Home

Mededeling van de Commissie over de toepassing van de bepalingen van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/20112020/C 32/01

Mededeling van de Commissie over de toepassing van de bepalingen van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/20112020/C 32/01

31.1.2020

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 32/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over de toepassing van de bepalingen van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011

(2020/C 32/01)

1. INLEIDING

In artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (1) (hierna “de verordening” genoemd) wordt bepaald dat, wanneer het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel vermeld wordt en niet hetzelfde of dezelfde is als voor het primaire ingrediënt ervan, ook het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het betreffende primaire ingrediënt moet worden vermeld, of dat, ten minste, moet worden vermeld dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt verschilt van die van het levensmiddel.

Op 28 mei 2018 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2018/775 van de Commissie (2) vastgesteld (hierna “de uitvoeringsverordening” genoemd), waarin de voorschriften worden vastgesteld voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening en waarin met name wordt toegelicht en geharmoniseerd hoe de herkomst van het/de primaire ingrediënt(en) moet worden geëtiketteerd.

Deze mededeling van de Commissie is bedoeld om richtsnoeren aan te reiken voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en nationale autoriteiten voor de toepassing van de bepalingen van artikel 26, lid 3, van de verordening. De mededeling moet in samenhang met de overige relevante bepalingen van de verordening en de uitvoeringsverordening worden gelezen. Er zij in het bijzonder op gewezen dat deze leidraad geen afbreuk doet aan het verbod op misleidende informatie uit artikel 7 van de verordening. In deze mededeling worden de bepalingen die al in de toepasselijke wetgeving zijn opgenomen, nader toegelicht. De verplichtingen die in deze wetgeving zijn vervat, worden op geen enkele wijze uitgebreid, noch worden de betrokken exploitanten en bevoegde autoriteiten aanvullende eisen opgelegd.

De mededeling is slechts bedoeld om burgers, exploitanten en nationale bevoegde autoriteiten bij te staan bij de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening en van de uitvoeringsverordening. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende interpretatie van de Uniewetgeving te geven. De zienswijzen in deze mededeling lopen niet vooruit op eventuele standpunten die de Europese Commissie bij uniale en nationale rechtbanken zou kunnen innemen.

2. VRAGEN MET BETREKKING TOT HET TOEPASSINGSGEBIED VAN ARTIKEL 26, LID 3, VAN DE VERORDENING

In artikel 26, lid 3, eerste alinea, van de verordening worden twee voorwaarden gegeven voor de toepassing van de specifieke etiketteringsvoorschriften voor primaire ingrediënten: 1) de aanwezigheid van een vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel zelf; en 2) de omstandigheid dat een dergelijke vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel niet hetzelfde of dezelfde is als voor het primaire ingrediënt ervan.

Krachtens artikel 26, lid 3, tweede alinea, zijn de etiketteringsverplichtingen in artikel 26, lid 3, eerste alinea, slechts van toepassing op gevallen die binnen het toepassingsgebied van de uitvoeringsverordening vallen, zoals omschreven in artikel 1 van de uitvoeringsverordening.

Aan het toepassingsgebied van de uitvoeringsverordening zijn twee beperkingen gesteld:

Ten eerste wordt in artikel 1, lid 1, van de uitvoeringsverordening gespecificeerd dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel kan worden “vermeld middels vermeldingen zoals verklaringen, afbeeldingen, symbolen of termen, die verwijzen naar plaatsen of geografische gebieden, met uitzondering van geografische termen die deel uitmaken van gebruikelijke en generieke namen die letterlijk de oorsprong vermelden, maar die in het algemeen niet als een vermelding van de oorsprong of plaats van herkomst van het levensmiddel worden begrepen”.

Ten tweede wordt in artikel 1, lid 2, gespecificeerd dat de uitvoeringsverordening niet van toepassing is “op geografische aanduidingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (3), Verordening (EU) nr. 1308/2013 (4), Verordening (EG) nr. 110/2008 (5) of Verordening (EU) nr. 251/2014 (6) beschermd zijn of die uit hoofde van internationale overeenkomsten beschermd zijn, en op geregistreerde merken die een vermelding van oorsprong vormen”. In overweging 6 van de uitvoeringsverordening wordt ter verduidelijking van deze tweede uitzondering opgemerkt dat, hoewel artikel 26, lid 3, van de verordening in beginsel ook geldt voor de in de tweede uitzondering bedoelde gevallen, de betreffende uitvoeringsvoorschriften nader onderzoek vergen en in een later stadium zullen worden vastgesteld.

2.1. Vermelding van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf

2.1.1. Zou een op een etiket vermeld(e) naam/handelsnaam en adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf kunnen leiden tot toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening?

Krachtens overweging 29 en artikel 2, lid 2, onder g), van de verordening vormen aanduidingen in verband met de naam, handelsnaam of het adres van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die op het etiket staan, geen aanwijzing van het land van oorsprong en de plaats van herkomst van het levensmiddel in de zin van de verordening. Daarom leiden verwijzingen naar de rechtspersoon van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf in beginsel niet tot toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening.

Dergelijke aanduidingen kunnen evenwel op grond van artikel 7 van de verordening als misleidend worden beschouwd wat betreft het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van het levensmiddel, als zij duidelijk worden benadrukt op de verpakking en wanneer de specifieke oorsprong of plaats van herkomst zichtbaar wordt aangegeven en die oorsprong niet dezelfde is als voor het primaire ingrediënt van het levensmiddel. De bevoegde nationale autoriteiten moeten dergelijke gevallen beoordelen door alle informatie op het etiket en de totale presentatie van het product in aanmerking te nemen.

2.2. Merknamen

2.2.1. Kunnen merknamen die niet worden beschermd door een geregistreerd merk zoals genoemd in artikel 1, lid 2, van de uitvoeringsverordening, leiden tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening?

In artikel 1, lid 2, van de uitvoeringsverordening wordt verduidelijkt dat hoewel vermeldingen van oorsprong die deel uitmaken van geregistreerde merken, binnen het toepassingsgebied van artikel 26, lid 3, van de verordening vallen, de uitvoeringsverordening niet van toepassing is op dergelijke vermeldingen in afwachting van de vaststelling van specifieke voorschriften met betrekking tot de toepassing van artikel 26, lid 3, op dergelijke vermeldingen. De EU-wetgever erkent het specifieke karakter en de specifieke doelstellingen van de geregistreerde merken die door specifieke Uniewetgeving worden gereguleerd. De Commissie zal daarom nader onderzoeken hoe de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening moet worden aangegeven, wanneer dit voor dergelijke vermeldingen vereist is. Anderzijds maken merknamen die geografische vermeldingen bevatten en die ongeregistreerde merken zijn, geen deel uit van deze tijdelijke uitzondering. Op deze merknamen is de uitvoeringsverordening dan ook wel van toepassing, evenals de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 26, lid 3, van de verordening.

2.3. Benaming van het levensmiddel

2.3.1. Moeten gebruikelijke benamingen die geografische vermeldingen bevatten, worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

In artikel 2, lid 2, onder o), van de verordening wordt “gebruikelijke benaming” gedefinieerd als een benaming die zonder dat verdere uitleg nodig is, als de benaming van het levensmiddel wordt geaccepteerd door de consumenten in de lidstaat waar het wordt verkocht.

Krachtens overweging 8 en artikel 1, lid 1, van de uitvoeringsverordening vallen gebruikelijke en generieke namen, met inbegrip van geografische termen die letterlijk de oorsprong vermelden, maar die in het algemeen niet als een vermelding van de oorsprong of plaats van herkomst van het levensmiddel worden begrepen, niet onder het toepassingsgebied van de uitvoeringsverordening. Dergelijke benamingen verwijzen vaak naar een geografische plaats, een regio of een land waar het desbetreffende levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel werd gebracht, en zijn in de loop der tijd generieke/gebruikelijke benamingen voor een bepaalde categorie levensmiddelen geworden. Mits dergelijke generieke vermeldingen en gebruikelijke benamingen niet bij de consument de perceptie wekken van een geografische oorsprong van het desbetreffende levensmiddel, leidt het gebruik ervan niet tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening.

Een voorbeeld: frankfurter.

Aangezien de vraag betrekking heeft op de wijze waarop de consumenten in elke afzonderlijke lidstaat een benaming begrijpen, en er binnen de EU aanzienlijke verschillen zijn in de perceptie van de consumenten van deze aspecten, moet per geval worden bekeken of het voor de consument duidelijk is dat een specifieke benaming een generieke/gebruikelijke benaming is.

2.3.2. Moeten wettelijke benamingen die een geografische vermelding bevatten, worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder n), van de verordening is een “wettelijke benaming” de benaming van een levensmiddel die wordt voorgeschreven in de bepalingen van de Unie die daarop van toepassing zijn, of, bij ontstentenis van dergelijke bepalingen van de Unie, de benaming die is vastgesteld in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan grote cateraars wordt verkocht.

Met andere woorden: dergelijke benamingen zijn gecodificeerde gebruikelijke benamingen, waarbij de wetgever het van belang achtte het gebruik ervan en vaak ook de samenstelling van de producten die ermee worden aangeduid, te harmoniseren, opdat de kenmerken van de levensmiddelen die onder specifieke benamingen worden verkocht, aan de verwachtingen van de consument voldoen.

Overwegende het bovenstaande worden wettelijke benamingen die een geografische vermelding bevatten, niet beschouwd als vermeldingen van oorsprong overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening, wanneer de wetgever al rekening heeft gehouden met artikel 26, lid 3.

2.4. Verschillende vermeldingen op het etiket

2.4.1. Moeten termen als “made in”, “product of” en “geproduceerd in” gevolgd door een geografische aanduiding worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

Vermeldingen als “made in (land)”, “vervaardigd in (land)”, “geproduceerd in (land)” worden door consumenten wel geassocieerd met vermeldingen van oorsprong overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening en moeten daarom in beginsel worden beschouwd als vermeldingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel. Bovendien verwijzen deze termen naar het productie- of vervaardigingsproces, dat, in het geval van verwerkte producten, overeen zou kunnen komen met de betekenis van het land van oorsprong voor de toepassingen van de verordening, zoals gedefinieerd in artikel 60, lid 2, van het douanewetboek van de Unie (7), d.w.z. de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking van het levensmiddel die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

Evenzo leest de consument de aanduiding “product of (land)” over het algemeen als een vermelding van oorsprong overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening. Bovendien geeft de term “product of” de consument waarschijnlijk het idee dat het hele levensmiddel, waaronder de ingrediënten ervan, uit het op het etiket vermelde land afkomstig is.

2.4.2. Moeten vermeldingen als “verpakt in” of “geproduceerd/vervaardigd door X voor Y” gevolgd door de naam van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf en diens adres worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

De vermelding “verpakt in” geeft duidelijk de plaats aan waar een levensmiddel is verpakt, en het is over het algemeen niet waarschijnlijk dat de consument deze vermelding opvat als een vermelding van oorsprong overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening. Hoewel de term in kwestie naar een geografische plaats verwijst, moet deze dus niet worden beschouwd als aanwijzing van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel.

Termen als “geproduceerd/vervaardigd door” (de naam van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf en diens adres) of “geproduceerd/vervaardigd door X voor Y” verwijzen letterlijk naar de betreffende exploitant van een levensmiddelenbedrijf en het is over het algemeen niet waarschijnlijk dat de consument deze als een vermelding van oorsprong opvat. Zoals uiteengezet in punt 2.1.1. van deze mededeling vormen aanduidingen in verband met de naam, handelsnaam of het adres van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die op het etiket staan, geen aanwijzing van het land van oorsprong en de plaats van herkomst van het levensmiddel in de zin van de verordening.

De perceptie van de consumenten wordt echter wel gevormd door het geheel van componenten op het etiket, waaronder de algehele presentatie van het product. Daarom moet bij de beoordeling of er sprake is van mogelijke misleiding wat betreft de oorsprong van het levensmiddel, de gehele verpakking in aanmerking worden genomen.

2.4.3. Moeten acroniemen, afbeeldingen of andere aanduidingen die vrijwillig zijn toegevoegd met als enig doel om consumenten te helpen om op meertalige etiketten hun plaatselijke taal te vinden, worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

Als dergelijke aanduidingen duidelijk verwijzen naar de verschillende taalversies van de voedselinformatie op het etiket, moeten deze niet als een vermelding van oorsprong worden beschouwd.

2.4.4. Moeten vermeldingen van “soort”, “type”, “stijl”, “recept”, “geïnspireerd door”,“à la” en dergelijke gevolgd door een geografische vermelding worden beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

Vermeldingen van “soort”, “wijze”, “stijl”, “recept”, “geïnspireerd door” of “à la” en dergelijke verwijzen doorgaans naar het recept of naar specifieke kenmerken van het levensmiddel of het productieproces ervan en moeten daarom in beginsel niet als een vermelding van oorsprong worden beschouwd.

Bij de beoordeling of er sprake is van mogelijke misleiding wat betreft de oorsprong van het levensmiddel, moet evenwel de gehele verpakking in aanmerking worden genomen. Er zij ook op gewezen dat voornoemde vermeldingen, in de geest van artikel 7 van de verordening, van de verordening, enkel gerechtvaardigd zijn als het desbetreffende levensmiddel over specifieke kenmerken beschikt, van specifieke aard is of een bepaald productieproces heeft ondergaan dat bepalend is voor het geclaimde verband met de geografische plaats die op het etiket vermeld staat.

2.4.5. Worden nationale symbolen of de kleuren van een vlag beschouwd als aanwijzingen van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel?

In de ogen van consumenten zijn vlaggen en/of landkaarten de meest relevante verwijzingen naar de oorsprong op het etiket. Duidelijke en zichtbare vlaggen en/of landkaarten die verwijzen naar een specifiek geografisch gebied, moeten dan ook in beginsel als een aanduiding van de oorsprong worden beschouwd en daarom tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening leiden. Ook andere nationale symbolen, zoals een herkenbaar nationaal monument, landschap of persoon, kunnen door de consument als aanduiding van de oorsprong van een levensmiddel worden opgevat. Omdat de mate waarin dit zo is, afhangt van het product en het land, moeten deze grafische voorstellingen per geval worden beoordeeld. In dit verband moeten de lidstaten in het bijzonder rekening houden met de plaats, grootte en kleur van de symbolen/voorstellingen, de lettergrootte en het totaalplaatje van de etikettering van het levensmiddel, d.w.z. dat de etikettering als geheel geen verwarring wekt bij consumenten over de oorsprong van het levensmiddel.

Wat merknamen betreft wordt de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening toegelicht in punt 2.2.1 van deze mededeling.

Daarbij moet speciale aandacht worden gegeven aan het gebruik van afbeeldingen en andere aanduidingen die verwijzen naar een nationaal/plaatselijk evenement of naar een nationaal/plaatselijk sportteam om dat evenement te vieren. Gegeven het gelegenheidskarakter van deze aanduidingen moeten zij per geval worden beoordeeld om te bepalen of zij leiden tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening.

2.4.6. Zouden aanvullende vermeldingen op etiketten van levensmiddelen met geografische aanduidingen die uit hoofde van het EU-recht beschermd zijn, kunnen leiden tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening?

In afwachting van de vaststelling van specifieke voorschriften, is de uitvoeringsverordening niet van toepassing op geografische aanduidingen die uit hoofde van het EU-recht beschermd zijn, en op geregistreerde merken, zoals genoemd in artikel 1, lid 2, van de uitvoeringsverordening. Wanneer een levensmiddel echter ook van andere visuele aanduidingen is voorzien, waaronder aanduidingen die naar dezelfde of verschillende geografische plaatsen verwijzen, zouden dergelijke aanduidingen binnen het toepassingsgebied van de uitvoeringsverordening vallen, als aan de voorwaarden van artikel 26, lid 3, van de verordening wordt voldaan.

2.5. Welke wisselwerking is er tussen de bepalingen van de uitvoeringshandeling en de EU-wetgeving voor biologische levensmiddelen?

In Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (8) (de “verordening biologische productie”) is een algemeen regelgevend kader vastgesteld voor de biologische productie met onder meer bepalingen over het gebruik van termen die verwijzen naar biologische productie. Bovendien worden in die verordening voorwaarden gesteld aan de etikettering van biologische producten en het gebruik van het EU-logo, en wordt voorgeschreven dat de plaats van herkomst waar de agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, zijn geteeld, moet worden vermeld. De informatie die dergelijke voorschriften de consument verschaffen, is vergelijkbaar met de informatie die met artikel 26, lid 3, wordt beoogd.

Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van de verordening is deze van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen. In dit verband moeten de bepalingen van de verordening biologische productie als lex specialis worden opgevat en hebben deze voorrang boven artikel 26, lid 3, van de verordening. Wanneer het EU-logo voor biologische productie wordt gebruikt, is artikel 26, lid 3, van de verordening dus nooit van toepassing.

3. HET ONDERSCHEIDEN VAN HET PRIMAIRE INGREDIËNT

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder q), van de verordening is een “primair ingrediënt” het ingrediënt van een levensmiddel dat meer dan 50 % van dit levensmiddel uitmaakt of dat gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd en waarvoor in de meeste gevallen een kwantitatieve aanduiding vereist is.

3.1. Hoe moet het primaire ingrediënt worden onderscheiden?

Voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven informatie verstrekken over het/de primaire ingrediënt(en) van het desbetreffende levensmiddel op basis van de definitie in artikel 2, lid 2, onder q), van de verordening.

In de wettelijke definitie van het primaire ingrediënt worden twee typen criteria onderscheiden om het primaire ingrediënt van levensmiddelen vast te stellen: a) een kwantitatief criterium, volgens hetwelk het ingrediënt meer dan 50 % van het levensmiddel uitmaakt, en b) een kwalitatief criterium, volgens hetwelk het ingrediënt gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd.

Bij het verstrekken van informatie over het/de primaire ingrediënt(en) zijn er verschillende dingen waarmee exploitanten van levensmiddelenbedrijven rekening moeten houden. In het bijzonder moeten zij behalve bij de kwantitatieve samenstelling van het levensmiddel zorgvuldig stilstaan bij de specifieke kenmerken en aard van het levensmiddel en de algehele presentatie van het etiket. Zij moeten zich bovendien rekenschap geven van de perceptie en verwachtingen van de consument ten aanzien van de verstrekte informatie over het betreffende levensmiddel. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten zich afvragen of de vermelding van oorsprong van een bepaald ingrediënt waarschijnlijk een wezenlijke invloed zal hebben op de aankoopbeslissingen van consumenten en of het ontbreken van een dergelijke vermelding van oorsprong misleidend zou zijn voor consumenten.

Er zij ook op gewezen dat, in de geest van artikel 7 van de verordening, de verstrekte informatie met betrekking tot de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt niet misleidend mag zijn en in geen geval de bepalingen en doelstellingen van artikel 26, lid 3, van de verordening mag omzeilen.

De correcte uitvoering van voornoemde bepalingen van de verordening wordt gehandhaafd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

3.2. Kan een levensmiddel meer dan een primair ingrediënt hebben? Zo ja, moet voor een levensmiddel dat meerdere primaire ingrediënten bevat, de oorsprong van alle primaire ingrediënten worden gegeven?

In de definitie van “primair ingrediënt” in artikel 2, lid 2, onder q), van de verordening staat dat het om een ingrediënt kan gaan (in het enkelvoud) of om ingrediënten (in het meervoud). Uit deze bewoording moet worden geconcludeerd dat de definitie van het “primaire ingrediënt” ruimte biedt voor meer dan een primair ingrediënt van een levensmiddel.

Bovendien komt uit de bepalingen van artikel 26, lid 3, van de verordening naar voren dat, als de exploitant van een levensmiddelenbedrijf op basis van deze definitie vaststelt dat er sprake is van meer dan een primair ingrediënt, van al deze primaire ingrediënten het land van oorsprong of de plaats van herkomst moet worden vermeld.

3.3. Is het mogelijk dat de toepassing van de definitie van het primaire ingrediënt ertoe leidt dat een levensmiddel geen primair ingrediënt heeft?

Voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening moet eerst worden beoordeeld of een van de ingrediënten van een levensmiddel op basis van de definitie in artikel 2, lid 2, onder q), van de verordening als primair ingrediënt moet worden beschouwd. Dit betekent dat een levensmiddel geen primair ingrediënt heeft in de betekenis van de verordening als geen van de ingrediënten ervan meer dan 50 % van het levensmiddel uitmaakt, geen van de ingrediënten gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd en er in de meeste gevallen geen kwantitatieve aanduiding vereist is.

3.4. Zijn artikel 26, lid 3, van de verordening en daarmee de uitvoeringsverordening van toepassing op producten met maar één ingrediënt?

Artikel 26, lid 3, van de verordening zou van toepassing kunnen zijn op een verwerkt product met maar één ingrediënt, als de laatste belangrijke verwerking van het product ergens anders heeft plaatsgevonden dan de plaats van oorsprong van het grondstofingrediënt of als het ingrediënt van verschillende plaatsen afkomstig is. Deze situatie zou leiden tot de toepassing van artikel 26, lid 3, van de verordening als het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel wordt vermeld en het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire (enige) ingrediënt niet hetzelfde of dezelfde is als voor het levensmiddel.

3.5. Moet de oorsprong van het primaire ingrediënt van een levensmiddel ook worden vermeld als onder consumenten algemeen bekend is dat het ingrediënt alleen van buiten de EU afkomstig kan zijn?

De verordening voorziet in geen enkele uitzondering waarbij het land van oorsprong of de plaats van herkomst van de primaire ingrediënten niet hoeft te worden vermeld wanneer dit gegeven niet hetzelfde is als voor het levensmiddel. Daarom moet volgens de bepalingen van artikel 26, lid 3, van de verordening het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het betreffende primaire ingrediënt worden vermeld, ook al kan het primaire ingrediënt alleen afkomstig zijn van buiten de EU en verwijst de vermelding van oorsprong voor het uiteindelijke levensmiddel naar de EU (of naar een of meer lidstaten).

3.6. Is het mogelijk dat het primaire ingrediënt een samengesteld ingrediënt is?

In artikel 2, lid 2, onder h), van de verordening wordt “samengesteld ingrediënt” gedefinieerd als een ingrediënt dat zelf uit meer dan één ingrediënt bestaat.

Een samengesteld ingrediënt valt onder het toepassingsgebied van artikel 26, lid 3, van de verordening als het voldoet aan de voorwaarden van de definitie van het primaire ingrediënt zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, onder q), van de verordening.

Wanneer overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening de informatie over de oorsprong van het primaire ingrediënt moet worden verstrekt en het primaire ingrediënt een samengesteld ingrediënt is, dan moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven een voldoende hoeveelheid informatie verstrekken die het best past bij het betreffende product. In dit verband moeten zij de specifieke aard van het betreffende levensmiddel in aanmerking nemen, evenals de samenstelling en het vervaardigingsproces ervan, het inzicht, de verwachting en de belangstelling van de consumenten met betrekking tot de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt van het samengestelde ingrediënt (de plaats waarvan het primaire ingrediënt van het samengestelde ingrediënt afkomstig is, zoals de plaats waar het geoogst of geteeld is) en hoe de ingrediënten van het samengestelde ingrediënt in de lijst van ingrediënten worden vermeld.

Er zij ook op gewezen dat, in de geest van artikel 7 van de verordening, de verstrekte informatie met betrekking tot de vermelding van oorsprong van het samengestelde ingrediënt niet misleidend mag zijn en in geen geval de bepalingen en doelstellingen van artikel 26, lid 3, van de verordening mag omzeilen.

De correcte uitvoering van voornoemde bepalingen van de verordening wordt gehandhaafd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

4. GEOGRAFISCHE NIVEAUS

Om consumenten in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken, bevat de uitvoeringsverordening specifieke regels die van toepassing zijn wanneer op basis van artikel 26, lid 3, van de verordening het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt wordt vermeld. Die voorschriften zijn bedoeld om te waarborgen dat dergelijke informatie voldoende nauwkeurig en betekenisvol is.

Hiertoe worden in artikel 2, onder a), van de uitvoeringsverordening de geografische gebieden waarnaar de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt moet verwijzen, geharmoniseerd.

4.1. Mag er bij de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt naar verschillende geografische niveaus worden verwezen (bv. “EU en Zwitserland”)?

In artikel 2 van de uitvoeringsverordening worden de geografische gebieden opgesomd waarnaar de vermelding voor het primaire ingrediënt moet verwijzen. Om aan de voorschriften van artikel 26, lid 3, van de verordening te voldoen, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven een van de in artikel 2, onder a), van de uitvoeringsverordening genoemde geografische gebieden kiezen. Uit de bewoording van deze bepaling blijkt dat de uitvoeringsverordening niet in de mogelijkheid voorziet om voor één primair ingrediënt verschillende daarin opgenomen geografische niveaus te combineren.

Voorbeelden:

“Zwitserland” komt overeen met een geografisch gebied overeenkomstig artikel 2, onder a), iv). “EU” daarentegen komt overeen met een geografisch gebied overeenkomstig artikel 2, onder a), i). Artikel 2, onder a), van de uitvoeringsverordening voorziet niet in de mogelijkheid de beide niveaus te combineren.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen de vermelding “EU en niet-EU” echter wel aanvullen met extra informatie, zolang deze voldoet aan de algemene voorschriften van de verordening voor vrijwillig verstrekte voedselinformatie (artikel 36 van de verordening). De voornaamste vereiste is dat deze informatie niet misleidend of verwarrend is. In deze context mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven “Zwitserland” vermelden als vrijwillige extra informatie in aanvulling op de vermelding “niet-EU”.

Een voorbeeld:

“EU en niet-EU (Zwitserland)”

“EU (Spanje) en niet-EU (Zwitserland)”

4.2. Mogen bij het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt lidstaten en derde landen worden gecombineerd?

Artikel 2, onder a), iv), van de uitvoeringsverordening biedt de mogelijkheid om de lidstaat of de lidstaten, of het derde land of de derde landen op te geven als vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt. Dit betekent dat exploitanten een van deze vermeldingen mogen kiezen of beide mogen gebruiken.

5. PLAATS EN PRESENTATIE

De informatie over het primaire ingrediënt die wordt verstrekt overeenkomstig de verordening, moet de informatie die de consumenten krijgen over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel, aanvullen. De informatie moet duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en, zo nodig, onuitwisbaar zijn. Hiertoe zijn in artikel 3 van de uitvoeringsverordening voorschriften vastgesteld voor de plaats en presentatie van deze informatie.

5.1. Mag het land van oorsprong van het primaire ingrediënt worden vermeld met behulp van landcodes?

Krachtens artikel 9, lid 1, onder i), van de verordening is vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst overeenkomstig artikel 26 van de verordening verplicht. Bovendien wordt in artikel 9, lid 2, van de verordening bepaald dat de in artikel 9, lid 1, van de verordening bedoelde verplichte vermeldingen moeten worden aangegeven in woord en getal en aanvullend mogen worden uitgedrukt door middel van pictogrammen of symbolen.

Uit de bepalingen van de verordening volgt dat het land van oorsprong van het primaire ingrediënt altijd in woorden moet worden uitgedrukt. Wat dit betreft moeten de lidstaten beoordelen of bepaalde landcodes als woorden zouden kunnen worden opgevat. Een landcode zou met name aanvaardbaar kunnen zijn zolang redelijkerwijs verwacht mag worden dat de consumenten in het land van verkoop deze juist zouden begrijpen en niet misleid zouden worden. Dit zou het geval kunnen zijn voor afkortingen als “UK”, “USA” of “EU”.

5.2. Wanneer de productbenaming een vermelding van oorsprong bevat en de productbenaming op meerdere plaatsen op de verpakking te vinden is, moet dan elke keer als de productbenaming op het levensmiddel wordt vermeld, de aanduiding van de oorsprong van het primaire ingrediënt worden toegevoegd? Dezelfde vraag geldt voor grafische aanduidingen zoals vlaggen

In artikel 3, lid 2, van de uitvoeringsverordening wordt gespecificeerd dat, wanneer de oorsprong van een levensmiddel in woorden wordt vermeld, de informatie over de oorsprong van het primaire ingrediënt in hetzelfde gezichtsveld moet worden weergegeven als de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel. De uitvoeringsverordening voorziet niet in de speelruimte die het mogelijk zou maken om de oorsprong van het primaire ingrediënt slechts eenmaal te vermelden, als de vermelding van oorsprong van het uiteindelijke levensmiddel meerdere keren op het etiket staat.

Uit de verordening blijkt dat de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt moet worden gepresenteerd op een manier die duidelijk en goed zichtbaar is voor de consumenten, en altijd in hetzelfde gezichtsveld als de vermelding van oorsprong van het product. Dit geldt ook voor vlaggen. Als de verkoopbenaming die een vermelding van oorsprong of vlaggen bevat, meermaals op de verpakking staat, moet de informatie over de oorsprong van het/de primaire ingrediënt(en) dienovereenkomstig worden herhaald.

5.3. Is artikel 13, lid 3, van de verordening ook van toepassing op de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt die wordt verstrekt overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsverordening?

In artikel 13 van de verordening worden algemene beginselen uiteengezet voor de presentatie van verplichte voedselinformatie zoals opgesomd in artikel 9, lid 1, van de verordening en dus ook van de informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst overeenkomstig artikel 26 (artikel 9, lid 1, onder i), van de verordening). De toepassing van de bepalingen van artikel 13 van de verordening mag geen afbreuk doen aan specifieke bepalingen van de Unie die van toepassing zijn op bijzondere categorieën levensmiddelen.

Er worden in de uitvoeringsverordening specifieke eisen gesteld aan de presentatie van de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt. In artikel 3 van de uitvoeringsverordening wordt bepaald dat dergelijke informatie in hetzelfde gezichtsveld moet worden weergegeven als de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het levensmiddel, en met een lettergrootte met een x-hoogte van ten minste 75 % van de x-hoogte van de vermelding van oorsprong van het levensmiddel. Bovendien staat er dat de informatie betreffende de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt in ieder geval in een lettergrootte moet worden weergegeven die niet kleiner is dan 1,2 mm.

De bovengenoemde specifieke voorschriften van de uitvoeringsverordening worden aangevuld door de horizontale bepalingen van artikel 13 van de verordening. Deze zijn cumulatief van toepassing.

Artikel 13, lid 3, van de verordening voorziet in een uitzondering wat betreft de lettergrootte van verplichte vermeldingen voor kleine verpakkingen (met een oppervlak van minder dan 80 cm2). Omdat de bepalingen van artikel 13 van de verordening van toepassing zijn op de verplichte vermeldingen die worden opgesomd in artikel 9, lid 1, van de verordening, zijn zij ook van toepassing op de vermelding van oorsprong van het primaire ingrediënt overeenkomstig artikel 26, lid 3, van de verordening. Voor verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 80 cm2 bedraagt, moet de in artikel 3, lid 2, van de uitvoeringsverordening bedoelde lettergrootte minstens 0,9 mm (x-hoogte) bedragen.