Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

BESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 20.4.2020

COM(2020) 154 final

2020/0061(NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

TOELICHTING

De 13e vergadering van de commissie van technisch deskundigen (CTE) van de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) vindt plaats op 16 en 17 juni 2020 in Bern. Op de agenda van de vergadering staan:

  • een voorstel tot wijziging van de UTP inzake rollend-materieelgeluid;

  • een voorstel tot wijziging van de UTP inzake goederenwagons;

  • een voorstel tot wijziging van de UTP inzake voertuigmarkeringen;

  • een voorstel voor de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM-verordening); en

  • een voorstel voor de volledige wijziging van specificaties inzake voertuigregisters.

Het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van de bovengenoemde besluiten die door de CTE moeten worden genomen, moet krachtens artikel 218, lid 9, VWEU worden vastgesteld middels een besluit van de Raad.

Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (Cotif), is een internationale overeenkomst waarbij zowel de Unie als 25 lidstaten partij zijn (alleen Cyprus en Malta zijn geen partij).

De Europese Unie is bij Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 1 toegetreden tot het Cotif. In bijlage III bij dat besluit is de interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie in OTIF-procedures vastgesteld. Overeenkomstig punt 3.1 van die bijlage III stemt de Commissie namens de Unie over agendapunten waarvoor alleen de Unie bevoegd is.

Volgens artikel 2, § 1, van het COTIF, heeft de OTIF tot doel het internationale spoorwegverkeer in alle opzichten te bevorderen, te verbeteren en te vergemakkelijken, met name door uniforme rechtsstelsels op te stellen voor diverse rechtsgebieden in verband met het internationaal spoorverkeer. Het Cotif regelt ook de werking van de OTIF, haar doelstellingen en bevoegdheden, de betrekkingen met de verdragsluitende partijen en de activiteiten in het algemeen.

Het Cotif betreft spoorwegwetgeving inzake een aantal wettelijke en technische aangelegenheden en is in twee delen verdeeld: het verdrag zelf, dat de werking van de OTIF regelt, en acht aanhangsels (met inbegrip van een nieuw aanhangsel H dat zal worden vastgesteld tijdens de 13e algemene vergadering van de OTIF), waarin eenvormige spoorwegwetgeving is vastgesteld:

  • Aanhangsel A – Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers (CIV)

  • Aanhangsel B – Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM)

  • Aanhangsel C – Internationaal spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID)

  • Aanhangsel D – Overeenkomsten inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer (CUV)

  • Aanhangsel E – Overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer (CUI)

  • Aanhangsel F – Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer (APTU UR)

  • Aanhangsel G – Uniforme Regelen betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer (ATMF UR)

  • Aanhangsel H – Uniforme Regelen betreffende de veilige exploitatie van treinen in internationaal verkeer (EST UR)

Op grond van de aanhangsels F en G van het Cotif zijn er 12 uniforme technische voorschriften (UTP's) voor de technische interoperabiliteit vastgesteld. De UTP's in het kader van het Cotif hebben hetzelfde doel als de technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI’s) van de EU voor de toelating tot het internationale verkeer.

42 van de 47 staten die partij zijn bij het Cotif, waaronder de reeds genoemde 25 EU-lidstaten, passen de aanhangsels F en G toe.

De CTE is opgericht bij artikel 13, § 1, onder f), van het COTIF. Het bestaat uit de lidstaten van de OTIF die de aanhangsels F en G (APTU, ATMF) van het Cotif toepassen.

De CTE is bevoegd voor interoperabiliteit en technische harmonisatie in de spoorwegsector en voor technische goedkeuringsprocedures. Het ontwikkelt de aanhangsels APTU en ATMF en de Uniforme Regelen, die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in het internationaal verkeer, en die met name betrekking hebben op:

  • de vaststelling van technische voorschriften voor voertuigen en infrastructuur en de validering van normen;

  • procedures voor de beoordeling van de conformiteit van voertuigen;

  • bepalingen inzake het onderhoud van voertuigen;

  • verantwoordelijkheden voor de samenstelling van treinen en het veilig gebruik van voertuigen;

  • bepalingen inzake risico-evaluatie en -beoordeling;

  • specificaties voor registers.

Binnen de CTE bestaat er een permanente werkgroep (WG TECH) die haar besluiten voorbereidt.



Overeenkomstig artikel 20, § 1, onder b), van het Cotif en artikel 6 van aanhangsel F (APTU) is de CTE bevoegd om de UTP's vast te stellen of te wijzigen. Overeenkomstig artikel 13, § 1, 4 en 5, van aanhangsel G (ATMF), is zij ook bevoegd om besluiten te nemen over de structuur, wijziging, samenvoeging of intrekking van de nationale voertuigregisters (NVR). Ten slotte is de CTE, overeenkomstig ATMF, artikel 15, § 2, bevoegd voor de vaststelling en wijziging van regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM’s).

Krachtens artikel 6 van de APTU beslist de commissie van technisch deskundigen over de aanneming van een UTP of van een bepaling tot wijziging daarvan in overeenstemming met de procedure neergelegd in de artikelen 16, 20 en 33, § 6, van het Verdrag. De gewone aannemingsprocedure voor UTP's neemt ongeveer anderhalf jaar in beslag.

De uniforme technische voorschriften (UTP) van de OTIF zijn een reeks technische specificaties die zijn ontleend aan de beginselen, doelstellingen en procedures van het Cotif voor de bouw en exploitatie van spoorwegmaterieel, met als doel maximale interoperabiliteit tot stand te brengen. In dat opzicht hebben de UTP's van de OTIF dezelfde doelstelling als de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's) van de EU.

Om de gelijkwaardigheid te waarborgen tussen voertuigen waarvoor een vergunning is gegeven overeenkomstig het EU-recht en voertuigen die overeenkomstig artikel 3a van de ATMF zijn toegelaten tot het internationaal verkeer, moeten de TSI’s van de Europese Unie en de UTP’s van het Cotif in overeenstemming blijven.

De wijzigingen die ter goedkeuring door de CTE worden voorgesteld, zullen de blijvende gelijkwaardigheid als gedefinieerd door de ATMF tussen de EU-regelgeving en de Cotif-bepalingen waarborgen.

  • UTP rollend-materieelgeluid

De UTP rollend-materieelgeluid bevat fundamentele en aanvullende eisen met betrekking tot de geluidsemissies voor rollend materieel. Zij zijn momenteel gelijkwaardig aan de TSI geluidsemissies als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1304/2014 2 van de Commissie. De voorgestelde wijzigingen van de UTP hebben tot doel de partijen de mogelijkheid te bieden beperkingen op te leggen aan het gebruik van oude wagons, die niet voldoen aan de moderne eisen inzake het passeergeluid op spoorlijnen die met geluidshinder kampen.

Op 16 mei 2019 heeft de Commissie een wijziging 3 van Verordening (EU) nr. 1304/2014 goedgekeurd, waarbij het toepassingsgebied van haar TSI NOI is uitgebreid en de "stillere routes" zijn ingevoerd, een aanpak die vanaf 2024 in de hele EU zal worden toegepast. De definitie van stillere route is niet opgenomen in de toekomstige UTP geluid en de aanwijzing van stillere routes wordt overgelaten aan de verdragsluitende partijen buiten de EU. Er wordt echter geoordeeld dat de EU geen nadelen zal ondervinden van deze afwijking van de TSI, mits de aanvangsdatum voor de invoering van stillere routes in overleg met de EU wordt bepaald, omdat dit gevolgen heeft voor het verkeer van of naar de EU.

Het besluit van de CTE tot wijziging van de UTP rollend-materieelgeluid beoogt de handhaving van de door de ATMF gedefinieerde gelijkwaardigheid met de TSI NOI als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie, als gewijzigd in 2019.

Conclusie: de Europese Unie kan voor de door de OTIF voorgestelde wijziging van de UTP rollend-materieelgeluid stemmen.

  • UTP goederenwagens

De UTP goederenwagons bevat eisen voor voertuigen die ontworpen zijn voor het vervoer van vrachtwagens. Zij zijn momenteel gelijkwaardig aan de TSI goederenwagens als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 321/2013 4 van de Commissie.

De Commissie heeft op 16 mei 2019 een wijziging 5 van Verordening (EU) nr. 321/2013 vastgesteld.

Het besluit van de CTE tot wijziging van de UTP goederenwagons heeft tot doel de gelijkwaardigheid met Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie, zoals recentelijk gewijzigd, te handhaven.

Conclusie: de Europese Unie kan voor de door de OTIF voorgestelde wijziging van de UTP goederenwagens stemmen.

  • UTP voertuigmarkeringen

De UTP voertuigmarkeringen voorziet in eisen met betrekking tot markeringen op goederenwagens. Voor deze UTP bestaat er in de TSI's van de EU geen een-op-een-equivalent.

De delen 1 tot en met 6 van deze UTP zijn op dit moment gelijkwaardig aan aanhangsel P van de TSI OPE (bijlage I van Beschikking 2007/756/EG als laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2012/757/EU 6 ); de delen 7 tot en met 18 zijn gelijkwaardig aan aanhangsel 6 van de EU-specificaties voor de NVR (Beschikking 2007/756/EC van de Commissie 7 ).

De Commissie heeft op 16 mei 2019 bij Verordening (EU) 2019/773 8  van de Commissie een nieuwe TSI OPE vastgesteld en op 25 oktober 2018 Besluit (EU) 2018/1614 9 vastgesteld.

Het doel van het besluit tot wijziging van de UTP voertuigmarkeringen is het behoud van de gelijkwaardigheid aan:

  • de delen 1 tot en met 6 van aanhangsel H van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie (TSI OPE), als recentelijk gewijzigd;

  • de delen 7 tot en met 18 van aanhangsel 6 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie (EVR).

Conclusie: de Europese Unie kan voor de door de OTIF voorgestelde wijziging van de UTP voertuigmarkeringen stemmen.

Het certificeringssysteem van met onderhoud belaste entiteiten omvat eisen en beoordelingscriteria voor de certificering van ECM's voor goederenwagons. Het is momenteel gelijkwaardig aan Verordening (EU) nr. 445/2011 10 van de Commissie.

Op 16 mei 2019 heeft de Commissie Verordening (EU) 2019/779 11 tot intrekking en vervanging van Verordening (EU) nr. 445/2011 vastgesteld, waarbij het ECM-certificaat met ingang van 16 juni 2020 wordt uitgebreid tot alle voertuigtypen.

Middels de wijziging van het besluit tot wijziging van de ATMF bijlage A "Regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten" wil de CTE de gelijkwaardigheid handhaven als gedefinieerd in ATMF 3a, § 5, met Verordening (EU) 2019/779 van de Commissie van 16 mei 2019.

Om de blijvende gelijkwaardigheid als gedefinieerd in ATMF, artikel 3a, § 5, te waarborgen tussen de EU-regelgeving en de Cotif-regels, moeten de Cotif-regels worden gewijzigd. De gelijkwaardigheid is alleen gegarandeerd voor goederenwagons.

In vergelijking met de bestaande Cotif-regels, voorziet de door de CTE voorgestelde tekst niet in ingrijpende wijzigingen van de verantwoordelijkheden of vereisten die ECM's met het oog op certificering moeten vervullen. De belangrijkste doelstelling van de nieuwe tekst is de uitbreiding van het toepassingsgebied van de certificering tot alle typen voertuigen in plaats van uitsluitend goederenwagens.

Kort samengevat:

  • De certificering als ECM blijft verplicht voor alle ECM's voor goederenwagens, en

  • de certificering van ECM's wordt uitgebreid met certificering van ECM’s voor alle andere voertuigtypen. Als algemene regel zou certificering als ECM verplicht worden, met de volgende uitzondering:

    • spoorwegondernemingen die voertuigen, met uitzondering van goederenwagons, onderhouden die alleen door henzelf worden geëxploiteerd, zijn vrijgesteld van verplichte ECM-certificering. In dergelijke gevallen moet de bevoegde instantie van de betrokken staat nagaan of aan de algemene eisen en criteria van bijlage II bij het voorstel is voldaan.

Bijgevolg moet elke ECM, met inbegrip van die welke niet door externe certificeringsinstanties zijn gecertificeerd en ongeacht de vraag of certificering voor een specifieke ECM al dan niet verplicht is, voldoen aan de in bijlage II bij het voorstel vastgestelde algemene eisen en criteria om een minimumonderhoudsniveau te waarborgen.

Conclusie: de Europese Unie kan vóór de door de OTIF voorgestelde volledige herziening van de specificaties voor met het onderhoud belaste entiteiten (ECM) stemmen, mits de wijzigingen als gedefinieerd in de bijlage bij dit document in de Cotif-tekst zijn opgenomen.

De huidige NVR-specificaties die op grond van de OTIF-regels van toepassing zijn, zijn gelijkwaardig aan die van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie.

In het kader van het vierde spoorwegpakket heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 vastgesteld. Dat besluit voorziet in bijgewerkte EU-specificaties voor de nationale voertuigregisters en in specificaties voor het Europees voertuigregister (EVR), dat de nationale voertuigregisters van de EU vanaf 2021 zal vervangen. Beschikking 2007/756/EG van de Commissie wordt ingetrokken.

De aanleiding voor dit besluit van de CTE tot wijziging van de NVR-specificaties is de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie.

Tegen 2021 zullen de EU-lidstaten hun krachten bundelen en worden de voertuigvergunningen en -informatie beheerd via een gemeenschappelijk Europees voertuigregister, dat de voormalige 25 NVR's van de EU-lidstaten zal vervangen. In het kader van de OTIF wordt het EVR dus het NVR voor de Europese Unie. Het EVR kan worden opengesteld voor voertuigen uit andere landen, met name landen die onder het EU-nabuurschapsbeleid vallen en die zich er via bilaterale overeenkomsten toe hebben verbonden het EU-recht toe te passen (bv. NO, CH, Westelijke Balkan, enz.). Andere leden van de OTIF kunnen verzoeken om voor internationaal verkeer goedgekeurde voertuigen te registreren in het EVR.

Conclusie: de Europese Unie kan vóór volledige herziening van de specificaties van nationale voertuigregister (NVR) stemmen die door de OTIF wordt voorgesteld, mits de wijzigingen als gedefinieerd in de bijlage bij dit document in de OTIF-tekst zijn opgenomen.

Overeenkomstig artikel 6 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot toetreding van de Europese Unie tot het COTIF, goedgekeurd bij besluit van de raad van 16 juni 2011:

"1. Met betrekking tot besluiten ter zake waarvan de Unie uitsluitende bevoegdheid bezit, oefent de Unie het stemrecht uit dat haar lidstaten krachtens het verdrag hebben.

2. Met betrekking tot besluiten omtrent zaken waarin de Unie met de lidstaten bevoegdheid deelt, wordt door de Unie of door haar lidstaten gestemd.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 26, lid 7, van het verdrag is het aantal stemmen waarover de Unie beschikt, gelijk aan dat van haar lidstaten die tevens partij bij het verdrag zijn. Bij stemming door de Unie stemmen haar lidstaten niet."

Volgens het Unierecht geniet de Unie uitsluitende bevoegdheid inzake spoorvervoer in de gevallen waarin het Cotif, of de op grond daarvan vastgestelde regelgeving, het bestaande Unierecht kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen.

De aanneming van de voorgestelde wijzigingen zal duidelijke gevolgen voor het Unierecht hebben aangezien de maatregel tot doel heeft de UTP geluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen, de ECM-specificaties en de NVR-specificaties af te stemmen op respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/774 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/779 van de Commissie en Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie, zoals recentelijk gewijzigd.

Aangezien de Unie de exclusieve bevoegdheid bezit voor aangelegenheden die onder de vijf bovengenoemde CTE-besluiten vallen, oefent de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de stemrechten uit met betrekking tot de aanneming van die vijf besluiten.

Om alle voornoemde redenen moet de Unie vóór stemmen.

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 12 .

2020/0061 (NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 13 .

De door de CTE aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen hebben rechtsgevolgen aangezien zij het rechtskader van de OTIF wijzigen door enerzijds de UTP's van het Cotif in overeenstemming te brengen met de TSI's en anderzijds de regels betreffende ECM's en de specificaties van nationale voertuigregisters in overeenstemming te brengen met de respectievelijke EU-uitvoeringsverordeningen, en bovendien bindend zijn voor de Unie.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de geplande handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handeling hebben betrekking op het spoorvervoer.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig Besluit 2013/103/EU 14 van de Raad is de Unie toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd door het protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (het "Cotif").

  2. Alle lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, zijn partij bij het Cotif.

  3. Op grond van artikel 13, § 1, onder f), van het Cotif is de commissie van technisch deskundigen (CTE) van de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) opgericht.

  4. Overeenkomstig artikel 20, § 1, onder b), van het Cotif en overeenkomstig artikel 6 van aanhangsel F (APTU) is de CTE bevoegd om onder meer eenvormige technische voorschriften (UTP) vast te stellen of te wijzigen in verband met rollend-materieelgeluid (UTP geluid), goederenwagons (UTP wagons) en voertuigmarkeringen (UTP markeringen). Overeenkomstig artikel 13, § 1, 4 en 5, van aanhangsel G (ATMF), is de CTE ook bevoegd om besluiten te nemen over de structuur, wijziging, samenvoeging of intrekking van de nationale voertuigregisters (NVR). Ten slotte is de CTE, overeenkomstig ATMF, artikel 15, § 2, bevoegd voor de vaststelling en wijziging van regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM’s).

  5. Op de agenda van de 13e bijeenkomst van de CTE, die op 16 en 17 juni 2020 plaatsvindt, staan voorstellen voor besluiten tot wijziging van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens en de UTP voertuigmarkeringen en voor de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en de volledige herziening van de specificaties voor nationale voertuigregisters (NVR).

  6. Aangezien de voorgestelde wijzigingen voor de Unie bindend zullen zijn, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de CTE moet worden ingenomen.

  7. Het doel van deze wijzigingen is de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) in overeenstemming te brengen met respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2019/774 15 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 16 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 17 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/779 18 van de Commissie; de specificaties betreffende voertuigregisters zijn aangepast in het licht van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 19 van de Commissie.

  8. De voorgestelde wijzigingen en herzieningen zijn in overeenstemming met het recht en de strategische doelstellingen van de Unie doordat ze bijdragen tot de afstemming van de OTIF-regels op de gelijkwaardige bepalingen van het EU-recht en moeten daarom door de Unie worden gesteund,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in de 13e vergadering van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OYIF) in te nemen standpunt in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters luidt als volgt:

  1. stemmen vóór de door de CTE voorgestelde wijzigingen van de UTP goederenwagons, als voorgesteld in CTE-werkdocument bijlage TECH-20005-CTE13-6.2-e-UTP WAG en voorstel TECH-20005-CTE13-6.2-e-UTP WAG;

  2. stemmen vóór de door de CTE voorgestelde wijzigingen van de UTP voertuigmarkering, als voorgesteld in CTE-werkdocument bijlage TECH-20006-CTE13-6.3-e-UTP MARKING en voorstel TECH-20006-CTE13-6.3-e-UTP MARKING;

  3. stemmen vóór de door de CTE voorgestelde wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid als voorgesteld in CTE-werkdocument bijlage TECH-20004-CTE13-6.1-e-UTP NOI en voorstel TECH-20004-CTE13-6.1-e-UTP NOI;

  4. stemmen vóór de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM-verordening), op voorwaarde dat de tekst in CTE-werkdocument bijlage TECH-20007-CTE13-6.4-e-ECM en voorstel TECH-20007-CTE13-6.4-e-ECM wordt gewijzigd, als vermeld in de bijlage bij dit besluit;

  5. stemmen vóór de volledige herziening van de specificaties betreffende nationale voertuigregisters (NVR), op voorwaarde dat de tekst in CTE-werkdocument bijlage TECH-20008-CTE13-6.5-e-vehicle register en voorstel TECH-20008-CTE13-6.5-e-vehicle register wordt gewijzigd, zoals vermeld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

De besluiten van de commissie van technisch deskundigen worden na de vaststelling ervan bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met vermelding van de datum van inwerkingtreding.

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

BIJLAGE bij voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen op de 13e bijeenkomst van de commissie van technisch deskundigen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) in verband met de vaststelling van wijzigingen van de UTP rollend-materieelgeluid, de UTP goederenwagens, de UTP voertuigmarkeringen en de volledige herziening van de regels voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten (ECM) en van de specificaties voor voertuigregisters

Brussel, 20.4.2020

COM(2020) 154 final

Door de EU voor te stellen wijzigingen met het oog op de goedkeuring door de commissie van technisch deskundigen van de OTIF, betreffende de voorschriften voor de certificering en inspectie van met onderhoud belaste entiteiten en de specificaties voor voertuigregisters

  1. De volledige herziening van de specificaties voor nationale voertuigregisters (NVR) als voorgesteld in CTE-werkdocument bijlage TECH-20008-CTE13-6.5-e-vehicle register, moet als volgt worden gewijzigd:

    • Een nieuw artikel 13 toevoegen: "Artikel 13 Bijzondere uitvoeringsvoorschriften

§ 1 Voertuigen die in het internationale verkeer wordt toegelaten en het spoorwegnet van de Europese Unie binnenkomen, worden geregistreerd in het EVR."

  1. De volledige herziening van de specificaties voor met het onderhoud belaste entiteiten (ECM) als voorgesteld in CTE-werkdocument voorstel TECH-20007-CTE13-6.4-e-ECM, moet als volgt worden gewijzigd:

    • Aan het einde van punt 4 toevoegen: "Het toepassingsgebied van de bepalingen van ATMF artikel 3a, § 5, inzake de gelijkwaardigheid tussen de EU-regelgeving en de regels van het COTIF heeft momenteel alleen betrekking op goederenwagons. Om rechtszekerheid te bieden voor andere categorieën voertuigen moet bij de volgende herziening van de ATMF worden overwogen de ECM-certificering waarin artikel 3a, § 5, voorziet ook voor andere voertuigcategorieën in te voeren.”

  2. De volledige herziening van de specificaties voor met het onderhoud belaste entiteiten (ECM) als voorgesteld in CTE-werkdocument bijlage TECH-20007-CTE13-6.4-e-ECM, moet als volgt worden gewijzigd:

    • Aan het einde van artikel 3, § 5, het volgende toevoegen: "Verdragsluitende staten kunnen in plaats van de ECM-certificering een nationaal of regionaal (op EU-niveau) proces toepassen, dat even solide is als de ECM-certificering. De transparantie van deze nationale processen moet worden gewaarborgd om het vertrouwen tussen de verdragsluitende staten in stand te houden.”