Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren (2020/2018(INL))
Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren (2020/2018(INL))
6.10.2021 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 404/2 |
P9_TA(2020)0272
Wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren
Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren (2020/2018(INL))
(2021/C 404/01)
Het Europees Parlement,
— | gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— | gezien Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (1), |
— | gezien Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (2), |
— | gezien Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten (3), |
— | gezien Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (4), |
— | gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (5), |
— | gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (6), |
— | gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (7), |
— | gezien zijn resolutie van 21 september 2010 over de voltooiing van de interne markt voor e-handel (8), |
— | gezien zijn resolutie van 15 juni 2017 over onlineplatforms en de digitale eengemaakte markt (9), |
— | gezien de mededeling van de Commissie van 11 januari 2012 getiteld “Een coherent kader voor een groter vertrouwen in de digitale eengemaakte markt voor elektronische handel en onlinediensten” (COM(2011)0942), |
— | gezien Aanbeveling (EU) 2018/334 van de Commissie van 1 maart 2018 over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden (10) en de mededeling van de Commissie van 28 september 2017 getiteld “De bestrijding van illegale online-inhoud: Naar een grotere verantwoordelijkheid voor onlineplatforms” (COM(2017)0555), |
— | gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 26 april 2018 getiteld “Bestrijding van online-desinformatie: een Europese benadering” (COM(2018)0236), waarin wordt ingegaan op foute of misleidende informatie die wordt gecreëerd, gepresenteerd en verspreid voor economisch gewin of om het publiek opzettelijk te bedriegen, en die schade in het publieke domein kan veroorzaken, |
— | gezien het memorandum van overeenstemming over de verkoop van namaakgoederen via het internet van 21 juni 2016 en de evaluatie ervan in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité van 29 november 2017 getiteld “Een evenwichtig stelsel voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, in antwoord op de huidige maatschappelijke uitdagingen” (COM(2017)0707), |
— | gezien het advies van het Comité van de Regio’s (ECON-VI/048) van 5 december 2019 over een “Europees kader dat regelgevende oplossingen biedt voor de deeleconomie”, |
— | gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (11), |
— | gezien Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (12), |
— | gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (13), |
— | gezien Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (14), Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (15) en Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (16), |
— | gezien de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” (COM(2020)0103), |
— | gezien het Witboek van de Europese Commissie van 19 februari 2020 over kunstmatige intelligentie — een Europese benadering op basis van excellentie en vertrouwen (COM(2020)0065), |
— | gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020)0067), |
— | gezien de toezeggingen die de Commissie heeft gedaan in haar “Politieke richtsnoeren voor de volgende Europese Commissie 2019-2024”, |
— | gezien de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement getiteld “Mapping the cost of Non-Europe 2019-2024” (De kosten van een niet-verenigd Europa in kaart gebracht, 2019-2024), waaruit blijkt dat de potentiële winst van een voltooiing van de digitale eengemaakte markt voor diensten maar liefst 100 miljard EUR kan bedragen, |
— | gezien de studie van de beleidsondersteunende afdeling Economische Zaken, Wetenschapsbeleid en Levenskwaliteit van het Europees Parlement, getiteld “The e-commerce Directive as the cornerstone of the Internal Market” (De richtlijn inzake elektronische handel als hoeksteen van de interne markt), waarin vier prioriteiten worden aangewezen ter verbetering van de richtlijn inzake elektronische handel, |
— | gezien de studies die door de beleidsondersteunende afdeling Economische Zaken, Wetenschapsbeleid en Levenskwaliteit zijn opgesteld naar aanleiding van de workshop “E-commerce rules, fit for the digital age” (Regels voor de e-handel die geschikt zijn voor het digitale tijdperk) die werd georganiseerd door de Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO), |
— | gezien de beoordeling van de Europese meerwaarde door de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement die is opgenomen in de studie getiteld “Digital Services Act: European Added Value Assessment” (Wetgevingspakket inzake digitale diensten: beoordeling van de Europese meerwaarde) (17), |
— | gezien het vademecum in verband met Richtlijn 98/48/EG tot instelling van een mechanisme voor transparantie in de regelgeving voor de diensten van de informatiemaatschappij, |
— | gezien de artikelen 47 en 54 van zijn Reglement, |
— | gezien de adviezen van de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, |
— | gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0181/2020), |
A. | overwegende dat elektronische handel een invloed heeft op het dagelijks leven van mensen, bedrijven en consumenten in de Unie en, indien er sprake is van een eerlijk en gereguleerd speelveld, een positieve bijdrage kan leveren om het potentieel van de digitale eengemaakte markt aan te boren, het consumentenvertrouwen te vergroten en nieuwkomers, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, nieuwe marktkansen te bieden met het oog op duurzame groei en banen; |
B. | overwegende dat Richtlijn 2000/31/EG (“de richtlijn inzake elektronische handel”) tot de meest succesvolle voorbeelden van Uniewetgeving behoort en vorm heeft gegeven aan de digitale eengemaakte markt zoals we die vandaag kennen; overwegende dat de richtlijn inzake elektronische handel twintig jaar geleden werd vastgesteld en dat in het wetgevingspakket inzake digitale diensten rekening moet worden gehouden met de snelle transformatie en uitbreiding van elektronische handel in al zijn vormen, met zijn grote verscheidenheid aan diverse opkomende diensten, producten, aanbieders en uitdagingen en talrijke sectorspecifieke wetgeving; overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) zich sinds de vaststelling van de richtlijn inzake elektronische handel hierover heeft uitgesproken in een aantal arresten; |
C. | overwegende dat er in de lidstaten sprake is van versnippering wat de aanpak voor de bestrijding van illegale online-inhoud betreft; overwegende dat er voor de betrokken dienstverleners bijgevolg verschillende wettelijke voorschriften kunnen gelden, die uiteenlopen wat inhoud en toepassingsgebied betreft; overwegende dat er sprake lijkt te zijn van een gebrek aan handhaving en samenwerking tussen de lidstaten, alsook van uitdagingen wat het bestaande rechtskader betreft; |
D. | overwegende dat digitale diensten volledig in overeenstemming moeten zijn met de grondrechten, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bescherming van persoonsgegevens, non-discriminatie en vrijheid van meningsuiting en informatie, alsook met de beginselen van mediapluriformiteit en culturele verscheidenheid en met de rechten van het kind, zoals verankerd in de Verdragen en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”); |
E. | overwegende dat de Commissie in haar mededeling getiteld “De digitale toekomst van Europa vormgeven” verklaart zich ertoe te verbinden om als onderdeel van het wetgevingspakket inzake digitale diensten nieuwe en herziene regels vast te stellen voor onlineplatforms en aanbieders van informatiediensten, het toezicht op het inhoudsbeleid van platforms in de Unie te versterken en de ex-anteregels verder te onderzoeken; |
F. | overwegende dat de COVID-19-pandemie nieuwe sociale en economische uitdagingen met zich heeft meegebracht die grote gevolgen hebben voor de burgers en de economie; overwegende dat de COVID-19-pandemie tegelijkertijd de veerkracht van de sector elektronische handel aantoont, evenals het potentieel van de sector als motor om de Europese economie weer op gang te brengen; overwegende dat de pandemie ook ernstige tekortkomingen in het huidige regelgevingskader aan het licht heeft gebracht, met name wat het acquis inzake consumentenbescherming betreft; overwegende dat dit erop wijst dat er actie vereist is op het niveau van de Unie om de vastgestelde problemen op een meer coherente en gecoördineerde wijze aan te pakken en te voorkomen dat ze zich in de toekomst opnieuw voordoen; |
G. | overwegende dat de COVID-19-pandemie tevens heeft laten zien hoe kwetsbaar EU-consumenten zijn voor misleidende handelspraktijken van malafide handelaren die online illegale producten verkopen die niet voldoen aan de veiligheidsregels van de Unie, alsook voor andere oneerlijke consumentenvoorwaarden; overwegende dat de COVID-19-pandemie met name heeft aangetoond dat platforms en onlinetussenhandelsdiensten hun inspanningen moeten opvoeren om valse beweringen te detecteren en te verwijderen en de misleidende praktijken van malafide handelaren op consequente en gecoördineerde wijze aan te pakken, met name wat de onlineverkoop van vervalste medische apparatuur of gevaarlijke producten betreft; overwegende dat de Commissie ingenomen is met de aanpak van de platforms sinds de Commissie hen op 23 maart 2020 heeft aangeschreven; overwegende dat er actie nodig is op het niveau van de Unie om deze misleidende praktijken op een meer coherente en gecoördineerde wijze aan te pakken en de consumenten te beschermen; |
H. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten uitgebreide bescherming van de rechten van consumenten en gebruikers in de Unie moet waarborgen en dat het territoriale toepassingsgebied van het pakket bijgevolg moet worden uitgebreid tot de activiteiten van aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij die in derde landen gevestigd zijn, indien zij diensten aanbieden die onder het toepassingsgebied van het wetgevingspakket inzake digitale diensten vallen die op consumenten of gebruikers in de Unie gericht zijn; |
I. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten duidelijkheid moet scheppen over de aard van de digitale diensten die onder het toepassingsgebied van het pakket vallen, waarbij de horizontale aard van de richtlijn inzake elektronische handel moet worden behouden, en dat het pakket niet alleen op onlineplatforms van toepassing moet zijn, maar op alle aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij als omschreven in het recht van de Unie; |
J. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten geen afbreuk mag doen aan Verordening (EU) 2016/679 (algemene verordening gegevensbescherming, “AVG”) waarbij een rechtskader voor de bescherming van persoonsgegevens is vastgesteld, Richtlijn (EU) 2019/790 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt, Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten, en Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie; |
K. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten geen gevolgen mag hebben voor Richtlijn 2005/29/EG als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161, en evenmin voor Richtlijn (EU) 2019/770 en Richtlijn (EU) 2019/771 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten en overeenkomsten voor de verkoop van goederen, en Verordening (EU) 2019/1150 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten; |
L. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten geen afbreuk mag doen aan het kader dat is vastgesteld bij Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt; |
M. | overwegende dat bepaalde soorten illegale inhoud die aanleiding geven tot grote bezorgdheid reeds zijn gedefinieerd in het nationale en het Unierecht, zoals illegale haatzaaiende uitlatingen, en dat deze niet opnieuw moeten worden gedefinieerd in het wetgevingspakket inzake digitale diensten; |
N. | overwegende dat grotere transparantie en het helpen van burgers bij het verwerven van vaardigheden inzake media- en digitale geletterdheid met betrekking tot de verspreiding van schadelijke inhoud, haatzaaiende uitlatingen en desinformatie, alsook bij het ontwikkelen van een kritische blik, in combinatie met een versterking van onafhankelijke beroepsjournalistiek en kwaliteitsvolle media, zullen bijdragen tot de bevordering van gevarieerde en kwaliteitsvolle inhoud; |
O. | overwegende dat de WHOIS-databank een openbaar toegankelijke databank is die nuttig is gebleken voor het opzoeken van de eigenaar van een bepaalde domeinnaam op het internet en voor het terugvinden van de gegevens en de contactpersoon van elke domeinnaam; |
P. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten tot doel moet hebben rechtszekerheid en duidelijkheid te waarborgen, onder meer op de markt voor kortetermijnverhuur en in verband met mobiliteitsdiensten, door middel van de bevordering van transparantie en duidelijkere informatieverplichtingen; |
Q. | overwegende dat de overeenkomst die de Commissie in maart 2020 heeft gesloten met bepaalde platforms uit de sector kortetermijnverhuur over het delen van gegevens ervoor zal zorgen dat lokale overheden in staat zullen zijn een beter inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de deeleconomie, en dat deze een betrouwbare en voortdurende uitwisseling van data en beleidsvorming op basis van feiten mogelijk zal maken; overwegende dat er verdere stappen nodig zijn om voor onlineplatforms op het gebied van kortetermijnverhuur een uitgebreider kader voor het delen van data op te zetten; |
R. | benadrukt dat de COVID-19-pandemie ernstige gevolgen heeft gehad voor de toeristische sector van de Unie en heeft aangetoond dat het noodzakelijk is steun te blijven bieden voor samenwerking op het gebied van groene corridors om een goede werking van de toeleveringsketens van de Unie en het goederenverkeer via het vervoersnetwerk van de Unie te waarborgen; |
S. | overwegende dat de evoluerende ontwikkeling en het evoluerende gebruik van internetplatforms voor een brede waaier aan activiteiten, met inbegrip van commerciële activiteiten, vervoer en toerisme en het delen van goederen en diensten, de manieren hebben veranderd waarop gebruikers en bedrijven in wisselwerking treden met aanbieders van inhoud, handelaren en andere personen die goederen en diensten aanbieden; overwegende dat de digitale eengemaakte markt niet kan slagen zonder het vertrouwen van gebruikers in onlineplatforms die alle toepasselijke wetgeving en de legitieme belangen van gebruikers eerbiedigen; overwegende dat in een toekomstig regelgevingskader ook aandacht moet worden besteed aan intrusieve bedrijfsmodellen, waaronder gedragsmanipulatie en discriminerende praktijken, die grote nadelige gevolgen hebben voor de werking van de eengemaakte markt en voor de grondrechten van gebruikers; |
T. | overwegende dat de lidstaten zich moeten inzetten voor een betere toegang tot en grotere doeltreffendheid van hun rechterlijke instanties en rechtshandhavingssystemen in verband met het vaststellen van de onwettigheid van online-inhoud en in verband met de beslechting van geschillen betreffende het verwijderen of ontoegankelijk maken van inhoud; |
U. | overwegende dat de voorschriften van het wetgevingspakket inzake digitale diensten in de praktijk gemakkelijk toepasbaar moeten zijn voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij; overwegende dat onlinetussenpersonen via versleuteling of op andere wijze kunnen verhinderen dat derde partijen toegang krijgen tot inhoud, met inbegrip van de tussenpersonen die hostingdiensten aanbieden die de inhoud zelf opslaan; |
V. | overwegende dat illegale activiteiten op een doeltreffende manier kunnen worden teruggedrongen door nieuwe innovatieve bedrijfsmodellen in staat te stellen te floreren en de digitale eengemaakte markt te versterken door het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen voor het vrij verkeer van digitale inhoud; overwegende dat belemmeringen, die voor versnipperde nationale markten zorgen, een rol spelen bij het ontstaan van de vraag naar illegale inhoud; |
W. | overwegende dat digitale diensten de consument directe en efficiënte middelen moeten aanreiken om op gebruiksvriendelijke, gemakkelijk identificeerbare en toegankelijke manier te communiceren, zoals e-mailadressen, elektronische contactformulieren, chatbots, instant messaging of een telefonisch terugbelsysteem, en moeten waarborgen dat de informatie met betrekking tot die communicatiemiddelen op duidelijke, begrijpelijke en, indien mogelijk, uniforme wijze toegankelijk is voor de consumenten en dat verzoeken van consumenten worden doorgestuurd tussen de verschillende onderliggende digitale diensten van de aanbieder van digitale diensten; |
X. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet waarborgen dat consumenten het recht hebben te worden geïnformeerd wanneer een dienst op artificiële intelligentie (“AI”) is gebaseerd of indien voor een dienst gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde besluitvormingsinstrumenten of instrumenten voor machinaal leren of voor geautomatiseerde inhoudsherkenning; overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten de mogelijkheid moet bieden het gebruik van geautomatiseerde personalisatie te weigeren, te beperken of aan de eigen behoeften aan te passen, met name als het gaat om rangschikkingen, en dat het wetgevingspakket meer bepaald de mogelijkheid moet bieden inhoud te zien in een volgorde waarop geen contentcuratie is toegepast en gebruikers meer controle te geven over de manier waarop inhoud wordt gerangschikt; |
Y. | overwegende dat de bescherming van persoonsgegevens waarop geautomatiseerde besluitvormingsprocessen worden toegepast reeds aan bod komt in onder meer de AVG, en dat het niet de bedoeling is dergelijke maatregelen te herhalen of te wijzigen in het wetgevingspakket inzake digitale diensten; |
Z. | overwegende dat de Commissie moet waarborgen dat in het wetgevingspakket inzake digitale diensten de mensgerichte benadering van AI wordt behouden, in overeenstemming met de bestaande regels inzake het vrij verkeer van diensten op basis van AI, met inachtneming van de fundamentele waarden en grondrechten als verankerd in de Verdragen; |
AA. | overwegende dat de nationale toezichthoudende autoriteiten, indien dit op grond van het Unierecht is toegestaan, toegang moeten hebben tot de softwaredocumentatie en datasets van te beoordelen algoritmen; |
AB. | overwegende dat de concepten van transparantie en verklaarbaarheid van algoritmen inhouden dat de informatie die aan de gebruiker wordt verstrekt, wordt gepresenteerd in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm, in duidelijke en eenvoudige taal; |
AC. | overwegende dat het belangrijk is maatregelen vast te stellen om doeltreffende handhaving en doeltreffend toezicht te waarborgen; overwegende dat de naleving van die bepalingen moet worden versterkt door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, met inbegrip van het opleggen van evenredige boetes; |
AD. | overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten de rechten van alle gebruikers in evenwicht moet brengen en maatregelen moet omvatten die niet zodanig zijn geformuleerd dat zij het ene legitieme belang boven het andere plaatsen en moet verhinderen dat maatregelen worden gebruikt als offensief instrument in conflicten tussen bedrijven of sectoren; |
AE. | overwegende dat het ex-antemechanisme voor de interne markt moet worden toegepast wanneer het mededingingsrecht alleen ontoereikend is om vastgestelde gevallen van marktfalen adequaat aan te pakken; |
AF. | overwegende dat de in het kader van het wetgevingspakket inzake digitale diensten voorgestelde wetgevingsmaatregelen empirisch onderbouwd moeten zijn; overwegende dat de Commissie een grondige effectbeoordeling moet uitvoeren op basis van relevante gegevens, statistieken, analyses en studies in verband met de verschillende beschikbare opties; overwegende dat die effectbeoordeling ook een beoordeling en analyse moet omvatten van onveilige en gevaarlijke producten die via onlinemarktplaatsen worden verkocht; overwegende dat in de effectbeoordeling ook rekening moet worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit de COVID-19-pandemie en met de resoluties van het Europees Parlement; overwegende dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten vergezeld moet gaan van uitvoeringsrichtsnoeren; |
Algemene beginselen
1. | is verheugd over de verbintenis van de Commissie om een voorstel voor een wetgevingspakket inzake digitale diensten in te dienen, bestaande uit een voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake elektronische handel en een voorstel voor ex-anteregels met betrekking tot systeemrelevante marktdeelnemers die als poortwachter fungeren, op grond van artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); verzoekt de Commissie dit pakket in te dienen op basis van artikel 53, lid 1, en de artikelen 62 en 114 VWEU volgens de aanbevelingen die in de bijlage bij deze resolutie zijn geformuleerd, en hierbij uit te gaan van een grondige effectbeoordeling die informatie over de financiële gevolgen van de voorstellen moet omvatten en die gebaseerd is op relevante gegevens, statistieken en analyses; |
2. | erkent het belang van het bij de richtlijn inzake elektronische handel vastgestelde rechtskader voor de ontwikkeling van onlinediensten in de Unie, en is van mening dat de beginselen die de wetgevers aan het einde van de jaren 1990 hebben gehanteerd bij het reguleren van aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij nog steeds geldig zijn en moeten worden gebruikt bij het opstellen van toekomstige voorstellen; beklemtoont dat de door de richtlijn inzake elektronische handel geboden rechtszekerheid kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) de kans heeft gegeven hun activiteiten uit te breiden en gemakkelijker over grenzen heen actief te zijn; |
3. | is van mening dat alle buiten de Unie gevestigde aanbieders van digitale diensten zich moeten houden aan de regels van het wetgevingspakket inzake digitale diensten wanneer hun diensten gericht zijn op de Unie, om te zorgen voor een gelijk speelveld voor aanbieders van digitale diensten uit Europa en uit derde landen; verzoekt de Commissie bovendien te beoordelen of er een risico bestaat op vergeldingsmaatregelen door derde landen, en tegelijkertijd de aandacht te vestigen op de wijze waarop het Unierecht van toepassing is op dienstverleners uit derde landen die zich richten op de markt van de Unie; |
4. | onderstreept dat de internemarktclausule, door middel waarvan toezicht door de lidstaat van herkomst en de verplichting voor de lidstaten om het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij te waarborgen tot stand zijn gebracht, een centrale rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt; benadrukt dat de resterende ongerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen voor het aanbieden van digitale diensten moeten worden aangepakt, zoals complexe administratieve procedures, dure beslechting van grensoverschrijdende geschillen en toegang tot informatie over de relevante regelgevingsvoorschriften, onder meer in verband met belastingen, en dat er tevens voor moet worden gezorgd dat er geen nieuwe ongerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen worden opgeworpen; |
5. | merkt op dat de lidstaten op grond van de regels van de Unie inzake het vrije verkeer van diensten maatregelen kunnen nemen ter bescherming van legitieme doelstellingen van algemeen belang, zoals de bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid, de openbare veiligheid, consumentenbescherming, de bestrijding van het tekort aan huurwoningen en het voorkomen van belastingontduiking en -ontwijking, op voorwaarde dat die maatregelen in overeenstemming zijn met de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid; |
6. | is van mening dat de belangrijkste beginselen van de richtlijn inzake elektronische handel, zoals de internemarktclausule, de vrijheid van vestiging, vrije dienstverrichting en het verbod om een algemene toezichtverplichting op te leggen, moeten worden behouden; onderstreept dat het beginsel “wat offline illegaal is, is dat ook online”, evenals de beginselen van consumentenbescherming en veiligheid van de gebruiker, ook in het toekomstige regelgevingskader leidende beginselen moeten vormen; |
7. | wijst op het belang van deeleconomieplatforms, onder meer in de sectoren vervoer en toerisme, waarop diensten worden aangeboden door zowel particulieren als beroepsbeoefenaars; verzoekt de Commissie om na raadpleging van alle betrokken partijen stappen te ondernemen voor de ontwikkeling van een uitgebreider kader voor het delen van niet-persoonsgebonden gegevens en voor coördinatie tussen platforms en nationale, regionale en lokale autoriteiten, met als voornaamste doel beste praktijken te delen en een reeks informatieverplichtingen vast te stellen, in overeenstemming met de EU-datastrategie; |
8. | merkt op dat de gegevensbeschermingsregeling sinds de vaststelling van de richtlijn inzake elektronische handel aanzienlijk is geactualiseerd, en benadrukt dat de snelle ontwikkeling van digitale diensten een sterk toekomstbestendig wetgevingskader vereist om persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer te beschermen; benadrukt in dit verband dat aanbieders van digitale diensten moeten voldoen aan de voorschriften van het Unierecht inzake gegevensbescherming, namelijk de AVG en Richtlijn 2002/58/EG (“de e-privacyrichtlijn”), die momenteel wordt herzien, alsook aan het brede kader van de grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, waardigheid en non-discriminatie, en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, en dat zij de beveiliging en veiligheid van hun systemen en diensten moeten waarborgen; |
9. | is van mening dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten het vertrouwen van de consument moet waarborgen en duidelijk moet vaststellen dat het consumentenrecht en voorschriften inzake productveiligheid moeten worden nageleefd, teneinde rechtszekerheid te waarborgen; wijst erop dat in het wetgevingspakket inzake digitale diensten bijzondere aandacht moet worden besteed aan gebruikers met een handicap en dat de toegankelijkheid van diensten van de informatiemaatschappij moet worden gegarandeerd; verzoekt de Commissie dienstverleners te stimuleren om technische hulpmiddelen te ontwikkelen die ervoor zorgen dat diensten van de informatiemaatschappij daadwerkelijk toegankelijk zijn voor personen met een handicap, zodat zij deze diensten kunnen gebruiken en er de voordelen van kunnen benutten; |
10. | benadrukt dat de horizontale benadering van de richtlijn inzake elektronische handel moet worden gehandhaafd; benadrukt dat een uniforme aanpak niet geschikt is om alle nieuwe uitdagingen in het huidige digitale landschap aan te pakken en dat de diversiteit van actoren en online aangeboden diensten een op maat gesneden regelgevingsaanpak vereist; beveelt aan een onderscheid te maken tussen economische en niet-economische activiteiten en tussen verschillende soorten door platforms gehoste digitale diensten, in plaats van de nadruk te leggen op het soort platform; is in dit verband van mening dat er in toekomstige wetgevingsvoorstellen naar moet worden gestreefd te waarborgen dat nieuwe Unieverplichtingen voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij evenredig en duidelijk van aard zijn; |
11. | herinnert eraan dat in een groot aantal wetgevings- en bestuurlijke besluiten alsook bij een groot aantal contractuele betrekkingen gebruik wordt gemaakt van de definities en regels van de richtlijn inzake elektronische handel en dat wijzigingen hiervan dan ook grote gevolgen zullen hebben; |
12. | benadrukt dat een voorspelbaar, toekomstbestendig, duidelijk en alomvattend kader op Unieniveau en eerlijke concurrentie van cruciaal belang zijn om de groei van alle Europese ondernemingen, met inbegrip van kleinschalige platforms, kmo’s (waaronder micro-ondernemingen), ondernemers en start-ups te bevorderen, om het grensoverschrijdend aanbieden van diensten van de informatiemaatschappij te stimuleren, om fragmentatie van de markt weg te werken en om Europese ondernemingen een gelijk speelveld te bieden dat hen in staat stelt de voordelen van de markt voor digitale diensten ten volle te benutten en concurrerend te zijn op mondiaal niveau; |
13. | onderstreept dat het toekomstige internemarktinstrument inzake ex-anteregels voor systeemrelevante platforms en het aangekondigde nieuwe mededingingsinstrument dat bedoeld is om lacunes in het mededingingsrecht aan te pakken, moeten worden behouden als afzonderlijke rechtsinstrumenten; |
14. | herinnert eraan dat de richtlijn inzake elektronische handel op technologisch neutrale wijze is opgesteld om ervoor te zorgen dat de tekst niet achterhaald wordt door technologische ontwikkelingen die het gevolg zijn van het snelle tempo van innovatie in de IT-sector, en benadrukt dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten toekomstbestendig moet blijven en toepasbaar moet blijven op de opkomst van nieuwe technologieën die van invloed zijn op de digitale eengemaakte markt; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat eventuele herzieningen technologieneutraal blijven, teneinde duurzame voordelen voor bedrijven en consumenten te waarborgen; |
15. | is van mening dat er behoefte is aan een gelijk speelveld op de interne markt tussen de platformeconomie en de offline-economie, op grond van gelijke rechten en plichten voor alle belanghebbende partijen, zowel consumenten als ondernemingen; meent dat de kwestie van platformwerkers niet via het wetgevingspakket inzake digitale diensten mag worden aangepakt; is bijgevolg van mening dat sociale bescherming en de sociale rechten van werknemers, met inbegrip van platformwerkers of werknemers in de deeleconomie, naar behoren moeten worden aangepakt in een afzonderlijk instrument, teneinde een adequaat en alomvattend antwoord te bieden op de uitdagingen van de digitale economie van vandaag; |
16. | meent dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet berusten op de gemeenschappelijke waarden van de Unie die de rechten van burgers beschermen, en gericht moet zijn op het stimuleren van de totstandbrenging van een rijk en divers online-ecosysteem met een uitgebreid gamma van onlinediensten, een gunstig digitaal klimaat, transparantie en rechtszekerheid, teneinde het volledige potentieel van de digitale eengemaakte markt te kunnen aanboren; |
17. | is van mening dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten een kans biedt voor de Unie om de digitale economie niet alleen vorm te geven op Unieniveau, maar ook een normstellende rol te spelen voor de rest van de wereld; |
Grondrechten en fundamentele vrijheden
18. | merkt op dat aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, en met name onlineplatforms en socialenetwerksites, beschikken over een verreikend vermogen om een breder publiek, gedrag, meningen en praktijken te bereiken en te beïnvloeden, met inbegrip van kwetsbare groepen als minderjarigen, en dat zij het Unierecht inzake de bescherming van gebruikers, hun gegevens en de samenleving in het algemeen moeten naleven; |
19. | wijst erop dat recente schandalen in verband met het verzamelen en verkopen van data, zoals Cambridge Analytica, nepnieuws, desinformatie, manipulatie van kiezers en een hele reeks andere schadelijke onlinepraktijken (van haatzaaiende uitlatingen tot het uitzenden van terroristische daden) hebben aangetoond dat het noodzakelijk is te werken aan een betere handhaving en nauwere samenwerking tussen de lidstaten om inzicht te krijgen in de voordelen en tekortkomingen van de bestaande regels en om de bescherming van de grondrechten online te versterken; |
20. | herinnert er in dit verband aan dat sommige bestaande regelingen voor zelfregulering en coregulering, zoals de praktijkcode van de Unie betreffende desinformatie, hebben bijgedragen tot het structureren van een dialoog met platforms en regelgevingsautoriteiten; stelt voor dat onlineplatforms doeltreffende en passende waarborgen moeten bieden, met name om ervoor te zorgen dat zij zorgvuldig, evenredig en niet-discriminerend te werk gaan en om te voorkomen dat onopzettelijk inhoud wordt verwijderd die niet illegaal is; merkt op dat dergelijke maatregelen niet mogen leiden tot verplichte filtering van de inhoud bij het uploaden, hetgeen niet strookt met het verbod om algemene toezichtverplichtingen op te leggen; stelt voor om maatregelen ter bestrijding van schadelijke inhoud, haatzaaiende uitlatingen en desinformatie regelmatig te evalueren en verder te ontwikkelen; |
21. | wijst er nogmaals op hoe belangrijk het is de vrijheid van meningsuiting, informatie en mening te waarborgen en ervoor te zorgen dat we beschikken over een vrij en divers pers- en medialandschap, mede met het oog op de bescherming van onafhankelijke journalistiek; wijst nadrukkelijk op de bescherming en bevordering van de vrijheid van meningsuiting en op het belang van te beschikken over een verscheidenheid aan meningen, informatie, pers en vormen van artistieke en culturele expressie; |
22. | benadrukt dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten de vrijheden van de interne markt moet versterken en de grondrechten en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest moet waarborgen; benadrukt dat de grondrechten van consumenten en gebruikers, met inbegrip van de rechten van minderjarigen, moeten worden beschermd tegen schadelijke onlinebedrijfsmodellen, waaronder digitale reclamepraktijken, alsook tegen gedragsmanipulatie en discriminerende praktijken; |
23. | benadrukt hoe belangrijk het is gebruikers beter in staat te stellen hun eigen grondrechten online af te dwingen; herhaalt dat aanbieders van digitale diensten het recht van hun gebruikers op overdraagbaarheid van gegevens moeten eerbiedigen en mogelijk maken zoals vastgesteld in het Unierecht; |
24. | wijst erop dat biometrische gegevens worden beschouwd als een bijzondere categorie van persoonsgegevens met specifieke verwerkingsvoorschriften; merkt op dat biometrische gegevens kunnen en in toenemende mate worden gebruikt voor de identificatie en authenticatie van personen, hetgeen ongeacht de potentiële voordelen daarvan aanzienlijke risico’s en sterke inmenging inhoudt ten aanzien van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op gegevensbescherming, met name wanneer dit gebeurt zonder de toestemming van de betrokkene, en ook identiteitsfraude mogelijk maakt; doet een oproep om via het wetgevingspakket inzake digitale diensten te waarborgen dat aanbieders van digitale diensten biometrische gegevens uitsluitend op het apparaat zelf opslaan, tenzij centrale opslag door de wet is toegestaan, gebruikers van digitale diensten altijd een standaard ingesteld alternatief te bieden voor het gebruik van biometrische gegevens voor de werking van een dienst, en de verplichting in te voeren om de klanten duidelijk te informeren over de risico’s van het gebruik van biometrische gegevens; |
25. | beklemtoont dat overheidsinstanties in de geest van de rechtspraak over communicatiemetadata uitsluitend toegang mogen krijgen tot de abonneegegevens en metadata van een gebruiker om met voorafgaande rechterlijke toestemming een onderzoek in te stellen naar verdachten van ernstige strafbare feiten; is er echter van overtuigd dat aanbieders van digitale diensten geen gegevens mogen bijhouden met het oog op rechtshandhaving, tenzij een onafhankelijke bevoegde overheidsinstantie in overeenstemming met het Unierecht rechtstreeks opdracht heeft gegeven tot het doelgericht bijhouden van de gebruikersgegevens van een persoon; |
26. | beklemtoont dat het noodzakelijk is doeltreffende end-to-endencryptie toe te passen op gegevens, omdat dit van essentieel belang is voor het vertrouwen in en de veiligheid op het internet en onbevoegde toegang van derden doeltreffend voorkomt; |
Transparantie en consumentenbescherming
27. | merkt op dat de COVID-19-pandemie het belang en de veerkracht van de sector elektronische handel heeft aangetoond, evenals het potentieel van de sector als motor om de Europese economie weer op gang te brengen, maar tegelijkertijd ook heeft laten zien hoe kwetsbaar EU-consumenten zijn voor misleidende handelspraktijken van malafide handelaren die online namaak-, illegale of onveilige producten verkopen en diensten aanbieden die niet voldoen aan de veiligheidsregels van de Unie of ongerechtvaardigde en oneerlijke prijsverhogingen of andere oneerlijke voorwaarden opleggen aan consumenten; benadrukt dat de handhaving van de regels van de Unie dringend moet worden opgevoerd en dat de consumentenbescherming moet worden verbeterd; |
28. | benadrukt dat dit probleem nog wordt verergerd door moeilijkheden bij het vaststellen van de identiteit van frauduleuze zakelijke gebruikers, waardoor het voor consumenten moeilijk wordt om aanspraak te maken op een vergoeding voor de geleden schade en verliezen; |
29. | is van mening dat de huidige uit hoofde van de richtlijn inzake elektronische handel aan aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij en hun zakelijke klanten opgelegde transparantie- en informatievoorschriften, alsook de minimumvoorschriften op het gebied van informatie over commerciële communicatie, moeten worden versterkt, in combinatie met maatregelen om de naleving van de bestaande regels te verbeteren zonder het concurrentievermogen van kmo’s aan te tasten; |
30. | verzoekt de Commissie de informatievoorschriften van artikel 5 van de richtlijn inzake elektronische handel te versterken en aanbieders van hostingdiensten te verplichten de informatie en identiteit van de zakelijke gebruikers met wie zij rechtstreekse commerciële betrekkingen hebben te vergelijken met de identificatiegegevens via de desbetreffende bestaande en beschikbare databanken van de Unie, in overeenstemming met de wetgeving inzake dataprotocol; aanbieders van hostingdiensten moeten hun zakelijke gebruikers vragen ervoor te zorgen dat de informatie die zij verstrekken juist, volledig en actueel is, en moeten het recht en de plicht hebben om hun diensten aan deze gebruikers te weigeren of stop te zetten wanneer de informatie over de identiteit van hun zakelijke gebruikers onjuist of misleidend is; is van mening dat het aan de zakelijke gebruikers is om aanbieders van diensten in kennis te stellen van eventuele veranderingen in hun zakelijke activiteiten (bijvoorbeeld beëindiging van de bedrijfsactiviteit); |
31. | verzoekt de Commissie afdwingbare verplichtingen voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij in te voeren, gericht op het bevorderen van transparantie, informatie en verantwoordingsplicht; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat handhavingsmaatregelen zo worden opgezet dat rekening wordt gehouden met de verschillende diensten en het gevolg niet onvermijdelijk een schending van de privacy en rechtsvervolging betekent; is van mening dat die verplichtingen evenredig moeten zijn en moeten worden afgedwongen met behulp van passende, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties; |
32. | benadrukt dat de bestaande verplichtingen van de richtlijn inzake elektronische handel en de richtlijn oneerlijke handelspraktijken inzake transparantie van commerciële communicatie en digitale reclame moeten worden versterkt; wijst erop dat dringende zorgwekkende problemen op het gebied van consumentenbescherming die verband houden met profilering, targeting en gepersonaliseerde prijsstelling moeten worden aangepakt, onder meer met duidelijke transparantieverplichtingen en informatievoorschriften; |
33. | benadrukt dat onlineconsumenten zich in een onevenwichtige relatie bevinden ten aanzien van aanbieders van diensten en handelaren die diensten aanbieden die worden ondersteund door reclame-inkomsten en advertenties die rechtstreeks gericht zijn op individuele consumenten op basis van informatie die via big data en AI-mechanismen wordt verzameld; wijst op de mogelijke negatieve gevolgen van gepersonaliseerde reclame, met name microgerichte en gedragsgerichte reclame; verzoekt de Commissie daarom aanvullende regels in te voeren voor gerichte reclame en microtargeting op basis van het verzamelen van persoonsgegevens, en te overwegen om micro- en gedragsgerichte reclame strenger te reguleren ten gunste van minder indringende vormen van reclame waarvoor geen uitgebreide tracering van de interactie van de gebruiker met inhoud nodig is; dringt er bij de Commissie op aan om daarnaast de invoering van wetgevende maatregelen te overwegen om de transparantie van onlinereclame te vergroten; |
34. | onderstreept het belang, met het oog op de ontwikkeling van digitale diensten, van de verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat hun rechtsstelsel het elektronisch sluiten van contracten mogelijk maakt, met inachtneming van een hoog niveau van consumentenbescherming; verzoekt de Commissie om de bestaande voorschriften voor het elektronisch sluiten van contracten te evalueren, onder meer met betrekking tot kennisgevingen door de lidstaten, en om deze voorschriften zo nodig bij te werken; wijst in dat verband op de opkomst van “slimme contracten”, zoals contracten op basis van “distributed ledger”-technologie, en verzoekt de Commissie om een beoordeling te verrichten van de ontwikkeling en het gebruik van “distributed ledger”-technologie, met inbegrip van “slimme contracten”, onder meer wat de geldigheid en handhaving van slimme contracten in grensoverschrijdende situaties betreft, alsook om hierover richtsnoeren te verstrekken om rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten te waarborgen, en om alleen wetgevingsinitiatieven te nemen indien op basis van die beoordeling concrete lacunes worden vastgesteld; |
35. | verzoekt de Commissie minimumnormen voor contractvoorwaarden en algemene voorwaarden in te voeren, met name met betrekking tot transparantie, toegankelijkheid, billijkheid en niet-discriminerende maatregelen, en de praktijk van vooraf geformuleerde standaardclausules in contractvoorwaarden waarover niet vooraf afzonderlijk is onderhandeld, met inbegrip van eindgebruikersovereenkomsten, verder te evalueren om manieren te zoeken om deze billijker te maken en de naleving van het recht van de Unie te waarborgen, teneinde een actievere rol voor de consument te bevorderen, onder meer wat de keuze van clausules betreft, om betere geïnformeerde toestemming mogelijk te maken; |
36. | benadrukt dat de efficiëntie van elektronische interacties tussen bedrijven en consumenten moet worden verbeterd in het licht van de ontwikkeling van virtuele-identificatietechnologieën; is van mening dat de Commissie, om de doeltreffendheid van het wetgevingspakket inzake digitale diensten te waarborgen, ook het regelgevingskader inzake digitale identificatie, namelijk Verordening (EU) nr. 910/2014 (18) (“de eIDAS-verordening”), moet actualiseren; is van mening dat de invoering van een universeel aanvaarde, betrouwbare digitale identiteit en van betrouwbare authenticatiesystemen een nuttig instrument zou zijn voor het veilig vaststellen van de individuele identiteit van natuurlijke personen, rechtspersonen en machines om bescherming te bieden tegen het gebruik van valse profielen; wijst er in dit verband op hoe belangrijk het voor consumenten is om in alle veiligheid online producten en diensten te kunnen gebruiken of kopen zonder een beroep te moeten doen op platforms van derden en onnodig gegevens te moeten delen, waaronder persoonsgegevens, die door die platforms worden verzameld; verzoekt de Commissie een grondige effectbeoordeling uit te voeren met betrekking tot de totstandbrenging van een universeel aanvaarde openbare elektronische identiteit als alternatief voor particuliere systemen waarbij eenmalig wordt ingelogd (single sign-on) en onderstreept dat deze dienst zo moet worden ontworpen dat de verzamelde gegevens tot een absoluut minimum worden beperkt; is van mening dat de Commissie moet nagaan of het mogelijk is een leeftijdsverificatiesysteem op te zetten voor gebruikers van digitale diensten, met name ter bescherming van minderjarigen; |
37. | benadrukt dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten geen afbreuk mag doen aan het in de AVG vastgestelde beginsel van minimale gegevensverwerking en dat tussenpersonen die digitale diensten aanbieden, tenzij anders bepaald in specifieke wetgeving, het anonieme gebruik van hun diensten zoveel mogelijk moeten toestaan en alleen gegevens mogen verwerken die nodig zijn voor de identificatie van de gebruiker; benadrukt dat dergelijke verzamelde gegevens niet mogen worden gebruikt voor andere digitale diensten dan die waarvoor persoonlijke identificatie, authenticatie of leeftijdsverificatie vereist is, en dat zij alleen mogen worden gebruikt voor legitieme doeleinden en op geen enkele wijze de algemene toegang tot het internet mogen beperken; |
AI en machinaal leren
38. | benadrukt dat door AI aangestuurde diensten of diensten die gebruikmaken van functies voor geautomatiseerde besluitvorming of machinaal leren, die momenteel onder de richtlijn inzake elektronische handel vallen, weliswaar enorme voordelen kunnen opleveren voor consumenten en dienstverleners, maar dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet inspelen op de concrete uitdagingen die dit met zich meebrengt wat betreft het waarborgen van non-discriminatie, transparantie in verband met onder meer de gebruikte datasets en de beoogde output, een begrijpelijke uitleg van algoritmen, en aansprakelijkheid — zaken die niet in de bestaande wetgeving aan bod komen; |
39. | benadrukt bovendien dat onderliggende algoritmen volledig moeten voldoen aan de verplichtingen op het gebied van de grondrechten, met name de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en de rechten van het kind, zoals verankerd in de Verdragen en het Handvest; |
40. | meent dat het van essentieel belang is het gebruik van hoogwaardige, niet-discriminerende en objectieve onderliggende datasets te waarborgen en personen te helpen toegang te krijgen tot diverse inhouden, meningen, hoogwaardige producten en diensten; |
41. | verzoekt de Commissie transparantie- en verantwoordingsvoorschriften in te voeren met betrekking tot geautomatiseerde besluitvormingsprocessen, waarbij de naleving van voorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en handelsgeheimen wordt gewaarborgd; wijst op de noodzaak om externe regelgevingscontroles, toezicht per geval en terugkerende risicobeoordelingen door bevoegde autoriteiten mogelijk te maken en de daaraan verbonden risico’s te beoordelen, met name de risico’s voor consumenten of derden, en is van mening dat maatregelen ter voorkoming van deze risico’s gerechtvaardigd en evenredig moeten zijn en niet in de weg mogen staan van innovatie; is van mening dat het “human in command”-beginsel moet worden geëerbiedigd, onder meer om de toename van gezondheids- en veiligheidsrisico’s, discriminatie, onnodige bewaking of misbruik te voorkomen of potentiële bedreigingen voor de grondrechten en fundamentele vrijheden te voorkomen; |
42. | is van mening dat consumenten en gebruikers het recht moeten hebben naar behoren te worden geïnformeerd op een tijdige, beknopte, gemakkelijk te begrijpen en toegankelijke manier, en dat hun rechten daadwerkelijk moeten worden gegarandeerd wanneer ze interageren met geautomatiseerde besluitvormingssystemen en andere innoverende digitale diensten of applicaties; uit zijn bezorgdheid over het bestaande gebrek aan transparantie met betrekking tot het gebruik van virtuele assistenten of chatbots, hetgeen bijzonder schadelijk kan zijn voor kwetsbare consumenten, en onderstreept dat aanbieders van digitale diensten niet uitsluitend geautomatiseerde besluitvormingssystemen mogen gebruiken voor consumentenondersteuning; |
43. | meent in dit verband dat consumenten de mogelijkheid moeten krijgen duidelijk te worden geïnformeerd wanneer ze interageren met geautomatiseerde besluitvormingssystemen, met informatie over hoe zij contact kunnen opnemen met een mens met beslissingsbevoegdheid en hoe ze kunnen verzoeken om controles en correcties van eventuele fouten die voortvloeien uit geautomatiseerde besluiten, en dat zij tevens moeten beschikken over verhaalmogelijkheden voor eventuele schade in verband met het gebruik van geautomatiseerde besluitvormingssystemen; |
44. | onderstreept hoe belangrijk het is de keuzevrijheid van de consument, de controle van de consument en het vertrouwen van de consument te versterken met betrekking tot AI-diensten en -toepassingen; is bijgevolg van mening dat de reeks rechten van consumenten moet worden uitgebreid om hen beter te beschermen in de digitale wereld, en verzoekt de Commissie om met name na te denken over criteria en controles inzake verantwoordingsplicht en billijkheid en het recht op non-discriminatie en objectieve AI-datasets; is van mening dat consumenten en gebruikers meer controle moeten krijgen over het gebruik van AI en de mogelijkheid moeten krijgen om het gebruik van op AI gebaseerde personalisatie te weigeren, te beperken of aan de eigen behoeften aan te passen; |
45. | merkt op dat instrumenten voor geautomatiseerde contentmoderatie niet in staat zijn de subtiliteit van context en betekenis in menselijke communicatie doeltreffend te begrijpen, terwijl dit noodzakelijk is om te bepalen of beoordeelde inhoud kan worden beschouwd als een schending van de wet of van gebruiksvoorwaarden; benadrukt daarom dat het gebruik van dergelijke instrumenten niet mag worden opgelegd in het kader van het wetgevingspakket inzake digitale diensten; |
Bestrijding van illegale inhoud en activiteiten online
46. | benadrukt dat de aanwezigheid en verspreiding van illegale inhoud en activiteiten online een ernstige bedreiging vormt die het vertrouwen van de burger in de digitale omgeving ondermijnt, schade toebrengt aan de ontwikkeling van gezonde digitale ecosystemen en ook ernstige en langdurige gevolgen kan hebben voor de veiligheid en de grondrechten van personen; merkt tegelijkertijd op dat illegale inhoud en activiteiten online zich gemakkelijk kunnen vermenigvuldigen en dat de negatieve effecten ervan op zeer korte termijn sterk kunnen toenemen; |
47. | merkt op dat er niet één enkele pasklare oplossing bestaat voor alle soorten illegale inhoud en activiteiten online; benadrukt dat inhoud die in sommige lidstaten mogelijk illegaal is, in andere lidstaten misschien niet “illegaal” is, aangezien slechts bepaalde soorten illegale inhoud geharmoniseerd zijn in de Unie; dringt aan op een strikt onderscheid tussen illegale inhoud, strafbare feiten en illegaal gedeelde inhoud enerzijds, en schadelijke inhoud, haatzaaiende uitlatingen en desinformatie anderzijds, die niet altijd illegaal zijn en betrekking hebben op vele verschillende aspecten, benaderingen en regels die per geval van toepassing zijn; is van mening dat de aansprakelijkheidsregeling alleen betrekking mag hebben op illegale inhoud zoals gedefinieerd in het Unierecht of het nationale recht; |
48. | is echter van mening dat, onverminderd het brede kader van de grondrechten en de bestaande sectorspecifieke wetgeving, een meer op elkaar afgestemde en gecoördineerde aanpak op het niveau van de Unie, rekening houdend met de verschillende soorten illegale inhoud en activiteiten en gebaseerd op samenwerking en uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, zal helpen om illegale inhoud doeltreffender aan te pakken; onderstreept tevens dat de strengheid van de maatregelen die door dienstverleners moeten worden genomen, moet worden aangepast aan de ernst van de inbreuk en dringt aan op betere samenwerking en uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten en aanbieders van hostingdiensten; |
49. | meent dat vrijwillige acties en zelfregulering door onlineplatforms in heel Europa weliswaar een aantal voordelen hebben opgeleverd, maar dat er een duidelijk rechtskader voor het verwijderen van illegale inhoud en activiteiten nodig is om ervoor te zorgen dat dit soort online-inhoud snel wordt gemeld en verwijderd; onderstreept dat moet worden voorkomen dat aanbieders van digitale diensten een algemene toezichtverplichting wordt opgelegd om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan en dat moet wordt voorkomen dat zij alle inhoud en activiteiten actief moeten opsporen, modereren of filteren, noch de jure, noch de facto; onderstreept dat illegale inhoud moet worden verwijderd op de plaats waar deze wordt gehost, en dat aanbieders van internettoegang niet worden verplicht de toegang tot inhoud te blokkeren; |
50. | verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat onlinetussenpersonen die op eigen initiatief vermeende illegale inhoud offline halen, dit op een zorgvuldige, evenredige en niet-discriminerende wijze doen en met inachtneming, in alle omstandigheden, van de grondrechten en fundamentele vrijheden van de gebruikers; onderstreept dat dergelijke maatregelen gepaard moeten gaan met robuuste procedurele waarborgen en zinvolle voorschriften inzake transparantie en verantwoordingsplicht; vraagt om wanneer er twijfel bestaat over het “illegale” karakter van bepaalde inhoud, deze inhoud aan een menselijke evaluatie te onderwerpen en niet zonder verder onderzoek te verwijderen; |
51. | verzoekt de Commissie een studie te publiceren over de verwijdering van inhoud en data op basis van automatische besluitvormingsprocessen voor en tijdens de COVID-19-pandemie, alsook over het percentage verwijderde inhoud dat onterecht werd verwijderd (“foutpositieven”); |
52. | verzoekt de Commissie om aandacht te besteden aan de toenemende verschillen en versnippering op het gebied van nationale regels in de lidstaten en om duidelijke en voorspelbare geharmoniseerde regels en een transparant, doeltreffend en evenredig mechanisme voor melding en actie vast te stellen; meent dat dit mechanisme moet voorzien in voldoende waarborgen, gebruikers in staat moet stellen om het bestaan van mogelijk illegale inhoud of activiteiten online te melden bij onlinetussenpersonen, en onlinetussenpersonen moet helpen snel te reageren en transparanter te zijn over de maatregelen die ze nemen met betrekking tot mogelijk illegale inhoud; is van mening dat deze maatregelen technologieneutraal en gemakkelijk toegankelijk voor alle actoren moeten zijn, teneinde een hoog niveau van bescherming voor gebruikers en consumenten te waarborgen; |
53. | benadrukt dat een dergelijk mechanisme voor melding en actie mensgericht moet zijn; onderstreept dat er waarborgen tegen misbruik van het systeem moeten worden ingevoerd, onder meer tegen herhaaldelijke onterechte meldingen, oneerlijke handelspraktijken en andere doelbewuste strategieën; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor toegang tot transparante, doeltreffende, eerlijke en snelle tegenmeldings- en klachtenmechanismen en mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, en de mogelijkheid te waarborgen om gerechtelijke stappen te nemen tegen de verwijdering van inhoud, teneinde te voldoen aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte; |
54. | is ingenomen met inspanningen om te zorgen voor transparantie wat verwijdering van inhoud betreft; verzoekt de Commissie te zorgen voor de bekendmaking van verslagen met informatie over de mechanismen voor melding en actie, zoals het aantal meldingen, de soorten entiteiten die inhoud hebben gemeld, de aard van de inhoud waarop klachten betrekking hebben, de responstijd van de tussenpersoon, het aantal beroepsprocedures en het aantal gevallen waarin inhoud ten onrechte als illegaal of illegaal gedeeld is aangemerkt; |
55. | wijst op de uitdagingen met betrekking tot de handhaving van gerechtelijke bevelen die zijn uitgevaardigd in andere lidstaten dan het land van herkomst van een dienstverlener, en benadrukt dat deze kwestie nader moet worden onderzocht; is er voorstander van dat aanbieders van hostingdiensten niet verplicht worden om informatie die legaal is in hun land van herkomst te verwijderen of ontoegankelijk te maken; |
56. | benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de wet, het nemen van een besluit over de wettigheid van onlineactiviteiten en -inhoud, het gelasten van aanbieders van hostingdiensten om illegale inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken, alsook de verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat die bevelen nauwkeurig, gegrond en in overeenstemming met de grondrechten zijn, bij onafhankelijke, bevoegde openbare autoriteiten moet liggen; |
57. | benadrukt dat het behoud van waarborgen uit de aansprakelijkheidsregeling voor onlinetussenpersonen als vastgelegd in de artikelen 12, 13 en 14 van de richtlijn inzake elektronische handel en het verbod om algemene toezichtverplichtingen op te leggen als vastgelegd in artikel 15 van de richtlijn inzake elektronische handel, van cruciaal belang zijn voor de bevordering van het vrije verkeer van digitale diensten, voor het waarborgen van de beschikbaarheid van online-inhoud en voor de bescherming van de grondrechten van gebruikers, en derhalve moeten worden behouden; onderstreept in dit verband dat de aansprakelijkheidsregeling en het verbod op een algemene toezichtverplichting niet mogen worden verzwakt via eventuele nieuwe wetgeving of door een wijziging van andere delen van de richtlijn inzake elektronische handel; |
58. | erkent het beginsel dat digitale diensten die een neutrale en passieve rol spelen, zoals backend- en infrastructuurdiensten, niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud die via hun diensten wordt doorgegeven, omdat zij geen controle hebben over die inhoud, er geen actieve interactie mee hebben en deze inhoud evenmin optimaliseren; benadrukt echter dat de actieve en passieve rol verder moet worden verduidelijkt door de jurisprudentie van het Hof op dit gebied in aanmerking te nemen; |
59. | verzoekt de Commissie te overwegen aanbieders van hostingdiensten ertoe te verplichten illegale inhoud die een ernstig strafbaar feit kan vormen te melden aan de bevoegde rechtshandhavingsinstanties zodra zij daarvan op de hoogte zijn; |
Onlinemarktplaatsen
60. | merkt op dat de opkomst van aanbieders van onlinediensten, zoals onlinemarktplaatsen, weliswaar voordelen hebben opgeleverd voor zowel consumenten als handelaren, met name door het aanbod te vergroten en de prijzen te verlagen, maar dat de consument hierdoor tegelijkertijd kwetsbaarder is geworden voor misleidende handelspraktijken door een toenemend aantal verkopers, onder meer uit derde landen, die online producten en diensten kunnen aanbieden die illegaal, onveilig of namaak zijn, die vaak niet voldoen aan de regels en normen van de Unie inzake productveiligheid en die de consumentenrechten niet voldoende garanderen; |
61. | benadrukt dat consumenten als ze online winkelen dezelfde bescherming moeten genieten als in fysieke winkels; benadrukt dat het onaanvaardbaar is dat consumenten in de Unie worden blootgesteld aan illegale, onveilige en namaakproducten die gevaarlijke chemische stoffen bevatten en andere veiligheidsrisico’s inhouden die een gevaar vormen voor de menselijke gezondheid; stelt met klem dat het noodzakelijk is om passende waarborgen en maatregelen in te voeren voor productveiligheid en consumentenbescherming, teneinde de verkoop van niet-conforme producten of diensten op onlinemarktplaatsen te voorkomen, en verzoekt de Commissie de aansprakelijkheidsregeling voor onlinemarktplaatsen te versterken; |
62. | beklemtoont het belang van de regels van Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten, met betrekking tot de conformiteit van producten die in de Unie op de markt komen vanuit een derde land; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om de naleving van de wetgeving door verkopers die buiten de Unie gevestigd zijn te verbeteren in het geval er geen fabrikant, importeur of distributeur met vestiging in de Unie is, en een oplossing te zoeken voor de huidige juridische lacune waardoor leveranciers die hun vestiging buiten de Unie hebben online producten aan Europese consumenten kunnen verkopen die niet voldoen aan de regels van de Unie inzake veiligheid en consumentenbescherming zonder dat ze hiervoor een sanctie krijgen of aansprakelijk worden gesteld voor hun acties, waarbij consumenten geen rechtsmiddelen ter beschikking hebben om hun rechten af te dwingen of te worden vergoed voor eventuele schade; benadrukt in dit verband dat het altijd mogelijk moet zijn de identiteit vast te stellen van fabrikanten en verkopers van producten uit derde landen; |
63. | benadrukt dat onlinemarktplaatsen consumenten onmiddellijk moeten informeren zodra een door hen gekocht product van de marktplaats is verwijderd na een melding in verband met niet-naleving van de voorschriften van de Unie inzake productveiligheid of consumentenbescherming; |
64. | benadrukt dat moet worden gewaarborgd dat aanbieders van onlinemarktplaatsen Rapex raadplegen en de bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis stellen zodra zij op de hoogte zijn van illegale, onveilige en namaakproducten op hun platform; |
65. | is van mening dat de aanbieders van onlinemarktplaatsen intensiever moeten samenwerken met markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten, onder meer door informatie uit te wisselen over de verkoper van illegale, onveilige en namaakproducten; |
66. | verzoekt de Commissie de lidstaten ertoe aan te sporen meer gezamenlijke acties op het gebied van markttoezicht uit te voeren en intensiever samen te werken met douaneautoriteiten om de veiligheid te controleren van producten die online worden verkocht voordat deze de klant bereiken; verzoekt de Commissie na te gaan of het mogelijk is een internationaal netwerk van consumentencentra op te zetten om EU-consumenten te helpen bij het behandelen van geschillen met handelaren die buiten de EU zijn gevestigd; |
67. | verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat wanneer onlinemarktplaatsen professionele diensten aanbieden, een toereikend niveau van consumentenbescherming wordt bereikt door middel van adequate waarborgen en informatievoorschriften; |
68. | is van mening dat wat de markt voor toerisme en vervoer betreft, het wetgevingspakket inzake digitale diensten erop gericht moet zijn te zorgen voor rechtszekerheid en duidelijkheid door een governancekader tot stand te brengen waarmee de samenwerking tussen platforms en nationale, regionale en lokale autoriteiten wordt geformaliseerd, met name met het oog op het delen van beste praktijken en de vaststelling van een reeks informatieverplichtingen voor platforms voor kortetermijnverhuur en mobiliteit ten aanzien van hun dienstverleners in verband met de toepasselijke nationale, regionale en lokale wetgeving; verzoekt de Commissie ongerechtvaardigde belemmeringen verder weg te werken door een sectorspecifieke, door de EU gecoördineerde inspanning op touw te zetten om samen met alle belanghebbenden afspraken te maken, in overeenstemming met de regels van de eengemaakte markt, over verschillende reeksen criteria — zoals vergunningen, licenties of in voorkomend geval een lokaal of nationaal registratienummer van een dienstverlener — die vereist zijn om een dienst aan te bieden op een platform voor kortetermijnverhuur of mobiliteit; benadrukt dat het met betrekking tot alle dienstverleners belangrijk is om geen onevenredige informatieverplichtingen en onnodige administratieve lasten op te leggen, met bijzondere nadruk op aanbieders van peer-to-peerdiensten en kmo’s; |
69. | roept ertoe op om via het wetgevingspakket inzake digitale diensten duurzame groei en duurzaamheid van de elektronische handel te bevorderen, in overeenstemming met de Europese Green Deal; wijst op de belangrijke rol die onlinemarktplaatsen spelen bij het bevorderen van duurzame producten en diensten en het aanmoedigen van duurzame consumptie; dringt aan op maatregelen om misleidende praktijken en desinformatie met betrekking tot online aangeboden producten en diensten aan te pakken, met inbegrip van valse “milieuclaims”, en roept de aanbieders van onlinemarktplaatsen op de duurzaamheid van elektronische handel te bevorderen door consumenten duidelijke en gemakkelijk te begrijpen informatie te verstrekken over de milieueffecten van de producten of diensten die zij online kopen; |
70. | verzoekt de Commissie een grondige analyse te verrichten van de duidelijkheid en samenhang van het bestaande rechtskader dat van toepassing is op de onlineverkoop van producten en diensten, teneinde in kaart te brengen waar er mogelijke lacunes en tegenstrijdigheden zijn en waar sprake is van een gebrek aan doeltreffende handhaving; verzoekt de Commissie een grondige analyse te verrichten van de wisselwerking tussen het wetgevingspakket inzake digitale diensten en de wetgeving van de Unie inzake productveiligheid en chemische stoffen; verzoekt de Commissie samenhang te waarborgen tussen de nieuwe regels voor onlinemarktplaatsen en de herziening van Richtlijn 2001/95/EG (19) (“de richtlijn inzake algemene productveiligheid”) en Richtlijn 85/374/EEG (20) (“de richtlijn productaansprakelijkheid”); |
71. | wijst erop dat selectieve distributieovereenkomsten nog steeds worden misbruikt of onjuist worden toegepast om de beschikbaarheid van producten en diensten in de verschillende landen van de eengemaakte markt en op verschillende platforms te beperken; verzoekt de Commissie dit probleem aan te pakken in het kader van een bredere evaluatie van verticale groepsvrijstellingen en ander beleid op grond van artikel 101 VWEU, en dit onderwerp niet op te nemen in het wetgevingspakket inzake digitale diensten; |
Ex-anteregulering van systeemrelevante marktdeelnemers
72. | merkt op dat sommige markten worden gekenmerkt door grote marktdeelnemers met aanzienlijke netwerkeffecten die het vermogen hebben de facto als “online poortwachters” van de digitale economie te fungeren (“systeemrelevante marktdeelnemers”); benadrukt het belang van eerlijke en effectieve concurrentie tussen onlinemarktdeelnemers met een aanzienlijke digitale aanwezigheid en andere aanbieders om het welzijn van de consument te bevorderen; verzoekt de Commissie een grondige analyse te verrichten van de verschillende problemen die tot dusver op de markt zijn waargenomen en de gevolgen daarvan, onder meer voor consumenten, kmo’s en de interne markt; |
73. | is van mening dat een internemarktinstrument waarmee ex-antereguleringsmaatregelen worden opgelegd aan systeemrelevante marktdeelnemers met aanmerkelijke marktmacht het potentieel heeft — door belemmeringen voor markttoegang weg te nemen en die systeemrelevante marktdeelnemers te reguleren — om de markten open te stellen voor nieuwkomers zoals kmo’s, ondernemers en start-ups, waardoor de keuze van de consument wordt bevorderd en innovatie beter wordt gestimuleerd dan mogelijk zou zijn met alleen maar handhaving van het mededingingsrecht; |
74. | is ingenomen met de openbare raadpleging van de Commissie over de mogelijkheid om in het kader van het toekomstige wetgevingspakket inzake digitale diensten een gerichte ex-anteregulering in te voeren om systemische kwesties die specifiek zijn voor digitale markten aan te pakken; benadrukt de intrinsieke complementariteit tussen internemarktregulering en mededingingsbeleid, die wordt benadrukt in het verslag van de bijzonder adviseurs van de Commissie getiteld “Competition Policy for the Digital Era” (Het mededingingsbeleid in het digitale tijdperk); |
75. | verzoekt de Commissie een definitie van “systeemrelevante marktdeelnemers” vast te stellen op basis van duidelijke indicatoren; |
76. | is van mening dat de ex-anteregulering moet voortbouwen op Verordening (EU) 2019/1150 (“de platform-to-businessverordening”) en dat de maatregelen ervan in overeenstemming moeten zijn met de antitrustregels van de Unie en moeten passen in het mededingingsbeleid van de Unie, dat momenteel wordt herzien om de uitdagingen in het digitale tijdperk beter te kunnen aanpakken; is van mening dat de ex-anteregulering moet zorgen voor eerlijke handelsvoorwaarden die van toepassing zijn op alle marktdeelnemers, met inbegrip van eventuele aanvullende voorschriften en een uitputtende opsomming van de positieve en negatieve maatregelen die deze marktdeelnemers moeten naleven en/of niet mogen instellen; |
77. | verzoekt de Commissie met name het gebrek aan transparantie van de aanbevelingssystemen van systeemrelevante marktdeelnemers te onderzoeken, met inbegrip van de regels en criteria voor de werking van dergelijke systemen, en te onderzoeken of aanvullende transparantieverplichtingen en informatievoorschriften moeten worden opgelegd; |
78. | beklemtoont dat in andere sectoren meer mededinging is ontstaan doordat voorafgaande regelgevende maatregelen in die sectoren zijn opgelegd; merkt op dat een soortgelijk kader kan worden ontwikkeld om systeemrelevante marktdeelnemers vast te stellen die als “poortwachter” fungeren, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de digitale sector; |
79. | vestigt er de aandacht op dat de omvang van zakelijke gebruikers van systeemrelevante marktdeelnemers varieert van multinationals tot micro-ondernemingen; onderstreept dat ex-anteregulering van systeemrelevante marktdeelnemers niet mag leiden tot “doorsijpeling” van aanvullende voorschriften voor de bedrijven die van hun diensten gebruikmaken; |
80. | onderstreept dat wanneer systeemrelevante marktdeelnemers grote hoeveelheden gegevens verzamelen en dergelijke gegevens gebruiken om vanuit de ene markt uit te breiden naar een andere, en wanneer zij gebruikers ertoe aanzetten om van hun e-identificatie voor één enkele marktdeelnemer gebruik te maken op meerdere platforms, dit tot onevenwichtige onderhandelingsposities kan leiden en de mededinging op de eengemaakte markt dus verstoort; is van mening dat verhoogde transparantie en gegevensuitwisseling tussen systeemrelevante marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten van cruciaal belang zijn om de werking van voorafgaande regelgeving te garanderen; |
81. | onderstreept dat interoperabiliteit van essentieel belang is met het oog op een concurrerende markt, keuzemogelijkheden voor de gebruikers en innovatieve diensten, en om het risico van een lock-ineffect voor de gebruikers en consumenten te vermijden; verzoekt de Commissie te zorgen voor passende niveaus van interoperabiliteit voor systeemrelevante marktdeelnemers en verschillende technologieën evenals open normen en protocollen te onderzoeken, met inbegrip van de mogelijkheid om gebruik te maken van een technische interface (applicatieprogramma-interface); |
Toezicht, samenwerking en handhaving
82. | is van mening dat doeltreffend toezicht en samenwerking tussen de lidstaten, onder meer in de vorm van uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen, gezien de grensoverschrijdende aard van digitale diensten van cruciaal belang zijn om behoorlijke handhaving van het wetgevingspakket inzake digitale diensten te waarborgen; benadrukt dat door ontoereikende omzetting, uitvoering en handhaving van de wetgeving van de Unie door lidstaten ongerechtvaardigde belemmeringen op de digitale eengemaakte markt ontstaan; roept de Commissie op deze in nauwe samenwerking met de lidstaten aan te pakken; |
83. | verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de lidstaten de nationale toezichthoudende autoriteiten voldoende financiële en personele middelen verlenen, evenals handhavingsbevoegdheden om hun taken doeltreffend uit te voeren, evenals bij te dragen tot de uitvoering van hun respectieve werkzaamheden; |
84. | benadrukt dat samenwerking tussen de nationale en andere autoriteiten van de lidstaten, het maatschappelijk middenveld en de consumentenorganisaties van groot belang is om een effectieve handhaving van het wetgevingspakket inzake digitale diensten te bewerkstelligen; stelt voor het beginsel van het land van oorsprong te versterken door de samenwerking tussen de lidstaten op te voeren om het regelgevingstoezicht op digitale diensten te verbeteren en in grensoverschrijdende gevallen een effectieve rechtshandhaving te bewerkstelligen; spoort de lidstaten aan optimale werkwijzen en gegevens te bundelen en uit te wisselen tussen nationale regelgevingsautoriteiten, en ervoor te zorgen dat de regelgevingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten op veilige en interoperabele wijze met elkaar kunnen communiceren; |
85. | roept de Commissie op te beoordelen wat het meest geschikte model voor toezicht en handhaving is voor de toepassing van de bepalingen van het wetgevingspakket inzake digitale diensten en met het oog op doeltreffende handhaving, toezicht en de uitvoering van het wetgevingspakket inzake digitale diensten een gemengd stelsel te overwegen dat gebaseerd is op coördinatie en samenwerking tussen de nationale autoriteiten en autoriteiten van de Unie; is van mening dat dit toezichtsstelsel betrekking moet hebben op het toezicht op en de naleving, monitoring en toepassing van het wetgevingspakket inzake digitale diensten, moet beschikken over aanvullende bevoegdheden om grensoverschrijdende initiatieven en onderzoeken te kunnen uitvoeren, en handhavings- en controlebevoegdheden moet krijgen; |
86. | is van mening dat een EU-coördinatiemechanisme in samenwerking met het netwerk van nationale autoriteiten prioriteit moet geven aan de aanpak van complexe grensoverschrijdende kwesties; |
87. | herinnert eraan dat het belangrijk is de uitwisseling van niet-persoonsgebonden gegevens en de dialoog met belanghebbenden te bevorderen; pleit voor het opzetten en bijhouden van een Europees onderzoeksregister om de uitwisseling van dergelijke gegevens met overheidsinstellingen, onderzoekers, ngo’s en universiteiten voor onderzoeksdoeleinden te vergemakkelijken; verzoekt de Commissie dat instrument te baseren op bestaande optimale werkwijzen en initiatieven, zoals het Waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie of het EU-blockchainwaarnemingscentrum; |
88. | is van mening dat de Commissie de bevoegdheid moet krijgen om de lidstaten, wanneer deze daarom verzoeken, via het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek deskundig bij te staan bij de analyse van technologische, administratieve en andere aangelegenheden betreffende de handhaving van de wetgeving inzake de digitale eengemaakte markt; verzoekt nationale regelgevingsautoriteiten en de Commissie kmo’s in de Unie verder advies en bijstand te verlenen met betrekking tot hun rechten; |
89. | verzoekt de Commissie het bestaande Uniekader voor rechtsgedingen en voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting uit hoofde van de richtlijn inzake elektronische handel met inachtneming van de ontwikkelingen in het kader van Richtlijn 2013/11/EU (21) te versterken en te moderniseren, teneinde te zorgen voor effectieve handhaving en verhaalsmogelijkheden voor consumenten; onderstreept dat consumenten moeten worden ondersteund om gebruik te maken van de rechtspleging; is van mening dat een herziening de wettelijke bescherming van kleine bedrijven en handelaren die de nationale rechtsstelsels bieden, niet mag verzwakken; |
Overige aspecten
90. | is van oordeel dat alle financiële gevolgen van het verlangde voorstel gedekt moeten worden door passende begrotingstoewijzingen; |
o
o o
91. | verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande gedetailleerde aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de parlementen en de regeringen van de lidstaten. |
(1)PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
(2)PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57.
(3)PB L 136 van 22.5.2019, blz. 1.
(4)PB L 136 van 22.5.2019, blz. 28.
(5)PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.
(6)PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.
(7)PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.
(8)PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 1.
(9)PB C 331 van 18.9.2018, blz. 135.
(10)PB L 63 van 6.3.2018, blz. 50.
(11)PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(12)PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92.
(13)PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(14)PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.
(15)PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.
(16)PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.
(17) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/654180/EPRS_STU (2020)654180_EN.pdf
(18) Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(19) Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).
(20) Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29).
(21) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).
BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:
AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL
I. ALGEMENE BEGINSELEN
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet bijdragen aan de versterking van de interne markt door het vrije verkeer van digitale diensten en de vrijheid van ondernemerschap te waarborgen en tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming en de verbetering van de rechten, het vertrouwen en de onlineveiligheid van gebruikers te garanderen.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet gelijke behandeling van en een gelijk speelveld voor online en offline economische activiteiten waarborgen, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met het beginsel “wat offline illegaal is, is dat ook online”, met inachtneming van de specifieke aard van de onlineomgeving.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet consumenten en marktdeelnemers, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, rechtszekerheid en transparantie bieden. Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet bijdragen tot de ondersteuning van innovatie en tot de verwijdering van ongerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen en beperkingen voor de verlening van digitale diensten.
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet het brede kader van fundamentele rechten en vrijheden van gebruikers en consumenten worden geëerbiedigd, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, non-discriminatie, waardigheid, de vrijheid van meningsuiting en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet voortbouwen op de regels die momenteel van toepassing zijn op onlineplatforms, namelijk de richtlijn inzake elektronische handel en de platform-to-businessverordening.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet het volgende omvatten:
— | een uitgebreide herziening van de richtlijn inzake elektronische handel, op grond van artikel 53, lid 1, en de artikelen 62 en 114 VWEU, bestaande uit:
|
— | een op artikel 114 VWEU gebaseerd rechtsinstrument voor de interne markt waarmee voorafgaande verplichtingen worden opgelegd aan grote platforms die als poortwachter fungeren in het digitale ecosysteem (“systeemrelevante marktdeelnemers”), aangevuld met een doeltreffend institutioneel handhavingsmechanisme. |
II. TOEPASSINGSGEBIED
In het belang van rechtszekerheid moet in het wetgevingspakket inzake digitale diensten worden verduidelijkt welke digitale diensten onder het toepassingsgebied van het pakket vallen. Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet de horizontale aard van de richtlijn inzake elektronische handel volgen en niet alleen op onlineplatforms van toepassing zijn, maar op alle aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, als omschreven in het recht van de Unie.
Een uniforme aanpak moet worden vermeden. Er kunnen verschillende maatregelen nodig zijn voor digitale diensten die louter aan bedrijven worden aangeboden, diensten waartoe derden of het grote publiek slechts beperkte of geen toegang hebben, en diensten die rechtstreeks gericht zijn op de consumenten en het grote publiek.
Het territoriale toepassingsgebied van het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet worden uitgebreid tot de activiteiten van ondernemingen, dienstverleners en aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij die in derde landen gevestigd zijn, indien hun activiteiten verband houden met het aanbieden van diensten of goederen aan consumenten of gebruikers in de Unie en hun activiteiten op hen gericht zijn.
Indien de Commissie na haar herziening van mening is dat het wetgevingspakket inzake digitale diensten een wijziging moet inhouden van de bijlage bij de richtlijn inzake elektronische handel met betrekking tot de daarin opgenomen afwijkingen, mag zij met name de afwijking inzake contractuele verplichtingen uit door consumenten gesloten contracten niet wijzigen.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet waarborgen dat de Unie en de lidstaten een hoog niveau van consumentenbescherming handhaven en dat de lidstaten legitieme doelstellingen van algemeen belang kunnen nastreven indien dit noodzakelijk en evenredig is en in overeenstemming is met het recht van de Unie.
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet op samenhangende wijze worden vastgesteld hoe de bepalingen ervan zich verhouden tot andere rechtsinstrumenten, met het oog op de bevordering van het vrije verkeer van diensten, teneinde te verduidelijken welke rechtsregelingen van toepassing zijn op professionele en niet-professionele dienstverlening in alle sectoren, met inbegrip van activiteiten in verband met vervoerdiensten en kortetermijnverhuur, ingeval verduidelijking nodig is.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet ook op samenhangende wijze duidelijkheid scheppen over de manier waarop de bepalingen ervan zich verhouden tot andere recent vastgestelde regels, onder meer op het gebied van geoblocking, productveiligheid, markttoezicht, de betrekkingen tussen platforms en bedrijven, consumentenbescherming, de verkoop van goederen en de levering van digitale inhoud en digitale diensten (1), en andere aangekondigde initiatieven, zoals het regelgevingskader voor artificiële intelligentie.
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet van toepassing zijn zonder afbreuk te doen aan de regels die in het kader van andere instrumenten zijn vastgesteld, zoals de AVG, Richtlijn (EU) 2019/790 (“auteursrechtrichtlijn”) en Richtlijn 2010/13/EU (“richtlijn audiovisuele mediadiensten”).
III. DEFINITIES
In de definities die moeten worden opgenomen in het wetgevingspakket inzake digitale diensten, moet:
— | worden verduidelijkt in welke mate nieuwe digitale diensten, zoals socialemedianetwerken, diensten van de deeleconomie, zoekmachines, wifihotspots, onlinereclame, clouddiensten, webhosting, berichtendiensten, appstores, vergelijkingsinstrumenten, door AI aangestuurde diensten, netwerken voor de distributie van inhoud en domeinnaamdiensten, onder het toepassingsgebied van het wetgevingspakket vallen; |
— | de aard worden verduidelijkt van tussenpersonen die hostingdiensten aanbieden voor inhoud (tekst, afbeeldingen, video of audio) enerzijds, en commerciële onlinemarktplaatsen (die goederen, met inbegrip van goederen met digitale elementen, of diensten verkopen) anderzijds; |
— | het verschil worden verduidelijkt tussen economische activiteiten en inhoud of transacties die tegen vergoeding worden verricht, als omschreven door het Hof, met inbegrip van reclame- en marketingpraktijken, enerzijds en niet-economische activiteiten en inhoud anderzijds; |
— | worden verduidelijkt wat precies onder “illegale inhoud” valt, door duidelijk te vermelden dat een schending van de regels van de Unie inzake consumentenbescherming, productveiligheid of het aanbieden of verkopen van levensmiddelen of tabaksproducten, cosmetica en nagemaakte geneesmiddelen of producten op basis van wilde dieren en planten ook onder “illegale inhoud” valt; |
— | de term “systeemrelevante marktdeelnemer” worden gedefinieerd door middel van een reeks duidelijke indicatoren aan de hand waarvan regelgevingsautoriteiten kunnen vaststellen welke platforms met een aanzienlijke marktpositie als “poortwachter” fungeren en zo een systeemrelevante rol in de online-economie vervullen (deze indicatoren kunnen onder meer bestaan uit overwegingen als de vraag of de onderneming in aanzienlijke mate actief is op veelzijdige markten of in staat is de gebruikers en consumenten afhankelijk te maken, de omvang van haar netwerk (aantal gebruikers) en of er sprake is van netwerkeffecten; belemmeringen voor toegang, haar financiële soliditeit, het vermogen om toegang te krijgen tot gegevens, de verzameling en de combinatie van gegevens uit verschillende bronnen; verticale integratie en haar rol als onvermijdelijke partner en het belang van de activiteiten van de onderneming voor de toegang van derde partijen tot aanbod en markten enz.); |
— | worden getracht de beslissingen van het Hof waar nodig te codificeren, met inachtneming van de talrijke, uiteenlopende wetgevingshandelingen waarin die definities worden gebruikt. |
IV. TRANSPARANTIE- EN INFORMATIEVERPLICHTINGEN
Door middel van het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten duidelijke en evenredige transparantie- en informatieverplichtingen worden ingevoerd. Die verplichtingen mogen geen ruimte laten voor afwijkingen of nieuwe vrijstellingen van de bestaande aansprakelijkheidsregeling als vastgesteld in de artikelen 12, 13 en 14 van de richtlijn inzake elektronische handel, en moeten onderstaande aspecten omvatten:
1. Algemene informatievoorschriften
De herziene bepalingen van de richtlijn inzake elektronische handel moeten een versterking inhouden van de algemene informatievoorschriften en de volgende verplichtingen omvatten:
— | de informatievoorschriften van artikel 5 en de artikelen 6 en 10 van de richtlijn inzake elektronische handel moeten worden versterkt; |
— | het beginsel “ken uw zakelijke klanten” (“Know Your Business Customer”), dat beperkt is tot de rechtstreekse commerciële betrekkingen van de aanbieder van hostingdiensten, moet voor zakelijke gebruikers worden ingevoerd; aanbieders van hostingdiensten moeten de door hun zakelijke gebruikers verstrekte identificatiegegevens vergelijken met de databanken van EU-btw-nummers en van registratie- en identificatienummers van marktdeelnemers (“Economic Operator Identification and Registration number” of “EORI-nummer”), indien er een btw- of EORI-nummer bestaat; wanneer een bedrijf van btw- of EORI-registratie is vrijgesteld, moet een bewijs van identificatie worden overgelegd; wanneer een zakelijke gebruiker optreedt als agent voor andere bedrijven, moet hij zich als zodanig kenbaar maken; aanbieders van hostingdiensten moeten hun zakelijke gebruikers vragen ervoor te zorgen dat alle verstrekte informatie juist en actueel is, onder voorbehoud van wijzigingen, en aanbieders van hostingdiensten mogen geen toestemming krijgen om hun diensten aan zakelijke gebruikers aan te bieden wanneer die informatie onvolledig is of wanneer de aanbieder van hostingdiensten er door de bevoegde autoriteiten van in kennis is gesteld dat de identiteit van hun zakelijke gebruiker onjuist, misleidend of anderszins ongeldig is; |
— | bovengenoemde maatregel van uitsluiting van diensten mag alleen van toepassing zijn op contractuele betrekkingen tussen bedrijven en mag geen afbreuk doen aan de rechten van betrokkenen uit hoofde van de AVG. Die maatregel mag geen afbreuk doen aan de bescherming van de anonimiteit online voor andere dan zakelijke gebruikers. De nieuwe algemene informatievoorschriften moeten een aanscherping inhouden van de artikelen 5, 6 en 10 van de richtlijn inzake elektronische handel, teneinde die maatregelen af te stemmen op de informatievoorschriften van recent vastgestelde wetgeving, met name Richtlijn 93/13/EEG (2) (“richtlijn oneerlijke bedingen in overeenkomsten”), Richtlijn 2011/83/EU (3) (“richtlijn consumentenrechten”) en de platform-to-businessverordening; |
— | Artikel 5 van de richtlijn inzake elektronische handel moet verder worden gemoderniseerd in de zin dat aanbieders van digitale diensten moeten worden verplicht consumenten te voorzien van directe en efficiënte communicatiemiddelen zoals elektronische contactformulieren, chatbots, instant messaging of een telefonisch terugbelsysteem, waarbij tevens geldt dat de informatie met betrekking tot die communicatiemiddelen op duidelijke en begrijpelijke wijze toegankelijk moet zijn voor de consumenten. |
2. Billijke contractvoorwaarden en algemene voorwaarden
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten minimumnormen worden vastgelegd die aanbieders van diensten verplichten billijke, toegankelijke, niet-discriminerende en transparante contractvoorwaarden en algemene voorwaarden vast te stellen, waarin ten minste de volgende voorschriften zijn vervat:
— | duidelijke en ondubbelzinnige contractvoorwaarden en algemene voorwaarden vast te stellen in heldere en begrijpelijke taal; |
— | in de contractvoorwaarden en algemene voorwaarden uitdrukkelijk te vermelden wat volgens het recht van de Unie of het nationale recht onder illegale inhoud of illegaal gedrag valt, en toe te lichten wat de rechtsgevolgen voor gebruikers zijn wanneer zij willens en wetens illegale inhoud opslaan of uploaden; |
— | de gebruikers in kennis te stellen van elke ingrijpende wijziging van de contractvoorwaarden of algemene voorwaarden die afbreuk zou kunnen doen aan de rechten van gebruikers en er een uitleg van te verstrekken; |
— | ervoor te zorgen dat vooraf geformuleerde standaardclausules in de contractvoorwaarden en algemene voorwaarden, waarover voorafgaand niet afzonderlijk onderhandeld is, onder meer in eindgebruikersovereenkomsten, aanvangen met een beknopt overzicht op basis van een geharmoniseerd model, dat door de Commissie moet worden opgesteld; |
— | te waarborgen dat de annuleringsprocedure even eenvoudig is als de aanmeldingsprocedure (zonder “misleidende praktijken” of andere factoren die de besluitvorming van de consument beïnvloeden); |
— | wanneer geautomatiseerde systemen worden gebruikt, in de desbetreffende contractvoorwaarden en algemene voorwaarden duidelijk en ondubbelzinnig de invoergegevens en beoogde resultaten van de geautomatiseerde systemen te specificeren, evenals de belangrijkste criteria die worden gebruikt om de rangschikking te bepalen en de redenen waarom het relatieve belang van die criteria groter is dan dat van andere criteria, waarbij moet worden gezorgd voor samenhang met de platform-to-businessverordening; |
— | te waarborgen dat de voorschriften inzake contractvoorwaarden en algemene voorwaarden in overeenstemming zijn met en een aanvulling vormen op de informatievoorschriften van het recht van de Unie, met inbegrip van de richtlijn oneerlijke bedingen in overeenkomsten, de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn consumentenrechten, als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161, en de AVG. |
3. Transparantievoorschriften met betrekking tot commerciële communicatie
— | De herziene bepalingen van de richtlijn inzake elektronische handel moeten een versterking inhouden van de huidige transparantievoorschriften met betrekking tot commerciële communicatie door middel van de vaststelling van de beginselen van transparantie door de opmaak (“transparency-by-design”) en transparantie door standaardinstellingen (“transparency-by-default”). |
— | Voortbouwend op de artikelen 6 en 7 van de richtlijn inzake elektronische handel moeten de voor te stellen maatregelen een nieuw kader voor de betrekkingen tussen platforms en consumenten tot stand brengen inzake transparantie in verband met onlinereclame, digitale nudging, microtargeting, aanbevelingssystemen voor reclame en voorkeursbehandeling. Die maatregelen moeten:
|
4. Artificiële intelligentie en machinaal leren
In de herziene bepalingen moeten onderstaande beginselen in acht worden genomen met betrekking tot de verlening van diensten van de informatiemaatschappij die op AI zijn gebaseerd of waarvoor gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde besluitvormingsinstrumenten of instrumenten voor machinaal leren, door:
— | ervoor te zorgen dat consumenten het recht hebben te worden geïnformeerd wanneer een dienst op AI is gebaseerd of indien voor een dienst gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde besluitvormingsinstrumenten of instrumenten voor machinaal leren of voor geautomatiseerde inhoudsherkenning, evenals het recht om niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerd besluit en de mogelijkheid om het gebruik van op AI gebaseerde personalisatie te weigeren, te beperken of aan de eigen behoeften aan te passen, met name als het gaat om de rangschikking van diensten; |
— | alomvattende regels tot stand te brengen inzake non-discriminatie en transparantie met betrekking tot algoritmen en datasets; |
— | ervoor te zorgen dat algoritmen verklaarbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten die tot controle kunnen overgaan wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat er sprake is van algoritmische vertekening; |
— | te voorzien in toezicht per geval en periodieke risicobeoordeling met betrekking tot algoritmen door de bevoegde autoriteiten, alsook in menselijke controle op de besluitvorming, teneinde een hoger niveau van consumentenbescherming te waarborgen; de desbetreffende voorschriften moeten in overeenstemming zijn met de mechanismen voor menselijke controle en verplichtingen inzake risicobeoordeling voor de automatisering van diensten die zijn vastgelegd in de bestaande regels, zoals Richtlijn (EU) 2018/958 (4) (“richtlijn evenredigheidsbeoordeling”), en mogen geen ongerechtvaardigde of onevenredige beperking van het vrije verkeer van diensten vormen; |
— | duidelijke regelingen tot stand te brengen inzake verantwoordingsplicht, aansprakelijkheid en rechtsmiddelen voor de behandeling van potentiële schade als gevolg van het gebruik van AI-toepassingen, geautomatiseerde besluitvorming en instrumenten voor machinaal leren; |
— | het beginsel van veiligheid, beveiliging door ontwerp en door standaardinstellingen vast te stellen, evenals effectieve en efficiënte rechten en procedures voor AI-ontwikkelaars in gevallen waarin gevoelige besluiten over personen worden genomen op basis van algoritmen en door de gevolgen van de technologische ontwikkelingen die zich aandienen naar behoren aan te pakken en te benutten; |
— | te waarborgen dat de vertrouwelijkheid, de persoonlijke levenssfeer van gebruikers en bedrijfsgeheimen worden gerespecteerd; |
— | ervoor te zorgen dat er alomvattende informatie beschikbaar moet zijn voor werknemers wanneer op de werkplek ingevoerde AI-technologieën rechtstreekse gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarden van werknemers die van digitale diensten gebruikmaken. |
5. Sancties
De naleving van die bepalingen moet worden versterkt door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, met inbegrip van het opleggen van evenredige boeten.
V. MAATREGELEN IN VERBAND MET DE BESTRIJDING VAN ILLEGALE ONLINE-INHOUD
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet duidelijkheid en richtsnoeren verstrekken over de manier waarop onlinetussenpersonen illegale online-inhoud moeten bestrijden. Met de herziene regels van de richtlijn inzake elektronische handel moet:
— | worden verduidelijkt dat een verwijdering van of blokkering van de toegang tot illegale inhoud de grondrechten en de rechtmatige belangen van de gebruikers en consumenten niet mag aantasten en dat legale inhoud online moet blijven; |
— | het rechtskader worden verbeterd, rekening houdend met de centrale rol die onlinetussenpersonen en het internet spelen bij het bevorderen van het publieke debat en de vrije verspreiding van feiten, meningen en ideeën; |
— | het onderliggende rechtsbeginsel in stand worden gehouden dat onlinetussenpersonen niet rechtstreeks aansprakelijk zijn voor de daden van hun gebruikers en dat onlinetussenpersonen onder billijke, toegankelijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden inhoud kunnen blijven modereren; |
— | worden verduidelijkt dat een besluit van onlinetussenpersonen over de vraag of door gebruikers geüploade inhoud legaal is, voorlopig is en dat onlinetussenpersonen daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld, aangezien alleen de rechter in laatste instantie een besluit mag nemen over wat illegale inhoud is; |
— | ervoor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan het vermogen van de lidstaten om te besluiten welke inhoud volgens het nationale recht illegaal is; |
— | ervoor worden gezorgd dat de maatregelen die onlinetussenpersonen moeten nemen evenredig, doeltreffend en adequaat zijn om illegale online-inhoud doeltreffend te bestrijden; |
— | de strekking van de maatregelen die aanbieders van diensten moeten nemen, worden afgestemd op de ernst van de inbreuk; |
— | ervoor worden gezorgd dat de blokkering van de toegang tot en de verwijdering van illegale inhoud geen blokkering vergt van de toegang tot een volledig platform en diensten die anderszins legaal zijn; |
— | onafhankelijk toezicht worden ingevoerd evenals nieuwe transparantieregels in verband met de procedures voor het modereren van inhoud en instrumenten met betrekking tot het verwijderen van illegale online-inhoud. Dergelijke systemen en procedures moeten vergezeld gaan van solide waarborgen voor transparantie en verantwoordingsplicht en beschikbaar zijn voor audits en tests door de bevoegde autoriteiten. |
1. Een mechanisme voor melding en actie
Met het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet een geharmoniseerd en wettelijk afdwingbaar mechanisme voor melding en actie tot stand worden gebracht op basis van een reeks duidelijke processen en precieze tijdschema’s voor elke stap van de procedure voor melding en actie. Dit mechanisme voor melding en actie moet:
— | van toepassing zijn op illegale online-inhoud of illegaal onlinegedrag; |
— | een onderscheid waarborgen tussen verschillende soorten aanbieders, sectoren en/of illegale inhoud en de ernst van de inbreuk; |
— | voorzien in eenvoudig toegankelijke, betrouwbare en gebruiksvriendelijke procedures, die op het soort inhoud zijn afgestemd; |
— | gebruikers in staat stellen potentieel illegale online-inhoud of illegaal onlinegedrag gemakkelijk te melden bij onlinetussenpersonen langs elektronische weg; |
— | op begrijpelijke wijze bestaande concepten en processen verduidelijken, zoals “prompt handelen”, “feitelijke kennis en feitelijk bewustzijn”, “gerichte acties”, “formaat van meldingen” en “geldigheid van meldingen”; |
— | garanderen dat door een melding de wettelijke aansprakelijkheid niet automatisch in werking wordt gesteld, noch enige verplichting tot verwijdering wordt opgelegd voor specifieke onderdelen van de inhoud of voor de beoordeling van de wettigheid; |
— | vereisen dat meldingen voldoende precies en naar behoren onderbouwd zijn, zodat de aanbieder van diensten die de melding ontvangt een weloverwogen en zorgvuldig besluit kan nemen ten aanzien van het aan de melding te geven gevolg, en de precieze voorschriften omvatten die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat meldingen alle informatie bevatten die nodig is voor een snelle verwijdering van illegale inhoud; |
— | de meldingen moeten de locatie (URL en tijdstempel, in voorkomend geval) van de vermeende illegale inhoud in kwestie bevatten, een indicatie van de tijd en datum waarop de vermeende inbreuk heeft plaatsgevonden, de opgegeven reden voor de melding, met inbegrip van een uitleg waarom de melder de inhoud als illegaal beschouwt, en indien nodig, afhankelijk van het soort inhoud, aanvullend bewijs voor de melding en een verklaring op erewoord dat de verstrekte informatie correct is; |
— | melders moeten de mogelijkheid hebben, maar niet de plicht, om hun contactgegevens in de melding op te nemen. Besluiten zij hun contactgegevens te vermelden, dan moet hun anonimiteit ten aanzien van de aanbieder van inhoud worden gegarandeerd. Indien geen contactgegevens worden verstrekt, kan het IP-adres of een ander gelijkwaardig gegeven worden gebruikt. Anonieme meldingen mogen niet worden toegestaan wanneer zij betrekking hebben op de schending van persoonlijkheidsrechten of intellectuele-eigendomsrechten; |
— | zorgen voor waarborgen om wangedrag door gebruikers die systematisch, herhaaldelijk en te kwader trouw onterechte of verkeerde meldingen indienen, te voorkomen; |
— | voorzien in een verplichting voor de onlinetussenpersonen om de gemelde inhoud te verifiëren en de melder en de persoon die de inhoud heeft geüpload tijdig een met redenen omkleed besluit toe te zenden. Het voorschrift inzake toezending van dat besluit moet ook een motivering van het besluit omvatten, evenals hoe het besluit tot stand is gekomen, of het besluit is genomen door een persoon of een instrument voor geautomatiseerde besluitvorming, en informatie over de mogelijkheid voor elk van de partijen om bij de tussenpersoon, de rechter of een andere instantie bezwaar te maken tegen het besluit; |
— | informatie bieden en voorzien in rechtsmiddelen om het besluit aan te vechten via een tegenmelding, onder meer indien de inhoud is verwijderd door middel van geautomatiseerde oplossingen, tenzij deze tegenmelding in strijd zou zijn met een lopend onderzoek door rechtshandhavingsinstanties; |
— | waarborgen dat rechterlijke bevelen die in een andere lidstaat dan de lidstaat van de onlinetussenpersoon worden uitgevaardigd, niet via het mechanisme voor melding en actie worden afgehandeld. |
Het mechanisme voor melding en actie van het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet alleen bindend zijn als er sprake is van illegale inhoud. Dat mag onlinetussenpersonen er evenwel niet van weerhouden een soortgelijk mechanisme in te voeren voor melding van en actie tegen overige inhoud.
2. Buitengerechtelijke geschillenbeslechting met betrekking tot het mechanisme voor melding en actie
— | Het besluit dat door de onlinetussenpersoon wordt genomen om al dan niet op te treden in verband met inhoud die als illegaal is aangemerkt, moet een duidelijke motivering omvatten van de acties die met betrekking tot die specifieke inhoud zijn genomen. De melder moet een ontvangstbevestiging krijgen, evenals een mededeling waarin staat aangegeven welk gevolg aan de melding zal worden gegeven. |
— | De aanbieders van de inhoud die als illegaal wordt aangemerkt, moeten onmiddellijk in kennis worden gesteld van de melding en, in voorkomend geval, van de redenen en besluiten in verband met de verwijdering van of de opschorting of blokkering van de toegang tot de inhoud. Alle partijen moeten naar behoren worden ingelicht over alle bestaande beschikbare juridische opties en mechanismen om dit besluit aan te vechten. |
— | Alle belanghebbende partijen moeten over het recht beschikken het besluit aan te vechten door middel van een tegenmelding die aan duidelijke voorschriften moet voldoen en vergezeld moet gaan van een uitleg. De belanghebbende partijen moeten ook een beroep kunnen doen op mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting. |
— | Beperking of afstand van het recht om in kennis te worden gesteld en van het recht om als gebruiker een tegenmelding te doen voordat een besluit tot verwijdering van inhoud wordt genomen, is slechts mogelijk indien:
|
— | De regels van artikel 17 van de richtlijn inzake elektronische handel moeten worden herzien om ervoor te zorgen dat onafhankelijke mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting worden ingesteld en beschikbaar zijn voor gebruikers in geval van geschillen over blokkering van de toegang tot, of verwijdering van door hen geüploade werken of ander materiaal. |
— | Het mechanisme voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting moet aan bepaalde normen voldoen, met name wat procedurele billijkheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid, transparantie en doeltreffendheid betreft. Een dergelijk mechanisme maakt het mogelijk dat geschillen onpartijdig worden beslecht en ontneemt de gebruiker niet de door het nationale recht geboden rechtsbescherming, onverminderd de rechten van gebruikers om een beroep te doen op efficiënte rechtsmiddelen. |
— | Indien uit het beroep en de tegenmelding blijkt dat de gemelde activiteit of informatie niet illegaal is, moet de onlinetussenpersoon de inhoud die was verwijderd of waartoe de toegang was opgeschort, onverwijld herstellen of de gebruiker de inhoud opnieuw laten uploaden. |
— | Wanneer een melding wordt gedaan, betwist of ontvangen, moeten alle belanghebbende partijen in kennis worden gesteld van zowel de mogelijkheid om gebruik te maken van een mechanisme voor alternatieve geschillenbeslechting als het recht zich tot de bevoegde nationale rechter te wenden. |
— | De mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting mogen op geen enkele wijze afbreuk doen aan de rechten van de betrokken partijen om gerechtelijke stappen te ondernemen. |
3. Transparantie van het mechanisme voor melding en actie
Het mechanisme voor melding en actie moet transparant zijn en voor het publiek toegankelijk zijn. Met het oog daarop moeten de onlinetussenpersonen worden verplicht jaarverslagen te publiceren, die gestandaardiseerd moeten zijn en informatie moeten bevatten over:
— | het totale aantal meldingen dat is ontvangen in het kader van het mechanisme voor melding en actie en de soorten inhoud waarop deze betrekking hebben; |
— | de gemiddelde reactietijd voor elke soort inhoud; |
— | het aantal abusievelijke verwijderingen; |
— | de soorten entiteiten die de meldingen hebben ingediend (particulieren, organisaties, ondernemingen, betrouwbare flaggers enz.) en het totale aantal meldingen dat zij hebben ingediend; |
— | informatie over de illegale aard van de inhoud of het type inbreuk als gevolg waarvan de inhoud is verwijderd; |
— | het aantal aangevochten besluiten dat door onlinetussenpersonen is ontvangen en informatie over de behandeling ervan; |
— | een beschrijving van het model voor inhoudsmoderatie dat wordt gehanteerd door de tussenpersoon die hostingdiensten aanbiedt, alsook van eventuele geautomatiseerde instrumenten, met inbegrip van nuttige informatie over de onderliggende logica; |
— | de maatregelen die zij treffen met betrekking tot wie herhaaldelijk inbreuken pleegt, om ervoor te zorgen dat die maatregelen doeltreffend zijn voor de aanpak van dergelijk systematisch wangedrag. |
Wat de verplichting om dat verslag te publiceren en de vereiste mate van detail betreft, moet rekening worden gehouden met de omvang of de schaal waarop onlinetussenpersonen opereren en of zij slechts over beperkte middelen en deskundigheid beschikken. Micro-ondernemingen en startende ondernemingen moeten alleen worden verplicht dit verslag bij te werken indien er sprake is van een aanzienlijke wijziging tussen het ene en het daaropvolgende jaar.
Onlinetussenpersonen moeten ook informatie publiceren over hun procedures en tijdschema’s voor tussenkomst door belanghebbende partijen, zoals de termijn waarover de persoon die de inhoud heeft geüpload, beschikt om een tegenmelding te doen, de termijn waarover de tussenpersoon beschikt om beide partijen in kennis te stellen van het resultaat van de procedure, en de termijn voor de verschillende vormen van beroep tegen een besluit.
4. Veiligehavenbepalingen van de artikelen 12, 13 en 14 van de richtlijn inzake elektronische handel
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten de huidige beperkte vrijstellingen van aansprakelijkheid voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij (onlinetussenpersonen) waarin is voorzien in de artikelen 12, 13 en 14 van de richtlijn inzake elektronische handel worden beschermd en gehandhaafd.
5. Actieve en passieve hosts
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten de afwijkingen in de richtlijn inzake elektronische handel voor tussenpersonen die een neutrale en passieve rol spelen, worden gehandhaafd en moet het gebrek aan rechtszekerheid betreffende het begrip “actieve rol” worden aangepakt door de rechtspraak van het Hof ter zake te codificeren. Ook moet worden verduidelijkt dat de aanbieders van hostingdiensten een actieve rol spelen wanneer zij inhoud creëren of in zekere mate bijdragen aan de illegaliteit van inhoud, of als zij (volgens het oordeel van de gemiddelde gebruiker of consument) inhoud van derde partijen als eigen inhoud overnemen.
Het wetgevingspakket moet ervoor zorgen dat onlinetussenpersonen niet louter op grond van door hen genomen vrijwillige maatregelen ter bestrijding van illegale inhoud worden geacht een actieve rol te spelen. De invoering van dergelijke maatregelen moet echter gepaard gaan met passende waarborgen, en contentmoderatiepraktijken moeten billijk, toegankelijk, niet-discriminerend en transparant zijn.
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten de vrijstellingen van aansprakelijkheid worden gehandhaafd voor backend- en infrastructuurdiensten die geen partij zijn in de contractuele betrekkingen tussen onlinetussenpersonen en hun klanten en die slechts uitvoering geven aan door onlinetussenpersonen of hun klanten genomen besluiten.
6. Verbod op toezicht van algemene aard — artikel 15 van de richtlijn inzake elektronische handel
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet het verbod op een algemene toezichtverplichting als bedoeld in artikel 15 van de richtlijn inzake elektronische handel worden behouden. Onlinetussenpersonen mogen niet aan algemene toezichtverplichtingen worden onderworpen.
VI. ONLINEMARKTPLAATSEN
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten specifieke nieuwe regels worden voorgesteld voor onlinemarktplaatsen, voor onlineverkoop, promotie of levering van producten en voor dienstverlening aan consumenten.
Die nieuwe regels moeten:
— | in overeenstemming zijn met en een aanvulling vormen op een hervorming van de richtlijn inzake algemene productveiligheid; |
— | betrekking hebben op alle entiteiten die diensten en/of producten aanbieden aan consumenten in de Unie, ook als zij buiten de Unie gevestigd zijn; |
— | een onderscheid waarborgen tussen onlinemarktplaatsen en andere soorten aanbieders van diensten, met inbegrip van andere aanvullende tussenhandelsdiensten binnen dezelfde bedrijfsactiviteit. Indien een van de diensten die door een onderneming worden aangeboden, voldoet aan de criteria die noodzakelijk zijn om als een marktplaats te worden beschouwd, moeten de regels ten volle van toepassing zijn op dat deel van de bedrijfsactiviteiten, ongeacht de interne organisatie van de onderneming; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen duidelijk maken vanuit welk land de producten worden verkocht of de diensten worden verleend, ongeacht of ze door die marktplaats, een derde partij of een verkoper met vestiging binnen of buiten de Unie worden verkocht of verleend; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen snel alle bekende misleidende informatie die door de leverancier wordt verstrekt, verwijderen, met inbegrip van misleidende impliciete garanties en verklaringen van de leverancier; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen die professionele diensten aanbieden, aangeven wanneer sprake is van een gereglementeerd beroep in de zin van Richtlijn 2005/36/EG, opdat consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken en zij bovendien, in voorkomend geval, bij de ter zake bevoegde autoriteit kunnen nagaan of een beroepsbeoefenaar voldoet aan de vereisten voor een specifieke beroepskwalificatie; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen transparant en verantwoordingsplichtig zijn en dat zij samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om vast te stellen waar er sprake is van ernstige risico’s van gevaarlijke producten en die autoriteiten te waarschuwen zodra zij weten dat dergelijke producten op hun platform te vinden zijn; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen het systeem van de Unie voor snelle uitwisseling van gegevens over gevaren bij het gebruik van verbruiks- en gebruiksartikelen (Rapex) raadplegen en steekproefsgewijze controles uitvoeren op teruggeroepen en gevaarlijke producten en, in voorkomend geval, de betrokken producten aan passende maatregelen te onderwerpen; |
— | ervoor zorgen dat het, zodra producten door de systemen van de Unie voor snelle waarschuwing, door de nationale markttoezichtautoriteiten, door de douaneautoriteiten of door de consumentenbeschermingsautoriteiten zijn aangemerkt als onveilige of nagemaakte producten, verplicht is deze producten snel en maximaal binnen twee werkdagen na ontvangst van de melding te verwijderen van de marktplaats; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen consumenten informeren zodra een door hen gekocht product van het platform in kwestie is verwijderd na een melding in verband met niet-naleving van de regels van de Unie inzake productveiligheid en consumentenbescherming; zij moeten er ook voor zorgen dat onlinemarktplaatsen consumenten eveneens inlichten over eventuele veiligheidsproblemen en eventuele noodzakelijke acties om te waarborgen dat terugroepacties daadwerkelijk worden uitgevoerd; |
— | ervoor zorgen dat onlinemarktplaatsen maatregelen invoeren om op te treden tegen wie herhaaldelijk inbreuken pleegt door gevaarlijke producten aan te bieden, in samenwerking met de autoriteiten overeenkomstig de platform-to-businessverordening, en dat zij maatregelen nemen om te voorkomen dat reeds verwijderde gevaarlijke producten opnieuw zouden verschijnen; |
— | de mogelijkheid in overweging geven om van in een derde land gevestigde leveranciers te verlangen dat zij een filiaal in de Unie opzetten of een in de Unie gevestigde wettelijke vertegenwoordiger aanwijzen, die ter verantwoording kan worden geroepen voor de verkoop van producten of diensten die niet voldoen aan de regels van de Unie inzake de veiligheid van Europese consumenten; |
— | de aandacht vestigen op de aansprakelijkheid van onlinemarktplaatsen indien zij schade veroorzaken ten aanzien van consumenten of geen adequate maatregelen nemen om illegale producten te verwijderen zodra zij van die illegale producten op de hoogte zijn; |
— | de aandacht vestigen op de aansprakelijkheid van onlinemarktplaatsen indien die platforms een overheersende invloed hebben op leveranciers en essentiële onderdelen van economische transacties, zoals betaalmiddelen, prijzen, standaardvoorwaarden of gedrag dat gericht is op het vergemakkelijken van de verkoop van goederen aan een consument op de markt van de Unie, en er geen fabrikant, importeur of distributeur met vestiging in de Unie is die aansprakelijk kan worden gesteld; |
— | de aandacht vestigen op de aansprakelijkheid van onlinemarktplaatsen indien de onlinemarktplaats de consument er niet over heeft ingelicht dat een derde partij de feitelijke leverancier van de goederen of diensten is, en de marktplaats bijgevolg contractueel aansprakelijk maken ten aanzien van de consument. De aansprakelijkheid moet ook in aanmerking worden genomen wanneer de marktplaats willens en wetens misleidende informatie verstrekt; |
— | waarborgen dat onlinemarktplaatsen recht hebben op verhaal ten aanzien van een in gebreke zijnde leverancier of producent; |
— | ervoor zorgen dat wordt onderzocht of er een uitbreiding mogelijk is van de toezegging van bepaalde kleinhandelaars in de elektronische handel en de Commissie om respectievelijk gevaarlijke of nagemaakte producten sneller uit de handel te nemen op grond van de vrijwillige afspraken in het kader van de “Product Safety Pledge” en het “memorandum van overeenstemming over de verkoop van namaakgoederen via het internet” en aan te geven welke van die afspraken verplicht zouden kunnen worden. |
VII. EX-ANTEREGULERING VAN SYSTEEMRELEVANTE MARKTDEELNEMERS
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet een voorstel naar voren worden geschoven voor een nieuw afzonderlijk instrument dat ervoor moet zorgen dat de systeemrelevante rol van specifieke onlineplatforms geen gevaar vormt voor de interne markt vanwege oneerlijke uitsluiting van innoverende nieuwe marktdeelnemers, waaronder kmo’s, ondernemers en startende ondernemingen, die de keuze van de consument zou beperken;
Hiertoe moet het wetgevingspakket inzake digitale diensten met name de volgende aspecten inhouden:
— | een ex-antemechanisme opzetten om tekortkomingen van de markt te voorkomen (in plaats van deze alleen maar te verhelpen) die worden veroorzaakt door “systeemrelevante marktdeelnemers” in de digitale wereld, voortbouwend op de platform-to-businessverordening. Dit mechanisme moet ervoor zorgen dat regelgevingsautoriteiten maatregelen kunnen nemen ten aanzien van systeemrelevante marktdeelnemers om tekortkomingen van de markt aan te pakken, zonder dat er een inbreuk op de mededingingsregels wordt vastgesteld; |
— | de regelgevingsautoriteiten de bevoegdheid verlenen om evenredige en welomschreven maatregelen te nemen ten aanzien van ondernemingen die zijn aangemerkt als “systeemrelevante marktdeelnemers”, op basis van in het wetgevingspakket inzake digitale diensten vastgestelde criteria en een uitputtende opsomming van de positieve en negatieve maatregelen die deze ondernemingen moeten respecteren en/of niet mogen instellen. In haar effectbeoordeling moet de Commissie een grondige analyse maken van de verschillende tot dusver op de markt geconstateerde problemen, zoals:
|
— | ervoor zorgen dat systeemrelevante marktdeelnemers de mogelijkheid krijgen aan te tonen dat het gedrag in kwestie gerechtvaardigd is; |
— | verduidelijken dat sommige reguleringsmaatregelen ten aanzien van alle “systeemrelevante marktdeelnemers” moeten worden opgelegd, zoals transparantie inzake de manier waarop zij activiteiten verrichten, met name hoe zij gegevens verzamelen en gebruiken, evenals een verbod voor “systeemrelevante marktdeelnemers” op praktijken die erop gericht zijn het voor consumenten moeilijker te maken om van leverancier te veranderen of diensten van verschillende leveranciers te gebruiken, en op andere vormen van ongerechtvaardigde discriminatie die andere bedrijven uitsluiten of benadelen; |
— | regelgevingsautoriteiten de bevoegdheid toekennen om voorlopige maatregelen vast te stellen en sancties op te leggen ten aanzien van “systeemrelevante marktdeelnemers” die de verschillende regelgevingsverplichtingen waaraan zij moeten voldoen, niet naleven; |
— | aan de Commissie de bevoegdheid voorbehouden om uiteindelijk een besluit te nemen over de vraag of een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij een “systeemrelevante marktdeelnemer” is, op basis van de in het ex-antemechanisme vervatte voorwaarden; |
— | gebruikers van “systeemrelevante marktdeelnemers” in staat stellen te worden geïnformeerd, te deactiveren en feitelijke zeggenschap te hebben en besluiten te kunnen nemen over welk soort inhoud zij willen zien. Gebruikers moeten ook naar behoren worden geïnformeerd over alle redenen waarom specifieke inhoud wordt aangeboden aan hen; |
— | ervoor zorgen dat de rechten, verplichtingen en beginselen van de AVG worden nageleefd, met inbegrip van gegevensminimalisatie, doelbinding, gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen, en rechtsgronden voor de verwerking; |
— | zorgen voor passende niveaus van interoperabiliteit waarbij “systeemrelevante marktdeelnemers” de gebruikte passende instrumenten, gegevens, deskundigheid en middelen moeten delen, teneinde het risico op lock-in van gebruikers en consumenten te beperken, evenals het kunstmatig binden van gebruikers aan één systeemrelevante marktdeelnemer zonder realistische mogelijkheid of stimulansen om van digitaal platform of online-ecosysteem te veranderen. In het kader van die maatregelen moet de Commissie verschillende technologieën evenals open normen en protocollen onderzoeken, met inbegrip van de mogelijkheid om gebruik te maken van een technische interface (applicatieprogramma-interface) waarmee gebruikers van concurrerende platforms een koppeling kunnen maken met platforms van systeemrelevante marktdeelnemers en zij er informatie mee kunnen uitwisselen; systeemrelevante marktdeelnemers mogen de gegevens die zij bij interoperabiliteitsactiviteiten van derden ontvangen, niet commercieel gebruiken voor andere doeleinden dan het faciliteren van die activiteiten; interoperabiliteitsverplichtingen mogen het vermogen van tussenpersonen om kwetsbaarheden te ondervangen niet beperken, belemmeren of vertragen; |
— | ervoor zorgen dat het nieuwe ex-antemechanisme de toepassing van de mededingingsregels onverlet laat, ook wat een voorrangsbehandeling ten aanzien van zichzelf en algehele verticale integratie betreft, en ervoor zorgen dat beide beleidsinstrumenten volledig onafhankelijk zijn. |
VIII. TOEZICHT, SAMENWERKING EN HANDHAVING
Het wetgevingspakket inzake digitale diensten moet het toezicht en de handhaving van de bestaande regels verbeteren en de internemarktclausule als de hoeksteen van de digitale eengemaakte markt versterken door de clausule aan te vullen met een nieuw samenwerkingsmechanisme dat gericht is op de verbetering van de informatie-uitwisseling, de samenwerking en het wederzijds vertrouwen, en, op verzoek, de wederzijdse bijstand tussen de lidstaten, met name tussen de autoriteiten in het land van herkomst waar de aanbieder van diensten gevestigd is en de autoriteiten in het gastland waar deze zijn diensten aanbiedt.
De Commissie moet een grondige effectbeoordeling uitvoeren om te beoordelen wat het meest geschikte model voor toezicht en handhaving is voor de toepassing van de bepalingen van het wetgevingspakket inzake digitale diensten, met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
In haar effectbeoordeling moet de Commissie bestaande modellen onderzoeken, zoals het netwerk voor samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (CPC), de Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA), het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDBP) en het Europees Mededingingsnetwerk (ECN), en de invoering van een gemengd stelsel voor toezicht overwegen.
Dat gemengd stelsel voor toezicht, dat gebaseerd is op EU-coördinatie in samenwerking met een netwerk van nationale autoriteiten, moet het toezicht op en de toepassing van het wetgevingspakket inzake digitale diensten verbeteren, de naleving afdwingen, onder meer met betrekking tot in de regelgeving voorgeschreven boeten en andere sancties of maatregelen, en moet in staat zijn audits van tussenpersonen en platformen te verrichten. Het stelsel moet zorgen voor de beslechting, in voorkomend geval, van grensoverschrijdende geschillen tussen de nationale autoriteiten, de aanpak van complexe grensoverschrijdende kwesties, de verstrekking van advies en richtsnoeren, en de vaststelling van codes en besluiten voor de gehele Unie, en het moet samen met de nationale autoriteiten initiatieven kunnen nemen en onderzoeken kunnen voeren in verband met grensoverschrijdende kwesties. Het uiteindelijke toezicht op de verplichtingen van de lidstaten moet bij de Commissie blijven berusten.
De Commissie moet verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad en samen met de nationale autoriteiten een openbaar “platformscorebord” bijhouden met relevante informatie over de naleving van het wetgevingspakket inzake digitale diensten. De Commissie moet het opzetten en bijhouden van een Europees onderzoeksregister bevorderen en ondersteunen om de uitwisseling van gegevens met overheidsinstellingen, onderzoekers, ngo’s en universiteiten voor onderzoeksdoeleinden te vergemakkelijken.
In het wetgevingspakket inzake digitale diensten moeten ook nieuwe handhavingselementen worden toegevoegd aan artikel 16 van de richtlijn inzake elektronische handel met betrekking tot zelfregulering.
(1) Regels die zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2019/770 en Richtlijn (EU) 2019/771.
(2) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 7).
(3) Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(4) Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen (PB L 173 van 9.7.2018, blz. 25).