Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020) 825 final — 2020/0361 (COD))

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020) 825 final — 2020/0361 (COD))

16.7.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 286/70


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

(COM(2020) 825 final — 2020/0361 (COD))

(2021/C 286/13)

Rapporteur:

Gonçalo LOBO XAVIER

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 11.2.2021

Europees Parlement, 8.2.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

31.3.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

27.4.2021

Zitting nr.

560

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

235/3/5

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het voorstel voor een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) aangezien er de afgelopen tijd nieuwe en innovatieve (digitale) diensten van de informatiemaatschappij zijn ontstaan, die het dagelijks leven van de EU-burgers veranderen alsook de manier waarop zij communiceren, verbinding maken, consumeren en zakendoen vormgeven en transformeren. Deze diensten hebben een grote bijdrage geleverd aan de maatschappelijke en economische veranderingen in de EU en de rest van de wereld, en de COVID-19-crisis heeft aangetoond hoe cruciaal zij zijn om een betere samenleving tot stand te brengen.

1.2.

Het EESC steunt de inspanningen van de Commissie om te voorkomen dat de interne markt versnipperd raakt door een wildgroei aan nationale regels en voorschriften die het systeem kunnen ondermijnen en die verhinderen dat alle Europese ondernemingen van een sterke eengemaakte markt kunnen profiteren. Het EESC dringt er daarom op aan dat het uitputtende karakter van de wet inzake digitale diensten duidelijk wordt benadrukt. Het EESC is van mening dat dit een kans is om mondiale normen voor digitale markten vast te stellen die Europa kunnen binnenloodsen in dit nieuwe tijdperk, en zo een hoog niveau van consumentenveiligheid en -bescherming te waarborgen.

1.3.

Het EESC is zich ervan bewust dat de discussie over de wet inzake digitale diensten (DSA, Digital Services Act) tijd zal vergen en dat er uiteindelijk compromissen moeten worden gesloten. Toch roept het EESC de Commissie en de lidstaten op om een redelijk tijdschema vast te stellen voor de organisatie van de discussie, een inclusieve openbare raadpleging en de uitvoering van de verordening en de strategie. Het is van fundamenteel belang dat de sociale partners en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij dit proces om voor alle actoren een gelijk speelveld tot stand te brengen, ongeacht of zij in de Europese Unie gevestigd zijn.

1.4.

Gezien het belang van digitale technologieën is het EESC bovendien van mening dat de vaststelling van nieuwe regels en verordeningen om de problemen en uitdagingen van deze technologieën op te lossen, een noodzakelijke prioriteit is geworden. Een nieuwe economie vraagt immers om nieuwe benaderingen.

1.5.

Het EESC is ingenomen met de grotere transparantie van aanbevelingssystemen en reclame. Deze aanbevelingssystemen mogen echter niet worden gedemoniseerd. Wel moet ervoor worden gezorgd dat consumenten alleen de advertenties te zien krijgen die zij willen. In de verordeningen moet de individuele autonomie dan ook worden benadrukt. In dat verband is het EESC van mening dat de artikelen 29 en 30 van de verordening een goed evenwicht tot stand moeten brengen.

1.6.

Het EESC stelt vast dat er veel tekortkomingen zijn met betrekking tot het beginsel van het land van oorsprong en dringt erop aan dat zorgvuldig wordt gekeken naar alternatieve methoden, zoals het beginsel van het land van bestemming, met name voor belasting-, arbeids- en consumentenkwesties, tenzij er op EU-niveau een strengere regelgeving komt om eerlijke concurrentie en een zo hoog mogelijk niveau van consumentenbescherming te waarborgen. Er moet voor worden gezorgd dat voor platformwerkers dezelfde arbeidsrechtelijke bepalingen gelden als in het land waar de dienst wordt verleend, aangezien slechte arbeidsomstandigheden een groot probleem zijn geworden voor een eerlijke concurrentie. Het algemene doel is de interne markt te handhaven en te versterken door gelijke concurrentievoorwaarden voor alle actoren te waarborgen.

1.7.

De transparantieverplichtingen mogen de technologische vooruitgang, met name op het gebied van artificiële intelligentie en computerwetenschappen, niet in de weg staan. Hoewel “black box AI” risico’s met zich meebrengt, kan het ook aanzienlijke voordelen opleveren. Het EESC benadrukt dat de wetgeving moet worden afgestemd op de technische vooruitgang en deze niet in de weg mag staan, rekening houdend met het hoogst mogelijke niveau van bescherming van consumenten en werknemers. Er zou een adequaat kader moeten worden ontwikkeld om bedrijven in staat te stellen de billijkheid, betrouwbaarheid en veiligheid van hun AI-systemen te garanderen.

1.8.

De vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten mag alleen komen te vervallen voor inhoud die duidelijk illegaal is of die bij rechterlijke beslissing als illegaal is aangemerkt. Het EESC beveelt aan om een positieve aansprakelijkheidsregeling in te voeren en deze die in bepaalde omstandigheden op onlinemarktplaatsen toe te passen.

1.9.

De gebruikte definities moeten worden gestroomlijnd en, voor zover mogelijk, worden geharmoniseerd met verwante wetteksten zoals de wet inzake digitale markten, de richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt en de P2B-verordening.

1.10.

De wet inzake digitale diensten maakt deel uit van een groter regelgevingspakket voor de platformeconomie, waarin ook zaken als belastingen, werknemersrechten (met inbegrip van sociale bescherming, gezondheid en veiligheid, recht op organisatie en collectieve onderhandelingen), vermogensverdeling, duurzaamheid en productveiligheid aan de orde moeten komen. Het EESC vestigt de aandacht op de enorme taak om te zorgen voor een goede coördinatie tussen alle relevante instrumenten en initiatieven, vooral op het gebied van intellectuele eigendom, telecommunicatie, gegevens en privacy, productaansprakelijkheid, de audiovisuele sector en, uiteraard, de richtlijn inzake elektronische handel. Er is een goed overzicht nodig van de wijze waarop deze verschillende perspectieven die van invloed zijn op de DSA, met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht.

1.11.

Het EESC zal bijzondere aandacht blijven besteden aan belastingen, gegevensbeheer, arbeidsstatus, arbeidsvoorwaarden en consumentenbescherming, aangezien dit belangrijke factoren zijn die bijdragen tot de soms oneerlijke concurrentie in de digitale economie. Het benadrukt dat deze uitdagingen moeten worden aangepakt in het licht van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, de Digitale Agenda, het Handvest van de grondrechten en de Europese pijler van sociale rechten.

2. Algemene opmerkingen

2.1.

Digitale technologieën kunnen van cruciaal belang zijn voor ons dagelijks leven. Zij kunnen van groot nut zijn voor de samenleving en de economie, en tegenwoordig wordt algemeen erkend dat zij onmisbaar zijn voor de werking van de markt en de manier waarop we met elkaar omgaan, en reële voordelen bieden voor de gemeenschap als geheel. Digitale diensten hebben echter ook aanzienlijke uitdagingen voor individuen, de samenleving en de markt met zich meegebracht. Voor een rechtvaardiger Europa is het zaak dat de digitale sector naar behoren wordt gereguleerd, dat deze voordelen goed worden verdeeld en dat alle marktdeelnemers (burgers, consumenten, werknemers en bedrijven, ongeacht hun omvang) adequaat worden beschermd.

2.2.

De reactie van de Commissie op een aantal documenten, ontwikkelingen in de jurisprudentie en oproepen — enerzijds tot een ambitieuze hervorming van het bestaande rechtskader voor e-handel in de EU met behoud van de kernbeginselen van de aansprakelijkheidsregeling, het verbod op algemeen toezicht en de internemarktclausule, en anderzijds tot een geactualiseerde, eerlijkere en concurrerende digitale markt — is toegespitst op twee hoofdgebieden: de wet inzake digitale diensten en de wet inzake digitale markten.

2.3.

Met de wet inzake digitale diensten moet de EU zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming in Europa voor verschillende aspecten van de digitale economie, met name op digitale platforms. De belangrijkste en meest controversiële aspecten van dit voorstel zijn het bestrijden van illegale inhoud en het vergroten van de transparantie in de wijze waarop reclame zich richt tot een bepaald publiek.

2.4.

Met de wet inzake digitale markten (DMA) focust de Commissie zich op de manier waarop de Europese digitale markt functioneert en tracht ze deze evenwichtiger, concurrerender en innovatiever te maken en mensen meer en betere diensten te bieden, door een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers tot stand te brengen.

2.5.

Het EESC is dan ook ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de digitale economie verder te reguleren en deze zowel voor de samenleving als voor de economie betrouwbaar te maken. Burgers, werknemers en marktdeelnemers, met name kmo’s en kwetsbare individuen, hebben behoefte aan waarborgen bij het gebruik van digitale platforms en de veiligheid moet bij alle transacties worden gegarandeerd, zowel wat inhoud als wat economische transacties en zelfs intellectuele-eigendomsrechten betreft.

2.6.

De EU-regels voor de cyberspace worden steeds complexer en meer versnipperd. Er moeten inspanningen worden geleverd om deze begrijpelijker en samenhangender te maken. Al te complexe regels kunnen nadelig zijn voor zowel bedrijven als burgers: innovatie wordt erdoor afgeremd, de kosten lopen op en het wordt voor mensen moeilijker om hun rechten uit te oefenen. Het EESC is dan ook ingenomen met het voornemen van de Commissie om de procedurele aspecten van de handhavingsregels in de lidstaten te coördineren en te stroomlijnen, en met haar keuze voor een rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument.

2.7.

Het EESC benadrukt dat de DSA coherent moet zijn met het potentiële rechtskader voor andere relevante kwesties in verband met de platformeconomie, zoals de rechten van werknemers (waaronder sociale bescherming, gezondheid en veiligheid, het recht op organisatie en collectieve onderhandelingen) (1), belastingheffing en verdeling van de rijkdom, en duurzaamheid. Deze uitdagingen moeten op Europees niveau en in het licht van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, de Digitale Agenda, het Handvest van de grondrechten en de Europese pijler van sociale rechten worden aangepakt. Wat de toekomstige initiatieven van de Commissie betreft, zal het EESC bijzonder waakzaam zijn als het gaat om belastingen, gegevensbeheer, arbeidsstatus, arbeidsvoorwaarden en consumentenbescherming, aangezien dit belangrijke factoren zijn die bijdragen tot de soms oneerlijke concurrentie in de digitale economie.

2.8.

De regelgeving inzake de cyberspace moet zo toekomstbestendig en technologisch neutraal mogelijk zijn. Dit zal voor iedereen duidelijkheid en marktkansen scheppen, met de nadruk op consumentenbescherming en veiligheid.

2.9.

Het is belangrijk dat de Commissie op het gebied van digitale belastingen initiatieven neemt in het kader van de internationale besprekingen waarbij de beginselen van billijkheid en transparantie, verdeling van welvaart en duurzaamheid gewaarborgd zijn, en dat zij onderstreept dat deze kwesties op Europees niveau en in overeenstemming met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, de digitale strategie, het Handvest van de grondrechten en de Europese pijler van sociale rechten moeten worden aangepakt.

3. Specifieke opmerkingen

3.1.

Betere en efficiëntere regelgeving, onder meer om oneerlijke mededinging te voorkomen, is een van de belangrijkste thema’s in deze nieuwe economie. De Commissie is, net als het EESC, van mening dat er nieuwe instrumenten en benaderingen nodig zijn om een markt te reguleren waarvoor de gebruikelijke instrumenten en procedures niet meer geschikt zijn. Het “normale” regelgevingskader voor mededinging volstaat niet om de uitdagingen en moeilijkheden in verband met Big Tech-bedrijven efficiënt het hoofd te bieden.

3.2.

Het EESC dringt aan op duidelijkere regels, zoals die welke de Commissie wil onderzoeken op basis van een vereenvoudigde en versnelde internemarktregelgeving voor de digitale wereld. De EU moet haar regelgevingsinstrumentarium up-to-date maken om niet alleen de problemen in verband met poortwachterplatforms, maar ook die van de digitale markten doeltreffend aan te pakken. De nieuwe economie vraagt om andere maatregelen en het EESC is dan ook ingenomen met het initiatief voor een wet inzake digitale markten (2).

3.3.

Bij alle regelgevende maatregelen moet rekening worden gehouden met de Europese digitale soevereiniteit, niet alleen om bedrijven te beschermen maar ook om werknemers, consumenten en burgers te beschermen. Als gevolg van de COVID-19-crisis zijn de verkoop van onveilige producten, nepbeoordelingen, oneerlijke handelspraktijken en andere schendingen van het consumentenrecht, piraterij en namaak op digitale platforms tot een onaanvaardbaar hoog niveau gestegen. Dit illustreert het belang van het DSA-initiatief en de dringende noodzaak om actie te ondernemen.

3.4.

Ook is het duidelijk dat de handhavingsmechanismen ter bestrijding van fraude en illegale activiteiten in verband met digitale platforms een uitdaging vormen: zij zorgen ervoor dat bedrijven die het meest profiteren van de digitale economie ook meer verantwoordelijkheden hebben. Het EESC is van mening dat de DSA een cruciale rol moet spelen om het vertrouwen in de markt te herstellen en de lidstaten ertoe te bewegen een snel en efficiënt handhavingsmechanisme vast te stellen dat alle lidstaten ten goede komt en rekening houdt met hun verschillende situaties. Het EESC is ingenomen met het feit dat de tekortschietende handhaving op het gebied van illegale onlinereclame zeer waarschijnlijk zal verbeteren als gevolg van de DSA.

3.5.

Welk handhavingssysteem en -mechanisme er ook wordt gekozen, de Commissie en de lidstaten dienen voldoende middelen toe te wijzen om te investeren in personeel, opleidingssystemen, software en hardware die het vertrouwen in de markt en in individuele personen kunnen versterken. Daarom moeten allereerst de kosten voor de uitvoering van de DSA in kaart worden gebracht evenals de verwachte kosten voor de samenleving indien geen actie wordt ondernomen, en moeten adequate voorwaarden worden geschapen die nodig zijn om elke lidstaat aan boord te krijgen.

3.6.

Als het gaat om het toepassingsgebied van de DSA, doet de grootte van een onderneming er wel degelijk toe: niet alle ondernemingen mogen op dezelfde manier worden behandeld, om oneerlijke concurrentie op basis van financiële macht en omvang te voorkomen. Het voorgestelde criterium, namelijk het aantal werknemers, lijkt echter ontoereikend en gemakkelijk te omzeilen. Dit is met name van belang aangezien veel van de in de voorgestelde verordening opgenomen verplichtingen voor platforms niet van toepassing zijn op micro- of kleine ondernemingen, zoals de verplichtingen inzake klachtenbehandeling, misbruik, melding van strafbare feiten, transparantie van reclame, onafhankelijke audits en betrouwbare flaggers.

3.7.

Niettemin benadrukt het EESC dat het belangrijk is om kmo’s, micro-ondernemingen en ondernemingen in de sociale economie te beschermen. Wellicht kunnen deze de nalevings- en investeringskosten niet betalen; zij mogen niet de dupe worden van de uitvoering van een verordening die juist zou moeten zorgen voor een eerlijke concurrentie. Het EESC dringt er daarom op aan dat wordt gezocht naar alternatieve criteria om micro- en kleine ondernemingen te definiëren (artikel 16), zoals de jaaromzet of de eigendoms- of organisatiestructuur.

3.8.

Het EESC is ingenomen met de aanpassingsperiode voor bedrijven die tot de categorie zeer grote onlineplatforms behoren (artikel 25, lid 4). Vaak zijn deze bedrijven zeer snel gegroeid, en moeten zij een eerlijke kans krijgen om zich aan te passen aan de strengere eisen en plichten die in het voorstel zijn vastgesteld.

3.9.

Hoewel in het voorstel duidelijk wordt gesteld dat het als “lex generalis” moet worden opgevat, bevatten verschillende instrumenten veel nauw verwante definities die de naleving zeer omslachtig kunnen maken en extra kosten voor ondernemingen en consumenten met zich mee kunnen brengen. Zo wordt in dit voorstel het begrip “onlineplatform” gedefinieerd; het begrip “platform” wordt niet gedefinieerd maar wel gebruikt in de P2B-verordening (Verordening (EU) 2019/1150 (3)); in de richtlijn digitale eengemaakte markt (Verordening (EU) 2019/790 (4)) wordt het begrip “aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content” gebruikt, en in het voorstel voor de wet inzake digitale markten wordt verwezen naar “poortwachters” en “kernplatformdiensten”.

3.10.

Met de opkomst van digitale diensten zijn bedrijfsmodellen geëvolueerd en complexer geworden en is het onderscheid tussen de verschillende actoren vervaagd. Gezien de snelle ontwikkelingen in de sector, die een uitdaging vormen voor de regelgevers, is er behoefte aan duidelijke definities. Het EESC beveelt aan om de begrippen “platforms”, “gebruikers” en “afnemers” (in het voorstel worden beide termen gebruikt, maar “afnemers” komt veel vaker voor), “consumenten” en “werknemers” in de digitale economie duidelijker te definiëren.

3.11.

Volgens het huidige voorstel zijn de regels inzake de traceerbaarheid van handelaren alleen van toepassing “wanneer een onlineplatform consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan” (artikel 22). Een alternatief zou kunnen zijn om deze aanbieders/platforms, die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, als “marktplaatsen” te definiëren en te verduidelijken welke regels van toepassing zijn op die categorie tussenpersonen.

3.12.

De ontwikkeling van gedragscodes uit hoofde van de artikelen 35 en 36 dient op een open en participatieve wijze te geschieden. Organisaties die gebruikers en afnemers vertegenwoordigen, maatschappelijke organisaties, sociale partners en relevante autoriteiten moeten hierbij worden betrokken.

3.13.

Het EESC stelt vast dat er veel tekortkomingen zijn met betrekking tot het beginsel van het land van oorsprong en dringt erop aan dat zorgvuldig wordt gekeken naar alternatieve methoden, zoals het beginsel van het land van bestemming, met name voor belasting-, arbeids- en consumentenkwesties, tenzij er op EU-niveau een strengere regelgeving komt om eerlijke concurrentie en een zo hoog mogelijk niveau van consumentenbescherming te waarborgen. Er moet voor worden gezorgd dat voor platformwerkers dezelfde arbeidsrechtelijke bepalingen gelden als in het land waar de dienst wordt verleend, aangezien slechte arbeidsomstandigheden een groot probleem zijn geworden voor een eerlijke concurrentie. Het algemene doel is de interne markt te handhaven en te versterken door gelijke concurrentievoorwaarden voor alle actoren te waarborgen.

3.14.

Voorts mag het in de artikelen 8 en 9 van het voorstel beschreven systeem niet worden beschouwd als een alternatief voor de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, en moet worden verduidelijkt dat de regels inzake weigering van erkenning en weigering van tenuitvoerlegging geldig en van toepassing blijven.

3.15.

Het EESC is ingenomen met de verduidelijking dat onderzoeken op eigen initiatief geen gevolgen hebben voor de toepasbaarheid van aansprakelijkheidsvrijstellingen (artikel 6) en dat er nog altijd geen algemene verplichting inzake toezicht is (artikel 7). Deze regels mogen echter geen afbreuk doen aan de verplichting van onlinemarktplaatsen om regelmatig controles uit te voeren op handelaren en op aangeboden producten en diensten, zoals bepaald in artikel 22.

3.16.

Ook moet worden verduidelijkt of de eerste zin van artikel 12, lid 1, betrekking heeft op informatie zoals technische gegevens die in een SaaS-overeenkomst (“Software as a Service”) aan een softwareleverancier worden verstrekt.

3.17.

Het EESC is ingenomen met de gedetailleerde regeling van de kennisgevingsprocedure en de interne klachtenafhandelingsprocedure, en met de waarborgen die het voorstel biedt. Het EESC is echter van mening dat de aansprakelijkheidsvrijstelling (artikel 5) alleen kan worden uitgesloten wanneer de inhoud duidelijk illegaal is volgens de nationale wetgeving in het land van oorsprong of volgens rechtstreeks toepasselijke EU-wetgeving, of wanneer een rechtbank heeft vastgesteld dat deze illegaal is. Anders zullen tussenpersonen ertoe worden aangezet om inhoud standaard te verwijderen. De juridische beoordeling van bepaalde soorten inhoud kan zeer complex zijn en tussenpersonen mogen niet aansprakelijk worden gesteld als zij illegale inhoud niet hebben verwijderd. Dit is in overeenstemming met de opschortingsverplichting van artikel 20, dat betrekking heeft op manifest illegale inhoud.

3.18.

De totstandbrenging van digitale diensten is hoofdzakelijk gebaseerd op het vermogen om gegevens te beheren en er toegang toe te krijgen. In dit verband is het belangrijk te herinneren aan de Datagovernanceverordening (COM(2020) 767 final), waarin de mogelijkheid wordt genoemd om “gegevenscoöperaties” op te richten, een instrument dat kleine en middelgrote ondernemingen en eenmansbedrijven kan helpen die misschien niet in staat zijn om individueel toegang te krijgen tot grote hoeveelheden gegevens of deze te verwerken. Deze structuren zouden een gedeelde participatieve governance kunnen bieden voor het beheer van bemiddelings-, uitwisselings- of gegevensuitwisselingsdiensten tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en ondernemers, die gegevens kunnen verstrekken maar ook zelf gegevens kunnen opvragen.

4. Uitvoeringsstrategie — dingen voor elkaar krijgen

4.1.

In het voorstel staat dat het effectbeoordelingsverslag de onderlinge verbanden tussen de wet inzake digitale diensten en het bredere regelgevingskader heeft verduidelijkt, door meer gedetailleerde beschrijvingen van de beleidsopties te geven en door het onderliggende bewijsmateriaal dat in het herziene effectbeoordelingsverslag werd aangepakt, nader te analyseren. Dit is van cruciaal belang, maar betekent niet dat de samenleving niet ongerust zal blijven over alle betrokken variabelen, en voorzichtig zal blijven. Het belang van digitale diensten in onze economie en samenleving, maar ook de steeds grotere risico’s die zij met zich meebrengen, zullen blijven toenemen.

4.2.

Met betrekking tot de toegevoegde waarde bij de handhaving van maatregelen zorgt het initiatief voor aanzienlijke efficiëntieverbeteringen in de samenwerking tussen de lidstaten en in de uitwisseling van bepaalde middelen voor technische bijstand op EU-niveau, voor het inspecteren en controleren van systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen en onlinereclame op zeer grote onlineplatforms. Dit zal de handhavings- en toezichtsmaatregelen doeltreffender maken, aangezien het huidige systeem grotendeels afhankelijk is van de beperkte toezichtcapaciteit in een klein aantal lidstaten. Het voorstel moet echter worden verbeterd om ervoor te zorgen dat de handhaving en de verhaalprocedures voor consumenten doeltreffend en snel verlopen. De DSA moet corrigerende maatregelen omvatten, met inbegrip van schadevergoeding, voor consumenten wanneer ondernemingen hun verplichtingen uit hoofde van de DSA niet nakomen.

4.3.

In het voorstel staat dat de Commissie een alomvattend kader zal vaststellen voor een permanente controle van de output, de resultaten en het effect van dit wetgevingsinstrument vanaf de datum van toepassing. Op basis van het vastgestelde controleprogramma is het de bedoeling dat het instrument binnen vijf jaar na de inwerkingtreding ervan wordt geëvalueerd. Het EESC denkt niet dat dit een redelijke termijn is die het vertrouwen van de markt en de burgers zal wekken en die voor de nodige samenhang met de herziening van de richtlijn inzake elektronische handel zal zorgen. De Commissie dient te voorzien in een regelmatige evaluatie, om de twee jaar.

4.4.

De regels moeten effectief worden gecommuniceerd en mogen het imago van de EU niet schaden. De bescherming van de EU-burgers en de consumentenbescherming moeten tot de hoofdpunten van de toekomstige communicatie en handhaving behoren. De EU is een gastvrije plaats voor bedrijven, werknemers en burgers, ook van buiten de EU, en moet dat ook blijven. De verordening mag niet overkomen als een last of belemmering, maar veeleer als een evenwichtige benadering van de internetregelgeving van de 21e eeuw, waarin normen worden vastgesteld voor een betere en eerlijkere digitale economie en een veiliger onlineruimte, en vitale democratieën worden beschermd.

5. Grondrechten

5.1.

De rechten van werknemers, het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming, privacy en bescherming van persoonsgegevens en fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van ondernemerschap en het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van meningsuiting, gedachte en mening, moeten naar behoren worden gewaarborgd, in overeenstemming met de wetgeving en met het Handvest van de grondrechten. Het voorstel zou erop gericht moeten zijn een goed evenwicht te vinden op dit gebied.

5.2.

Een belangrijk aspect van het voorstel is de procedurele billijkheid. Maar als de stimulansen niet goed op elkaar zijn afgestemd zal dat niet volstaan om daadwerkelijke en effectieve billijkheid te waarborgen. Een brede definitie van “illegale inhoud” of, zoals sommigen hebben voorgesteld, “schadelijke inhoud”, kan de vrijheid van mening en meningsuiting beperken.

5.3.

De menselijke waardigheid wordt gewaarborgd door sterke en duidelijke regels inzake de bescherming van burgers en consumenten. Deze aspecten spelen een belangrijke rol in het voorstel en moeten behouden blijven.

5.4.

Het door de DSA voorgestelde kader biedt de autoriteiten de juiste instrumenten om manipulatie, risico’s van discriminatie en andere vormen van misbruik te voorkomen, te monitoren en aan te pakken. Het EESC is van mening dat de EU en haar lidstaten aanzienlijke middelen moeten investeren en ervoor moeten zorgen dat deze ten goede komen aan de samenleving als geheel.

5.5.

Om het risico van discriminatie te beperken, zouden de EU en haar lidstaten voldoende middelen moeten investeren in de controle van en het toezicht op de door de platforms gebruikte algoritmen. Het EESC waardeert de verbeterde toegang tot gegevens en algoritmen en beveelt aan dat deze toegang gewaarborgd is voor zowel overheidsinstanties op alle niveaus als voor erkende onafhankelijke onderzoekers en maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor het algemeen belang.

Brussel, 27 april 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1) European Commission consultation on improving the working conditions in platform work.

(2) Advies van het EESC over de wet inzake digitale markten (zie bladzijde 64 van dit Publicatieblad).

(3)PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57.

(4)PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92.