkomstig Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten maatregelen voor herstel en weerbaarheid in het kader van InvestEU worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken en de economie van de Unie op de lange termijn te versterken . Deze extra middelen moeten zodanig worden gebruikt dat de in Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] gestelde termijnen in acht worden genomen. Door tegen 31 december 2023 de desbetreffende garantieovereenkomsten te sluiten met de uitvoerende partners zou aan dat vereiste worden voldaan.

  66. Ingevolge de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord voor beter wetgeven van 13 april 2016(1) moet het InvestEU-programma worden geëvalueerd op basis van informatie die aan de hand van specifieke monitoringvereisten is verzameld, waarbij overregulering en administratieve lasten, met name voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Deze vereisten kunnen in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van het InvestEU-programma in de praktijk.

  67. Er moet een solide raamwerk voor monitoring op basis van output-, resultaat- en impactindicatoren worden geïmplementeerd om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te volgen. Om te zorgen voor verantwoording ten aanzien van de burgers van de Unie, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang, de effecten en de verrichtingen van het InvestEU-programma.

  68. De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vaststellen, zijn van toepassing op deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

  69. Het Financieel Reglement is van toepassing op het InvestEU-programma. Het stelt regels vast voor de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake begrotingsgaranties.

  70. Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(1), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(1), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad(1) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(1) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(1). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, en de Europese Rekenkamer, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

  71. Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), mogen deelnemen aan Unieprogramma’s in het krachtens de EER-overeenkomst vastgestelde samenwerkingskader, dat voorziet in de uitvoering van de programma’s door een besluit in het kader van die overeenkomst. Derde landen kunnen ook op basis van andere rechtsinstrumenten deelnemen. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen om de nodige rechten en toegang te verlenen aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

  72. Krachtens artikel 83 van het [voorstel voor een besluit van de Raad inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (“LGO-besluit”)(1) zijn in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten subsidiabel overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het InvestEU-programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft.

  73. Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen met investeringsrichtsnoeren en een scorebord van indicatoren om een snelle en flexibele aanpassing van de prestatie-indicatoren te vergemakkelijken en om het voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van de indicatoren die het bestuur moet hanteren om vast te stellen welke lidstaten en sectoren economisch het zwaarst door de COVID-19-pandemie zijn getroffen en in welke lidstaten de mogelijkheid van solvabiliteitssteun van de staat beperkter is, evenals de methode om deze indicatoren toe te passen, alsook de opstelling van de investeringsrichtsnoeren voor de financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van verschillende beleidsterreinen, het scorebord, de wijziging van bijlage III bij deze verordening om de indicatoren te herzien of aan te vullen, en de aanpassing van het voorzieningspercentage. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten dergelijke investeringsrichtsnoeren passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

  74. Het is zaak dat InvestEU zo snel mogelijk na de inwerkingtreding ervan ten uitvoer worden gelegd. Derhalve zouden de uitvoerende partners al vóór het investeringscomité operationeel is of de desbetreffende garantieovereenkomst is gesloten, financierings- en investeringsverrichtingen moeten kunnen indienen bij de Commissie. In dergelijke gevallen moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor de goedkeuring van de verrichtingen. Indien van toepassing en onderworpen aan een voorafgaande evaluatie, moeten financiële instrumenten die zijn ingesteld in het kader van de in bijlage IV bij deze verordening bedoelde programma’s en de EU-begrotingsgarantie die is ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017, kunnen worden samengevoegd met financiële instrumenten uit hoofde van deze verordening.

  75. Het InvestEU-programma moet tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en/of in specifieke lidstaten aanpakken en voorzien in Uniebrede markttests van innovatieve financiële producten, en systemen om deze te verspreiden, voor nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt. Bijgevolg is optreden op het niveau van de Unie gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

1.

Bij deze verordening wordt het InvestEU-fonds ingesteld, dat voorziet in een EU-garantie ter ondersteuning van door de uitvoerende partners uitgevoerde financierings- en investeringsverrichtingen waarmee aan de doelstellingen van het interne beleid van de Unie wordt bijgedragen.

2.

Bij deze verordening wordt ook een adviesmechanisme ingesteld om ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van voor investering in aanmerking komende projecten en de toegang tot financiering en om bijstand te verlenen voor daarmee samenhangende capaciteitsopbouw (de “InvestEU-advieshub”). Voorts wordt een databank opgezet om zichtbaarheid te verlenen aan projecten waarvoor projectontwikkelaars financiering zoeken, en om investeerders informatie te verstrekken over investeringskansen (het “InvestEU-portaal”).

3.

In deze verordening worden de doelstellingen van het InvestEU-programma, de begroting daarvan en het bedrag voor de EU-garantie voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgesteld.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “InvestEU-programma”: het InvestEU-fonds, de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en de blendingverrichtingen gezamenlijk;

  2. “EU-garantie”: een door de begroting van de Unie verstrekte algemene, onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare begrotingsgarantie op grond waarvan de begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 219, lid 1, van het Financieel Reglement van kracht worden door de inwerkingtreding van individuele garantieovereenkomsten met uitvoerende partners;

  3. “beleidsterrein”: een aangewezen gebied voor ondersteuning door de EU-garantie als bepaald in artikel 7, lid 1;

  4. “compartiment”: een deel van de EU-garantie gedefinieerd op basis van de oorsprong van de middelen waardoor het wordt gedekt;

  5. “blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun, terugbetaalbare vormen van steun, of beide, uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders. Voor de toepassing van deze definitie mogen programma's van de Unie die worden gefinancierd uit andere bronnen dan de begroting van de Unie, zoals het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), worden gelijkgesteld met uit de begroting van de Unie gefinancierde programma's van de Unie;

  6. “EIB”: de Europese Investeringsbank;

  7. “EIB-groep”: de EIB, haar filialen en andere lichamen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU (de statuten van de EIB);

  8. “financiële bijdrage”: een bijdrage van een uitvoerende partner in de vorm van eigen risicodragende capaciteit die op gelijke voet met de EU-garantie wordt verstrekt, of in een andere vorm die een efficiënte uitvoering van het InvestEU-programma mogelijk maakt en een passende afstemming van belangen waarborgt;

  9. “bijdrageovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een of meer lidstaten de voorwaarden voor de onder het lidstaatcompartiment vallende EU-garantie specificeren, als bepaald in artikel 9;

  10. “financieel product”: een financieel mechanisme of een financiële regeling op grond waarvan de uitvoerende partner directe financiering of financiering via intermediairs aan eindontvangers verstrekt gebruikmakend van een van de in artikel 15 bedoelde soorten financiering;

  11. “financierings- en/of investeringsverrichtingen”: verrichtingen waarbij financiering aan eindontvangers op directe of indirecte wijze door middel van financiële producten wordt verstrekt, die door een uitvoerende partner in eigen naam worden uitgevoerd, die door de uitvoerende partner in overeenstemming met zijn interne regels, beleid en procedures worden verstrekt en in de financiële staten van de uitvoerende partner worden verwerkt of, in voorkomend geval, in de opmerkingen bij die financiële staten worden vermeld;

  12. “fondsen in gedeeld beheer”: fondsen die voorzien in de mogelijkheid om een deel van die fondsen toe te wijzen aan de voorziening voor een onder het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds vallende begrotingsgarantie, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het [Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF)](1);

  13. “garantieovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een uitvoerende partner de voorwaarden bepalen waaronder financierings- of investeringsverrichtingen met het oog op dekking door de EU-garantie worden voorgesteld, de EU-garantie voor die verrichtingen wordt verleend, en die verrichtingen in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening worden uitgevoerd;

  14. “uitvoerende partner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere financiële intermediair waarmee de Commissie een garantieovereenkomst heeft gesloten;

  15. “belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang”: een project dat voldoet aan alle criteria die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4) of een latere herziening daarvan;

  16. “InvestEU-advieshub”: de technische bijstand als omschreven in artikel 24;

  17. “adviesovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en de adviespartner de voorwaarden voor de uitvoering van de InvestEU-advieshub specificeren;

  18. “adviesinitiatief”: technische bijstand en adviesdiensten die investeringen ondersteunen, met inbegrip van acties voor capaciteitsopbouw, die worden uitgevoerd door adviespartners, door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen;

  19. “adviespartner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere entiteit waarmee de Commissie een adviesovereenkomst heeft gesloten met het oog op het uitvoeren van een of meer andere adviesinitiatieven dan de adviesinitiatieven die door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen worden uitgevoerd;

  20. “InvestEU-portaal”: de databank als omschreven in artikel 25;

  21. “investeringsrichtsnoeren”: de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 7, lid 7;

  22. “investeringsplatform”: een special purpose vehicle, een beheerde rekening, een contractuele regeling voor medefinanciering of risicodeling dan wel een met andere middelen ingestelde regeling die entiteiten gebruiken om bij te dragen aan de financiering van een aantal investeringsprojecten, en waartoe kunnen behoren:

    1. een nationaal of subnationaal platform voor diverse investeringsprojecten op het grondgebied van een bepaalde lidstaat;

    2. een grensoverschrijdend, meerlanden-, regionaal of macroregionaal platform voor partners uit diverse lidstaten, regio's of derde landen die geïnteresseerd zijn in investeringsprojecten in een bepaald geografisch gebied;

    3. een thematisch platform voor investeringsprojecten binnen een bepaalde sector;

  23. “microfinanciering”: microfinanciering als omschreven in artikel [2, punt 11,] van Verordening [[ESF+] nummer];

  24. “nationale stimuleringsbank of -instelling” of “NPBI”: een juridische entiteit die beroepsmatig financiële activiteiten verricht en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau, de opdracht heeft gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten;

  25. “kleine en middelgrote onderneming” of “kmo”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(1);

  26. “kleine midcap-onderneming”: een entiteit die geen kmo is en die maximaal 499 werknemers in dienst heeft;

  27. “ondernemingen”: in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun, ondernemingen, projectondernemingen, publiek-private partnerschappen en andere juridische structuren;

  28. “sociale onderneming”: een sociale onderneming als omschreven in artikel [2, punt 15] van Verordening [[ESF+] nummer];

  29. “derde land”: een land dat geen lidstaat van de Unie is.

1.

De algemene doelstelling van het InvestEU-programma is de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen die bijdragen tot:

  1. het concurrentievermogen van de Unie, ook wat betreft onderzoek, innovatie en digitalisering;

  2. groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, de duurzaamheid van de economie van de Unie en de milieu- en klimaatdimensie ervan die de SDG's, de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en het scheppen van hoogwaardige banen helpen te verwezenlijken;

  3. de sociale veerkracht, de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie;

  4. de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding;

  5. de integratie van kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de interne markt, met inbegrip van oplossingen om de versnippering van kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te brengen en duurzame financiering te bevorderen;

  6. het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, of

  7. het duurzame en inclusieve herstel van de economie van de Unie , en in het bijzonder kmo’s, na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van bestaande strategische waardeketens van materiële of immateriële activa, de ontwikkeling van nieuwe soortgelijke waardeketens , de handhaving en de versterking van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur (fysieke, virtuele of gebaseerd op intellectuele eigendom), transformerende technologieën, baanbrekende innovaties en input , de ondersteuning van een duurzame transitie overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 en de inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” .

2.

De specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma zijn:

  1. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot duurzame infrastructuur op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a);

  2. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot onderzoek, innovatie en digitalisering, waaronder ondersteuning voor de opschaling van innovatieve bedrijven en de uitrol van technologieën op de markt, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b);

  3. het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor kmo’s en kleine midcap-ondernemingen en het vergroten van het mondiale concurrentievermogen van deze kmo’s;

  4. het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen, om financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot sociale investeringen, competenties en vaardigheden te ondersteunen, en om markten voor sociale investeringen, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt d), te ontwikkelen en te consolideren;

  5. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 7, lid 1, punt e), bedoelde sectoren, teneinde de strategische autonomie en de duurzaamheid van de Unie en de inclusiviteit en convergentie van haar economie te handhaven en te versterken, alsook haar bestendigheid tegen economische schokken te vergroten .

  6. het ondersteunen van de solvabiliteit van ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd en in de Unie actief zijn.

1.

De EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt a), bedraagt 91 773 320 000 EUR (lopende prijzen). Er wordt een voorzieningspercentage van 40 % ingesteld. Het in artikel 34, lid 3, eerste alinea, punt a), vermelde bedrag wordt ook in aanmerking genomen om bij te dragen aan de voorziening die uit dit voorzieningspercentage voortvloeit.

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt b), op voorwaarde dat de overeenstemmende bedragen door de lidstaten worden toegewezen overeenkomstig [artikel 10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening] nummer](1) en artikel [75, lid 1,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer](1), en in overeenstemming met de relevante maatregelen zoals voorzien in de plannen voor herstel en veerkracht uit hoofde van Verordening [Faciliteit voor herstel en veerkracht] .

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan door de lidstaten ook in de vorm van contanten worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment. Dit bedrag wordt aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst overeenkomstig de tweede zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

Tevens wordt de in de eerste alinea bedoelde EU-garantie verhoogd door de in artikel 5 bedoelde bijdragen van derde landen, door verstrekking in de vorm van geldmiddelen, volledig conform artikel 218, lid 2, van het Financieel Reglement.

2.

Een bedrag van 31 153 850 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punt e), genoemde doelstellingen.

Een bedrag van 19 850 000 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) en e bis) , genoemde doelstellingen.

Een bedrag van 40 769 470 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met d), genoemde doelstellingen.

De in de eerste en de tweede alinea vermelde bedragen zijn slechts beschikbaar vanaf de in artikel 4, lid 3, van Verordening [EURI] bedoelde datum.

De indicatieve verdeling van de EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment staat beschreven in bijlage I bij deze verordening. De Commissie kan zo nodig van de in bijlage I vermelde bedragen afwijken met maximaal 15 % voor elke doelstelling. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van dergelijke afwijkingen .

3.

De financiële middelen voor de uitvoering van de maatregelen waarin de hoofdstukken VI en VII voorzien, bedragen 824 733 000 EUR (lopende prijzen).

4.

Het in lid 3 vermelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het InvestEU-programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, waaronder voor bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

4 bis.

Indien de subsidies zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening [EURI] op 31 december 2023 nog niet volledig zijn gebruikt of indien de leningen aan lidstaten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening [EURI] op 31 december 2023 nog niet zijn verstrekt, wordt een deel van het ongebruikte bedrag of de niet-toegekende marge, tot een maximum van 16 000 000 000 EUR (in lopende prijzen) automatisch beschikbaar gesteld voor het InvestEU-fonds met het oog op de voorziening van de EU-garantie voor de periode 2024-2027, overeenkomstig artikel X van Verordening [EURI]. Het bedrag van de EU-garantie zoals bedoeld in lid 1, eerste alinea, van dit artikel, en de verdeling van de EU-garantie voorzien in bijlage I van deze verordening worden in dat geval dienovereenkomstig naar boven bijgesteld.

Aan het in artikel 8, lid 1, punt a), bedoelde EU-compartiment van het InvestEU-fonds en voor elk van de in artikel 7, lid 1, vermelde beleidsterreinen, met uitzondering van het beleidsterrein strategische Europese investeringen, kunnen de hieronder bedoelde derde landen bijdragen leveren met het oog op deelname aan bepaalde financiële producten overeenkomstig artikel 218, lid 2, van het Financieel Reglement:

  1. landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgestelde voorwaarden;

  2. toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen;

  3. derde landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen;

  4. derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:

    1. een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt;

    2. de voorwaarden voor deelname aan de programma's van de Unie bevat, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma's en de administratieve kosten daarvan. Deze bijdragen worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig de tweede zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement;

    3. het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma van de Unie verleent;

    4. de rechten van de Unie om een goed financieel beheer te garanderen en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

1.

De EU-garantie wordt ten uitvoer gelegd in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), ii), punt c), iii), punt c), v) en punt c), vi), van het Financieel Reglement. Andere vormen van Uniefinanciering uit hoofde van deze verordening worden — zo vlot mogelijk, op een manier die efficiënte en coherente ondersteuning van het beleid van de Unie garandeert — in direct of indirect beheer overeenkomstig het Financieel Reglement ten uitvoer gelegd, met inbegrip van subsidies die overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement ten uitvoer worden gelegd, en blendingverrichtingen die overeenkomstig dit artikel ten uitvoer worden gelegd.

2.

Door de EU-garantie gedekte financierings- en investeringsverrichtingen die deel uitmaken van blendingverrichtingen waarbij steun uit hoofde van deze verordening wordt gecombineerd met steun uit hoofde van een of meer andere programma's van de Unie of steun die door het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) wordt gedekt:

  1. zijn in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend;

  2. voldoen aan deze verordening.

3.

Blendingverrichtingen die een financieringsinstrument omvatten dat volledig door andere programma's van de Unie of door het EU-ETS-innovatiefonds zonder het gebruik van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening wordt gefinancierd, stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend.

4.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, wordt over de niet-terugbetaalbare vormen van steun en financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie die deel uitmaken van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde blendingverrichting, beslist volgens de regels van het desbetreffende programma van de Unie en worden deze in de blendingverrichting ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze verordening en titel X van het Financieel Reglement.

De rapportage met betrekking tot dergelijke blendingverrichtingen bestrijkt ook de wijze waarop zij stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend, alsmede de wijze waarop zij deze verordening naleven.

Artikel 1 Onderwerp
1.

Bij deze verordening wordt het InvestEU-fonds ingesteld, dat voorziet in een EU-garantie ter ondersteuning van door de uitvoerende partners uitgevoerde financierings- en investeringsverrichtingen waarmee aan de doelstellingen van het interne beleid van de Unie wordt bijgedragen.

2.

Bij deze verordening wordt ook een adviesmechanisme ingesteld om ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van voor investering in aanmerking komende projecten en de toegang tot financiering en om bijstand te verlenen voor daarmee samenhangende capaciteitsopbouw (de “InvestEU-advieshub”). Voorts wordt een databank opgezet om zichtbaarheid te verlenen aan projecten waarvoor projectontwikkelaars financiering zoeken, en om investeerders informatie te verstrekken over investeringskansen (het “InvestEU-portaal”).

3.

In deze verordening worden de doelstellingen van het InvestEU-programma, de begroting daarvan en het bedrag voor de EU-garantie voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgesteld.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “InvestEU-programma”: het InvestEU-fonds, de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en de blendingverrichtingen gezamenlijk;

  2. “EU-garantie”: een door de begroting van de Unie verstrekte algemene, onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare begrotingsgarantie op grond waarvan de begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 219, lid 1, van het Financieel Reglement van kracht worden door de inwerkingtreding van individuele garantieovereenkomsten met uitvoerende partners;

  3. “beleidsterrein”: een aangewezen gebied voor ondersteuning door de EU-garantie als bepaald in artikel 7, lid 1;

  4. “compartiment”: een deel van de EU-garantie gedefinieerd op basis van de oorsprong van de middelen waardoor het wordt gedekt;

  5. “blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun, terugbetaalbare vormen van steun, of beide, uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders. Voor de toepassing van deze definitie mogen programma's van de Unie die worden gefinancierd uit andere bronnen dan de begroting van de Unie, zoals het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), worden gelijkgesteld met uit de begroting van de Unie gefinancierde programma's van de Unie;

  6. “EIB”: de Europese Investeringsbank;

  7. “EIB-groep”: de EIB, haar filialen en andere lichamen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU (de statuten van de EIB);

  8. “financiële bijdrage”: een bijdrage van een uitvoerende partner in de vorm van eigen risicodragende capaciteit die op gelijke voet met de EU-garantie wordt verstrekt, of in een andere vorm die een efficiënte uitvoering van het InvestEU-programma mogelijk maakt en een passende afstemming van belangen waarborgt;

  9. “bijdrageovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een of meer lidstaten de voorwaarden voor de onder het lidstaatcompartiment vallende EU-garantie specificeren, als bepaald in artikel 9;

  10. “financieel product”: een financieel mechanisme of een financiële regeling op grond waarvan de uitvoerende partner directe financiering of financiering via intermediairs aan eindontvangers verstrekt gebruikmakend van een van de in artikel 15 bedoelde soorten financiering;

  11. “financierings- en/of investeringsverrichtingen”: verrichtingen waarbij financiering aan eindontvangers op directe of indirecte wijze door middel van financiële producten wordt verstrekt, die door een uitvoerende partner in eigen naam worden uitgevoerd, die door de uitvoerende partner in overeenstemming met zijn interne regels, beleid en procedures worden verstrekt en in de financiële staten van de uitvoerende partner worden verwerkt of, in voorkomend geval, in de opmerkingen bij die financiële staten worden vermeld;

  12. “fondsen in gedeeld beheer”: fondsen die voorzien in de mogelijkheid om een deel van die fondsen toe te wijzen aan de voorziening voor een onder het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds vallende begrotingsgarantie, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het [Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF)](1);

  13. “garantieovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een uitvoerende partner de voorwaarden bepalen waaronder financierings- of investeringsverrichtingen met het oog op dekking door de EU-garantie worden voorgesteld, de EU-garantie voor die verrichtingen wordt verleend, en die verrichtingen in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening worden uitgevoerd;

  14. “uitvoerende partner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere financiële intermediair waarmee de Commissie een garantieovereenkomst heeft gesloten;

  15. “belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang”: een project dat voldoet aan alle criteria die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4) of een latere herziening daarvan;

  16. “InvestEU-advieshub”: de technische bijstand als omschreven in artikel 24;

  17. “adviesovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en de adviespartner de voorwaarden voor de uitvoering van de InvestEU-advieshub specificeren;

  18. “adviesinitiatief”: technische bijstand en adviesdiensten die investeringen ondersteunen, met inbegrip van acties voor capaciteitsopbouw, die worden uitgevoerd door adviespartners, door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen;

  19. “adviespartner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere entiteit waarmee de Commissie een adviesovereenkomst heeft gesloten met het oog op het uitvoeren van een of meer andere adviesinitiatieven dan de adviesinitiatieven die door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen worden uitgevoerd;

  20. “InvestEU-portaal”: de databank als omschreven in artikel 25;

  21. “investeringsrichtsnoeren”: de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 7, lid 7;

  22. “investeringsplatform”: een special purpose vehicle, een beheerde rekening, een contractuele regeling voor medefinanciering of risicodeling dan wel een met andere middelen ingestelde regeling die entiteiten gebruiken om bij te dragen aan de financiering van een aantal investeringsprojecten, en waartoe kunnen behoren:

    1. een nationaal of subnationaal platform voor diverse investeringsprojecten op het grondgebied van een bepaalde lidstaat;

    2. een grensoverschrijdend, meerlanden-, regionaal of macroregionaal platform voor partners uit diverse lidstaten, regio's of derde landen die geïnteresseerd zijn in investeringsprojecten in een bepaald geografisch gebied;

    3. een thematisch platform voor investeringsprojecten binnen een bepaalde sector;

  23. “microfinanciering”: microfinanciering als omschreven in artikel [2, punt 11,] van Verordening [[ESF+] nummer];

  24. “nationale stimuleringsbank of -instelling” of “NPBI”: een juridische entiteit die beroepsmatig financiële activiteiten verricht en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau, de opdracht heeft gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten;

  25. “kleine en middelgrote onderneming” of “kmo”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(1);

  26. “kleine midcap-onderneming”: een entiteit die geen kmo is en die maximaal 499 werknemers in dienst heeft;

  27. “ondernemingen”: in het kader van het beleidsterrein solvabiliteitssteun, ondernemingen, projectondernemingen, publiek-private partnerschappen en andere juridische structuren;

  28. “sociale onderneming”: een sociale onderneming als omschreven in artikel [2, punt 15] van Verordening [[ESF+] nummer];

  29. “derde land”: een land dat geen lidstaat van de Unie is.

Artikel 3 Doelstellingen van het InvestEU-programma
1.

De algemene doelstelling van het InvestEU-programma is de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen die bijdragen tot:

  1. het concurrentievermogen van de Unie, ook wat betreft onderzoek, innovatie en digitalisering;

  2. groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, de duurzaamheid van de economie van de Unie en de milieu- en klimaatdimensie ervan die de SDG's, de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en het scheppen van hoogwaardige banen helpen te verwezenlijken;

  3. de sociale veerkracht, de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie;

  4. de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding;

  5. de integratie van kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de interne markt, met inbegrip van oplossingen om de versnippering van kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te brengen en duurzame financiering te bevorderen;

  6. het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, of

  7. het duurzame en inclusieve herstel van de economie van de Unie , en in het bijzonder kmo’s, na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van bestaande strategische waardeketens van materiële of immateriële activa, de ontwikkeling van nieuwe soortgelijke waardeketens , de handhaving en de versterking van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur (fysieke, virtuele of gebaseerd op intellectuele eigendom), transformerende technologieën, baanbrekende innovaties en input , de ondersteuning van een duurzame transitie overeenkomstig de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2050 en de inachtneming van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” .

2.

De specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma zijn:

  1. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot duurzame infrastructuur op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a);

  2. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot onderzoek, innovatie en digitalisering, waaronder ondersteuning voor de opschaling van innovatieve bedrijven en de uitrol van technologieën op de markt, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b);

  3. het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor kmo’s en kleine midcap-ondernemingen en het vergroten van het mondiale concurrentievermogen van deze kmo’s;

  4. het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen, om financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot sociale investeringen, competenties en vaardigheden te ondersteunen, en om markten voor sociale investeringen, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt d), te ontwikkelen en te consolideren;

  5. het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 7, lid 1, punt e), bedoelde sectoren, teneinde de strategische autonomie en de duurzaamheid van de Unie en de inclusiviteit en convergentie van haar economie te handhaven en te versterken, alsook haar bestendigheid tegen economische schokken te vergroten .

  6. het ondersteunen van de solvabiliteit van ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd en in de Unie actief zijn.

Artikel 4 Begroting en bedrag van de EU-garantie
Artikel 5 Met het InvestEU-fonds geassocieerde derde landen
Artikel 6 Uitvoering en vormen van financiering door de Unie

HOOFDSTUK II InvestEU-fonds

Artikel 7 Beleidsterreinen
Artikel 8 Compartimenten
Artikel 9 Specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het lidstaatcompartiment

HOOFDSTUK III PARTNERSCHAP TUSSEN DE COMMISSIE EN DE EIB-GROEP

Artikel 10 Reikwijdte van het partnerschap
Artikel 11 Belangenconflicten

HOOFDSTUK IV EU-garantie

Artikel 12 EU-garantie
Artikel 13 In aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen
Artikel 14 Selectie van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep
Artikel 15 In aanmerking komende soorten financiering
Artikel 16 Garantieovereenkomsten
Artikel 17 Vereisten voor het gebruik van de EU-garantie
Artikel 18 Dekking en voorwaarden van de EU-garantie

HOOFDSTUK V BESTUUR

Artikel 19 Adviesraad
Artikel 20 Bestuur
Artikel 21 Scorebord
Artikel 22 Beleidscontrole
Artikel 23 Investeringscomité

HOOFDSTUK VI InvestEU-advieshub

Artikel 24 InvestEU-advieshub

HOOFDSTUK VII InvestEU-portaal

Artikel 25 InvestEU-portaal

HOOFDSTUK VIII VERANTWOORDINGSPLICHT, MONITORING EN RAPPORTAGE, EVALUATIE EN CONTROLE

Artikel 26 Verantwoordingsplicht
Artikel 27 Monitoring en rapportage
Artikel 28 Evaluatie
Artikel 29 Audits
Artikel 30 Bescherming van de financiële belangen van de Unie

HOOFDSTUK IX TRANSPARANTIE EN ZICHTBAARHEID

Artikel 31 Informatie, communicatie en publiciteit

HOOFDSTUK X OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Deelneming in een kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds
Artikel 33 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 34 Overgangsbepalingen
Artikel 35 Inwerkingtreding

BIJLAGE I Bedragen van de EU-garantie per specifieke doelstelling

BIJLAGE II Voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende gebieden

BIJLAGE III Kernprestatie-indicatoren

BIJLAGE IV Het InvestEU-programma — Voorgaande instrumenten

BIJLAGE V Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties, additionaliteit en uitgesloten activiteiten