Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 5/2021 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092
Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 5/2021 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092
14.4.2021 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 131/27 |
Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 5/2021 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092
(2021/C 131/02)
I. INLEIDING
1. | De Commissie heeft op 13 juni 2018 een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds (1) (“het fonds”). |
2. | Tijdens zijn zitting van 19 november 2018 heeft de Raad een partiële algemene oriëntatie (2) over het voorstel aangenomen, waarbij alle bepalingen met gevolgen voor begrotingsaangelegenheden tussen vierkante haken zijn gelaten, aangezien de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader 2021-2027 moesten worden afgerond opdat de Raad zijn standpunt kon bepalen. Bepalingen met betrekking tot derde landen die in het kader van het fonds als geassocieerde landen moeten worden beschouwd (artikel 5), werden ook tussen vierkante haken geplaatst en buiten het onderhandelingsmandaat van de Raad gelaten. |
3. | Het Europees Parlement heeft op 21 november 2018 op commissieniveau over zijn verslag gestemd (3). Op 12 december 2018 heeft de plenaire vergadering het verslag aangenomen en aldus het mandaat verleend om onderhandelingen met de Raad aan te knopen. |
4. | Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 12 december 2018 zijn advies (4) goedgekeurd. |
5. | Na de trialogen van 16 januari en 5 februari 2019 zijn het Europees Parlement en de Raad op 19 februari 2019 tot een volledige gemeenschappelijke lezing gekomen over het voorstel, met uitzondering van de in punt 2 genoemde bepalingen tussen vierkante haken. |
6. | Op 27 februari 2019 heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers nota genomen van het voortgangsverslag waarin de gemeenschappelijke lezing tot uiting komt (5), en daarbij bevestigd dat de onderhandelingen met het Europees Parlement zullen worden hervat zodra de Raad over een mandaat voor alle onderdelen van het voorstel beschikt. |
7. | Op basis van de gemeenschappelijke lezing heeft het Europees Parlement op 18 april 2019 (6) zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld. |
8. | In zijn conclusies van 21 juli 2020 (7) heeft de Europese Raad horizontale richtsnoeren verstrekt voor alle aangelegenheden met gevolgen voor de begroting. In het licht hiervan heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers het voorzitterschap op 30 september 2020 opdracht gegeven (8) de onderhandelingen met het Europees Parlement te hervatten met het oog op een akkoord over de gehele tekst. |
9. | Na een trialoog op 30 november 2020 bereikten het Europees Parlement en de Raad, met de steun van de Europese Commissie, op 14 december 2020 een voorlopig politiek akkoord over een definitieve compromistekst. Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft het akkoord op 18 december 2020 goedgekeurd (9); de Commissie ITRE van het Europees Parlement deed dit op 14 januari 2021. |
10. | De voorzitter van de Commissie ITRE heeft op 21 januari een brief gestuurd aan de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers, waarin hij meedeelt dat, indien de Raad zijn tijdens de trialogen overeengekomen standpunt, bijgewerkt door de juristen-vertalers, formeel aan het Europees Parlement toezendt, hij de plenaire vergadering zal aanbevelen het standpunt van de Raad in eerste lezing te aanvaarden zonder amendementen in tweede lezing van het Europees Parlement. |
II. DOELSTELLING
11. | De algemene doelstelling van het fonds bestaat in het bevorderen van het concurrentievermogen, de efficiëntie en het innovatievermogen van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB), door gezamenlijke acties en grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten in de hele Unie te ondersteunen, de flexibiliteit van de defensietoeleverings- en -waardeketens te versterken en te verbeteren, de grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten uit te breiden en een betere benutting van het industriële potentieel voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen. |
III. ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING
Algemene opmerkingen
12. | De Raad en het Europees Parlement hebben onderhandelingen gevoerd met als doel een akkoord in vervroegde tweede lezing te sluiten op basis van een standpunt van de Raad in eerste lezing, dat het Europees Parlement ongewijzigd kan goedkeuren. In de tekst van het standpunt van de Raad in eerste lezing komt het tussen de twee wetgevers bereikte compromis volledig tot uiting. |
13. | Subsidiabele entiteiten: De Raad is het eens met het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing met betrekking tot de bepalingen inzake subsidiabele entiteiten, die gebaseerd zijn op het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie. |
14. | Subsidiabele acties: De Raad steunt het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing met betrekking tot subsidiabele acties en stemt ermee in dat ten minste 4 % en maximaal 8 % van de financiële middelen moet worden uitgetrokken voor oproepen tot het indienen van voorstellen of voor het toekennen van financiering ter ondersteuning van disruptieve defensietechnologie. Dat is een verhoging ten opzichte van het oorspronkelijk door de Europese Commissie voorgestelde plafond van 5 %. |
15. | Ethiek: De Raad steunt het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing dat acties voor de ontwikkeling van producten en technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie krachtens het toepasselijke internationale recht verboden is, niet in aanmerking komen voor steun uit het fonds. Voorts is de Raad het eens met het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing wat betreft de niet-subsidiabiliteit van activiteiten gericht op de ontwikkeling van dodelijke autonome wapens, dat verder gaat dan het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie. |
16. | Beheer: De Raad steunt het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing dat aan de Europese Commissie uitvoeringsbevoegdheden moeten worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van werkprogramma’s en het toekennen van financiering aan specifieke onderzoeks- en ontwikkelingsacties. Voor de vaststelling van dergelijke uitvoeringshandelingen wordt de onderzoeksprocedure gevolgd, waarbij de ontwerpuitvoeringshandeling niet kan worden vastgesteld indien het programmacomité geen advies heeft uitgebracht. Het fonds wordt uitgevoerd in direct beheer, maar indien gerechtvaardigd kunnen specifieke acties worden uitgevoerd in indirect beheer door de in artikel 62, lid 1, onder c), van het financieel reglement bedoelde organen. Deze afwijking geldt echter niet voor de selectie- en gunningsprocedure. |
17. | Coherentie: De Raad steunt het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing, dat, in overeenstemming met het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie, voorziet in een verhoging van het financieringspercentage met tien procentpunten voor acties die worden ontwikkeld in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO). |
Specifieke opmerkingen
18. | Tijdens de meest recente trialoog op 14 december 2020 konden de twee wetgevers een compromis bereiken over de volgende kwesties. |
19. | Duur: De twee wetgevers bereikten overeenstemming over de looptijd van het fonds. Bij artikel 1 wordt het fonds opgericht voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, in overeenstemming met de looptijd van het meerjarig financieel kader 2021-2027. |
20. | Financiële middelen: Overeenkomstig het kaderprogramma Horizon Europa bereikten de twee wetgevers voorts overeenstemming over een totaalbedrag van 7 953 000 000 EUR in lopende prijzen voor het fonds. De verdeling van dit totaalbedrag over acties op het gebied van “onderzoek” en “ontwikkeling” blijft evenredig met de verdeling in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie. Het standpunt van de Raad in eerste lezing bevat geen “ontvangstclausule” waarmee de lidstaten zouden kunnen verzoeken om middelen die hun in gedeeld beheer zijn toegewezen, naar het fonds over te dragen, waar mogelijk te eigen bate. De Raad is overeengekomen een dergelijke clausule niet op te nemen omdat het Europees Parlement en de Europese Commissie ethische en praktische bezwaren hadden. In het standpunt van de Raad in eerste lezing is de doelstelling van 30 % uit het meerjarig financieel kader 2021-2027 met betrekking tot het integreren van klimaatuitgaven in alle EU-programma’s terug te zien. Het bevat ook een bepaling over het integreren van biodiversiteitsmaatregelen in alle beleidsgebieden. |
21. | Deelname derde landen: De Raad en het Europees Parlement stemden in met het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie betreffende “geassocieerde landen”. Artikel 5 van het standpunt van de Raad in eerste lezing stelt het fonds open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden. |
IV. CONCLUSIE
22. | Het standpunt van de Raad in eerste lezing over de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds sluit volledig aan bij het compromis dat is bereikt tijdens onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Raad en het Europees Parlement, met de steun van de Commissie. |
23. | Het Comité van permanente vertegenwoordigers wordt dienovereenkomstig verzocht de Raad in overweging te geven:
|
24. | Nadat het Europees Parlement zijn standpunt in tweede lezing heeft vastgesteld en het standpunt van de Raad zonder amendementen heeft goedgekeurd, treedt de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU. |
(1) Doc. 10084/18 + ADD 1.
(2) Doc. 14094/1/18 REV 1.
(3) P8_TA(2018)0516, de bevoegde commissie: de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE), met Zdzisław Krasnodębski als rapporteur en David McAllister (Commissie buitenlandse zaken - AFET) als corapporteur (PB C 388 van 13.11.2020, blz. 623).
(4) CCMI/162 (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 75).
(5) Doc. 6733/1/19 REV 1.
(6) EP-PE_TC1-COD(2018)0254.
(7) Doc. 00010/20.
(8) Doc. 11394/20.
(9) Doc. 14285/20.