Home

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

BESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 15.5.2020

COM(2020) 196 final

2020/0080(NLE)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

TOELICHTING

Dit voorstel betreft een kaderbesluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen binnen de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot het opstellen en vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem (GS-verdrag).

Het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna “het GS-verdrag” genoemd) heeft tot doel de internationale handel alsook de verzameling, vergelijking en analyse van statistieken, in het bijzonder die betreffende de buitenlandse handel, te vergemakkelijken. Als bijlage bevat het verdrag de GS-nomenclatuur, een internationaal geharmoniseerd systeem dat de deelnemende landen een gemeenschappelijke basis biedt om de verhandelde goederen in te delen voor douanedoeleinden. De GS-nomenclatuur bevat met name de omschrijving van de goederen, in de vorm van posten en onderverdelingen, en de desbetreffende cijfercodes, op basis van een zescijferig codesysteem. De GS-nomenclatuur wordt om de vijf jaar herzien 1 . Zij wordt wereldwijd door meer dan 190 overheden toegepast; dat betekent dat meer dan 98 % van alle goederen die in de wereld worden verhandeld, volgens deze nomenclatuur worden ingedeeld.

Het GS-verdrag is op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie en al haar lidstaten zijn partij bij het Verdrag 2 .

De Werelddouaneorganisatie (WDO), die in 1952 werd opgericht als de Internationale Douaneraad, is een onafhankelijk intergouvernementeel lichaam dat tot taak heeft douanediensten effectiever en efficiënter te laten functioneren. Vandaag vertegenwoordigt de WDO 183 douanediensten over de hele wereld. Het bestuursorgaan van de WDO is de Raad. Elk lid van de Raad heeft één stem. De besluiten van de Raad worden genomen bij tweederdemeerderheid van de aanwezige en stemgerechtigde leden. In afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad oefent de Unie de rechten en plichten van een voorlopig lidmaatschap van de WDO uit.

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is een technisch comité dat belast is met de voorbereidende werkzaamheden in verband met het GS-verdrag. De belangrijkste taken van het HSC zijn:

  • het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of de andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de uitoefening van andere bevoegdheden en functies die de WDO-Raad of de verdragsluitende partijen noodzakelijk achten. Het kan voorbereidende instanties zoals subcomités of werkgroepen oprichten;

  • het opstellen van aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van de wetteksten van het geharmoniseerde systeem, onder andere door indelingsgeschillen tussen de verdragsluitende partijen te beslechten, en zo het handelsverkeer te bevorderen;

  • het doen van voorstellen tot wijziging en modernisering van het geharmoniseerde systeem om rekening te houden met de ontwikkeling van de technologie of wijzigingen in de structuur van de handel alsmede met andere behoeften van gebruikers van het geharmoniseerde systeem;

  • het bevorderen van een brede toepassing van het geharmoniseerde systeem en algemene vraagstukken en beleidskwesties in verband daarmee onderzoeken.

De Unie en haar lidstaten hebben samen slechts één stem in het HSC. Besluiten van het HSC met betrekking tot aangelegen die onder dit kaderbesluit vallen, worden bij gewone meerderheid genomen.

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC, geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag vóór het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin de zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak aan de WDO-Raad voor te leggen.

Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag keurt de Raad, indien een zaak ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel aan de Raad wordt voorgelegd, deze toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen of aanbevelingen goed, tenzij een lid van de Raad dat partij is bij dit Verdrag, verzoekt deze in hun geheel of ten dele aan het Comité terug te zenden voor een nieuw onderzoek.

In overeenstemming met artikel 6, lid 2, van het GS-verdrag komt het HSC in de regel tweemaal per jaar bijeen. In de praktijk vinden de bijeenkomsten van het HSC in maart en september plaats.

Het voorgestelde kaderbesluit betreft de volgende handelingen, die door het HSC in overweging worden genomen en onder voorbehoud van goedkeuring door de WDO-Raad via een “stilzwijgende procedure” voorlopig worden aangenomen:

  1. toelichtingen, die de interpretatie van de aantekeningen, de posten en de onderverdelingen van de GS-nomenclatuur verduidelijken;

  2. indelingsadviezen, die de besluiten weergeven van het HSC met betrekking tot de indeling van specifieke producten;

  3. andere adviezen en aanbevelingen met betrekking tot de indeling van goederen in de GS-nomenclatuur, zoals indelingsbesluiten of andere door het HSC vastgestelde richtsnoeren.

Overeenkomstig artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 3 trekken de douaneautoriteiten van de lidstaten hun BTI-beschikkingen in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur, met ingang van de datum van bekendmaking van de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het HSC behandelt in elk van de twee jaarlijkse vergaderingen een aanzienlijk aantal zeer technische kwesties. Tabel 1 toont het aantal door het HSC genomen besluiten per soort besluit.

Tabel 1 HSC-besluit per soort

Vergadering

HSC/59

HSC/60

HSC/61

HSC/62

HSC/63 4

HSC/64

Datum 5

13-24.3.2017

25.9-6.10.2017

1-16.3.2018

13-28.9.2018

14-29.3.2019

16-27.9.2019

GS-wijzigingen 6

13

9

9

29

44

2

Toelichtingen

10

21

7

14

16

8

Indelingsadviezen

22

19

26

13

21

7

Indelingsbesluiten

48

35

38

37

29

39

Subtotaal

80

75

71

64

66

54

Totaal

93

84

80

93

110

56

De Unie heeft een zeer forse bijdrage geleverd aan de werkzaamheden van het HSC; zij dient een groot aantal voorstellen en onderwerpen in (indelingsvragen of geschillen met derde landen, voorstellen voor wijzigingen van de GS-toelichtingen) die regelmatig op de agenda van het HSC worden gezet.

Tot dusver is een flexibele en pragmatische aanpak gevolgd om een optimale voorbereiding, presentatie en doeltreffende verdediging van de standpunten van de Unie in de WDO te waarborgen. De indelingsdeskundigen van de Commissie beoordelen ten eerste stelselmatig de kwesties, heroverwegen de indelingspraktijk van de lidstaten en bereiden de ontwerpstandpunten voor. Deze worden vervolgens met deskundigen uit de lidstaten besproken in de Groep douanedeskundigen en zo nodig aangepast om een gecoördineerd standpunt (voor de GS-werkgroep voorafgaand aan de zitting) vast te stellen. Dit wordt zo nodig aangevuld met extern overleg (met Europese brancheorganisaties of andere belanghebbenden) en/of coördinatie ter plaatse.

Voor een doeltreffende deelname van de Unie aan het HSC is een intensieve en efficiënte samenwerking tussen de instellingen vereist, met name vanwege het grote aantal en de zeer technische aard van de door het HSC behandelde kwesties. Bovendien is het tijdsbestek tussen de beschikbaarheid van de documenten en de daadwerkelijke discussie tijdens de vergaderingen zeer beperkt.

In het reglement van orde van het HSC (artikel 10) is vastgelegd dat het secretariaat de door de lidstaten ingediende onderwerpen ten minste acht weken vóór het begin van de zitting moet hebben ontvangen. Zo niet, dan worden zij op een aanvullende lijst geplaatst en is het aan het HSC om te beslissen of zij al dan niet op de agenda worden gezet. Dit voorschrift wordt nageleefd. Wat de beschikbaarheid van door het WDO-secretariaat voorbereide werkdocumenten betreft, staat in datzelfde reglement van orde echter dat alle basiswerkdocumenten in beginsel ten minste 30 dagen vóór de aanvangsdatum van de zitting naar de lidstaten van het Comité moeten worden gestuurd. De praktijk wijst uit dat dit voorschrift ondanks herhaalde verzoeken aan het WDO-secretariaat zeer vaak niet in acht wordt genomen. Bovendien kunnen, voor zover de basisdocumenten binnen de bovengenoemde termijn beschikbaar worden gesteld, aanvullende documenten nog op een later tijdstip ter beschikking worden gesteld. Bij deze nieuwe documenten kan het om belangrijke aanvullende technische informatie, juridische interpretatie of standpuntnota´s gaan die op eigen initiatief of op uitnodiging van het WDO-secretariaat door de verdragsluitende partijen of andere belanghebbenden zoals internationale organisaties worden voorgelegd.

Tabel 2 toont de huidige situatie met betrekking tot de beschikbaarheid van werkdocumenten voor het HSC in de afgelopen drie jaar.

Tabel 2 Beschikbaarheid van werkdocumenten

HSC (2 vergaderingen/jaar)

Vergadering

Datum 7

Punten voor de besluit-vorming

Beschikbaarheid van documenten

>30d/vergadering

30d-15d/verga-dering

<15d/vergadering

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

HSC/59

13-24.3.2017

74

22

30

46

62

6

8

HSC/60

25.9-6.10.2017

78

63

81

14

18

1

1

HSC/61

1-16.3.2018

69

3

4

61

89

5

7

HSC/62

13-28.9.2018

70

50

71

16

23

4

6

HSC/63

14-29.3.2019

64

34

53

28

44

2

3

HSC/64

16-27.9.2019

56

49

87

5

9

2

4

Totaal

411

221

54

170

41

20

5

De vergaderingen van het HSC zijn altijd direct na de voorbereidende GS-werkgroep (die 2 tot 3 dagen duurt). De documenten voor de HSC-vergaderingen zijn doorgaans 30 tot 15 dagen voor de vergadering beschikbaar.

De betreffende, door het HSC voorbereide besluiten kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en de daaraan gehechte gecombineerde nomenclatuur (GN). Indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur worden gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de GN, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verplicht hun indelingsbesluiten in te trekken wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van deze indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de GS-toelichtingen.

Gezien het aantal onderwerpen waarover het HSC in elk van zijn vergaderingen wordt gevraagd te besluiten, het zeer technische karakter ervan en de beperkte tijd om het standpunt van de Unie voor te bereiden door het korte tijdsbestek waarin de werkdocumenten beschikbaar worden gesteld, is geoordeeld dat een kaderbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, waarin het standpunt van de Unie op basis van de richtsnoeren en criteria voor de overgrote meerderheid van de onderwerpen wordt vastgelegd waarover het HSC moet besluiten, (d.w.z. toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten, richtsnoeren of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem) noodzakelijk is, aangezien de vaststelling van afzonderlijke besluiten overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, een efficiënte en tijdige werking in dit beleidsterrein in de weg zou kunnen staan.

Daarom moet het namens de Unie in te nemen standpunt in de WDO op basis van richtsnoeren en criteria en de voor de bepaling van het standpunt van de Unie voor elke vergadering benodigde stappen door een besluit van de Raad krachtens artikel 218, lid 9, VWEU, op basis van een voorstel van de Commissie worden vastgesteld.

Te dien einde wordt met het voorstel een kader geschapen waarin de beginselen en criteria worden opgesomd op basis waarvan het standpunt van de Unie wordt vastgelegd. Deze beginselen en criteria zijn in overeenstemming met het staande douanebeleid en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie om goederen bij invoer in te delen volgens de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan.

De namens de Unie in te nemen standpunten moeten de beginselen van vereenvoudiging en vergemakkelijking van de indeling in het douanetarief, de samenhang met de algemene regels voor de interpretatie van de GS omwille van de rechtszekerheid en de bevordering van de in de Unie desbetreffende uitgewerkte beste praktijken in acht nemen.

Bij de vaststelling van deze standpunten moet worden uitgegaan van de algemene criteria in het GS-verdrag (de algemene regels voor de interpretatie van het GS) en de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen. Indien van toepassing moet ook rekening worden gehouden met specifieke criteria die voortkomen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de indeling van goederen en uit richtsnoeren betreffende de indeling in het douanetarief die zijn uitgewerkt door de WDO (GS-nomenclatuur en de interpretatie daarvan in de GS-toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten van het HSC) of door de Unie (gecombineerde nomenclatuur en interpretatie daarvan in de GN-toelichtingen, indelingsverordeningen of -besluiten van de Raad of de Commissie of conclusies van het Comité douanewetboek - Afdeling tarief- en statistieknomenclatuur).

In het voorstel voor een kaderbesluit is daarnaast het volgende bepaald:

- de Commissie stelt de Raad (of zijn voorbereidende instanties) ruim van tevoren in kennis van elke bijeenkomst van het betreffende WDO-orgaan waarin een onder het kaderbesluit vallend besluit kan worden genomen;

- de Raad kan binnen vijf werkdagen na de datum waarop de Commissie de Raad of zijn voorbereidende instanties in kennis heeft gesteld, aangeven dat hij het niet eens is met het standpunt dat is voorgesteld voor een of meer van de afzonderlijke GS-besluiten die moeten worden genomen;

- om de rechten van de Unie te behouden en te vermijden dat een besluit over een kwestie waarover de Raad binnen de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt in kan nemen, in de WDO wordt vastgesteld, kan de Commissie namens de Unie verzoeken dat de kwestie aan de WDO-Raad wordt voorgelegd en aan het HSC wordt teruggezonden voor een nieuw onderzoek;

- in gevallen waarin het standpunt van de Unie ten aanzien van een kwestie wezenlijk verschilt van het door het HSC vastgestelde besluit, legt de Commissie de Raad vóór het verstrijken van de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag vastgelegde termijn haar beoordeling voor of het onderhavige HSC-besluit kan worden aanvaard of dat de kwestie moet worden voorgelegd aan de WDO-Raad en moet worden terugverwezen naar het HSC voor een nieuw onderzoek. De Raad kan zijn afwijzing van het voorgestelde standpunt voor een of meer van de betreffende afzonderlijke GS-besluiten kenbaar maken.

In overeenstemming met artikel 218, lid 10, VWEU, zal het Europees Parlement onverwijld en ten volle worden geïnformeerd.

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 8 .

2020/0080 (NLE)

Voorstel voor een

Daarom is artikel 218, lid 9, VWEU de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in de WDO moet worden ingenomen met betrekking tot het vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het GS in het kader van het GS-verdrag.

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem en de Raad zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.

De door het HSC voor te bereiden handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen, nadat ze door de Raad zijn aangenomen, beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, te weten: bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Dit komt omdat in artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van het douanewetboek van de Unie 9 is bepaald dat “de douaneautoriteiten BTI-beschikkingen 10 intrekken...wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie...ten gevolge van... indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door het GS-comité;”. Daarnaast worden dergelijke door het HSC voorbereide besluiten (indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur) gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur (GN), in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Aangezien de hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling betrekking hebben op de interpretatie van het tarief en de sluiting van een internationale overeenkomst in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek, en op de uitvoering van de GS-nomenclatuur en van de gecombineerde nomenclatuur van de EU, wordt de materiële rechtsgrondslag gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit wordt gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

Ja

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Bij Besluit 87/369/EEG van de Raad 11 heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging 12 (het GS-verdrag), waarbij het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is ingesteld.

  2. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het GS-verdrag is het HSC onder meer verantwoordelijk voor het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem te verzekeren.

  3. Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC (hierna “HSC-besluiten” genoemd), geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag vóór het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin de zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak aan de WDO-Raad voor te leggen.

  4. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag keurt de Raad, indien een zaak ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel aan de Raad wordt voorgelegd, deze toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen of aanbevelingen goed, tenzij een lid van de Raad dat partij is bij dit Verdrag, verzoekt deze in hun geheel of ten dele aan het Comité terug te zenden voor een nieuw onderzoek.

  5. Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de WDO met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het GS-verdrag, aangezien de betreffende, door het HSC voorbereide besluiten beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad.

  6. Het is in het belang van de Unie dat de standpunten van de Unie in het HSC overeenkomstig de beginselen, criteria en richtsnoeren voor de tariefindeling van goederen worden vastgesteld. Het is eveneens in het belang van de Unie dat deze standpunten snel worden vastgesteld zodat de Unie haar rechten in het HSC kan uitoefenen.

  7. Om de rechten van de Unie te behouden moet de Commissie ook namens de Unie kunnen verzoeken om een kwestie aan de WDO-Raad voor te leggen en overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag terug te zenden naar het HSC voor een nieuw onderzoek, om te vermijden dat een besluit wordt vastgesteld over een kwestie waarover de Raad ofwel binnen de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt kan innemen, ofwel een standpunt heeft ingenomen dat wezenlijk verschilt van het in het HSC vastgestelde besluit.

  8. In het licht van de steeds veranderende en zeer technische aard van de indeling van goederen in het kader van het GS-verdrag, het grote aantal behandelde vraagstukken in de HSC-vergaderingen die twee keer per jaar plaatsvinden en de korte tijd die beschikbaar is om de door het WDO-secretariaat en/of de verdragsluitende partijen in voorbereiding op de HSC-vergadering verstrekte documenten te bestuderen, en de daaruit voortvloeiende noodzaak voor het standpunt van de Unie om met nieuwe ontwikkelingen, inclusief nieuwe technische en andere relevante informatie die voor of tijdens de vergaderingen van het HSC worden voorgelegd, rekening te houden, moeten voor de bepaling van het standpunt van de Unie de nodige stappen worden vastgesteld in overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen voor de goedkeuring van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem, en voor het opstellen van deze handelingen in de Werelddouaneorganisatie, is in bijlage I opgenomen.

Artikel 2

De bepaling van het standpunt dat de Unie krachtens artikel 1 in moet nemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

BIJLAGEN bij Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

Brussel, 15.5.2020

COM(2020) 196 final

BIJLAGE I

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie

1. BEGINSELEN

In het kader van de WDO moet de Unie:

a)    de indeling van goederen in het douanetarief en de uniforme interpretatie en toepassing van het GS bevorderen, vergemakkelijken en daar een bijdrage aan leveren, en de gevallen en geschillen over uiteenlopende interpretaties van het GS geleidelijk uit de weg ruimen;

b)    werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van HSC-besluiten en erop toezien dat de in de WDO vastgestelde besluiten in overeenstemming zijn met GS-verdrag;

c)    erop toezien dat de in de WDO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de algemene regels voor de interpretatie van het GS;

d)    de standpunten uitdragen die in overeenstemming zijn met de beste praktijken die door de Unie in het betrokken gebied zijn uitgewerkt;

e)    de vereenvoudiging en modernisering van de GS-nomenclatuur bevorderen aan de hand van de ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers en de ontwikkeling van nieuwe technologieën;

f)    de samenhang met haar andere beleidsmaatregelen en internationale verplichtingen bewerkstelligen.

2. CRITERIA

De standpunten die namens de Unie in de WDO moeten worden ingenomen, worden aan de hand van de volgende criteria bepaald: 

  1. Algemene criteria:

    • het beginsel dat, omwille van de rechtszekerheid en een eenvoudige verificatie, het doorslaggevende criterium voor de indeling van goederen voor douanedoeleinden in het algemeen moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals in de tekst van de desbetreffende posten van de GS en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken,

    • de algemene regels voor de interpretatie van de GS zoals vastgelegd in de bijlage bij het GS-verdrag 1 .

Indien van toepassing, wordt rekening gehouden met de volgende

  1. Specifieke criteria:

-    de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de indeling van goederen in het douanetarief,

-    GS-nomenclatuur en GS-toelichtingen, indelingsadviezen en -besluiten van het GS-comité,

-    onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur (GN) 2 en toelichtingen op de GN,

-    indelingsverordeningen of -besluiten van de Raad of de Commissie,

-    conclusies van het Comité douanewetboek - Afdeling tarief- en statistieknomenclatuur,

-    andere richtsnoeren betreffende de indeling van goederen in het douanetarief, die door de instellingen in de vorm van rechtshandelingen of richtsnoeren zijn uitgewerkt.

3. BELEIDSLIJNEN

De Unie zet zich, waar passend, in om ervoor te zorgen dat de WDO overeenkomstig de bovengenoemde beginselen en criteria de volgende besluiten vaststelt:

a)    het voorstellen en opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem;

b)    het opstellen van aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van he geharmoniseerde systeem te verzekeren.

BIJLAGE II

Bepaling van het standpunt dat de Unie in de Werelddouaneorganisatie moet innemen

Vóór elke vergadering van het HSC worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie vaststelt, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie meegedeelde recentste technische en andere relevante informatie, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen, criteria en beleidslijnen.

Daartoe en op basis van die informatie zendt de Commissie aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties tijdig en vóór elke in de voorgaande alinea genoemde vergadering van het HSC, een schriftelijk document met de bijzonderheden van de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt. De Raad kan binnen vijf werkdagen na de datum waarop de Commissie de Raad of zijn voorbereidende instanties in kennis heeft gesteld, aangeven dat hij het niet eens is met het standpunt dat is voorgesteld voor een of meer van de afzonderlijke GS-besluiten in kwestie.

Om de rechten van de Unie te behouden en te vermijden dat een besluit over een kwestie waarover de Raad binnen de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt in kan nemen, in de WDO wordt vastgesteld, verzoekt de Commissie namens de Unie dat de kwestie aan de WDO-Raad wordt voorgelegd en aan het HSC wordt teruggezonden voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag.

In gevallen waarin het standpunt van de Unie ten aanzien van een kwestie wezenlijk verschilt van het door het HSC vastgestelde besluit, zendt de Commissie de Raad of zijn voorbereidende instanties tijdig en vóór de in artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag bepaalde termijn een schriftelijk document waarin is vastgelegd of het/de betreffende besluit(en) kan (kunnen) worden aanvaard of dat de kwestie moet worden voorgelegd aan de WDO-Raad en moet worden terugverwezen naar het HSC voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag. De Raad kan binnen tien werkdagen na de datum waarop de Commissie de Raad of zijn voorbereidende instanties in kennis heeft gesteld, aangeven dat hij het niet eens is met het standpunt dat is voorgesteld voor een of meer van de afzonderlijke HCS-besluiten die in de WDO moeten worden vastgesteld.