Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Van boer tot bord: de lokale en regionale dimensie
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Van boer tot bord: de lokale en regionale dimensie
2.2.2021 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 37/22 |
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Van boer tot bord: de lokale en regionale dimensie
(2021/C 37/04)
|
BELEIDSAANBEVELINGEN
HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S
1. | is zeer ingenomen met de “van boer tot bord”-strategie (hierna de “strategie”) die samen met de “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030” (1) de kern vormt van de Europese Green Deal (2) en bepalend is om van Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken. Deze twee strategieën moeten perfect op elkaar zijn afgestemd om het effect van de voedselsystemen op het klimaat, een duurzaam milieu en de biodiversiteit te beperken en te zorgen voor verbetering van de toestand van de bodems, instandhouding van bestuivers, optimaal gebruik van biologische hulpmiddelen voor geïntegreerde bestrijding en bescherming van de watervoorraden en ecosystemen, en tegelijkertijd te zorgen voor veilige en gezonde levensmiddelen. Zij moeten ook helpen het probleem van de ontvolking van plattelandsgebieden aan te pakken. De voedselautonomie is een al even strategische uitdaging die inhoudt dat de productiecapaciteit moet worden behouden. Daarvoor dient de EU wel de nodige middelen vrij te maken. |
2. | Er moet worden gezorgd voor samenhang tussen de verschillende sectoren die met levensmiddelen verband houden, zoals de landbouw, de veeteelt, de bosbouw, de visserij en maritieme zaken, en het beleid op het gebied van milieu, energie, volksgezondheid, consumenten, productie, werkgelegenheid, plattelandsontwikkeling en bosbouwbeleid, door middel van een multilevel-governanceaanpak, zodat de op Europees niveau afgestemde maatregelen de uitvoering van de strategie met het oog op ambitieuze en gemeenschappelijke hervormingsdoelstellingen bevorderen in plaats van hinderen. De bijdrage van lokale gemeenschappen en plattelandsgemeenschappen moet beter worden erkend en in het beleid worden geïntegreerd. Het is van essentieel belang dat de culturele identiteit van de regio’s weer wordt gekoppeld aan de ecosystemen. |
3. | De COVID-19-pandemie heeft ons uiterst bewust gemaakt van de onderlinge verbanden tussen onze gezondheid, de ecosystemen, de bevoorradingsketens, de consumptiemodellen en de grenzen van de planeet. De huidige pandemie is slechts één voorbeeld daarvan. De steeds vaker voorkomende perioden van droogte, overstromingen, bosbranden en nieuwe schadelijke organismen doen ons keer op keer beseffen dat ons voedselsysteem wordt bedreigd en duurzamer en veerkrachtiger moet worden zodat het in alle omstandigheden functioneert en de burgers een toereikende toelevering van gezond, adequaat en betaalbaar voedsel garandeert. |
4. | Er zij op gewezen dat een duurzame landbouw niet kan worden ontwikkeld als de EU landbouwproducten die niet voldoen aan de Europese productienormen, tegen lage prijzen blijft invoeren die oneerlijk met Europese productieketens concurreren, en evenmin als zij haar eigen overschotten blijft uitvoeren tegen prijzen die lager liggen dan de Europese productiekosten. Het Europees Comité van de Regio’s (“CvdR”) dringt erop aan dat dringend nieuwe multilaterale regels worden ingevoerd die rechtvaardiger en meer solidair zijn, zodat de duurzaamheid van de Europese bedrijven niet in gevaar komt. Deze nieuwe benadering moet gericht zijn op de versterking van het economisch perspectief van producenten en de banden tussen producenten en consumenten, op ondersteuning van gediversifieerde en alternatieve voedselsystemen naast de conventionele productiesystemen, en op een eerlijkere herverdeling van waarde waarbij producenten die hoogwaardige diensten van openbaar belang en ecosysteemdiensten leveren, beter worden beloond. |
5. | Het CvdR verzoekt de Europese Commissie consequent bestaande indicatoren te gebruiken (bijv. de SDG-indicatoren) om de voortgang te monitoren die wordt geboekt bij de verwezenlijking van de doelstelling om duurzame voedselproductie, ecosysteemdiensten en eerlijke economische perspectieven voor landbouwers en werknemers in diverse beleidsgebieden te verenigen. Nieuwe indicatoren moeten alleen overwogen worden voor gebieden die tot nu toe onvoldoende in kaart gebracht worden. Het CvdR pleit voor actieve deelname van alle actoren van het voedselsysteem aan de monitoring en beoordeling van de uitvoering van de strategie. |
6. | De rol van regio’s en steden als belangrijke actoren in de voedseltransitie moet worden erkend en ondersteund. Het CvdR beschikt naast zijn andere functies over een gedegen kennis van de praktijken van Europese steden en regio’s en kan dus een belangrijke schakel vormen voor de onderlinge communicatie en terugkoppeling tussen bestuursniveaus. In het kader van de uitvoering en vaststelling van het toekomstige GLB moeten de Europese regio’s hun rol als beheersautoriteiten kunnen blijven uitoefenen om de in de “van boer tot bord”-strategie beoogde transities van zo dicht mogelijk in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat de toekomstige strategische plannen aan de lokale behoeften beantwoorden. In dit verband is het van essentieel belang dat de eerste pijler in de strategische plannen wordt geregionaliseerd, zodat eco-regelingen kunnen worden gebruikt als belangrijke instrumenten om de uitvoering van de strategie te begeleiden, met oog voor de specifieke behoeften van elke regio. |
Ondersteuning van producenten, bevordering van korte en transparante ketens
7. | Het CvdR beveelt aan om de tendens van grondconcentratie ten gunste van de agro-industrie, de stijging van de grondprijzen, de braaklegging van grond in marginale gebieden en het daaruit voortkomende verlies van landbouwgronden onder kleine en middelgrote producenten en nieuwe landbouwers, nauwlettender in het oog te houden. Daarom wordt aanbevolen de bestaande instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te wijzigen — zoals een eventuele beperking van de rechtstreekse betalingen per bedrijf — om de beschikbaarheid van landbouwgronden voor lokale kleine en middelgrote landbouwbedrijven en voor nieuwe agro-ecologische landbouwers, of zij nu individueel opereren of in een associatie, te faciliteren, om het verlies van actieve landbouwers te voorkomen. Het GLB moet gericht blijven op de balans tussen economie en ecologie. Ook moeten het gebruik van teruggewonnen water voor irrigatie in gebieden met een tekort en de bevordering van boslandbouw worden aangemoedigd. |
8. | Het CvdR is verheugd over het voornemen van de Commissie om de biologische landbouw een grotere rol toe te kennen er op basis van een effectbeoordeling naar te streven dat tegen 2030 ten minste 25 % van de landbouwgrond in de EU voor biologische landbouw wordt bestemd, en om de biologische aquacultuur aanzienlijk uit te breiden. Het roept de Commissie voorts op om ook andere teelt- en productiesystemen die milieuvoordelen opleveren onder de loep te nemen. Het is van belang de rol van lokaal en regionaal territoriaal beleid in het oog te houden en te ondersteunen voor de instandhouding en uitbreiding van het voor de biologische, precisie- en geïntegreerde productie bestemde areaal, waarbij zuinig wordt omgesprongen met natuurlijke hulpbronnen, via programma’s zoals lokaal voedselbeleid (waaronder biodistricten, ecoregio’s en bioregio’s (3)) en opleidingsprocessen. Het CvdR hoopt dat de transitie in het kader van het GLB hand in hand gaat met een grotere consumptie van biologische producten. Er zijn bovendien maatregelen nodig om de structurering van de gehele biologische sector te begeleiden en niet alleen de ontwikkeling van de productie, om de toegevoegde waarde van deze productie- en verwerkingsmethode in verschillende territoriale omstandigheden in stand te houden, met inbegrip van stimulansen voor de aanleg van waternetwerken om biologische landbouwers te voorzien van water dat voldoet aan de voorschriften. |
9. | Het is wenselijk meer belang te hechten aan korte ketens en de diversiteit van de Europese productiesystemen te erkennen, met bijzondere aandacht voor alternatieve productiesystemen die lokale/regionale, op voedingskwaliteit, dierenwelzijn en milieubescherming gebaseerde vormen van productie, verwerking en handel promoten. Er moet een Europees kader komen voor de bevordering en versterking van korte ketens op basis van innovatieve en succesvol gebleken lokale praktijken. Het moet eenvoudiger worden steun te verlenen aan collectieve territoriale projecten waarbij verwerkers, lokale overheden, landbouw- en bosbouwbedrijven, handelaren en lokale consumenten zijn betrokken om een lokaal voedingsaanbod te ontwikkelen. Er moet ook steun worden verleend aan de diversificatie van de lokale/regionale productie en verwerking, de ontwikkeling van nieuwe sectoren (bijvoorbeeld eiwitrijke gewassen, met name leguminosen en kwaliteitssectoren zoals bessen, noten enz.), die ook voorzien in de exploitatie van secundaire ketens van secundaire en afvalstromen, teneinde toegevoegde waarde te creëren in de verschillende stappen van de voedselketen. Ook moet worden gekeken naar de mogelijkheid om een certificering voor duurzame productie in te voeren, die mede zaken als water- en bodembeheer omvat. Daarbij merkt het CvdR op dat begrippen als lokaal en regionaal in het perspectief van het betreffende product moeten worden bezien. Uitgangspunt is een lage ecologische voetafdruk van het product, het voorkomen van overbodige vervoersbewegingen en een verbeterde relatie tussen producent en consument. |
10. | De productie, de verwerking, de winkelverkoop, de verpakking en het vervoer van levensmiddelen dragen bij aan de verontreiniging van de lucht, de bodem en het water en aan de uitstoot van broeikasgassen, met ernstige gevolgen voor de biodiversiteit. Het CvdR hoopt daarom op exploitatie van secundaire afvalstromen met het oog op de circulaire economie, en is het met de Europese Commissie eens dat de volgende maatregelen dringend noodzakelijk zijn:
|
11. | De Commissie zou via effectbeoordelingen moeten bepalen hoe de gekwantificeerde doelstellingen gestalte dienen te krijgen. Landen die grote hoeveelheden antibiotica, chemische gewasbeschermingsmiddelen en plantenvoedingsstoffen gebruiken, moeten sterker worden aangemoedigd om het gebruik ervan te verminderen dan landen die er nu al minder van gebruiken. |
12. | Het zou een goed idee zijn transparante en toegankelijke effectbeoordelingen uit te voeren om op de middellange termijn te behalen doelstellingen te monitoren en in samenspraak met de lidstaten, de lokale en regionale overheden en actoren van de agro-industrie de noodzakelijke aanpassingen vast te stellen. |
13. | Het is raadzaam strengere maatregelen te nemen tegen de milieueffecten van de industriële intensieve veehouderij. De in de strategie voorgestelde officieel gecertificeerde etikettering inzake dierenwelzijn dient in de EU verplicht te worden ingevoerd. Het zou een duidelijk en verplicht label moeten worden betreffende de houderijmethode en dat de cyclus van het dier bestrijkt, zodat de producenten erkenning krijgen voor hun verbeterde praktijken en de consumenten producten kunnen kiezen die aan hun wensen voldoen. Het CvdR stelt voor de veehouderij in kooien in de hele Europese Unie geleidelijk en volgens een vooraf bepaald tijdschema te verminderen, onder meer door de veebezetting op de desbetreffende landbouwbedrijven te beperken, en steun te verlenen aan extensieve aquacultuurbedrijven. Het CvdR dringt erop aan dat een maximale bezetting van dieren op het bedrijf een voorwaarde wordt voor de toegang tot GLB-betalingen en dat de conditionaliteit van het GLB wat betreft de regelgeving inzake dierenwelzijn wordt aangescherpt. |
14. | De nieuwe milieustelsels moeten een billijke, verplichte, doeltreffende en steeds omvangrijkere financieringsstroom genereren om duurzame praktijken te promoten, zoals agro-ecologie, biologische productiepraktijken, precisielandbouw, geïntegreerde landbouw, agro-bosbouw, boslandbouw en productiepraktijken die onder meer de koolstofvastlegging aanzienlijk verbeteren (koolstoflandbouw) bij land- en bosbouwers, alsmede de biodiversiteit. Het CvdR herinnert eraan dat de agromilieuklimaatmaatregelen uit de tweede pijler van het GLB veruit de doeltreffendste vergroeningsmaatregelen van het GLB zijn gebleken en dat dit te maken heeft met de bottom-upbenadering die wordt gehanteerd bij de vaststelling van die maatregelen in geval van een geregionaliseerd beheer. Het vraagt bijgevolg dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om middelen van de eerste naar de tweede pijler van het GLB over te hevelen en de regionale overheden te betrekken bij de vaststelling van de ecoregelingen op Europees en nationaal niveau om meer samenhang en complementariteit te garanderen tussen de ecoregelingen en de agromilieuklimaatmaatregelen en om ervoor te zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met territoriale behoeften. Ook de extensieve veehouderij met een lager milieueffect moet worden ondersteund. Met het oog op het evenwicht tussen ecologische, economische en sociale duurzaamheid moet worden toegestaan dat landbouwers met Europese en nationale middelen worden gecompenseerd voor de extra kosten die met de landbouwproductie gepaard gaan. |
15. | Het is noodzakelijk dat naast de veranderingen in de landbouwsector de overgang naar een duurzame visproductie wordt versneld. Er zijn maatregelen nodig om kleine vissers te beschermen en een belangrijkere rol toe te kennen, en intensieve veehouderij in kooien, illegale industriële visserijpraktijken en overbevissing te bestrijden, waarbij ook in het kader van de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en in de handelsovereenkomsten doeltreffendere maatregelen moeten worden ingevoerd. |
16. | Het is wenselijk dat voorstellen worden uitgewerkt voor de ruimtelijke ordening van zeegebieden en opzet van een netwerk van gebieden waarin elke vorm van visserij gedurende een passende termijn verboden is, om de doelstellingen met betrekking tot het evenwicht tussen exploitatie van de visbestanden en het vermogen van de zee om deze te regenereren, beter te kunnen nastreven. Ook moeten de inspanningen worden gericht op een grotere doeltreffendheid bij het opstellen van plannen voor het beheer van de visserij in de vanuit ecologisch oogpunt meest kwetsbare gebieden. |
Voedingsgewoonten, obesitas, bevordering van verantwoorde en bewuste consumptie
17. | De keuzes en eetgewoonten van de consumenten zijn een cruciale aanjager van verandering van het voedselsysteem. Het CvdR ondersteunt dan ook het voornemen van de Commissie om de overgang naar gezonde en duurzame voedingsgewoonten te stimuleren, in overeenstemming met doelstelling 12 van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (6), en verzoekt de Commissie daarom een pakket samenhangende en doelgerichte maatregelen aan te nemen om het mediterrane dieet, dat zich als gezond heeft bewezen, gezonde voedingsgewoonten met meer plantaardige bestanddelen en een passende en verantwoorde hoeveelheid vlees, vet en suikers te stimuleren. |
18. | Het is wenselijk dat de Commissie betere regelingen vaststelt voor de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen die op Europees niveau worden afgestemd en gebaseerd zijn op wetenschappelijke gegevens. De Commissie moet onderzoeken of het mogelijk is een Europese databank van voedingswaarden samen te stellen en een Europees programma voor voedingswaarde-etikettering op te zetten. Om een bewuste consumptie te stimuleren moet het doel zijn om transparante, volledige en duidelijke informatie te verschaffen over de voedingswaarde, rekening houdend met de oorsprong van de producten, het milieueffect van het vervoer en de productiemethode. |
19. | Het is van belang om naast maatregelen voor informatieve etikettering ook in te zetten op bewustmakingsacties, stimulansen en structurele maatregelen die bewuste en verantwoorde consumptie en gezonde en voor iedereen toegankelijke voedingsgewoonten aanmoedigen. Daarom wordt aanbevolen informatiecampagnes en voorlichtingsprogramma’s over gezonde voeding met veel plantaardige bestanddelen en vezels te organiseren. Er moeten fiscale prikkels komen die consumenten aanmoedigen voor gezonde en duurzame voedingspatronen te kiezen. Ook zijn er maatregelen nodig om de agrovoedingsindustrie te ontmoedigen intensief bewerkte en ongezonde levensmiddelen met veel suiker, zout en verzadigd vet te verhandelen en te promoten. |
20. | Er moeten absoluut maatregelen worden getroffen om te garanderen dat de prijs van levensmiddelen de reële milieu- en maatschappelijke kosten weerspiegelt en dat primaire producenten een eerlijk inkomen voor hun werk krijgen. Daarom wordt de Commissie verzocht met de lidstaten te overleggen over maatregelen die tot doel hebben de inkoopmacht van verwerkers en de retail te beperken en de onderhandelingspositie van de primaire producenten te versterken, gelet op de kosten in verband met het milieu en de volksgezondheid, die wetenschappelijk bewezen zijn. Waar een eerlijke prijs voor de producten noopt tot een hogere prijs voor de consument, is het CvdR van mening dat dit acceptabel is (7). |
21. | De Commissie wordt verzocht het recht op voeding tot een van de hoekstenen van de uitvoering van de strategie te maken. Het is daarom aan te raden samen met de lidstaten en lokale en regionale overheden toe te werken naar maatregelen voor de middellange termijn (bijvoorbeeld economische steun) en voor de lange termijn (structureel sociaal beleid) met het doel om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen betere toegang te verschaffen tot een duurzamere en gezondere voeding en zodoende bij te dragen tot de strijd tegen obesitas en slechte eetgewoonten. Er moet een Europees actieplan komen voor na 2020 inzake de strijd tegen obesitas en ondervoeding onder kinderen. De betaalbaarheid van gezond voedsel moet bij voorkeur worden ondersteund door maatregelen van sociaal beleid, terwijl tegelijkertijd eerlijke productprijzen voor landbouwers en werknemers moeten worden gegarandeerd. |
Duurzame overheidsopdrachten, “groene voedselaankoop”, voorlichtingsprogramma’s
22. | Er moet meer belang worden toegekend aan de rol van een groen aankoopbeleid van overheden en van “groene voedselaankoop” als middel om gezonde en duurzame voedingsgewoonten te stimuleren en lokale, op regionale kenmerken gebaseerde landbouw te versterken, en zodoende marktaandelen voor lokale en regionale producenten te garanderen (8). |
23. | Er moeten flexibelere criteria worden vastgesteld voor de inkoop van lokale en regionale producten via openbare aanbestedingen, met name om “nul kilometer”-producten in de schoolkantines te introduceren. Het CvdR pleit er bovendien voor een doeltreffend adviseringssysteem op te zetten of een vereenvoudigde Europese gids samen te stellen om overheden duidelijke aanwijzingen te geven voor het invoeren van meer duurzaamheidscriteria. |
24. | Het is een goede zaak dat de Commissie de lidstaten en lokale en regionale overheden aanmoedigt voorlichtingsprogramma’s over landbouw, voedsel, het milieu en het klimaat in scholen te organiseren. Het is namelijk van essentieel belang een bewuste consumptie aan te moedigen en de jonge generaties en de meest kwetsbare groepen voor te lichten over landbouw, voedingscultuur en milieubewustzijn. |
Vermindering en voorkoming van verspilling, bevordering van een circulaire economie
25. | De Commissie moet met ambitieuze regelgeving en bindende doelstellingen komen voor het voorkomen en verminderen van voedselverspilling. De Commissie moet met klem vasthouden aan de bindende doelstelling om de voedselverspilling tegen 2030 te halveren op basis van het werk dat is verricht in samenwerking met het EU-platform inzake voedselverlies en voedselverspilling. Ook moet de Commissie de nodige aandacht besteden aan de ultraperifere regio’s en moeten zij verregaande steun krijgen, aangezien verbetering van het beheer, de recycling en de terugwinning van afval en bijproducten uit de agrovoedingsmiddelen- en visserijsector van groot belang is om de circulariteit van hun economieën te bevorderen. |
26. | Er moet worden uitgegaan van een totaalbeeld van de voedselketen en daarom moeten in alle stadia maatregelen ter beperking van voedselverspilling worden ingevoerd: in het vroegste stadium (primaire productie), in het verwerkingsproces, tijdens het vervoer en bij de verkoop, en bij de consumptie binnen- en buitenshuis. Er kan worden overwogen supermarkten te stimuleren de opslag van producten efficiënter te maken en maatregelen te voorzien om supermarkten te belasten wanneer zij inefficiënt omgaan met overschotten. Het CvdR is verheugd over het initiatief van sommige lidstaten om donaties van overtollige voorraden verplicht te stellen. |
27. | De informatie over de houdbaarheidsdatum op levensmiddelenetiketten moet adequater zijn en zowel de “ten minste houdbaar tot”-datum als de uiterste houdbaarheidsdatum vermelden. Voorts moeten consumenten via voorlichtings- en bewustmakingscampagnes worden aangezet tot gedrag dat leidt tot minder voedselverspilling. Bovendien moet een bottom-upbenadering worden gevolgd die gericht is op kennis en versterking van innovatie en goede praktijken die in veel stedelijke gebieden en regio’s ontstaan. |
28. | Er moeten maatregelen worden genomen om de verspreiding van afvalvrije productiemodellen en modellen voor territoriale ontwikkeling, hergebruik en de circulaire economie in de hele keten, inclusief kunststoffen, te bevorderen. Overheidsopdrachten zijn een krachtig instrument waarmee lokale en regionale overheden normen kunnen vaststellen en de markt kunnen stimuleren tot duurzamere en meer lokale producten en diensten. Het CvdR stelt voor een bottom-upbenadering te volgen, met programma’s om goede circulaire praktijken van steden, voorsteden, plattelandsgebieden en ultraperifere gebieden te ondersteunen (9). |
Internationale handel, solidariteit en duurzame ontwikkeling in derde landen
29. | Het is noodzakelijk uit te gaan van een globale aanpak voor de transitie naar duurzame voedselsystemen door middel van samenwerking met derde landen en internationaal handelsbeleid. De EU, die de grootste importeur en exporteur ter wereld van levensmiddelen is, is afhankelijker geworden van derde landen, en heeft een handelsbeleid ontwikkeld dat in strijd is met haar sociale en milieudoelstellingen. De Commissie zou actief op zoek moeten gaan naar oplossingen voor deze problematiek, met name als het gaat om de regels voor de internationale handel in landbouwproducten, prijsontwikkelingen op Europese en internationale markten en een duurzaam evenwicht tussen de vraag naar en de productie van vlees en zuivelproducten; de prijsontwikkeling op de EU- en internationale markten en een duurzaam evenwicht tussen de vraag naar en productie van vlees en zuivel. |
30. | Het is absoluut noodzakelijk dat handelsovereenkomsten worden beoordeeld met het oog op de doelstelling van broeikasgasemissiereductie en gebaseerd zijn op het concept van duurzame ontwikkeling. De hoofdstukken over duurzaam beheer van bossen en de strijd tegen ontbossing, dierenwelzijn en schending van de mensenrechten moeten worden versterkt (10). |
31. | Een handelsbeleid dat er niet voor zorgt dat externe markten aan de hoge Europese normen inzake duurzaamheid en voedselveiligheid voldoen, kan de interne markt ernstig ondermijnen en de landbouwsector in gevaar brengen. Europese handelsovereenkomsten zijn van groot belang om gelijke concurrentievoorwaarden te waarborgen tussen de interne markt en de externe markt, om het concurrentievermogen van Europese landbouwers veilig te stellen en een billijk rendement te garanderen. Er dienen met derde landen overeenkomsten te worden gesloten over strikte wederkerigheid van productievoorschriften — door de fytosanitaire en milieuvoorschriften op elkaar af te stemmen en eventueel lokale primeurgroenten en -fruit aan te wijzen — en een strengere controle uit te voeren op producten die op de Europese gemeenschappelijke markt komen. Een koolstofheffing aan de grens die EU-bedrijven ervan weerhoudt hun productie over te plaatsen naar landen waar de milieuwetgeving minder streng is, zou een goede zaak zijn. |
Governance, uitvoering en monitoring
32. | Het is aan te bevelen het toekomstige GLB, het GVB, de operationele programma’s en de nationale strategische GLB-plannen consequent af te stemmen op de doelstellingen van de Europese Green Deal, met name in de “van boer tot bord”-strategie en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030. Er zouden dan ook gemeenschappelijke kwantificeerbare en meetbare Europese doelstellingen voor de nationale strategische plannen in de GLB-verordening moeten worden opgenomen. Er moeten duidelijke impactindicatoren worden vastgesteld om doelstellingen te formuleren en de resultaten in kaart te brengen. Het is wenselijk dat de regio’s een prominente rol spelen bij de governance van de strategische plannen, met name voor de tweede pijler, want de territoriale en regionale dimensie mag niet verloren gaan in de GLB-hervormingsplannen. |
33. | Het voor het GLB bestemde aandeel van het MFK 2021-2027 in het door de Europese Raad in juli ingenomen standpunt is helaas 6,4 % lager ten opzichte van de huidige periode. Ambitieuze doelstellingen om in de Europese landbouwproductie een groene transitie tot stand te brengen, moeten hand in hand gaan met een ambitieuze begroting voor het GLB, en met name voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling. Het CvdR betreurt verder dat de inspanningen om het GLB te hervormen in de zin van meer algemeen welzijn, duurzaamheid en bescherming van de hulpbronnen tot dusver nog niet duidelijker in de voorstellen voor verordeningen tot uiting zijn gekomen en dat de daarin vervatte benaderingen slechts met aanzienlijke vertraging in werking zullen treden ten gevolge van de lange overgangsperioden. |
34. | Het CvdR is ingenomen met de wens om alle actoren in het voedselsysteem, waaronder het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden, te betrekken bij de uitvoering en monitoring van de strategie. In het kader van de strategie moeten daarom horizontale en multilevel-governancesystemen worden opgezet om te zorgen voor een transversale aanpak tussen de betrokken directoraten-generaal van de Commissie. Het CvdR hoopt dat men een voorbeeld zal nemen aan participatieve modellen zoals de voedselbeleidsraden, die door tal van lokale en regionale overheden zijn ingesteld. |
35. | Het CvdR verzoekt de Commissie om bij het uitvoeren en monitoren van beide strategieën nauw samen te werken, niet alleen met het Europees Parlement, maar ook met het Europees Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité. |
Brussel, 10 december 2020.
De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's
Apostolos TZITZIKOSTAS
(1) COM(2020) 380 final.
(2) COM(2019) 640 final.
(3) Een voorbeeld is de BioRegio Bayern 2012, die tot doel heeft tegen 2030 30 % van het areaal voor biologische landbouw te bestemmen (bron: The Role of Local and Regional Authorities in making food systems more sustainable, onderzoek in opdracht van het CvdR).
(4) Dit zijn gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die voldoen aan de criteria van de punten 3.6.2 tot en met 3.6.5 en 3.8.2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1), of die overeenkomstig de criteria van punt 4 van die bijlage voor vervanging in aanmerking komen.
(5) Hetzelfde verzoek werd gedaan in het advies “Europese klimaatwet: een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit vaststellen” (COR-2020/01361 — rapporteur: Juan Moreno Bonilla (PPE/ES)) (PB C 324 van 1.10.2020, blz. 58).
(6) SDG 12: Verantwoorde consumptie en productie.
(7) Zie bijvoorbeeld Willet, W., et al., Food in the Anthropocene: the EAT — Lancet Commission on healthy diets from sustainable food systems. The Lancet Commissions, 393 (1170), 447-492. Zie ook Howard, P., et al., Global Meat: Social and Environmental Consequences of the Expanding Meat Industry. MIT Press, 2019.
(8) Het CvdR wil in dit verband de aandacht vestigen op het belang van paragraaf 19 van de resolutie over duurzame voeding (PB C 313 van 22.9.2015, blz. 5). Hierin wordt aanbevolen “om de verschillende belanghebbenden bij duurzame productie en verantwoorde consumptie […] informatie te verstrekken over de mogelijkheden om in hun oproepen tot inschrijving ook duurzaamheidscriteria op te nemen […]”.
(9) Een voorbeeld is de stad Maribor in Slovenië, waar sprake is van synergieën tussen stad en platteland voor de omzetting van organisch afval naar meststoffen (bron: The Role of Local and Regional Authorities in making food systems more sustainable, onderzoek in opdracht van het CvdR).
(10) Hetzelfde verzoek werd gedaan in het advies “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” (COR-2019/04601 — rapporteur: Roby Biwer (PSE/LU)) (PB C 324 van 1.10.2020, blz. 48).